Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Vraag om uitleg over de niet-opname van de huurpremie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Beste collega’s, beste studenten ook, ik heb een vraag over de beperkte opname van de huurpremie. Het betreft de mensen die recht hebben op de huurpremie.
De Vlaamse Regering geeft mensen die op de wachtlijst staan voor een sociale woning, de mogelijkheid om een huurpremie te ontvangen. In 2020 kregen ongeveer 19.000 mensen een brief dat ze in principe in aanmerking komen voor deze huurpremie. Uit recente cijfers blijkt dat minder dan de helft van de rechthebbenden daarop reageerde: net geen 9000 mensen stuurden het aanvraagformulier ingevuld terug. Van hen kregen er uiteindelijk meer dan 6000 de huurpremie toegekend.
Er is duidelijk sprake van een stijging sinds de hervorming van 2019. Waar het aantal goedkeuringen voor de hervorming eerder rond de vierduizend lag, waren er in 2019 meer dan achtduizend goedkeuringen. Ondanks die stijging blijft de opname van de huurpremie vrij laag ten opzichte van de theoretische doelgroep. Ondanks inspanningen om die opname te vergroten, bijvoorbeeld door zeer duidelijk op de enveloppe aan te geven dat het niet om een factuur gaat, stellen we vast, en met ons ook de Vereniging van Vlaamse Huisvestingsmaatschappijen (VVH), dat de procedure te log blijft en dat we ons doel niet bereiken, zeker voor mensen die minder handig zijn in administratie.
Ik heb eigenlijk maar één vraag voor u, minister. Wenst u de opname van de huurpremie te vergroten en er zo op toe te zien dat meer rechthebbenden ook daadwerkelijk gebruikmaken van de huurpremie?
Ik wil duidelijk maken, beste collega’s en minister, dat mijn vraag zich hiertoe beperkt: de mensen die vandaag in aanmerking komen voor de huurpremie volgens de modaliteiten zoals we ze kennen. De eerste stap is om te kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat de mensen die er recht op hebben, er ook gebruik van maken. Mijn vraag aan u, minister, is of ik daar in u een medestander vind en hoe u hiernaar kijkt.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Het doet toch wel een beetje vreemd aan – u hebt waarschijnlijk hetzelfde gevoel – als mensen, de meest kwetsbaren in de samenleving, recht hebben op een premie, maar dat recht niet opnemen of die premie niet krijgen, ook al zitten ze in een moeilijke situatie. Dan schort er toch iets. We hebben hier al hoorzittingen over gehad, waarbij een aantal ‘quick wins’ zijn voorgesteld.
Het Steunpunt Wonen is nog altijd bezig met een onderzoek. Kunt u een inschatting geven van wanneer de eerste resultaten van het onderzoek zullen verschijnen?
Beschikt u over een oplijsting van de belangrijkste redenen waarom mensen die in aanmerking komen voor een huurpremie, toch geen goedkeuring krijgen voor hun aanvraag? Wat zult u daaraan doen?
Ik weet niet van waaruit de brief vertrekt. Als dat vanuit de Vlaamse overheid is, dan denken mensen misschien dat het hen niet zal interesseren of dat het om te betalen zal zijn. Is het dan misschien niet goed om in de toekomst de lokale eengemaakte woonactor of de sociale woonmaatschappijen die brief te laten sturen? Ik ben ervan overtuigd dat mensen die brief dan wel zullen openen, omdat ze van de sociale woonmaatschappij misschien wel positief nieuws verwachten. In de brief staat dan dat ze nog niet in een sociale woning kunnen intrekken, maar dat ze in tussentijd een premie kunnen aanvragen en dat de woonactor dat eventueel mee kan faciliteren. Ik denk dat het een positieve zaak zou zijn als die brief zou uitgaan van de maatschappij waar men op de wachtlijst staat, niet van de Vlaamse overheid.
