Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, collega’s, tijdens de commissievergadering van 11 maart 2021 bracht het Vlaams Vredesinstituut verslag uit over de rol van het onderwijsveld bij de preventie van gewelddadige radicalisering. Er werd uitgebreid van gedachten gewisseld, vertrekkende vanuit de evaluatie die het Vlaams Vredesinstituut heeft gemaakt van het actieplan van de Vlaamse Regering uit 2015.
In de Lokale Integrale Veiligheidscellen (LIVC’s) worden alle lokale actoren, van onderwijs tot lokale besturen, welzijnsactoren, politie en justitie, samengebracht om radicalisering maximaal te voorkomen en te vermijden. Specifiek in dit kader is een rol weggelegd voor het onderwijs. In het onderwijs worden dikwijls de eerste verontrustende signalen opgevangen en daar moet in een opvoedkundige context mee worden omgegaan. Tijdens de vorige regeerperiode heeft de minister van Onderwijs grote inspanningen gedaan, vooral wat betreft het versterken van de leerkrachten, het versterken van inzichten en het aanreiken van handvatten.
Leerkrachten hebben een onmisbare band met jongeren en kunnen tijdig problematisch gedrag of extreem gedachtegoed opmerken en, indien nodig, ingrijpen. Zij kunnen ook inzichten bieden in de evolutie die zich bij specifieke leerlingen voordoet, waar andere actoren niet van op de hoogte zijn. Anderzijds kunnen leerkrachten ook sneller casussen aankaarten bij politionele actoren mocht dat nodig zijn, omdat zij binnen de LIVC’s sneller vertrouwen kunnen opbouwen met deze actoren en inzichten in hun werking vergaren. Zo verlaagt de drempel van scholen en leerkrachten om steun te zoeken.
Uit de bevraging blijkt dat er nog steeds maar een beperkte deelname is van scholen – 29 procent volgens het Vlaams Vredesinstituut (VVI) – en de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s) – 10 procent – aan de lokale integrale veiligheidscellen inzake radicalisme, extremisme en terrorisme (LIVC R’s). Verder blijkt ook uit deze bevraging dat lokale besturen aangeven dat het motiveren van actoren om samen werk te maken binnen een integrale aanpak een van de grootste uitdagingen vormt.
Minister, hoe zult u ervoor zorgen dat, naar aanleiding van het op komst zijnde decreet over de LIVC R – de uitbreiding van de rondetafel zeg maar –, de onderwijsactoren gestimuleerd worden om deel te nemen aan de LIVC R? Welke acties zult u ondernemen om scholen en CLB’s te ondersteunen in deze preventieve opdracht?
Minister Weyts heeft het woord.
In de aanpak van radicalisering en polarisering denk ik dat de betrokkenheid van de onderwijsactoren essentieel is. Mijn administratie heeft regelmatig contact, en ikzelf natuurlijk ook, met de onderwijskoepels, het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap (GO!) en de CLB-sector om zo de vinger aan de pols te houden en hen te informeren over nieuwe ontwikkelingen. Ook bij de opmaak van het decreet over de LIVC R zijn zij geconsulteerd. Dat liet toe om gevoeligheden en onduidelijkheden te capteren. De Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) bevestigt dat ook in het advies van november vorig jaar: “Bij de voorbereiding werden onderwijspartners betrokken en het huidig voorontwerp voldoet aan de bezorgdheden die toen werden geuit in het kader van een reeds bestaande en functionerende praktijk die nu decretaal verankerd wordt.”
U geeft aan dat uit een bevraging van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) blijkt dat scholen en CLB’s maar weinig deelnemen aan de LIVC’s, respectievelijk 29 procent en 10 procent van de gemeenten. Ik moet dat wel wat kaderen: het is de burgemeester die op basis van de lokale context beslist welke actoren hij of zij al dan niet uitnodigt op zo’n LIVC; scholen of CLB’s nodigen zichzelf dus niet uit. En als onderwijsactoren niet rechtstreeks mee aan tafel zitten, betekent dat ook niet dat ze niet betrokken zijn. Soms wordt bepaalde info ook gedeeld met een contactpersoon van de lokale administratie, of van de lokale politie, die wel mee aan tafel zit. Vaak is dat ook gewoon een organisatorische of praktische kwestie. Tot slot geven lokale besturen zelf aan dat met name het ontbreken van een juridisch kader een hinderpaal kan zijn in de uitbouw van hun LIVC. En net dat willen we met het nieuwe decreet aanpakken.
Hoe gaan we de onderwijsactoren nu sensibiliseren en informeren? Als Vlaamse Regering willen we dat zoveel mogelijk beleidsdomeinoverschrijdend en integraal aanpakken. Daarom spraken we af om één gezamenlijk draaiboek te maken voor alle actoren betrokken bij de LIVC’s, inclusief de onderwijsactoren. De bedoeling van dat draaiboek is om het nieuwe decreet op een duidelijke en toegankelijke manier toe te lichten en daarnaast wat praktische handvatten te bieden voor de organisatie en het verloop van zo’n LIVC. Kortom: aandacht voor de theorie, de regelgeving, maar evengoed de praktijk. De VVSG houdt de pen vast, maar stemt wel af met de betrokken administraties, dus ook met de mijne.
