Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Minister, collega’s, in de vorige legislatuur zijn er een aantal hefboomprojecten onder andere rond de figuur van Bruegel, Van Eyck en Rubens opgezet met toch wel succes. Er kan dus nog heel wat gebeuren rond de Vlaamse Meesters. Ik ben dan ook blij dat u dat project wilt verderzetten. Een unieke kapstok is natuurlijk ook de opening van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) in september dit jaar.
Tijdens de vorige legislatuur heeft Openbaar Kunstbezit Vlaanderen met middelen van Toerisme Vlaanderen het project ‘Vlaamse Meesters in Situ’ opgezet. Dat project liet de bezoeker kennismaken met verborgen erfgoedparels in 45 sites – kerken, kapelletjes, kastelen en stadhuizen – in vooral kleinere Vlaamse steden en gemeenten.
In uw beleidsnota hebt u ook aangekondigd dat dit tijdelijk initiatief, op voorwaarde van een draagvlak bij de lokale besturen en gemeenschappen, verdergezet zou worden door Toerisme Vlaanderen en dat er daarvoor een Vlaanderenbreed netwerk opgezet zou worden.
Minister, in mei vorig jaar polste ik bij u naar de concrete uitwerking van de voortzetting van het in situproject. U gaf toen mee dat de voortzetting van dat project deel zou uitmaken van het grote project rond de Vlaamse Meesters. Het concrete plan van aanpak was toen nog in volle opmaak en zou met de betrokken partners en stakeholders en in lijn met de visie ‘Reizen naar Morgen’ opgemaakt worden.
Daarnaast is ook sprake om het concept rond Vlaamse Meesters te verbreden naar andere kunstenaars en wetenschappers. De hele strategische oefening rond dat grote project over Vlaamse Meesters zou zijn afgerond eind 2021.
Minister, is de strategische oefening afgewerkt en kunt u een concrete toelichting geven over de nieuwe aanpak van het Vlaamse Meesters-programma en de verdere promotie van de Vlaamse Meesters als grote troef voor Vlaanderen?
In welke zin worden de ‘oude’ Vlaamse Meesters verbreed en kunt u de keuze die u nu gemaakt hebt concreet toelichten?
Hoe zal het project ‘Vlaamse Meesters in Situ’ geïntegreerd worden in het grote Vlaamse Meesters-project? Welke voorbereidingen zijn daarvoor op heden al getroffen? Welke rol is er daarvoor nog weggelegd voor Openbaar Kunstbezit Vlaanderen, dat vorig jaar of een aantal jaren geleden daarvan de initiatiefnemer was? Is er voldoende draagvlak bij lokale besturen voor een verderzetting of uitbreiding van het programma ‘Vlaamse Meesters in Situ’? Dat was wel een belangrijke voorwaarde daarvoor.
Hoe gaan we dat Vlaanderenbreed netwerk rond de Vlaamse Meesters concreet vorm geven? Zal Toerisme Vlaanderen samenwerken met andere publieke of private spelers? Hoe wordt die samenwerking concreet vormgegeven?
Minister Demir heeft het woord.
De strategische oefening om het beleid rond Vlaamse Meesters voort te zetten, is inmiddels afgerond. Het nieuwe strategische kader moet de reputatie en de aantrekkingskracht van onze wereldbekende Vlaamse Meesters versterken.
Op korte termijn zal dit strategische kader de basis vormen van de aanstaande relancesubsidieoproep rond Vlaamse Meesters die begin april zal worden opengesteld.
Op langere termijn moet dit kader ervoor zorgen dat Vlaanderen een kunst- en erfgoedbestemming van het allerhoogste niveau kan zijn en blijven.
De krachtlijnen van de nieuwe strategie worden vanaf maart voorgesteld tijdens enkele sectormomenten. De sectormomenten zijn het begin van een participatief traject waarbij Toerisme Vlaanderen samen met de sector het nieuwe programma concreet zal vormgeven met als scope 2030.
De echte start van het programma valt samen met de prestigieuze opening van het KMSKA dit najaar.
Ik kom tot uw tweede vraag. In mijn beleidsnota stelde ik inderdaad dat een verbreding van het concept Vlaamse Meesters aan de orde is. De nieuwe strategie, waarvan de verbreding één element is, wordt binnenkort bekendgemaakt. Er wordt op twee vlakken verbreed, zowel qua tijdsbestek als qua disciplines.
De verbreding qua tijdsbestek gebeurt als volgt: op basis van een grondige potentieelinschatting werd er beslist om in de tijd te verbreden tot en met het interbellum ongeveer. Concreet gaat het om Vlaams meesterschap van oude én moderne meesters, van de 15de eeuw tot en met het interbellum. Ook hedendaagse interpretaties van dit meesterschap uit deze periode kunnen mee worden opgenomen.