Een van de zaken die ik veel hoor – ik weet dat u daar geen voorstander van bent, minister, maar het is ook niet erg dat we verschillen van mening – is dat mensen die op de wachtlijst staan voor een sociale woning en de huurpremie ontvangen, na twee keer weigeren de huurpremie verliezen. Daarbij wil ik toch een aantal dingen zeggen. Mensen verkrijgen via een OCMW of een sociaal verhuurkantoor (SVK) een betaalbare huurwoning, bedden zich daarin, raken het gewoon om daar te wonen, maar krijgen opeens een brief dat er een sociale woning voor hen is en dat ze de huurpremie daarna verliezen. U vindt dat niet gek, maar ik wel: er staan 170.000 mensen op een wachtlijst, de bouw van die woningen gaat traag om allerlei redenen die we eerder al hebben besproken, er is een onderbenutting van kredieten, bouwmaatschappijen en aannemers kunnen niet volgen, er komen beroepen, er komen dure infrastructuurwerken. Zolang er zoveel wachtenden zijn, vind ik het eigenlijk absurd dat iemand die op de private markt huurt met een huurpremie, dan toch moet verhuizen naar een sociale woning. Ik zou dan zeggen: laat die persoon zijn huurpremie behouden op de private markt, zodat de volgende persoon die in aanmerking komt, een woning kan betrekken. Het is te gek om verhuisbewegingen te creëren voor mensen die in eenzelfde situatie zitten. Ik kijk uit naar een constructief antwoord over hoe u dat zult aanpakken in de toekomst.
En nog belangrijk: wilt u de huurpremie blijven koppelen aan 4 jaar wachten op een sociale woning? U weet dat ik als liberaal niet zo’n voorstander ben van het louter bijbouwen van sociale woningen. Ik heb vandaag ook een advies gelezen van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), waarin staat dat er eigenlijk 200.000 sociale woningen moeten bijkomen. Ik denk dan dat we die toch niet allemaal kunnen bijbouwen. Op welke grond moet dat dan? En hoe zult u dat doen, als we zien dat we nu al vertraging oplopen bij de bouw van 43.000 woningen? Mijn vraag is dus eigenlijk of u kunt meedenken over een tweesporenbeleid, waarbij de huurpremie ook verder uitgebouwd wordt.
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Van Volcem, het is zeker geen probleem dat we af en toe van mening verschillen, integendeel. Ik probeer ook altijd een constructief antwoord te geven.
Wat uw laatste opmerking betreft, ik ben geen liberaal, maar wat de SERV in vraag stelt, en dat kwam vanmorgen ook op de radio – en waar ik dus absoluut niet in meega – is het eigenaarschap, in die zin dat de vraag gesteld werd of de overheid nog de beleidsdoelstelling eigenaarschap van de eigen woning moet hanteren. Ik zal dat altijd blijven verdedigen en dat blijft voor mij een van de belangrijkste zaken die je als overheid kunt doen op het gebied van woonbeleid: een ondersteunend beleid blijven voeren voor mensen die eigenaar zijn van hun eigen woning. Dat is niet alleen een goed marktgegeven, maar het is ook op sociaal vlak een goede zaak, want het is de beste pensioenzekerheid die je maar kunt hebben. Dat is op alle mogelijke gebieden, op elk punt in uw leven, als je een tegenslag hebt, het beste vangnet. Dat moeten we absoluut blijven doen en dat is ook wat we gedaan hebben met de verlaging van de registratierechten voor de enige en eigen woning van 6 naar 3 procent. Daar blijf ik absoluut in geloven. Ik geloof niet in een systeem waarbij je mensen als overheid ook voortdurend afhankelijk maakt van die overheid. Dat kan niet de bedoeling zijn. Het is de bedoeling om mensen op hun eigen benen te laten staan en dat eigenaarschap is daarvan een cruciaal onderdeel.
Trouwens, ik denk dat wij als overheid in het algemeen de plicht hebben om mensen in moeilijke situaties te helpen, te ondersteunen en daar ook zeer ver in te gaan. Ik ben ook bereid om daar zeer ver in te gaan, ook in dezen, met die huurpremies en dergelijke meer. Maar je kunt ook maar zoveel doen. Opdringen lijkt me geen goede zaak. Mensen helpen die niet geholpen willen worden, dat lijkt me niet verstandig. Maar goed, we moeten daar ver in gaan. Verdraai mijn woorden dus zeker niet.
Ik neem jullie vragen samen. Ik tracht eerst een gebundeld antwoord te formuleren en vervolgens ga ik in op enkele specifieke vragen.
Collega Jans, wensen we de opname van de huurpremie te vergroten en er zo op toe te zien dat meer rechthebbenden ook daadwerkelijk gebruikmaken van de huurpremie? U gaf in uw situering al aan dat het bereik van de huurpremie substantieel is toegenomen. Door de versoepelingen van de voorwaarden die in de loop van 2019 aan deze subsidieregeling zijn aangebracht, is het aantal gerechtigden al significant gestegen. Dat neemt niet weg dat ik, zoals ik al uitvoerig heb aangegeven in deze commissie, de non-take-up wil bekijken.
