Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Op 28 en 29 september jongstleden wijdde het programma De Inspecteur van Radio 2 twee blokken aan tiny houses en andere vormen van kleinschalig wonen. U weet dat ik daar in het verleden ook al heel veel mee bezig ben geweest. Ik heb ook de resolutie over nieuwe woonvormen geschreven enkele jaren geleden. Ik vond het dan ook belangrijk om u hierover vandaag te bevragen.
Met verschillende schriftelijke en mondelinge vragen heb ik getracht om uw visie en acties hieromtrent te construeren. Ondertussen weten we dat u op drie sporen inzet: onderzoek naar de bestaande regelgeving zowel lokaal, Vlaams als federaal, het in kaart brengen van de juridische knelpunten en het in kaart brengen van wat nu juist de nieuwe woonvormen zijn. De lopende experimenten, conform de proefomgeving experimentele woonvormen, zullen als een basis hiervoor dienen.
Ik ben van mening dat we dringend werk moeten maken van een nieuwe proefomgeving experimentele woonvormen waar ook tiny houses, joerten en andere nieuwe vormen van kleinschalig wonen in zijn opgenomen. Dit is voorlopig dus niet het geval. Men gaat dus de knelpunten omtrent tiny houses en andere in kaart brengen zonder een proefomgeving met tiny houses doorlopen te hebben.
Wat ik wel toejuich, is de mededeling om nog voor het einde van dit jaar een informatieve website te installeren over kleinschalig wonen. Daar zullen allerlei tips en informatie gebundeld worden die gebruikers een houvast moeten bieden in de kakofonie aan regelgeving en informatie, die er vandaag de dag beschikbaar is. Dat is alvast een nuttige oefening, maar zolang er structureel geen oplossingen komen, kunnen kandidaat-tiny housers wellicht vooral sneller te weten komen welke knelpunten zich voordoen.
Wat telt, is het vinden van oplossingen. Daarom is het alvast hoopgevend dat u aangaf om nog voor het einde van de legislatuur te landen met het stroomlijnen van een decretaal kader voor kleinschalig wonen.
Minister, u sprak in de Radio 2-uitzending over ongewenste effecten van de Waalse regelgeving. Over welke ongewenste effecten hebt u het? Kunt u dat verduidelijken?
Hoe komt u tegemoet aan de vraag van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) om op korte termijn handvaten voor lokale besturen met betrekking tot kleinschalig wonen te voorzien?
Zult u erop toekijken dat het decretaal kader voor moderne woonvormen zo maximaal mogelijk ingepast wordt in de bestaande regelgeving?
Op welke manier meent u dat een tweede oproep voor nieuwe experimentele woonvormen toch een meerwaarde kan betekenen in de lopende oefening?
Wat mogen we van de nieuwe informatieve website verwachten? Hoe wilt u een verdere wildgroei aan lokale stedenbouwkundige verordeningen voorkomen en lokale besturen ontraden om strengere regels op te leggen qua woonoppervlakte dan nu voorzien in de Vlaamse Wooncode?
Op welke manier wilt u iedere stad of gemeente aanmoedigen om een voldoende aanbod aan kleinschalige woningen te voorzien?
Wilt u ook de beschikbare buitenruimte in rekening brengen bij de berekening van de minimaal beschikbare leefruimte?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw De Vroe, u zult het mij hopelijk niet kwalijk nemen dat ik het mijzelf ook gemakkelijk maak op de YOUCA-dag. Ik laat graag Marie-Estel De Neef uit Haaltert aan het woord.
De aanpassing van de regelgeving op het vlak van kleinschalig wonen in Wallonië is in werking getreden op 1 september 2019. Ik heb gewoon willen aangeven dat het zinvol is om met de Waalse collega’s in gesprek te gaan, vermits hun ervaring ons wellicht nuttige informatie kan verschaffen over de toepassing ervan in concrete situaties. We kunnen dan rekening houden met mogelijke knelpunten of ongewenste effecten die zij al zouden hebben vastgesteld. Ik zal hiervoor mijn administratie initiatief laten nemen.