Daarnaast is er de verbreding qua disciplines. Vlaanderen was in die periode niet enkel belangrijk vanwege de schilderkunst, maar het was ook innoverend op het vlak van andere kunsttakken en disciplines, zoals beeldhouwkunst, wandtapijtkunst, prentkunst enzovoort.
Vervolgens antwoord ik op uw derde vraag. Zoals u weet, zal Toerisme Vlaanderen het project ‘Vlaamse Meesters in Situ’ zelf voortzetten. Binnen de verhaallijn Vlaamse Meesters moet ‘Vlaamse Meesters in Situ’ een referentieproject worden dat de principes van ‘Reizen naar Morgen’ in de praktijk brengt, de uitstraling van Vlaamse Meesters op bijzondere plekken vergroot en het imago van Vlaanderen als unieke kunst- en erfgoedbestemming opschroeft.
‘Vlaamse Meesters in Situ’ krijgt daarom een kwalitatieve opschaling op het vlak van branding, communicatie, promo en ontsluiting. Met een nieuwe communicatiestrategie is het de bedoeling om de bekendheid van het project te vergroten en om de unieke meerwaarde uit te spelen van Vlaamse Meesters op bijzondere plekken. Toerisme Vlaanderen zal daarbij maximaal inzetten op participatie om samen met enthousiaste plekhouders en alle relevante partners tot het beoogde resultaat te komen.
Openbaar Kunstbezit Vlaanderen is natuurlijk de bedenker en uitvoerder van het hefboomproject. In die zin is het vanzelfsprekend dat zij een prioritaire partner zijn bij de voortzetting van het project.
Ten slotte kom ik tot uw vierde vraag. Vlaanderen kent een zeer ruim aanbod van diverse belevingen rond Vlaamse Meesters. In vele gevallen staan deze initiatieven echter op zichzelf.
Toerisme Vlaanderen zal faciliterend werken om die individuele initiatieven op elkaar af te stemmen en te clusteren. Dit blijft uiteraard vrijwillig, we kunnen niemand dwingen om hierin mee te stappen. Tijdens de sectormomenten in maart zal Toerisme Vlaanderen dit actief bevragen.
Daarnaast gaat Toerisme Vlaanderen op zoek naar partners die een trekkersrol wensen op te nemen voor specifieke netwerken.
De verdere ontwikkeling van een netwerk als ‘Vlaamse Meesters in Situ’ is een concreet voorbeeld.
Verder onderzoekt Toerisme Vlaanderen de meerwaarde van een Rubensnetwerk. In 2027 is het immers 450 jaar geleden dat de grote meester geboren werd.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik begrijp dat die strategische oefening werd afgerond en dat die de basis zal vormen voor de relanceoproepen die in april zullen worden gelanceerd.
Alleen een beetje jammer dat we nog geen inkijk krijgen in die grote lijnen daarvan. Die zijn voorbehouden voor de sector en zullen op de sectormomenten verder worden toegelicht. ‘Vlaamse Meesters in Situ’ wordt daarin mee opgenomen, met een verdere kwaliteitsopschaling en een betere bekendmaking en promotie van een aantal erfgoedpareltjes op die unieke sites.
Ik had nog een bijkomende vraag. Om dat allemaal verder te promoten gaat het uiteraard richting de Vlamingen maar uiteraard is het ook een internationale troef. Uit ambassadeursonderzoek is ook gebleken dat Vlamingen meer en meer die troeven kennen en ook uitspelen. Maar om dat ook internationaal uit te dragen is het belangrijk dat er wordt afgestemd met bijvoorbeeld Buitenlandse Zaken, met Flanders Investment & Trade (FIT), met Cultuur, Jeugd en Media. De verschillende beleidsdomeinen zijn in structureel overleg met elkaar om een internationaal cultuurbeleid op te zetten en daarin een toekomstig ambassadeursprogramma een plaats te geven. Die concrete modaliteiten hebben nog niet verder vorm gekregen. Dat was althans het antwoord op mijn vraag in oktober 2021. Maar wat het ambassadeursprogramma betreft werd gemikt op de tweede helft van 2022. Ik weet niet of er daarrond ondertussen al een iets concretere duiding kan worden gegeven?
