Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Brouns heeft het woord.
Het blijft over sprongen en sporen gaan deze ochtend. Op 21 januari 2021 bracht de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) een advies uit met enkele kanttekeningen en bezorgdheden over de visienota Digisprong. In dit advies roept de raad op om te bewaken dat digitalisering een gevolg moet zijn van het pedagogisch project dat de school in alle vrijheid mag opmaken. Hij stelt: “De wijze waarop een school digitaliseert, vloeit voort uit een doordachte pedagogische visie en welbepaalde keuzes. De Vlor vraagt de overheid om de pedagogisch-didactische motieven van scholen centraal te stellen.” Verder wordt ook aangehaald: “De visienota geeft de indruk dat scholen op ICT-vlak vanaf nul beginnen. Dat is natuurlijk niet zo: veel schoolteams zijn al jaren met digitalisering bezig in het kader van hun ICT-beleid. Daarom vraagt de Vlor de overheid om te vertrekken vanuit wat bestaat en de nood en vraag van scholen te onderzoeken en in kaart te brengen. Dat zorgt ervoor dat digitalisering vertrekt vanuit een pedagogische keuze; het ICT-beleid op scholen aansluit met nieuwe beleidsinitiatieven en de voorziene extra middelen; het bestaande beleid op scholen niet wordt doorkruist, en verwarring en inefficiëntie wordt vermeden.”
Enkele secundaire scholen die al zo’n doorgedreven gedigitaliseerd beleid hebben en als dusdanig werken, hebben grote bekommernissen over de gevolgen die de Digisprong zal hebben. Specifiek voor het eerste actiepunt van het eerste speerpunt van de visienota Digisprong – elke leerling voorzien van een toestel via de scholen – zijn er bezorgdheden. Ze roepen op om het bestaande 'bring your own device'-principe (BYOD) te vrijwaren, zodat scholen waarbij leerlingen zelf eigenaar zijn van het toestel, hun werkmethodes kunnen doorzetten en hun pedagogische visie niet zullen moeten aanpassen. Uit het contact met deze scholen komen steeds drie knelpunten naar boven: het eigenaarschap van toestellen, dat deze scholen – succesvol en vaak zonder een verhoging in de schoolfacturen van ouders – bij de leerlingen houden; bezorgdheden om deze grootschalige aankoop van digitale toestellen duurzaam in te bedden in de toekomst en het vrijwaren van de pedagogisch-didactische autonomie van scholen, zowel in de keuze van het digitaal leermiddel als in de ruimere besteding van de investeringen.
Bent u bereid om de mogelijkheid open te laten voor scholen waarbij het eigenaarschap van digitale toestellen bij de leerling blijft?
Hoe wil u ervoor zorgen dat na de eenmalige impulssubsidie de duurzame integratie van de digitale ondersteuning van het leerproces gegarandeerd wordt?
Hoe zal u de pedagogisch-didactische autonomie van scholen vrijwaren bij de besteding van de toegekende Digisprongmiddelen?
Minister Weyts heeft het woord.
In het onderwijsbeleid is het vaak zo dat de overheid het doel bepaalt, maar dat de scholen in grote mate zelf de weg bepalen om dat doel te bereiken. Dat maakt deel uit van die onderwijsvrijheid. Dat principe zie je ook in de Digisprong. Wij hebben doelen gesteld, namelijk een grote digisprong voorwaarts voor ons onderwijs, de globale achterstand inzake digitalisering ombuigen in een voorsprong, digitaal onderwijs echt structureel verankeren, elke leerling vanaf het vijfde leerjaar toegang geven tot een eigen toestel. Maar we laten de ruimte aan de scholen om te zorgen voor maatwerk.
Concreet zal dat bijvoorbeeld betekenen dat scholen uiteraard zelf kunnen kiezen welk type ICT-toestel ze aankopen dat het best past bij hun pedagogisch project, bij hun publiek, bij hun leerlingen en bij hun visie over hoe zij bijvoorbeeld de eindtermen digitale competentie, mediawijsheid en computationeel denken willen aanbrengen.
