Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de coronavaccinatie van 5- tot 11-jarigen
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik wil eerst collega Saeys bedanken om deze vraag om uitleg wat meer naar achteren te laten schuiven. Collega’s, de helft van de vragen om uitleg in deze commissie gaat vandaag over de vierde golf. Er worden heel wat maatregelen genomen om de verspreiding van het virus in te dijken. Vaccineren is daarin nog altijd een heel belangrijke factor. Dat kwam vandaag al meermaals ter sprake. Iedereen vanaf 12 jaar heeft al de kans gekregen om zich te laten vaccineren tegen COVID-19. De Vlamingen zijn daar, gelukkig maar, in heel groten getale op ingegaan.
Op 25 november besliste het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) dat kinderen van 5 tot en met 11 jaar gevaccineerd mogen worden met een aangepaste dosis van het Pfizervaccin. U liet eerder al verstaan, minister, dat u in januari met de vaccinatie van deze groep kinderen wilt starten. Ook de federale minister van Volksgezondheid stelde dat naar verluidt voorop. Op het advies van de Hoge Gezondheidsraad is het nog wachten, maar dat zou er eerstdaags komen, als ik het goed begrepen heb.
Minister, momenteel, volgens het decreet, kan aan kinderen vanaf 12 jaar en 2 maanden een Covid Safe Ticket (CST) worden gevraagd voor de toegang tot evenementen of zorginstellingen. Mocht ook aan jongere kinderen worden gevraagd zich te laten vaccineren, dan rijst natuurlijk de vraag in hoeverre de regels met betrekking tot de coronapas ook voor hen zullen worden toegepast.
Hoe zal de vaccinatie van de kinderen vanaf 5 jaar worden aangepakt? Zal dit gebeuren via de vaccinatiecentra of eerder via de CLB’s? Zijn daar recent nog gesprekken over gevoerd? Wat is de stand van zaken?
Hoe staat u tegenover de toepassing van het gebruik van het CST voor kinderen jonger dan 12 jaar?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Op dit moment loopt de boostervaccinatiecampagne voor volwassenen. Het EMA gaf goedkeuring aan het COVID-19-vaccin van Pfizer voor kinderen. Federaal minister Vandenbroucke hoopt in januari te kunnen starten met de vaccinatie. De Hoge Gezondheidsraad zou zijn advies finaliseren op 16 december, binnen twee dagen.
Minister, zal men in januari kunnen starten met de vaccinatie van kinderen tussen 5 en 12 jaar? Wanneer verstuurt men de uitnodigingen?
Zal de vaccinatie gebeuren in de vaccinatiecentra? Hebben de vaccinatiecentra voldoende capaciteit om deze bijkomende vaccinatie-operatie al aan te vangen in januari? De boostervaccinatiecampagne voor volwassenen is immers versneld en zou nu nog versneld worden.
Het kwam al ter sprake: heel wat ouders twijfelen nog om hun kind te laten vaccineren. Komen er nog sensibiliseringsacties rond de vaccinatie van kinderen?
Minister Beke heeft het woord.
Over de vaccinatie van kinderen vanaf 5 jaar zijn nog geen definitieve beslissingen genomen, maar momenteel is de piste met de beste balans inzake kwaliteit, haalbaarheid en logistiek, een vaccinatie in de vaccinatiecentra. Daarbij voorzien we inbreng en medewerking van de CLB’s, van het agentschap Opgroeien, pediaters en pediatrisch verpleegkundigen in functie van een zo kindvriendelijk mogelijke aanpak.
Het klopt dat sommige vaccinatiecentra wat te krap behuisd zijn om de vaccinatie van kinderen te realiseren. Zij kunnen dan uitwijken naar specifieke ‘kindervaccinatiepunten’.
De Hoge Gezondheidsraad zal op korte termijn een advies aanleveren inzake vaccinatie van kinderen tussen 5 en 12 jaar. We bereiden ons intussen al voor. Bij een positieve beslissing is het zeker de bedoeling om snel te starten met vaccinatie van deze doelgroep, bij voorkeur al begin januari.