We willen dat draaiboek klaar hebben op het moment dat het nieuwe decreet, dat is ingediend bij dit Vlaams Parlement en hier nog besproken en gestemd moet worden, in werking treedt. Daarvoor kunt u ook te rade gaan bij de coördinerende collega-ministers Somers en Demir, want voor alle duidelijkheid: de coördinatie zit dus niet bij mij. Als na de lancering van het draaiboek zou blijken dat er nog bijkomende vragen of noden op het terrein zijn, zullen we daar zeker infosessies rond opzetten, ofwel samen met andere sectoren, ofwel specifiek voor de onderwijsactoren.
De heer Brouns heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoorden.
Vanuit de praktijk en de lokale ervaring kan ik inderdaad getuigen dat de cijfers van de betrokkenheid van het onderwijs op dit ogenblik in de juiste context moeten worden geplaatst, omdat het kader nog ontbreekt om ze mee te laten aanschuiven aan die tafel en daar belangrijke informatie en casussen van jongeren te delen. Het is cruciaal waar het hier over gaat: het delen van belangrijke en vaak gevoelige informatie. Daarom is het heel goed dat het onderwijs heel nauw betrokken is, vooral bij de opmaak van het draaiboek, zeg maar de operationalisering van het hele gebeuren rond de LIVC’s, omdat we toch vaststellen dat het winnen van vertrouwen van de scholen om daar mee aan te schuiven – en dat klinkt misschien heel eenvoudig – toch een heel grote opdracht is die ik vaststel op het terrein. Dat is heel belangrijk.
Het is vaak heel opvallend hoe terughoudend scholen zijn om de stap te zetten naar veiligheidsdiensten voor het melden van feiten die heel grensoverschrijdend zijn. Dat is een belangrijke opdracht voor ons allemaal, voor lokale besturen, veiligheidsdiensten en alle andere Vlaamse actoren om het vertrouwen van elkaar te winnen om daar de nodige informatie met elkaar te delen.
Er zijn wel degelijk nieuwe ontwikkelingen, zelfs in deze coronatijden. Dat bleek recent nog. Minister van Justitie Van Quickenborne heeft ernaar verwezen dat er voor het eerst in drie jaar tijd opnieuw minderjarigen op een terroristenblad staan. Dat is toch wel onrustwekkend. Dat bevestigt ook dat we vandaag in tijden van corona niet moeten denken dat dat probleem weg is. Integendeel, men radicaliseert vaak achter de pc. Het zijn zogenaamde 'low actors', maar die radicaliseren vanachter de computer thuis.
De digitalisering op dat vlak is een belangrijk aandachtspunt dat u mee in ogenschouw moet nemen bij de betrokkenheid van het onderwijs. Er moet extra aandacht gaan naar heel dat online gebeuren, waarbij jongeren elkaar online heel gemakkelijk en heel snel kunnen vinden, helaas ook met foute gedachten en ideeën. Ik wil dat hier meegeven als een bijkomende vraag, of u daartoe bereid bent omdat we daar zelf ook naar op zoek zijn. Want het gaat tegenwoordig heel snel in alle sociale mediakanalen. We zien links en rechts groepjes opduiken die expliciet geradicaliseerd extreem gedrag uiten en zo met elkaar in contact komen. Mijn vraag is om vanuit onderwijs in relatie tot de LIVC’s daarvoor nog meer aandacht te hebben.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Iedereen is het erover eens dat de scholen aanzien worden als een heel belangrijke partner in die lokale integrale veiligheidscellen. Minister, u geeft terecht aan dat de burgemeester de mensen kan uitnodigen, maar de VVSG heeft sowieso een ondersteunende rol. De subsidies voor die ondersteunende rol worden ook verlengd. Ziet u bij hen ook een rol of een verantwoordelijkheid om dat mee te ondersteunen, misschien in functie van de burgemeester, om aan te kaarten dat daar waar het niet gebeurt, het onderwijs toch een belangrijke rol zou kunnen spelen?
Wat betreft de spanningen binnen het CLB, waar collega Brouns terecht op heeft gewezen, over de deelname aan het multidisciplinaire casusoverleg vanwege het beroepsgeheim en dergelijke meer, is het nieuwe LIVC-decreet een heel belangrijke factor om het kader te scheppen dat het veilig en nodig is om informatie te delen. Bij besprekingen met het Vlaams Vredesinstituut gaf het instituut aan dat dit kader noodzakelijk is, maar niet voldoende zal zijn, omdat er nog heel veel afhankelijk is van praktische afspraken die gemaakt zullen moeten worden tussen deelnemers over het vertrouwen en het respect. Collega Brouns heeft er ook al naar verwezen. Dat decreet is een belangrijke stap, maar hoe zal men verder evalueren hoe die deelname van het onderwijsveld verloopt in dat casusoverleg? Hoe zal men na het invoeren van het LIVC-decreet in het kader van het beroepsgeheim en het delen van informatie evalueren of dat effectief ook beter verloopt en dat het vertrouwen er ook is?