Het is nu al zo dat het agentschap Wonen-Vlaanderen alle kandidaat-huurders aanschrijft die net geen vier jaar aaneengesloten als kandidaat-huurder op een wachtlijst staan. Het volstaat dat de kandidaat-huurder het aanvraagformulier ondertekend terugzendt aan het agentschap, samen met een kopie van zijn huurovereenkomst. Uit onze gegevens blijkt dat iets meer dan de helft van de aangeschreven kandidaat-huurders een aanvraag indient.
Zoals ik al aangaf in vorige besprekingen, trachten we via verwerkersovereenkomsten met OCMW’s de kandidaat-huurders aan te moedigen om alsnog een aanvraag in te dienen. We gaan dus echt in overleg met OCMW’s, we helpen om actief te zoeken en die mensen dat aanbod te doen. De OCMW’s krijgen lijsten van de kandidaat-huurders die niet gereageerd hebben op de door Wonen-Vlaanderen toegezonden aanvraagformulieren. Het OCMW peilt op basis van deze gegevens naar de reden van niet-retourneren en biedt actief hulp aan om het aanvraagformulier in te vullen en, indien gewenst door de kandidaat-huurder, ook zelf in te dienen bij het agentschap. Intussen zijn er al tien verwerkersovereenkomsten getekend en lopen er besprekingen met vijftien andere OCMW’s.
Zoals al besproken, heb ik ook een ad-hocstudieopdracht aan het Steunpunt Wonen gegeven om de resultaten van de bevragingen in het kader van de afgesloten verwerkersovereenkomsten te analyseren met het oog op een verklaring en een duiding bij de oorzaken van de non-take-up en op de formulering van voorstellen tot aanpassingen van de regelgeving, de procedures of de begeleiding van de potentieel rechthebbende kandidaat-huurders.
Kan ik een inschatting geven wanneer de eerste resultaten er zullen zijn? De eerste resultaten van het onderzoek mogen in de loop van maart-april van volgend jaar worden verwacht. Het steunpunt regelt uiteraard zijn eigen werkzaamheden.
Beschik ik over een oplijsting van de belangrijkste redenen? Een overzicht van de weigeringsgronden en de frequentie waarmee ze voorkomen, is opgenomen in het jaarverslag van het agentschap Wonen-Vlaanderen. Huurprijs te hoog – 807 weigeringen –, inkomen te hoog – 325 weigeringen – en ongeldige huurcontracten – 259 weigeringen – vormen de voornaamste reden in 2020 voor weigering.
Beschik ik over een oplijsting van de belangrijkste redenen waarom de responsgraad zo laag is voor de huurpremie? De oplijsting van de redenen voor de non-take-up vormt het verwachte resultaat van de studie die ik al vermeldde. Vermoedelijk zullen volgende oorzaken zeker een belangrijk gedeelte van de non-take-up verklaren. Eén, de huurprijs die de kandidaat-huurder betaalt, ligt hoger dan het reglementair vastgestelde maximum. Twee, de kandidaat-huurder geniet al huursubsidie. Drie, post afkomstig van overheden wordt niet geopend. Armoede-organisaties hebben in het verleden al aangegeven dat mensen met financiële moeilijkheden soms systematisch post van officiële instanties negeren. Om die reden wordt op alle omslagen een vermelding aangebracht aan de hand waarvan de bestemmeling al kan afleiden dat de brief over de huurpremie handelt en dus niet over een factuur of dergelijke.
Dan is er de vraag of we een grondige hervorming van het toekenningssysteem overwegen.
Nog los van het debat over de wenselijkheid van een automatische rechtentoekenning in het kader van de huurpremie, moet eerst worden bekeken of de technische randvoorwaarden daarvoor vervuld zijn.
Om dit te doen, is eigenlijk een consulteerbare database met alle lopende huurovereenkomsten vereist. Wij volgen de evoluties op het vlak van de ontsluiting van de data bij het registreren van huurovereenkomsten bij de federale overheid op. Op dit ogenblik zijn de beschikbare gegevens daarvoor ontoereikend.
Zoals ik al eerder aangaf, ben ik de idee om de wachttijd voor de huurpremie in te korten niet genegen.