Er is op de markt een heel ruim aanbod van verschillende toestellen voor verschillende leeftijden waaruit scholen vrij kunnen kiezen. Het zijn de scholen zelf die instaan voor de aankoop van de toestellen, via een openbare procedure of een bestaand raamakkoord. Ik ga daar niet in tussenkomen.
Wat betreft het vrijwaren van het ‘bring your own device’-principe, heb ik kennis genomen van het memorandum en de bezorgdheden van de betrokken scholen. We gaan daar rekening mee houden, ook vanuit het principe dat maatwerk mogelijk moet zijn.
Het is logisch dat er veel aandacht gaat naar de ICT-toestellen, al was het maar omdat het leeuwendeel van de Digisprongmiddelen budgettair naar die toestellen zal gaan, maar ik wil toch benadrukken dat we veel meer doen dan alleen inzetten op ICT-toestellen. We zetten een heel beleid op poten rond digitalisering. We gaan de ICT-vaardigheden van alle toekomstige leerkrachten versterken, maar we gaan vooral ook die van de huidige leerkrachten bijwerken. We gaan scholen ondersteunen bij de uitwerking van een ICT-beleid. We gaan zorgen voor ondersteuning van de ICT-coördinatoren. We gaan hun rol structureel opwaarderen. Kortom, we zetten een hele digitaliseringstrein op de sporen. En die rijdt maar in één richting. Dat is een trein die niet achteruit kan rijden, enkel vooruit.
We hebben een eerste grote impuls van 375 miljoen euro extra, waardoor scholen in staat zullen zijn om hun ICT-infrastructuur op korte termijn te vernieuwen en dus echt een sprong te maken van achterstand naar voorsprong. Maar na afloop van die eerste investeringsgolf voorzien we ook een krediet voor onderhoud. Dat gaat om recurrent 11 miljoen euro gekleurde ICT-werkingsmiddelen extra per jaar, boven op het voormalige ICT-budget. En ik geloof dat dat 32 of 34 miljoen euro is. Daar ben ik niet helemaal zeker van, maar het is alleszins die ordegrootte.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, ik ben tevreden met uw antwoord, en de voorlopers, om ze zo te noemen, ook, denk ik. Als wij van die digisprong meer willen maken dan enkel de ‘remontada’, de inhaalbeweging, als we er echt een duurzame integratie van willen maken, hebben we die voorbeeldscholen op het vlak van digitalisering nodig. Zij zijn de trekkers. Zij kunnen de goede praktijken delen. Ik heb u letterlijk horen zeggen dat het concept van 'bring your own device’ daarin past. Ik vind het goed dat u dat nu heel duidelijk stelt. Dat neemt heel wat zorgen op dat vlak weg. Ik ben het ook volmondig met u eens dat de Digisprong veel meer is dan enkel laptops.
Om tot een duurzame integratie van digitalisering en van de ondersteuning van het leerproces te komen, moeten we inderdaad vertrekken van een breed gedragen visie in de school, waarin iedereen zich kan vinden, in de eerste plaats de leerkrachten, want het zullen zij zijn die het in de klas moeten gaan waarmaken met de digitale ondersteuning en de middelen daartoe, en uiteraard ook de ICT-coördinatoren.
Ik begrijp dat in de eerste fase de nadruk op de ICT-infrastructuur ligt, de laptops – de fundamenten, zeg maar. De andere zaken uit Digisprong komen dan in de volgende fase. Ik heb daarbij toch nog een aantal vragen voor u. Wordt er in de eerste fase, waarin nu middelen voorzien worden voor digitale toestellen voor de leerlingen, ook al gedacht aan middelen voor de leerkrachten, zodat zij ook toestellen hebben om er in de klas mee aan de slag te gaan, samen met de leerlingen? Dat is een belangrijke randvoorwaarde, denk ik.
