Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Een overlijden raakt altijd. Maar het raakt nog meer wanneer het om een onverwachts overlijden gaat of om zeer jonge mensen of kinderen. Ouders of partners voelen de wereld onder hun voeten wegschuiven en ze weten niet altijd goed waar te beginnen. Het gaat niet louter over het emotionele proces van rouw dat zich dan aandient, maar ook over alles wat plots geregeld moet worden, de administratie die moet gebeuren. Een laagdrempelig aanspreekpunt en begeleiding zouden daarbij heel welkom zijn, zeggen veel mensen die hun partner op vaak jonge leeftijd of een kind verloren hebben.
Minister, in het kader van uw actieplan ‘Zorgen voor Morgen’ zet u ook in op rouwverwerking en verbinding in de samenleving. Ik vraag me af in welke mate de praktische beslommeringen ook deel uitmaken van uw plan. Er is natuurlijk informatie beschikbaar op allerlei websites. Het gaat dan over de Vlaamse, de lokale en de federale overheid, maar er is de nood aan ondersteuning in de zoektocht naar wat mensen in orde moeten brengen. Een aanspreekpunt dat zeer nabij en menselijk is, zou goed kunnen helpen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het Huis van het Kind.
Minister, voor welke overheid, welke organisaties ziet u eventueel een rol weggelegd inzake de begeleiding bij een overlijden?
Is het volgens u een goede piste om de werking van het Huis van het Kind te versterken met kennis over rouwbegeleiding voor jonge ouders en partners?
Op welke manier denkt u initiatieven te kunnen nemen en af te toetsen om een aantal zaken verder uit te rollen op Vlaams niveau? Ik weet dat men ook op federaal niveau stappen tracht te zetten om mensen na het verlies van hun partner of kind beter bij te staan.
Minister Beke heeft het woord.
Na een overlijden is er niet enkel het eigen rouwproces of de zorg voor de kinderen, maar dienen er inderdaad op heel veel vlakken, zowel financieel als administratief, zaken afgehandeld te worden op korte termijn. Hoewel er zowel online als vanuit de hulpverlening informatie en ondersteuning geboden kan worden, ben ik het met u eens dat een proactieve en outreachende aanpak meer wenselijk is om mensen bij te staan in deze situatie en hun vlot en integraal hulp te bieden.
In het GBO-samenwerkingsverband (geïntegreerd breed onthaal) bundelen de OCMW’s, de Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW’s) en de diensten maatschappelijk werk (DMW’s) hiervoor de krachten. Dat gebeurt onder de regie van het lokaal bestuur. Vanuit hun eigen rol als kernpartner in een GBO-samenwerkingsverband zie ik, samen met de andere kernpartners, een belangrijke rol voor de lokale besturen weggelegd. De rol van lokale besturen inzake begeleiding bij overlijden is voor mij complementair aan het bestaande aanbod binnen Welzijn. Ik vind het belangrijk dat de werkingsprincipes van het GBO ingezet worden bij de meest kwetsbare doelgroepen, zo ook bij de doelgroep van nabestaanden van overleden personen. Actie 149 uit het relanceplan Vlaamse Veerkracht, een dossier dat ik midden 2021 op de Vlaamse Regering bracht, voorziet de krijtlijnen om rond deze doelgroep pilootprojecten op te starten. Via deze pilootprojecten zal geprobeerd worden om in een aantal regio’s deze groep in beeld te krijgen, te onderzoeken welke hun noden zijn en hen toe te leiden naar bijkomende en tot op heden onbenutte rechten. We willen zo deze kwetsbare doelgroep extra onder de aandacht brengen, om daarna te kijken hoe de geleerde lessen uit deze pilootprojecten toegepast kunnen worden binnen alle GBO-samenwerkingsverbanden. Momenteel is de procedure tot goedkeuring van de projectaanvraag ‘nabestaanden van overleden personen’ binnen de GBO-pilootprojecten nog lopende. Ik kan u nog geen resultaten van de oproep geven.
Het overlijden van een kind is het grootst denkbare verlies. Toekomstbeelden van ouders vallen weg. Hun leven is volkomen uit balans. Ze hebben behoefte aan erkenning van hun kind en van hun ouderschap en recht op ondersteuning van hun mentaal welzijn. Contacten met zowel professionals als ervaringsdeskundigen kunnen een belangrijke steun betekenen bij het rouwen en bieden ruimte om in een veilige, niet-veroordelende omgeving het verlies te ondersteunen.