Het op dergelijke grote schaal toekennen van huurpremies zal de prijzen in het ondersegment van de private huurmarkt opdrijven, waardoor andere groepen weer uit de markt worden geprijsd. We hebben het daar al over gehad met het voorbeeld van 100 woningen en 105 kandidaat-huurders. Wanneer er op grote schaal huurpremies worden verstrekt, gaan de huurprijzen namelijk omhoog en dragen die niet meer bij aan de betaalbaarheid, integendeel. Daarom kiezen we ervoor om te investeren in de structurele oplossing van sociale huisvesting, namelijk door zo veel mogelijk in te zetten op de nieuwbouw van sociale woningen. Maar een evaluatie van de huursubsidie en de huurpremie staat deze legislatuur wel nog gepland en die zullen we uiteraard ook absoluut doen.
Dan is er de laatste vraag van mevrouw Van Volcem. De huurpremie en de sociale huurmarkt zijn twee complementaire systemen. De huurpremie heeft tot doel de betaalbaarheid op de private huurmarkt te ondersteunen voor kandidaat-huurders die al vier jaar op de wachtlijst staan.
Als de behoefte van de kandidaat-huurder kan worden ingevuld omdat hij een geschikt aanbod heeft gekregen, dan is het logisch dat ook het recht op de huurpremie definitief stopt. Ik zal dus niet inzetten op het schrappen van de stopzetting van de huurpremie bij een weigering van een sociale woning.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. U hebt heel duidelijk aangegeven, en dat hebt u ook al eerder gedaan, dat u die 'non take-up' wilt bekijken. Ik vind dat bijzonder fijn om te horen, ook omdat ik echt geloof dat we daar wel een verschil kunnen maken. Het gaat over mensen die recht hebben op een premie voor een van de basisbehoeftes, en die maakt op het einde van de maand toch een groot verschil. Het zijn mensen die ook al lang op de wachtlijst staan. Enfin, u kent de voorwaarden. Ik vind het bijzonder positief dat u zegt dat u die non take-up zeker wilt bekijken.
Verder hoor ik in uw antwoord dat u daar al actief werk van maakt. Ik ben het ermee eens dat we geen studies moeten afwachten om dingen te doen. U hebt verwezen naar het overleg met de OCMW’s. In uw verhaal hoor ik dat men daar echt actief en outreachend naar de mensen toe gaat en dat men probeert te ontdekken wat de reden is waarom ze die premie niet opvragen. Ik hoor zelfs zeggen dat de medewerkers van het OCMW desgewenst zelf de papieren in orde maken. Dat lijkt mij echt wel hulpverlening op maat. U zegt dat u bereid bent om te kijken welke andere mogelijkheden er nog zijn om ervoor te zorgen dat mensen die recht hebben op die premie die ook aanvragen.
Misschien nog een vraag, minister: ik heb begrepen dat de termijn tussen de aanvraag en de goedkeuring – ik neem aan dat dat een korte periode is – en het daadwerkelijk ontvangen van de premie mogelijk ook een lange periode kan zijn. Dus als je vandaag de premie aanvraagt, dan krijg je snel een goedkeuring, maar er zit wel een relatief ruime periode tussen de goedkeuring en de daadwerkelijke uitbetaling. Kunt u dat bevestigen? Hebt u daar informatie over? Of stelt u me voor dat ik hierover misschien een schriftelijke vraag stel?
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Zoals mijn collega zegt, is het een goede zaak dat u dat wilt bekijken. Ik vind het OCMW niet altijd de meest passende actor. Ik vind dat als de mensen de weg naar de bouwmaatschappij vinden om zich in te schrijven, misschien toch ook eens kan worden overwogen dat zij die rechten aan de mensen kan toekennen. Die mensen staan vier jaar op de wachtlijst en hun gegevens zijn gekend. Ik zou toch naar een alternatief kijken.
Ik ben het niet eens met uw redeneringen omtrent het feit dat de mensen die recht hebben op een huurpremie, mensen met de laagste inkomensgrens, de huurprijzen zouden opdrijven. Als je een huurpremie geeft aan die beperkte groep van mensen, die sneller in aanmerking zouden kunnen komen, bijvoorbeeld door een verlaging van vier naar drie jaar, dan zal dat onmogelijk de huurprijs beïnvloeden. Waarom? Door hun beperkte inkomen is hun bod op een woonst met een hogere huurprijs onmogelijk.
Als je een huurdersmarkt hebt met allemaal lagere inkomens, dan zal een huurpremie voor hen die in de laagste inkomensgroep vallen nooit de prijs bepalen, omdat er op die huurdersmarkt altijd mensen zijn die veel meer hebben en je sowieso al in concurrentie komt. Bovendien is het ook zo dat de huurprijs is geafficheerd, en dat de huurprijs niet wordt bepaald op het gezicht van iemand die gaat huren, omdat eigenlijk pas in een latere fase, na het bekendmaken van de huurprijs, de inkomens worden opgevraagd. En eigenlijk is ook de verhuurder er niet van op de hoogte of die huurder die huurpremie krijgt of niet.