Ten tweede moet die gigantische operatie in scholen uiteraard ook begeleid worden. De ICT-coördinatoren staan natuurlijk met stip op één genoteerd om dat waar te maken. U hebt daar ook al naar verwezen. De verbetering van hun statuut is voorzien in Onderwijsdecreet XXXI. Wat is daar de stand van zaken van? Kunt u daar al iets meer over vertellen? Die mensen kijken er natuurlijk ook naar uit om die stimulans te krijgen om er op het terrein voluit de schouders onder te blijven zetten.
Tot slot, ten derde, om deze heel grote operatie, die broodnodig en ook heel goed is, duurzaam te kunnen doorzetten, is het nodig dat we in Vlaanderen een provisie voorzien. Want we moeten na x aantal jaren opnieuw middelen moeten kunnen voorzien om die continuïteit erin te houden. Is die provisie, die voorziening getroffen in de schoot van de Vlaamse Regering? Of zult u dat althans zo voorleggen?
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, wij hebben vorige week een hoorzitting gehouden in verband met armoede in het onderwijs. Een van de sprekers was professor Van Lancker. Hij zei, naar aanleiding van Digisprong, dat iedere leerling een laptop geven een soort van overkill en ‘overshooting’ is. Want er zijn natuurlijk ook ouders die de financiële mogelijkheden hebben om een laptop aan te schaffen. Daarom ben ik blij dat u net positief hebt geantwoord op de vraag van de heer Brouns. De scholen waar de eigen toestellen al aanwezig zijn, kunnen die blijven gebruiken.
Ik snap ook wel de logica om overal dezelfde toestellen aan te kopen. Ik wilde u in dat verband nog iets vragen. De uren voor de ICT-coördinatoren gaan gevoelig omhoog. Toch vrees ik nog altijd, minister, dat dit niet genoeg zal zijn. Want die ICT-coördinatoren moeten enerzijds helpen bij de pedagogische aspecten van de digitalisering. Maar aan de andere kant zullen zij heel veel werk hebben, alleen al met de techniciteit. Ze zijn een beetje de ICT-helpdesk. Ik kan mij voorstellen dat, wanneer alle leerlingen een laptop of een tablet – het maakt niet uit wat – krijgen, zij op dat vlak nog meer bevraagd zullen zijn. Minister, zal dit wel genoeg zijn?
En eigenlijk is dat mijn kritiek op het hele plan. Het is een goed plan, maar naar mijn aanvoelen gaat er te veel naar die hardware en te weinig naar de ondersteuning. Ik denk dat het een beetje wordt onderschat hoe heterogeen ons lerarenkorps is, niet alleen qua voorkennis van die digitalisering, maar ook gewoon qua vakken. In het ene vak kan er veel meer worden gedigitaliseerd dan in het andere. Dat is mijn bezorgdheid. Ik dank u.
Ik sluit zelf kort aan.
Ik heb twee heel belangrijke zaken gehoord. Ten eerste, scholen zijn vrij om te beslissen welke ICT-middelen ze zullen inzetten. Ze kunnen dat doen volgens hun visie, conform hun pedagogisch project. Maatwerk is mogelijk. Ten tweede, er is niet enkel aandacht voor die toestellen, die uiteraard heel belangrijk zijn, maar er wordt ook een heel beleid opgehangen aan ICT-vaardigheden. Ook in verband met de ICT-coördinatoren zal dat in de toekomst aan bod komen.
Ik heb twee extra vragen rond dit thema. In het verleden zei u dat u ook leerkrachten zou willen uitrusten met ICT-materiaal. Had u daarover al gesprekken met de sociale partners? Kunt u daar al iets meer over zeggen?
Ten tweede, u had het ook over een nieuwe raamovereenkomst om de connectiviteit en de telecomdiensten in het hoger onderwijs te faciliteren. Zullen ze daarmee klaar zijn tegen begin volgend schooljaar?
De heer Danen heeft het woord.