Hiervoor terechtkunnen in een laagdrempelige fysieke ontmoetingsplek, zoals de Huizen van het Kind, kan bijzonder betekenisvol zijn ter ondersteuning van wie rouwt om een kind. De behoeften van gezinnen en hun naasten zijn leidend om tot gepaste ondersteuning te komen. Sommige ouders verkiezen contact met lotgenoten, al dan niet in een fysieke omgeving. Andere ouders zullen de voorkeur geven aan ondersteuning binnen de eigen directe omgeving of door professionals. Een divers aanbod laat toe om elk uniek verlies met heel eigen noden op maat te kunnen ondersteunen. Het faciliteren van diverse lokale aanbodvormen ter ondersteuning bij verlies van een kind verdient dan ook de voorkeur.
Via de website van Kind en Gezin ontsluit het agentschap Opgroeien informatie over de administratie bij verlies van een kind met naast een eigen aanbod aan informatie ook linken naar andere websites met bijhorende verdere informatie.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Dank u wel, minister. U zegt dat er nog geen goedkeuring voor die pilootprojecten is. Hebt u een idee wanneer u daarover meer zou kunnen vertellen? Kunt u misschien al een idee geven van de grote lijnen? Waarop wilt u vooral focussen? U zegt inderdaad dat contacten met zowel professionals als ervaringsdeskundigen via de Huizen van het Kind betekenisvol en ondersteunend kunnen zijn. U zegt ook dat er behoefte is aan passende ondersteuning. Mag ik daaruit begrijpen dat u vindt dat dat aanbod vandaag al aanwezig is of overweegt u om dat te versterken of hebt u misschien al beslist om dat te doen?
Ten slotte haalt u aan, ik heb dat ook gezegd, dat er veel informatie online is. Dat is zeker, alleen hoor ik van veel mensen die iemand verloren hebben dat het echt kan helpen als iemand je op dat moment die zorgen even uit handen neemt. Het gaat soms om mensen die na een beetje zoekwerk de weg wel vinden en die ook begrijpen wat ze zouden moeten doen, maar die nog volop in rouw zijn of overblijvende kinderen ondersteunen bij de rouw, daar zelf ook tijd voor nodig hebben en vaak weer aan het werk moeten om alsnog een inkomen te hebben en het gezin verder recht te houden met minder inkomen. Minister, hoort ‘iemand die het je even uit de handen kan nemen’ ook bij uw plan? Ziet u ook een mogelijkheid voor een pilootproject op dat vlak?
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Collega Van den Bossche, dank u wel voor deze heel belangrijke vraag. Ik heb de minister in het verleden ook al vragen gesteld over hetzelfde thema. Wanneer we een naaste verliezen, worden we als mensen heel diep getroffen. En nu in tijden van corona, zeker wanneer mensen geen volwaardig afscheid hebben kunnen nemen, is dat gewoonweg verschrikkelijk. Ik heb dat binnen mijn netwerk ook zien gebeuren. Alsof dat nog niet genoeg verdriet met zich meebrengt, worden de meeste naasten van de overledene ook geconfronteerd met talrijke administratieve verplichtingen, die vaak als een groot doolhof ervaren worden en die onder tijdsdruk dienen te gebeuren en het rouwproces bemoeilijken. Hierdoor wordt het verwerkingsproces vaak naar de achtergrond verdrongen. Ik denk dat er op het niveau van het verlagen van die administratieve last nog heel wat verbetering mogelijk is.
Naast het verminderen van die administratieve rompslomp is het voorzien van voldoende rouwbegeleiding een belangrijk aspect van een meer menselijk en laagdrempelig rouwkader. Vlaanderen telt vandaag al heel wat private en publieke initiatieven, gaande van zelfhulpgroepen, lotgenotengroepen tot zeer specifieke hulpverlening door de CAW’s en binnen de geestelijke gezondheidszorg (ggz). Toch denk ik dat dit bestaande aanbod vandaag nog te versnipperd en te onbekend is bij het grote publiek. Het lijkt me dan ook interessant om de samenwerking met de lokale besturen aan te gaan om het bestaand aanbod aan rouwbegeleiding verder bekend te maken. Tegelijk vraag ik me af of het huidige aanbod van rouwbegeleiding wel voldoet aan de noden van vandaag en of er geen verdere uitbreiding nodig is.