Minister, u zegt dat je, als je een sociale woning weigert, de huurpremie verliest. Oké. Ik ga daar eigenlijk totaal niet mee akkoord. Want een sociale woning zou vandaag tijdelijk moeten zijn. Die huurpremie moet je ook tijdelijk geven. Er gaan heel wat kosten gepaard met een verhuisbeweging en soms krijg je boetes omdat je binnen de drie jaar opzegt. Je moet een dubbele waarborg betalen en de ene wordt pas vrijgegeven nadat je naar de andere woning kunt vertrekken. Voor de mensen die in die inkomensgroep vallen, is dat toch geen warme overheid. Ik zou u dus toch nog willen vragen om dat echt eens te bekijken, minister. Want als je in contact komt met dergelijke mensen, merk je toch dat dat een grote barrière is.
Minister, u zegt dat u dat zeer hard vindt. Ik bén ook een harde dame. Maar er zijn mensen uit de laagste inkomensgroep die die premie niet opnemen. U zegt dan: ‘Als ze die premie niet moeten hebben, als ze die niet aanvragen, dan moeten wij die ook niet automatisch laten toekomen.’ Minister, als je ooit een lokaal mandaat hebt gehad, zie je eigenlijk wel dat de mensen die het soms het meest nodig hebben, de weg niet kennen naar al die zaken. Er zijn bepaalde mensen in een bepaalde categorie die alle voordelen kennen en daarin gespecialiseerd zijn. Dat weet ik ook. Daar heb ik soms meer problemen mee. Sommige mensen weten zelfs niet hoe ze zich moeten inschrijven op de wachtlijst voor een sociale woning, ze weten het niet zijn, ze weten niet hoe ze er met de bus moeten geraken, ze weten niet dat er vier actoren zijn, dat ze zich op vier verschillende plaatsen moeten inschrijven enzovoort. Het zijn eigenlijk de grootste sukkelaars die de premie niet aanvragen. Ik kan mij dus eigenlijk niet verzoenen met uw antwoord.
Minister, u bent begonnen met de SERV. U hebt natuurlijk een partner aan mij wat betreft eigendomsoverdracht. Ik ben daar voorstander van. U mag mij geen woorden in de mond leggen. We moeten blijven stimuleren dat mensen een eigen woning kunnen kopen. Ik vind dat sociale mobiliteit. Ik vind dat een goede zaak. Ik vind dat een dam tegen armoede. De mensen die dat doen, gedragen zich ook zeer netjes. Zij werken om eruit te kunnen geraken. Een huis is eigenlijk iets heel belangrijks, voor élke Vlaming. We hebben 70 procent eigenaars. Dat is onze welvaart en we moeten daarop blijven inzetten. Ik wil mij op dat vlak zeker distantiëren van de SERV. Daarin hebt u een partner aan mij.
Minister, het louter bijbouwen van sociale woningen, daarvan ben ik – en dat is iets totaal anders – als liberaal geen voorstander, omdat ik dat ‘too little too late’ vind. Altijd. Ik vraag u dus om een tweesporensysteem te ontwikkelen. Het hoeft niet noodzakelijk altijd een uitbreiding van de huurpremie te zijn. Ik ben een grote voorstander van de huurbonus, zoals er vroeger een woonbonus was, omdat de aftrek dan groter wordt wanneer je gaat werken.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Het is vandaag YOUCA Action Day en ook onze N-VA-fractie heeft een YOUCA-student. Ik geef graag het woord aan Pieter-Jan Mannens.
Dank u wel, voorzitter. Mijn naam is Pieter-Jan Mannens en ik zal even het woord nemen in naam van de N-VA-fractie.
Ik denk dat de minister zeer duidelijk is geweest in zijn antwoord. De afgelopen jaren is het budget stelselmatig opgetrokken van 20 miljoen euro in 2018 naar bijna 33 miljoen euro in 2020. En recent, in 2019, werden er hervormingen uitgevoerd.