Zoals ik al eerder meermaals heb toegelicht, ga ik geen aparte initiatieven nemen per woonvorm. Ik heb een globaal plan van aanpak uitgewerkt voor alle nieuwe woonvormen en die zullen allemaal samen op een gestructureerde en gefaseerde wijze uitgewerkt worden.
Het is uiteraard mijn betrachting dat het nieuwe kader voor nieuwe woonvormen maximaal ingepast wordt in de bestaande regelgeving. Voor wat mijn eigen bevoegdheid Wonen betreft, kan ik hiervoor zelf het initiatief nemen. Voor de relevante bevoegdheden van mijn collega’s binnen de Vlaamse Regering en de federale bevoegdheden hang ik uiteraard af van hun bereidheid om hieraan mee te werken. Dit is een zeer omvangrijke en complexe uitdaging, wat maakt dat ik voor de uitvoering van dit plan van aanpak voldoende tijd nodig heb.
Zoals reeds gezegd in antwoorden op eerdere vragen, wil ik nu echt focussen op de uitvoering van mijn plan van aanpak om zo stappen vooruit te kunnen zetten. Ik vind het niet nodig om een tweede oproep naar experimentele woonvormen op te starten. Er worden op het terrein heel veel initiatieven genomen op het vlak van nieuwe woonvormen, zeker wat betreft kleinschalig wonen en tiny houses, zodat er voldoende praktijkervaring is om de knelpunten te kunnen detecteren.
De nieuwe website zal informatie bieden over alle nieuwe woonvormen en zal niet enkel focussen op kleinschalig wonen. Zo komen er duidelijke definities, waardoor we hopelijk een einde kunnen maken aan de spraakverwarring die vandaag de dag bestaat over heel wat nieuwe woonvormen. Zo spreken wij over kleinschalige woningen, waarbinnen de tiny houses een subcategorie vormen. De website zal ook doorverwijzingen bevatten naar interessante studies en recente initiatieven zodat burgers met vragen snel toegang kunnen krijgen tot alle beschikbare informatie.
De stedenbouwkundige verordeningen vallen niet onder mijn bevoegdheid Wonen waardoor ik geen maatregelen kan treffen. Mijn collega-minister bevoegd voor ruimtelijke ordening is hiervoor bevoegd.
Het is aan de lokale besturen om hier accenten te leggen die afgestemd zijn op de lokale noden. Zij zijn het best geplaatst om vanuit hun situatie deze inschatting te maken.
Buitenruimte zal niet worden meegerekend als beschikbare leefruimte. De minimale vloeroppervlakte voor zelfstandige woningen van 18 vierkante meter uit de Vlaamse Codex Wonen is al erg krap en ik kan u verzekeren dat het een hele uitdaging is om daarin op een menswaardige manier te kunnen wonen. Hier verder op beknibbelen is dus niet aan de orde. De minimale woningkwaliteitseisen blijven de richtlijn.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Bedankt voor de antwoorden op mijn vragen. Minister, ik richt mij nu graag opnieuw tot u. Ik stel er inderdaad veel vragen over, want u weet dat ik daarmee begaan ben. Op vrijdag 15 oktober jongstleden ontving ik in dit kader een teleurstellend antwoord op een schriftelijke vraag. Collega’s, ik vroeg naar de tussentijdse evaluatie van de inventarisatie van de knelpunten met betrekking tot de proefomgeving voor experimentele woonvormen, en wanneer we die konden verwachten. Ik moet eerlijk zeggen dat ik bijna van mijn stoel viel bij het lezen van dat antwoord. Zo zou die tussentijdse evaluatie al bijna een half jaar zijn afgerond, maar zal het rapport niet worden gedeeld met het parlement. Het dient louter voor intern gebruik binnen de administratie.
Ik wacht al geruime tijd op de evaluatie van die proefomgeving experimentele woonvormen, die er kwam naar aanleiding van een resolutie van mezelf uit 2015, waar ik al naar verwezen heb. Het was toen nog de voormalige minister die daar werk van maakte.