De mogelijkheid voor vaccinatie van deze doelgroep is ook al besproken met de vaccinatiecentra en de CLB’s. Omdat het gaat om andere vaccins qua samenstelling, is het belangrijk om dit apart te voorzien van de vaccinaties van de oudere doelgroepen. Ik vernam dat de pediatrische vaccins binnenkort geleverd zullen worden.
Als deze vaccinatie via de vaccinatiecentra georganiseerd zal worden, kan er met een centrale uitnodiging gewerkt worden. De systemen worden hiervoor al in gereedheid gebracht.
De bezorgdheid van ouders die twijfelen, begrijp ik. We hebben daarover een debat gehad. Om hen te overtuigen is een campagne in voorbereiding om het vaccinatieproject te begeleiden en te ondersteunen.
Het gebruik van het CST voor kinderen jonger dan 12 jaar is nu niet aan de orde. In de komende weken moeten we vooral proberen om ouders te overtuigen om hun kinderen te laten vaccineren. Daarmee zullen we de vaccinatiegraad van de totale bevolking verder verhogen, en de viruscirculatie in de samenleving verder beperken.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is nu wachten op het advies van de Hoge Gezondheidsraad. Het is heel goed dat u ondertussen alles voorbereidt om de vaccinatiecampagne voor kinderen tussen 5 en 12 jaar te organiseren.
Het is nieuw dat u meegeeft dat de vaccinaties zullen gebeuren in de vaccinatiecentra met medewerking van de CLB’s, met een kindvriendelijke aanpak en waar dat niet mogelijk is, via kindervaccinatiepunten.
U wilt daar snel mee starten, vanaf het moment dat er een positief advies is en de leveringen, die ook binnenkort voorzien zijn, zeker ook in januari, er zijn.
Minister, ik heb nog twee zaken. Ten eerste is het goed dat er ook een campagne wordt opgezet om ouders heel goed te informeren en duidelijkheid te geven over een aantal vragen die zij hebben, want dat is toch heel hard nodig. Het is begrijpelijk dat er over een vaccin voor kinderen nog meer twijfels zijn dan voor volwassenen. Dat moet dus absoluut gelijktijdig lopen met die campagne, om te zorgen dat we ook daar een grote respons krijgen.
Mijn tweede punt is het volgende, minister. Als u een analoog circuit opzet, vaccinatiecentra en eventueel kindervaccinatiecentra, gaat dat dan ook gebeuren met een aantal vrijwilligers? Hoe zullen we daarvoor voldoende vrijwilligers bij elkaar krijgen, wetende dat de boostercampagne op dat moment ook nog volop zal lopen?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, als ik het zo een beetje resumeer, zou men de vaccins toch geven in de vaccinatiecentra. De vraag is: wanneer gaat dat dan gebeuren? Enerzijds gaan kinderen vrij moeten nemen op school. Daarnaast gaat er ook vrij genomen moeten worden door ouders of grootouders om met het kind naar het vaccinatiecentrum te gaan. Je hebt inderdaad een specifieke aanpak nodig voor het vaccineren van kinderen, want kinderen blijven niet mooi stilzitten, krijsen, schreeuwen, wenen. Dat vereist dus een totaal andere aanpak. Waarom wordt er niet over nagedacht om te werken met mobiele teams? We hebben dat ook gedaan in onder andere de woonzorgcentra. Zou het niet logischer zij om juist met zo’n team naar de scholen te gaan of via het CLB, omdat dan het kind niet speciaal vrij moet nemen op school, de ouders ook niet, en het dan ‘en masse’ kan gebeuren? U zegt ook dat, als het niet zou lukken in een vaccinatiecentrum, men naar een kindervaccinatiepunt kan gaan. Wat moet ik daar juist onder verstaan?
De heer Parys heeft het woord.
Dank u wel voor de vragen, collega’s. Het zijn interessante vragen. We hebben daar morgen natuurlijk een gedachtewisseling over. Maar ik wil toch even inpikken op een vraag die collega Schryvers gesteld heeft. Dat was de vraag of we het CST voor kinderen ooit gaan invoeren. Als het van ons afhangt, minister, is het antwoord daarop gewoon ‘neen’.