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Ik wil even inpikken op die verbreding, waar ik uiteraard enthousiast over ben, zowel wat betreft het tijdsbestek, maar ook wat betreft de disciplines. Minister, u verwees naar beeldhouwkunst, tapijtbewerking en dergelijke meer, maar ik heb toevallig gisteren een antwoord gekregen op mijn schriftelijke vraag waarin ik ook polste naar de verbreding richting de wetenschappers, die ook al heel wat belangrijke bijdragen hebben geleverd op het vlak van bijvoorbeeld anatomie, wiskunde en kosmografie. Minister, u hebt aangekondigd dat u dit eigenlijk apart als intellectueel erfgoed ziet, maar dat u uiteraard de koppeling zult maken met de Vlaamse Meesters en die thema’s kansen zult geven als groeitraject. Dat is zeer positief en we moeten daar absoluut op inzetten. Ik zie daar ook heel veel potentieel in, zowel op het vlak van tentoonstellingen, maar ook op het vlak van fiets- en wandelroutes waarmee we het leven van die wetenschappers kunnen weergeven. ‘Hij is hier geboren’, ‘hij liep hier school’, en dergelijke meer. Dat is ook iets wat u misschien kunt meenemen in de uitrol of de uitwerking van het intellectuele erfgoed.
We weten ook dat de KU Leuven binnenkort, in 2025, haar zeshonderdjarig bestaan viert. Dat is misschien ook wel een interessant momentum. Ik geef het maar mee om ook die wetenschappersverbreding mee te nemen.
Mevrouw Van den Brande heeft het woord.
Ook wij met Groen zijn uiteraard voorstander van een verbreding van het begrip Vlaamse Meesters. Er zijn inderdaad heel wat moderne Vlaamse Meesters in andere domeinen: architectuur, design, ondernemen, wetenschap. In de Strategische Visienota Kunsten staat ook dat er meer aandacht moet zijn voor ondergesneeuwde disciplines zoals design en architectuur. Dus hier is absoluut een opportuniteit om een partnerschap aan te gaan … (onverstaanbaar) ... Echter, een kanttekening is wel dat we waakzaam moeten blijven voor een al te sterke instrumentalisering van kunst en cultuur. Ze worden hier immers een middel, namelijk meer toeristen lokken en dus meer omzet en winst beogen voor de toeristische sector. Ze zijn een middel en geen doel op zich. De kunsthistorische waarde van kunstwerken en kunstenaars is niet enkel af te meten aan het aantal toeristen dat erop afkomt, natuurlijk. Het gevaar dat dat als maatstaf zal worden genomen bestaat. Het is toch wel te vermijden dat er geen eenzijdige keuzes worden gemaakt. Wat is echt waardevol? Welke in situcontexten laten het werk echt tot zijn recht komen? Met andere woorden, ik denk dat het heel belangrijk is dat een partner als Openbaar Kunstbezit Vlaanderen en het liefst ook kunsthistorici en erfgoedcellen worden meegenomen omdat zij wel degelijk over dergelijke problematieken kunnen waken. Een lokaal bestuur zal dat bijvoorbeeld misschien iets minder doen.
Minister Demir heeft het woord.
Toerisme Vlaanderen is zeker vragende partij voor een sterke samenwerking tussen de beleidsdomeinen en de opzet van een ambassadeursprogramma. Die gesprekken lopen.
Wat het intellectueel erfgoed betreft, neem ik deze suggestie zeker mee bij het uitwerken van de verhaallijnen. Ook de zeshonderdste verjaardag van de KU Leuven is inderdaad een belangrijk moment dat ik zeker zal meenemen. We werken nu ook al samen rond bijvoorbeeld KNAL!, een stadsfestival rond het thema van de Big Bang.
De lokale besturen en ook andere stakeholders worden uiteraard betrokken bij de ontwikkeling van de strategie en de uitrol ervan. Ik denk dat dat niet meer dan normaal is. Ook bij het vorige programma was er een expertencomité dat moest toezien op de waarde van de kunst. We zullen hier zeker extra op toezien.
U hebt gezegd dat u zult verbreden in de tijd, van de 15de eeuw tot ongeveer het interbellum, en zult verbreden door u niet alleen op schilderkunst te richten, maar ook op beeldhouwkunst. Onze prentenkabinetten zijn zeer waardevol, evenals de wandtapijten. We hebben al die erfgoedtroeven.
Ik wil zeker de suggestie van collega Talpe ondersteunen om effectiever onze wetenschappers, die de basis hebben gelegd van deze innovatieve regio, die we ook zijn en die we zeker ook in het buitenland in de verf moeten en kunnen zetten, als een troef te gebruiken. De kapstok is zeshonderd jaar KU Leuven waarmee we dan een brug slaan naar de actualiteit, naar het Interuniversitair Micro-elektronicacentrum (imec), maar zo zijn er nog wel wat in Vlaanderen.
Om toeristen te lokken, moeten die troeven gekend zijn in het buitenland. We moeten keuzes maken. Met de afbakening tot aan het interbellum moeten we zeker zijn dat dat onze troeven voor Vlaanderen zijn die in het verleden hebben gewerkt en nog altijd verder werken. Op die basis moeten en kunnen we toeristen naar Vlaanderen lokken zodat we alle troeven die Vlaanderen heeft aan hen met veel fierheid kunnen tonen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.