Voor een vervolg daarop is het wat mij betreft toch van heel groot belang dat ook wij de knelpunten met betrekking tot die alternatieve woonvormen kennen. Want uiteindelijk is die experimentele proefomgeving er ook gekomen op basis of op initiatief van de resolutie die destijds aangenomen is. Dat is daaruit voortgesproten. Mijn vraag is dan ook of u alsnog die conclusies uit dat evaluatierapport aan ons als parlementsleden kunt overmaken? Ik wil u eraan herinneren dat het wel is ingediend bij uw voorganger, maar het is een resolutie geweest die voortkwam uit een initiatief van mij en mijn partij, en vanuit de meerderheid. Maar het is uiteindelijk een meerderheidsoverschrijdend initiatief geworden. Dus ik hoop alsnog dat wij die informatie kunnen ontvangen.
Minister, verder ben ik inderdaad al lange tijd vragende partij om toch een tweede experimentele proefomgeving op te zetten, die zich toch specifiek richt tot die tiny houses. Het is goed dat u verder in overleg zult gaan met de Waalse collega’s om te leren uit hun knelpunten. Maar toch denk ik dat het nuttig kan zijn om dit alsnog te doen, met onze specifieke Vlaamse regelgeving en de praktijkvoorbeelden die effectief worden uitgerold op eigen initiatief van bepaalde personen, en om die mensen dan ook vrij te stellen van de stedenbouwkundige regels die er zijn, want dat wordt soms vergeten. Want er zijn in die experimentele proefomgeving toch wel heel wat voordelen voor initiatieven. Ik heb het dan niet alleen over die tiny houses, maar ook over joerten en over het opdelen van woningen. Ik denk dat er wat dat betreft toch heel wat nieuwe zaken zijn. Het zou goed zijn als die toch worden opgezet. Daar verschillen we dus wel van mening.
Minister, u gaf aan op het einde van de legislatuur, tegen 2024, te willen landen met het juridische kader voor alternatieve woonvormen. Maar vanuit de praktijk hoor ik toch wel dagelijks dat de nood aan een gestroomlijnd en een aangepast kader toch heel dringend is, en dat de nood dus heel hoog is. De lokale besturen, en ook investeerders en particulieren, vragen effectief heel dringend handvaten op Vlaams niveau om hun weg in het kluwen van de lokale regelgeving te vinden. Ze verwachten dus sneller tot oplossingen te komen.
Daarbij komt dat enkele weken geleden er effectief nog een verzoekschrift werd ingediend, waarin men het parlement ook vraagt om alternatieve vormen van kleinschalig betaalbaar wonen mogelijk te maken, nu heel veel mensen gewoonweg geen betaalbare woning meer vinden op de woningmarkt. De problematiek is heel reëel, en als Open Vld vragen wij u dan ook om heel snel, en sneller dan u hebt aangegeven, werk te maken van een aangepast juridisch kader.
Uiteindelijk was de filosofie van de resolutie van 2015 bij de toenmalige minister om niet te wachten tot de afloop van die experimentele proefomgeving om die regelgeving aan te passen. U hebt dat toen ook bevestigd. Dus de voorgaande minister zou daar sneller geschakeld hebben dan u.
Mevrouw Claes heeft het woord.
We weten allemaal, leden van deze commissie, dat we dit thema al veel hebben besproken. Ik mag er dan ook van uitgaan dat dat Vlaamse kader ondertussen toch wel gekend is bij de collega’s. Ik heb misschien een suggestie voor mevrouw De Vroe. Misschien zou het ons meer vooruithelpen als u uw federale collega’s zou aansporen om die federale oefening, of toch dat ene luik van die oefening, toch uit te voeren, zodat we toch vooruit kunnen in dit project. Ik zou dus niet enkel kijken naar de Vlaamse overheid, naar de Vlaamse Regering. Spoor zeker ook uw federale collega’s aan om ook dit luikje verder mee op te nemen. Bedankt.
Minister Diependaele heeft het woord.
Bedankt voor de vragen. Mevrouw De Vroe, eerst en vooral denk ik dat het misschien een beetje om een terminologische verwarring gaat. Maar het rapport waar u het over hebt, gaat natuurlijk om een interne nota die we gebruiken als basis voor het regelgevende traject dat we volgend jaar opstarten. Ik zal eens nakijken of we dat eventueel wat proper kunnen zetten, en of het enig nut heeft om dat aan jullie te bezorgen, want daar heb ik op zich natuurlijk geen probleem mee. Maar het moet natuurlijk wel iets zijn dat daartoe kan dienen. Het zijn verschillende nota’s geweest, ook met een overleg en dergelijke meer, ter voorbereiding van het traject dat we volgend jaar opstarten, en waarover we natuurlijk met jullie gaan overleggen. Dat is dat regelgevende traject.