Ten tweede, als het gaat over vaccinatie van kinderen tussen 5 en 11 jaar, vind ik dat zelf een heel moeilijke beslissing. Ik ben zelf papa van twee kinderen in die leeftijdscategorie en ik twijfel, om heel eerlijk te zijn. Ik vind wel dat het goed is dat we alles klaarmaken om ouders de keuze te geven, maar het zal een moeilijke keuze zijn, voor alle ouders. Ik wacht dus ook op het advies van de Hoge Gezondheidsraad, maar ik maak me daar toch een beetje zorgen over. Het rapport dat Sciensano vandaag aan het maken is en dat nog niet beschikbaar is, dat de serologie bij die kinderen gaat meten, is er immers nog niet, en dat lijkt me wel een belangrijk element om een goede beslissing te kunnen nemen over het nut van het vaccineren tussen 5 en 11 jaar.
Wat EMA betreft, het Europees Geneesmiddelenbureau, is het zo dat zij natuurlijk onderzocht hebben of een dubbele dosis Pfizer werkzaam kan zijn, maar er is vandaag bij mijn weten nog geen onderzoek bekend naar de derde dosis. De vraag is dus wat we hier nu eigenlijk aan het doen zijn. Kinderen twee keer vaccineren met Pfizer, daar lijkt volgens EMA wel een mogelijkheid toe te bestaan, maar we hebben eigenlijk de huidige situatie nog niet onderzocht voor kinderen tussen 5 en 11 jaar, aangezien de boosterprik nog niet in onderzoek zit.
Als laatste element wil ik toch meegeven dat het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) zegt dat het effect van het vaccineren van kinderen 10 procent is op de transmissie, zelfs met een grote foutenmarge, zeggen ze in hun rapport. Dat betekent eigenlijk dat het zo effectief is als het dragen van de mondmaskers op de transmissie van het virus.
En dan is er natuurlijk de vraag wat dat dan betekent voor ouders die een beslissing moeten nemen over het vaccineren van hun kinderen. Ik maak mij dan wel wat zorgen dat er hier wordt gezegd dat de vierde golf helemaal bij de kinderen ligt, dat zij voor de verspreiding van het virus hebben gezorgd, en dat de vijfde golf vermeden kan worden als we alle kinderen vaccineren. Dat staat in sterk contrast met wat het ECDC zegt, namelijk dat alle kinderen vaccineren een effect heeft van 10 procent op de transmissie.
Minister, mijn vraag aan u is hoe ouders hier een beslissing in moeten nemen. Wat is de wijsheid die u daarover met ons kunt delen?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, net als iedereen voelt u dat het inderdaad een zeer gevoelig debat is. De vragen van collega Parys zijn ook vragen die veel ouders zich stellen, denk ik. Zonder daar zelf een antwoord op te formuleren – want ik ben daar zelf niet ondergelegd genoeg in – denk ik wel dat we ons heel erg bewust moeten zijn van het feit dat de evidentie dat mensen hun kinderen meenemen en dat laten gebeuren, helemaal niet sterk in haar schoenen staat. Dus ik denk dat er een heel andere aanpak nodig zal zijn dan wat we het voorbije jaar gedaan hebben, richting volwassenen en richting plus 12-jarigen.
Ik denk ook dat we echt op kindermaat moeten werken. Daar ben ik het eens met collega Saeys. Die ouders moeten daar echt bij kunnen zijn op een veilige, kindvriendelijke plaats, niet te grootschalig. Zo voelt dat op een zeer veilige manier aan als het zou gebeuren. En het hele gezondheidsplaatje moet ook op voorhand kloppen, zodat we niet dan nog naar antwoorden moeten zitten te zoeken op vragen die eventueel opduiken.
Ik wilde heel kort nog ingaan op het thema van het CST. Wat ons betreft is de toepassing voor min 12-jarigen alleszins niet aan de orde. Ik spreek nu een beetje in persoonlijke naam. Ik kom net uit een situatie waarin mijn grootmoeder overleden is en dat in het woonzorgcentrum min 12-jarigen niet welkom waren, ook niet in de laatste dagen, de laatste weken. Minister, los van het persoonlijke denk ik dat we ons toch fundamenteel eens de vraag moeten stellen hoe dit eigenlijk allemaal te verklaren is. Die mensen op het terrein hebben fantastisch werk gedaan, dat wil ik beklemtonen. Maar het is toch wel zeer schrijnend dat achterkleinkinderen in de laatste weken zelfs niet meer op bezoek kunnen gaan bij hun overgrootmoeder of overgrootvader op het moment dat zij stervende zijn, en dat dat zeer duidelijk is.