Hoewel onze fractie er absoluut van overtuigd is dat de huurpremie een goed instrument is, dient er niettemin enige voorzichtigheid aan de dag te worden gelegd. Als wij de huurpremie op grote schaal gaan toekennen, leidt dat tot een stijging van de huurprijzen en verschuiven we het probleem. Hoewel rechthebbenden nochtans automatisch een aanvraagformulier toegestuurd krijgen, reageert, zoals de collega terecht aanhaalt, de helft. Dit is een uitdaging. Ik geef enkele cijfers om dat te verduidelijken. In 2020 hadden ongeveer 19.000 Vlamingen recht op een huurpremie. Minder dan de helft reageerde op het aanvraagformulier. Dat betekent dat geen 9000 Vlamingen reageerden. Finaal werden 6000 huurpremies goedgekeurd. Wij vinden de nauwe samenwerking tussen het agentschap Wonen-Vlaanderen en een aantal Vlaamse OCMW’s dan ook een erg goede maatregel. Minister, de N-VA kijkt uit naar de verdere initiatieven die u nog zult nemen.
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel voor alle zeer waardevolle tussenkomsten. Kijk, ik geef zeer duidelijk aan dat ik bereid ben verder te bekijken wat de reden is voor die non-take-up. We doen ook inspanningen. Mevrouw Van Volcem, het is niet waar dat wij alleen maar wachten tot zij naar ons komen. Ik heb u het voorbeeld gegeven van die verwerkersovereenkomsten, waarbij we echt actief naar de betrokkenen gaan. U mag mij dat kwalijk nemen zoveel u wilt, maar er blijft bij mij toch ook wel enige verwondering: hoe komt het nu dat men daar niet op ingaat? Ik denk dat wij de moeite doen om op die brieven aan te geven dat het niet gaat om een factuur, dat men iets krijgt, dat het een subsidie is, of ik weet niet juist hoe het erop staat, en toch blijft dit zo beperkt. Ik heb dat al eens gezegd in deze commissie.
Mevrouw Van Volcem, dit heeft niks te maken met hard zijn, integendeel zelfs. Het heeft veel meer te maken met het geloof in de individuele verantwoordelijkheid die onze liberale samenleving toch kenmerkt. Daarbij kan men inderdaad heel ver gaan in het doen van een aanbod, maar van de mensen zelf kan dan ook worden verwacht dat zij ook een stap zetten, dat zij dus ook voor een deel hun verantwoordelijkheid nemen om recht te hebben op die ondersteuning die de overheid, die de samenleving hun aanbiedt. Ik vind dat niet te veel gevraagd. Er zijn zeker gevallen waarin daarvoor wat begeleiding nodig is, en die bieden we ook.
Ik ben het er niet mee eens dat de sociale huisvestingsmaatschappij daarvoor het meest geschikt is, maar dat is misschien niet zo’n belangrijke discussie. Ik ben ervan overtuigd dat een OCMW het best geplaatst is om dat te doen, alleen al omdat men daar natuurlijk ook zicht heeft op een problematiek waarmee die mensen dikwijls kampen, die veel ruimer is dan alleen maar de woonproblematiek. Dat is een groot onderdeel daarvan, maar dat zal niet het enige zijn. Zij hebben ook zicht op al de rest. Ook is het puur praktisch: sociale huisvestingsmaatschappijen zijn natuurlijk autonome bedrijven, bij wijze van spreken. Die hebben een opdracht toegewezen gekregen door de overheid. Die behelst echter niet alles. We kunnen niet zomaar alles doorschuiven naar de sociale huisvestingsmaatschappijen. Ik vind het dus eigenlijk heel goed dat dit bij de OCMW’s ligt. Die zijn daar het meest voor geschikt.
De termijn werd ook nog gevraagd. Het besluit van de Vlaamse Regering geeft ons blijkbaar drie maanden en tien dagen. Dat is het moment waarop we moeten beslissen. Daarna is er volgens het besluit vier maanden de tijd om dat over te maken, maar in de praktijk is dat altijd de eerste maand. Als u daar nog verduidelijking over wenst, dan kunt u dat natuurlijk opvragen.
Wat die verwerkersovereenkomst betreft, Antwerpen was daar de voortrekker in, met Fons Duchateau indertijd. Dat heeft wel degelijk zijn nut en meerwaarde bewezen, en het OCMW speelt daar ook zijn klassieke rol in.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik heb het gehouden bij één vraag vandaag. Ik heb van u een duidelijk antwoord gekregen om verder te bekijken hoe we hierrond kunnen werken. Ik denk dat we dus kunnen bekijken wat we gaan doen om ervoor te zorgen dat we die onderbenutting aanpakken.
Mevrouw van Volcem heeft het woord.
Ik heb geen opmerkingen meer.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.