Ik wil daar twee zaken over zeggen. Eerst en vooral hebben we daarvoor een traject vastgelegd, met de goedkeuring van dit parlement bij het begin van de legislatuur, trouwens, over welke data we daar zouden volgen. Dus we houden ons daar ook aan, en het agentschap heeft zich daar ook op georganiseerd. Ondertussen zijn er trouwens heel wat andere taken tussen gekropen, en het is niet altijd even gemakkelijk om dat georganiseerd te krijgen. Niemand binnen de regering, binnen de meerderheid pleit ervoor om de administratie te vergroten, dat is duidelijk.
Ten tweede, en ik denk dat we dat wel delen: de oefening die we doen, is natuurlijk zeer waardevol, maar waar ik niet mee wil eindigen is een systeem waarbij je regelgeving gaat bijsturen op basis van één bepaalde nieuwe woonvorm. U weet dat daar 28 experimenten in vervat zitten, onder verschillende soorten, waaronder die tiny houses, dat kleinschalig wonen. Dat is zeer waardevol, dat trekt niemand in twijfel. Maar waar ik van droom, en wat niet altijd even gemakkelijk is, is dat je een regelgeving op poten zet waarbij je eigenlijk een ruimer kader schetst waarbinnen al die verschillende woonvormen een plaats kunnen krijgen.
Ik denk dat niemand gebaat is bij een regelgeving die telkens om het half jaar moet worden aangepast. Want er is heel veel innovatie, en wat we vandaag uitdenken zal naar de toekomst weer nieuwe problemen geven. Trouwens, de nood van de lokale besturen waarnaar u verwijst, en dat komt ook tot bij mij, heeft heel dikwijls – niet altijd maar heel dikwijls – te maken met ruimtelijke bepalingen, waarvoor er ook nog altijd een traject gelopen wordt. U weet ongetwijfeld dat daar ook nog zeer veel werk op de plank ligt.
We blijven daaraan werken. Ik denk dat we het traject blijven volgen dat we vooropgezet hebben. Ondertussen nemen we ook een paar andere initiatieven, zoals die website. Dat gaat al sneller. Daar geven we die ondersteuning, die ideeën, die tips en tricks door. Daar blijven we al op werken. En op die manier denk ik wel dat we daar tot een goed resultaat komen.
Ik heb mijn antwoord nog eens beluisterd, en ik heb op geen enkele manier enige kritiek willen geven op het feit dat die regelgeving er in Wallonië al is. Maar dat is de wet van de remmende voorsprong, en dat heb je altijd, zeker ook bij regelgeving. En we kunnen daar maar van leren. Omgekeerd is dat ook dikwijls zo, dat wij met zaken eerst komen en dat anderen daarvan kunnen leren. Dat is de evidentie zelve. We moeten niet altijd het warm water uitvinden.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Bedankt voor uw reactie. We zitten niet voor honderd procent op dezelfde golflengte, in die zin dat ik heel graag zou hebben dat er toch een tweede proefomgeving wordt opgesteld voor die experimentele woonvormen, omdat nu die tiny houses en joerten en andere kleinschalige zaken effectief ontbreken. U moet er de lijst maar eens op nalezen van de projecten die werden geselecteerd. Dat zijn zeker niet die types van kleinschalig wonen.
Ik denk echt dat dat een meerwaarde zou kunnen betekenen om uit te leren. Het zou fijn zijn als u op dat vlak alsnog van mening zou veranderen.
Verder hoop ik dat er snel werk gemaakt kan worden van een aangepast juridisch kader voor die alternatieve vormen van kleinschalig betaalbaar wonen. Ik denk dat het een goede zaak zou zijn als we hiervoor op Vlaams niveau de nodige acties zouden ondernemen, want dat is het niveau waar dit dient te geschieden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.