Als we dan spreken over CST’s bij min12-jarigen – en ik ben blij dat u zegt dat dat niet aan de orde is – dan hoop ik echt dat we dat daar niet van laten afhangen, en dat we daar ook geen wenteling in nemen. Want anders worden zij het slachtoffer van keuzes die hun ouders al dan niet maken. Dat zal dan zijn met de vragen waar ook collega Parys naar verwijst.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Mijn deelneming voor uw verlies, mijnheer Vaneeckhout.
Die vaccinatie bij kinderen ligt heel gevoelig. Ik heb zelf drie kleine kinderen en ik ben absoluut geen tegenstander van vaccins. Mijn kinderen zijn gevaccineerd voor alles wat mogelijk is. Maar toch sluit ik mij aan bij de heer Parys, en stel ik mij hier toch veel vragen bij.
Toevallig is een van mijn kinderen in behandeling bij dokter Marc Raes, het hoofd van de Belgische Vereniging voor Kindergeneeskunde. Hij is eigenlijk heel stellig. Hij zegt dat we de kinderen niet mogen laten opdraaien voor de gaten die de volwassenen laten vallen – de volwassenen die zich niet laten vaccineren of de volwassenen die zich niet altijd even goed aan de maatregelen houden en zo verder. Hij is dus geen voorstander van dat vaccin.
Hij is trouwens ook kinderlongarts, en hij ziet in zijn praktijk ook heel duidelijk dat vanaf 12 jaar, wanneer kinderen beginnen te puberen en zo verder, men ook veel zieker is van het coronavirus. Maar onder de 12 jaar hebben kinderen geen of bijna geen last van het coronavirus. En dan is het niet in hun belang om ze te laten vaccineren.
Als je dan zegt dat we ze gaan vaccineren om de transmissie in de samenleving te verminderen, dan zien we ten eerste dat dat nu niet altijd het geval is, want gevaccineerden geven het virus ook door. En bovendien – en dat werd zojuist al aangehaald – moeten we toch stoppen om een soort van schuldgevoel, of de verantwoordelijkheid voor deze pandemie of deze vierde golf, naar de kinderen toe te schuiven. Ik vind dat echt onverantwoord.
Dan wil ik nog zeggen over dat CST dat ik echt hoop dat dat effectief zo is, en dat u zich daartegen zult blijven verzetten, collega Parys. Want anders zou ik dat wel heel jammerlijk vinden. Want dan is het natuurlijk wel een de-factoverplichting, en daar kan ik zeker niet mee akkoord gaan.
Nu, betreffende het vaccin zelf denk ik dat er zeker kinderen zijn met een kwetsbare gezondheid, voor wie het vaccin wel nuttig zal zijn. En daar zou ik misschien toch ook voorstellen om de mogelijkheid te bieden om de kinderartsen het vaccin te laten toedienen, omdat zij toch ook vaak hun patiënten kennen.
Ze kunnen bovendien ook de afweging maken of het voor een bepaald kind al dan niet nuttig is om zich te laten vaccineren. Ik hoop dat we allemaal op dit vlak een beetje ons gezond verstand behouden en het perspectief van het kind bekijken. Gelukkig is het een ziekte waar kinderen minder onder lijden. We moeten onze kinderen kind laten zijn en opletten dat we hen in onze communicatie niet de schuld van dit virus geven.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik vind het belangrijk dat er hier met de nodige nuance over wordt gesproken. Ik wil nog twee zaken onder de aandacht brengen. Het gaat over de praktische uitwerking. Je zou kunnen zeggen dat het parlement zich daarmee niet moet bezighouden, maar ik wil wijzen op twee zaken. Als de vaccinatie in de lagere school zou gebeuren, moeten we ten eerste heel goed nadenken over de dynamiek die in de klassen kan ontstaan als bepaalde kinderen zich niet laten vaccineren omdat hun ouders daarvoor hebben gekozen of omdat de kinderen het virus al hebben gekregen en antistoffen hebben. Dat gebeurt dan openlijk. Een bepaalde klas wordt bijvoorbeeld gevaccineerd door het mobiel vaccinatieteam en bepaalde leerlingen blijven in de klas want ze worden niet gevaccineerd. Daarover moeten we heel goed nadenken als dat zou gebeuren.
