Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Minister-president, we hebben het in deze commissie al meerdere malen gehad over roofkunst. Er was de case van het opduiken van een kunstwerk uit de collectie van de familie Dorville. Dat was een gekend voorbeeld van Joodse roofkunst. En omtrent koloniale roofkunst was er het rapport van Restitution Belgium, het federale plan inzake restitutie. We hebben daar ook een heel interessante hoorzitting aan kunnen wijden.
Ik vind het heel goed dat u in uw visienota Erfgoed daar terecht aandacht aan besteedt. U hebt ook altijd gezegd dat u dat zou behandelen op de interministeriële conferentie (IMC) – teruggaand naar de vorige vraag. Niettemin valt het spijtig genoeg op dat ons land in vergelijking met de buurlanden wel wat achterophinkt inzake restitutie.
In het licht van de ontdekking van de Dorville in een museale collectie wierp ik hier al eerder op dat het meer dan aangewezen is om ook in Vlaanderen toch een grondige doorlichting te doen van de kunstwerken die zich in onze musea bevinden. We hebben natuurlijk de commissie-Buysse gehad, ondertussen al een hele tijd geleden. In 2001 is die commissie opgericht. Er werd toen in antwoord op parlementaire vragen in de commissie-Buysse steevast gezegd dat er meer dan 5000 dossiers bestudeerd zijn. Maar spijtig genoeg is die 5000 een zeer optimistisch getal en gaat het eigenlijk maar over 57 cultuurdossiers. Ik denk dus dat het in dezen echt het moment is om eventueel een vervolg te breien aan de commissie-Buysse en ook om de scope, het zogenaamde tijdsvenster waarin de werken onderzocht worden, te verbreden. De commissie-Buysse is uitgegaan van een tijdsvenster van 1940 tot 1945, terwijl de wetenschappelijke standaard ondertussen al een ander historisch getal hanteert: dat is 1933.
Daarnaast vind ik het, los van de commissie-Buysse, echt wel nodig om na te denken over een centrale website waar de slachtoffers dan terechtkunnen, waar zij misschien alsnog de werken kunnen terugvinden. In Nederland – ik heb die website eens bezocht – is er daar toch al een voorbeeld van.
Ik vroeg mij ook af wat nu het resultaat was van de IMC op dit punt en de toekomstige aanpak omtrent Joodse roofkunst. Daarom heb ik de volgende vragen.
Gaat u ermee akkoord dat het wenselijk is een vervolg te breien aan het eerder gevoerde onderzoek? U liet eerder weten bereid te zijn de wenselijkheid en haalbaarheid van een nieuwe doorlichting van onze museale collecties naar kunstwerken met een onduidelijke herkomst aan te kaarten binnen de IMC. Hoe werd hierop gereageerd?
Toen ik mijn vraag vorig jaar stelde, viel bij de Kanselarij te horen dat er de laatste tien jaar slechts twee vragen om restitutie zijn geweest. Dat is natuurlijk bijzonder laag, maar dat komt natuurlijk omdat er geen centrale website is, waardoor slachtoffers niet weten of het werk ter beschikking is of niet. Hoever staan we met de federale koepelwebsite? Zal die publiek toegankelijk zijn?
U sprak eerder over het project van de Dienst voor economische recuperatie (DER). Werd dit project inmiddels afgerond?
Wat heeft de IMC hieromtrent concreet gesteld?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mevrouw D’Hose, wat uw eerste en vierde vraag betreft: er was jammer genoeg geen mogelijkheid om tijdens de laatste vergadering van de IMC Cultuur de vraag van de Joodse roofkunst aan te kaarten. De agenda van de IMC werd gekaapt door coronaoverleg en de gevolgen van de overstromingen in Wallonië voor het cultureel erfgoed. Het is wel mijn uitdrukkelijke bedoeling om op de eerstkomende vergadering van de IMC mijn collega’s te vragen hoe zij de wenselijkheid en haalbaarheid inschatten van een nieuwe doorlichting van onze museale collecties op Joodse roofkunst. Daarbij zal ik ook uw vraag tot uitbreiding van de onderzoeksperiode aankaarten.
Verder heb ik mijn administratie gevraagd om bij de Programmatorische Overheidsdienst (POD) Wetenschapsbeleid navraag te doen over de voortgang van het opzetten van de voorgenomen centrale website. Het zou wenselijk zijn mocht die nog dit jaar operationeel kunnen zijn. Een publiek toegankelijke centrale website zal voor dit onderwerp allicht een groter bereik hebben dan het bereik van de individuele museumwebsites.
Ik kan u alvast melden dat alle Vlaamse musea die 1 of meerdere van de 78 werken in hun collectie hebben, afkomstig van de Dienst voor economische recuperatie, een pagina op hun website hebben geplaatst die deze werken linkt aan hun WO II-herkomst en vraagt om meer informatie over de herkomst van deze werken. Dat werk is dus afgerond.