Minister, wanneer er iemand in je omgeving overlijdt, dan brengt dat altijd heel veel verdriet met zich mee. Je moet de gelegenheid krijgen om op een goede manier te kunnen rouwen. Je moet daar ook de tijd voor krijgen. Dan is het vaak erg om vast te stellen dat daar heel veel andere beslommeringen bij komen kijken. Er zijn de voorbije periode al initiatieven genomen, onder meer door mevrouw Lanjri, bijvoorbeeld over het verlengen van het rouwverlof en van de overgangsuitkering. Ik denk dat we ook in Vlaanderen, bijvoorbeeld met de natuurbegraafplaatsen en de mogelijkheid om een levenloos geboren kindje te begraven of te cremeren, ongeacht de duur van de zwangerschap, een aantal bijkomende mogelijkheden hebben gecreëerd voor mensen om een stukje heling te kunnen vinden. Iedereen moet het natuurlijk op zijn eigen manier kunnen doen en verwerken en we kunnen alleen maar proberen om daar zoveel mogelijk bij te ondersteunen.
Ik denk dan ook nog aan verschillende zaken, minister. U zegt dat die projecten zullen worden gerealiseerd in het geïntegreerd breed onthaal. Dat is goed, en we kunnen daar zeker ook heel veel uit leren. Het verminderen van de administratieve lasten, zoals collega Verheyen zegt, is er zeker ook eentje van.
Een andere vraag die we al meermaals hoorden, ook van nabestaanden, is een wegwijzer doorheen de administratieve verplichtingen die men moet uitvoeren en de rechten die men heeft. Dan was er altijd de vraag naar één website, één punt waar alle informatie heel overzichtelijk en duidelijk wordt gebundeld. Niet iedereen heeft nood aan die echte begeleiding, maar iedereen heeft wel nood aan informatie. Vorig jaar is dat in deze commissie ook al eens ter sprake geweest, en toen hebt u ook verwezen naar die pilootprojecten-GBO. Is het dan de bedoeling dat daar dan ook die informatie ter beschikking wordt gesteld? Want dan moeten we de mensen daar al naartoe leiden. Naast die pilootprojecten kunnen we toch ook vanuit Vlaanderen één website, één plek voorzien waar men alle informatie kan vinden, heel laagdrempelig en gemakkelijk verwoord, met links naar verdere begeleiding of hulpverlening indien nodig. Is het ook de bedoeling om daar werk van te maken?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, wat die projecten betreft, komt de goedkeuring eraan. Collega Van den Bossche, concreet gaat het over samenwerkingsverbanden met het geïntegreerd breed onthaal voor een periode van drie jaar. Ik denk, maar ik ben niet helemaal zeker, dat dit tegen 1 maart zou moeten kunnen opstarten.
Collega Verheyen, het huidige aanbod van rouwbegeleiding kan dankzij die projecten van het GBO ook toegankelijker worden gemaakt. Daarbij kunnen mensen worden ondersteund bij heel wat beslommeringen waarmee ze te maken krijgen en die tijdens het rouwproces mee in beeld komen. Hierop kan men dan dankzij de partners van het GBO ook inspelen.
Collega Schryvers, die website hebben we. Ik heb daar in mijn antwoord ook naar verwezen. Maar voor velen is die website misschien te moeilijk. Dat heeft ook een beetje te maken met de situatie waarin men zich op dat moment bevindt. Ik denk dat het belangrijk is om na te gaan welke verbeteringen mogelijk zijn aan die website, in hoeverre mensen die website al dan niet kennen en bruikbaar vinden en hoe we die performanter kunnen maken.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ik heb geen bijkomende vragen. Ik denk dat ik heel graag van dichtbij opvolg wat de samenwerking met het GBO voor de mensen in de praktijk kan betekenen. Ik hoop dat het ervoor kan zorgen dat men ruimte en tijd kan nemen om te rouwen en men zich iets minder zorgen zal moeten maken over de administratieve kant, die er helaas ook bij komt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.