Als de vaccinatie niet op school gebeurt, is er ten tweede de praktische organisatie voor de ouders en voor de school. Het gaat over kinderen die niet zelfstandig naar een vaccinatiecentrum kunnen gaan en het is de vraag wanneer ouders daarbij kunnen zijn, want die moeten veelal nog werken. Ik verwijs naar mijn vraag van daarnet met de vaststelling dat CLB’s zeggen dat er meer vaccinweigeringen zijn voor mazelen, bof, rubella en dergelijke meer. Die mensen stellen dat echt vast of ze moeten daarover heftige discussies voeren. Het debat over het COVID-19-vaccin en over al dan niet regelmatige boosterprikken bij kinderen van 5 tot 12 jaar zal ook een impact hebben op de andere vaccins, die we al jaren toedienen. Daar moet met de nodige omzichtigheid over worden gewaakt. Collega Parys maar ook andere collega’s hebben gezegd dat we daar de nodige bewijzen moeten geven evenals de nodige gevoeligheid en empathie voor aan de dag moeten leggen, om te vermijden dat we in een situatie komen waarin het COVID-19-vaccin wordt geweigerd, maar er ook veel meer weigeringen voor de andere vaccins zijn. Dat wilde ik u nog even meegeven vanuit het onderwijs, minister.
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat we daar met de nodige omzichtigheid over moeten spreken. We moeten dat altijd doen als het gaat over vaccineren, maar zeker wat jongeren betreft. De vraag was of we logistiek klaar zijn als de Hoge Gezondheidsraad een positief advies geeft. Daar heb ik een antwoord op gegeven. We hebben overlegd met het departement Onderwijs. Daar is duidelijk aangegeven dat de scholen niet willen dat het vaccineren in de scholen zelf gebeurt. De CLB’s willen dat niet in de scholen zelf, wat op zich logistiek de gemakkelijkste oplossing zou zijn.
Daarom hebben we uitgekeken naar alternatieven. Vaccinatie zou gebeuren in de vaccinatiecentra. Als die dat niet kunnen doen omdat er onvoldoende capaciteit is of omdat ze hun vaccinaties niet op die manier kunnen organiseren … Collega Saeys heeft het gehad over krijsende kindjes. Dat is niet altijd het geval, maar het is wel zo dat het vaccineren van een 5- of 6-jarige niet hetzelfde is als het vaccineren van een 40- of 45-jarige. Dat betekent dat er op een aangepaste manier mee moet worden omgegaan en dat je een minder grote doorlooptijd hebt. Wanneer vaccinatiecentra dat niet kunnen doen, dan zijn er andere mogelijkheden, die we aan het onderzoeken zijn.
Men zou dus bijvoorbeeld naar het Huis van het Kind kunnen gaan om kinderen te laten vaccineren. U weet dat Kind en Preventie onder het Huis van het Kind valt. We zijn dus aan het bekijken hoe we dat gaan organiseren, in overleg met het agentschap Opgroeien dat nauw betrokken is bij deze hele operatie om die verschillende mogelijkheden te voorzien.
We kijken uit naar het advies van de Hoge Gezondheidsraad. Ik ga daar nu dus nog niet op vooruitlopen. Ik denk dat het belangrijk is dat, als er een positief advies komt – in veel andere landen is daar al een positief advies over gegeven – we ouders daar goed over informeren. Ik heb daarstraks al gezegd dat het over twee zaken gaat. Het gaat over de impact op de gezondheid van het kind maar ook over de impact op het welzijn van het kind. Er is dus een rechtstreekse impact en een onrechtstreekse impact, die we goed in balans moeten houden.
In een van de vragen was sprake van 10 procent inzake de transmissie. Dat is uiteraard belangrijk, want bijvoorbeeld voor mazelen is een hoge vaccinatiegraad – 95 procent – nodig om de virustransmissie te kunnen doorbreken.