Zoals eerder aangegeven, gaat het om zeven Vlaamse musea: het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA), dat over een jaar opengaat, het Rubenshuis in Antwerpen, M in Leuven, het Stedelijk Museum Wuyts-Van Campen en Baron Caroly in Lier, het Groeningemuseum in Brugge, het Museum voor Schone Kunsten Gent (MSK Gent) en Hof van Busleyden in Mechelen.
Voor de volledigheid wil ik nog meegeven dat Vlaamse musea die hun collectie willen doorlichten op Joodse roofkunst, daarvoor een projectaanvraag kunnen indienen onder het Cultureelerfgoeddecreet. Herkomstonderzoek is een van de punten waarvoor ik in mijn strategische visienota Cultureel Erfgoed bijzondere aandacht vraag bij het aanvragen en beoordelen van werkings- en projectsubsidies. Uiteraard moeten eventuele aanvragen in voldoende mate beantwoorden aan alle decretale criteria.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Minister-president, ik ben eens gaan kijken naar de websites van die zeven Vlaamse musea, en het is op zich moeilijk om dit te vinden; het zit nogal weggestoken. Daarom ben ik er echt van overtuigd dat een centrale website absoluut noodzakelijk is. Maar we hebben daar inderdaad onze federale vrienden voor nodig. Het is dus heel goed dat u dat op de agenda zet van de volgende IMC, want ik maak me daar wat zorgen over. België hinkt achterop ten opzichte van andere Europese landen. Dan heb ik het niet alleen over Nederland, want Frankijk, Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland hebben allemaal een centrale website en maken daar werk van. Ik hoop dat we binnen deze commissie allemaal overtuigd zijn van de urgentie.
Er zijn een aantal collega’s die willen tussenkomen, en we gaan onmiddellijk geschiedenis schrijven, want de eerste is mevrouw Segers, die nu via video – hybride – zal tussenkomen. Mevrouw Segers, in de ruimte is er geen protocol, dus steek maar van wal.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Het was absoluut mijn bedoeling om naar de commissie te komen, maar ik ben opgestaan met heel veel keelpijn, dus veiligheidshalve ben ik thuisgebleven. Ik ben blij dat we toch hybride vergaderen, zodat ik kan tussenkomen.
Ik wilde collega D’Hose danken voor de vraag en de minister-president voor het bemoedigende antwoord. Ik ben zeker blij dat deze kwestie op een volgende IMC ter sprake zal komen, want ik geloof echt dat we nood hebben aan een integraal restitutiebeleid, en dat moeten we met de verschillende deelstaten op poten zetten; dat is trouwens een vraag van Restitution Belgium.
Daarbij vind ik het ook belangrijk om niet apart te kijken naar Joodse roofkunst of koloniale roofkunst en moderne roofkunst uit het Midden-Oosten, maar dat we gewoon een integraal beleid uitwerken rond roofkunst tout court. Dat is mijn insteek, maar ik begrijp dat dat ook de uwe is, minister-president.
Ik heb nog een kleine bijkomende vraag. Ik had deze week een afspraak met de ambassadeur van Rwanda, als voorzitter van de IPU-sectie (Inter-Parliamentary Union) Rwanda – geen gemakkelijk gesprek –, en die liet mij weten dat Rwanda ook een officiële vraag heeft ingediend bij België rond restitutie van roofkunst uit Rwanda. Bent u daarvan op de hoogte? Hebt u er ook weet van – ik denk dat dat vooral in het AfricaMuseum in Tervuren zal zijn – of wij Rwandese kunst hebben in onze Vlaamse musea?
De heer Brusselmans heeft het woord.
Ik wil even alles in perspectief plaatsen, ook verdergaand op de vraag van collega Segers. In juni heb ik een schriftelijke vraag gesteld, onder andere hoeveel aanvragen tot restitutie van werken uit Vlaamse musea er bij uw administratie zijn ingediend de afgelopen tien jaar en hoeveel daarvan dan werden afgehandeld en/of er sprake was van teruggave. Het antwoord op die eerste vraag was ‘nul’, en bijgevolg was ook het antwoord op die twee andere vragen ‘nul’. Ik vraag het dus opnieuw, nu drie maand verder. Is er eigenlijk al iemand die bij de administratie een verzoek tot restitutie heeft ingediend?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mevrouw Segers, bij mijn weten is die vraag nog niet tot bij ons gekomen, maar ik zal dat navragen.
Mijnheer Brusselmans, zoals ik daarstraks in mijn antwoord aan mevrouw D’Hose zei, zijn er twee aanvragen binnengekomen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.