Bij de besprekingen met het Vlaams Vredesinstituut heb ik het ook al gedaan, maar ik wil hier toch nog eens het belang onderstrepen van een gedeeld begrippenkader, zodat iedereen werkt met de juiste bewoordingen en zodat die bewoordingen ook bij iedereen dezelfde definities achter zich hebben, zodat daar geen vergissingen rond kunnen gebeuren. Collega Brouns verwees ook terecht naar mediawijsheid met betrekking tot online radicaliseren.
Ik heb ook nog een kleine bijkomende vraag. Is het aanspreekpunt nog steeds voldoende gekend bij leerkrachten? In het begin werd daar heel vaak gebruik van gemaakt. Nu lijkt de storm wat te gaan liggen, maar het aanspreekpunt is er nog altijd. Is dat nog steeds voldoende gekend? Wordt dat nog voldoende gebruikt door ons onderwijspersoneel?
Minister Weyts heeft het woord.
We zijn hier eigenlijk vooral bezig met een discussie over andere beleidsdomeinen en de werkzaamheden die momenteel door collega’s Somers en Demir in goede banen worden geleid. Maar wat de rol van Onderwijs betreft, hebben wij natuurlijk een belangrijke signaalfunctie. Wij zijn kanaries op dat vlak.
Ik stel ook vast dat heel wat leerkrachten dat vandaag al spontaan doen, zelfs rechtstreeks tot ons kabinet. Het is goed dat er echt een bezorgdheid is, een ‘awareness’, een bewustzijn dat men daar attent voor moet zijn en dat men dat moet melden en dat men desgevallend moet optreden.
Het online gegeven is natuurlijk een thema dat wordt meegenomen in het nieuwe actieplan dat in opmaak is, in coördinatie door minister Somers en minister Demir. De VVSG blijft de ondersteunende rol ten aanzien van de lokale besturen opnemen en stemt ook af met onze administratie als het gaat over signalen inzake onderwijs.
De evaluatie van het decreet is opgenomen in het decreet zelf. De rol van onderwijsactoren wordt daar zeker in meegenomen.
En tot slot denk ik dat het aanspreekpunt gekend is. Het wordt nog altijd bekendgemaakt. De vragen lopen daar toch wel binnen. Het is dus niet zo dat ze daar niets van informatie krijgen.
De heer Brouns heeft het woord.
Bedankt voor uw bijkomende antwoorden, minister.
Vier punten zijn heel belangrijk, denk ik. Eén, de uitermate grote betrokkenheid van het onderwijs bij de lokale integrale veiligheidscellen. Wat we toch vaststellen op het terrein en wat ook blijkt uit grote bevragingen en onderzoeken op dat vlak, is dat er bij leerkrachten vaak een zekere handelingsonzekerheid is om om te gaan met bepaalde extreme gedragingen. Het is niet altijd evident om daar gepast op te reageren. Dus de ondersteuning van de scholen daarbij, de uitnodigende aanpak ten aanzien van de scholen, het wekken van vertrouwen en dat vertrouwensklimaat, dat is heel belangrijk. Dat is meteen ook het tweede punt.
Ten derde, beter voorkomen dan genezen, en de ketengedachte. Preventie is cruciaal. Het verbindende schoolklimaat is ook heel mooi naar voren gekomen in de voorstelling van het Vlaams Vredesinstituut. Dat is uitermate belangrijk om extreem gedrag of polarisatie te vermijden. Dat is het uiteindelijke doel. Inzetten op positieve identiteitsontwikkeling is iets wat wij in onze regio doen en dat zijn vruchten blijkt af te werpen. En vier, bijzondere aandacht voor de online radicalisering. Mediawijsheid is daarbij heel belangrijk.
Er is in het decreet inderdaad een evaluatie van het decreet voorzien. Maar ik heb er de vorige keer ook naar verwezen dat de VVSG op dit ogenblik in het kader van een Europees project een evaluatie-instrument ontwikkelt voor LIVC’s. We hebben binnenkort dus een eigen evaluatie-instrument om met die LIVC-werking aan de slag te gaan en vanuit de betrokkenheid van de verschillende nieuwe partners die rond de tafel aanschuiven daarmee aan de slag gegaan, om dat ook voortdurend te verbeteren en te optimaliseren, om te vermijden dat onze jongeren uiteindelijk radicaliseren, want dat blijft het doel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.