Laat me ook het volgende duidelijk stellen, want ik denk dat dat ontzettend belangrijk is. Het gaat hier om vaccins, goedgekeurd door het Europees Geneesmiddelenbureau, die aangepast zijn aan kinderen. Het gaat over pediatrische vaccins van Pfizer. Dat betekent dat ze in alle betekenissen aangepast zijn: aan hun leeftijd, ziektebeeld enzovoort. Dat lijkt mij belangrijk te zijn.
Collega Vaneeckhout, vooreerst mijn oprechte deelneming bij het overlijden van uw grootmoeder. Tenzij er een uitbraak zou zijn in dat woonzorgcentrum, gaat wat u vertelt in tegen onze richtlijnen. Ook min 12-jarigen mogen op bezoek gaan in een woonzorgcentrum. Dat heeft niets te maken met het vaccineren. U kunt eventueel klacht indienen bij de Woonzorglijn. U mag mij dat ook laten weten. Dat is dus niet de manier waarop een woonzorgcentrum daarmee hoort om te gaan. Het verbieden van het bezoek van min 12-jarigen omdat ze niet gevaccineerd zijn, is iets dat eigenlijk niet zou mogen gebeuren. Laat dat duidelijk zijn.
Wij zijn ook de praktische kant aan het bekijken. Ik kan me namelijk inbeelden dat ouders zelf met hun kinderen willen meegaan naar het vaccinatiecentrum. Dat zijn een aantal elementen die we op dit ogenblik onderzoeken op het vlak van haalbaarheid en kindvriendelijkheid.
Er zijn een aantal prognoses, die we bij gelegenheid misschien wel eens kunnen voorstellen in deze commissie, over de impact van vaccinaties bij 5-jarigen op de viruscirculatie.
We hebben het daarstraks gehad over de omikronvariant, het versneld vaccineren enzovoort. Misschien komen we daar morgen nog op terug, maar in Zuid-Afrika zien we dat kinderen jonger dan 5 jaar wel ziek kunnen worden van de omikronvariant. De impact op de gezondheid van kinderen kan dus wel anders zijn bij de – huidige – deltavariant dan bij nieuwe varianten, die jammer genoeg nog kunnen volgen.
Ik herhaal dat we ons logistiek aan het voorbereiden zijn. Ik heb de verschillende pistes hier op tafel gelegd. Als het advies bekend is, zullen we op basis daarvan beslissingen nemen.
Minister, dat laatste zal morgen ook zeker nog aan bod komen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u, minister, dank aan alle collega’s die zijn tussengekomen.
Dit is een moeilijke discussie, dat voelt iedereen wel aan. Het is heel anders dan voor volwassenen. We wachten nu eerst het advies af van de Hoge Gezondheidsraad zoals we in het verleden deden voor andere beslissingen. Als er een positief advies komt, moet er gezorgd worden voor heel duidelijke informatie voor de ouders, voor communicatie, zodat zij op een goede manier een beslissing kunnen nemen.
Als de vaccinaties er komen, moeten die op een kindvriendelijke manier gebeuren. Daar zijn we het allemaal over eens. Het is een moeilijke afweging tussen welzijn, de impact op het kind zelf, en de hele maatschappij, de impact op ons allen.
Ten slotte, het CST mag absoluut niet worden uitgebreid tot kinderen. Onze partij is voorstander en bepleiter van een verplichte vaccinatie voor volwassenen en dan verdwijnt de nood aan een CST trouwens.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het is niet evident, het is veel moeilijker dan bij volwassenen. De vaccinatie van kinderen ligt veel gevoeliger. Ook logistiek is het vrij omslachtig. Er moet met zoveel zaken rekening worden gehouden. Niet alleen om kinderen naar de vaccinatiecentra te krijgen, maar ook dat ouders kunnen meegaan. Een aanpak op maat zal echt nodig zijn.
Ik vind het jammer dat scholen weigerachtig staan ten opzichte van de vaccinatie op school. Dat zou logistiek veel praktischer zijn, maar goed, we zullen zien hoe het op de meest praktische manier wordt uitgewerkt.
Zoals de collega’s al hebben gezegd: goede informatie naar en sensibilisering van de ouders is cruciaal.
Ook voor mijn partij is het CST voor kinderen een ‘no-go’.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.