Er wordt nu inderdaad heel veel gespeculeerd, minister: wat zou het kunnen inhouden? Af en toe licht u een tipje van de sluier. We hebben de visienota al besproken in de commissie. Maar ik vroeg me af: wanneer komt het vervolg? Kunt u daarover een timing geven? Want scholen zitten inderdaad klaar of zijn aan het wachten: wat kunnen, wat moeten, wat mogen we doen? Minister, wanneer komt het vervolg? Wat moet er komen? Decretale verankeringen, uitvoeringsbesluiten, en dergelijke meer? Wanneer zullen die volgen? Ik dank u alvast voor uw antwoord.
Minister Weyts heeft het woord.
Waar de scholen nu het meest vragende partij voor zijn, is volgens mij in eerste instantie de verdeling van de middelen. Daarom ga ik met een voorstel naar de regering. En dan kunnen we ook communiceren. We zullen dan snel kunnen schakelen, zodat ze weten hoeveel ze toebedeeld krijgen en op grond van welke criteria. Dat is het belangrijkste en dat zullen we op korte termijn kunnen beantwoorden.
De raamovereenkomst betreffende telecom, met het oog op de connectiviteit van de scholen en het garanderen van de cyberveiligheid, is in de markt geplaatst. Dat zal zeker tegen september op poten staan. Na de paasvakantie en zeker voor het reces moet er duidelijkheid zijn over hoe we dat kenniscentrum zien.
Tot slot, de grond van de vraag. We willen voorlopers niet straffen. Vandaar: maatwerk. Ik ben wel gebonden aan bepaalde procedures, aan budget en aan begroting. U weet dat we de middelen die dit jaar en volgend jaar zijn voorzien, kunnen verdelen. Daar ben ik gebonden aan de begrotingsregels.
Ik denk wel dat dit een hoopgevend verhaal zal worden. Maar het eerste waar ik zo spoedig mogelijk werk van zal maken, is de communicatie naar de scholen: ‘What’s in it for us? Hoeveel kunnen wij krijgen?’ Zo kan men de planning maken voor het volgende schooljaar.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, dank u.
Het is inderdaad een belangrijke vraag van de scholen, hoeveel middelen ze krijgen en wanneer. Maar minstens zo belangrijk is hoe en waarvoor ze deze middelen mogen inzetten. Wat zijn hun vrijheidsgraden op dat vlak?
Zo kom ik bij de voorlopers, de scholen die al meerdere jaren sterk gedigitaliseerd werken, volgens het concept van ‘bring your own device’. Daar is het cruciale element, in functie van de duurzaamheidsgedachte, de lange termijn, om het eigenaarschap bij de leerlingen te mogen leggen. Het is belangrijk dat we dat voorzien in het kader dat nu voorligt voor het maken van de verdeling van de middelen, zodat de scholen kunnen voortwerken op die manier, en dat ze een inspiratie kunnen zijn voor alle andere scholen, want ze hebben daar natuurlijk de voorbije jaren een heel traject afgelegd en daar ook lessen uit getrokken. Zij moeten die lessen kunnen delen met alle andere scholen.
Minister, ik denk dat we daarover dezelfde mening delen: het moet een duurzame integratie worden. De Digisprong mag geen sprong in het ijle zijn. Het moet echt een toekomst zijn waarin de digitale integratie duurzaam is. Dat daarvoor een provisie nodig zal zijn, is onmiskenbaar. Het zal een belangrijk aandachtspunt blijven in de schoot van de Vlaamse Regering, om daar aandacht voor te hebben.
De leerkrachten en de ICT-coördinatoren moeten zeker ook meegenomen worden als je een schoolbreed gedragen ICT-beleid wil hebben. De leerkrachten zijn daar de sleutelfiguren in, want zij moeten dat omzetten in de klaspraktijk. De ICT-coördinatoren moeten heel dat digitale gebeuren in de school coördineren en nu, in de eerste fase, mee op de rails zetten – om in de spoorterminologie te blijven. We moeten daar op heel korte termijn klare wijn schenken over de middelen die ze krijgen om die opdracht tot een goed einde te brengen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.