Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Vraag om uitleg over de aanpak van de georganiseerde misdaad in Limburg
Verslag
De heer Brouns heeft het woord.
In de commissie van 12 januari laatstleden benadrukte u in het antwoord op mijn vraag om uitleg over de stand van zaken met betrekking tot de initiatieven ter versterking van het lokale veiligheidsbeleid, uw interesse in het opstarten van een multi-agencysamenwerking in het kader van het opkomende DIOB-decreet (Directie Integriteitsbeoordeling voor Lokale Besturen).
U wilt daartoe een Kruispuntbank Handhaving oprichten op het Vlaamse niveau, waarin alle informatie over vergunningen en subsidies, en ook alle informatie waarover inspectiediensten beschikken, wordt opgenomen. Daarnaast wilt u aan de hand van samenwerkingsakkoorden met andere niveaus en met Nederland deze informatie-uitwisseling versterken en verder uitbouwen.
In een weekendkrant van 20 februari deed u een oproep naar een federale samenwerking in het kader van de Vlaamse aanpak van de georganiseerde misdaad. In het artikel vermeldt u twee belangrijke pijlers die tot op heden nog enigszins onzeker zijn: een nauwe samenwerking met het federale niveau en de bilaterale uitwisseling van gerechtelijke informatie met Nederland.
In de vorige legislatuur werd ook op het federale niveau een wetsvoorstel op tafel gelegd om de Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen uit te bouwen. In de beleidsverklaring van de daarvoor bevoegde minister Verlinden herneemt zij de intentie om deze directie federaal uit te bouwen, om zo de mogelijkheden van de bestuurlijke handhaving structureel te verankeren en te versterken. Zowel in het kader van de samenwerkingsakkoorden met relevante Belgische en Vlaamse diensten, als met de bilaterale uitwisseling van gerechtelijke informatie met buitenlandse overheden – in dezen Nederland – zijn er relevante voordelen verbonden aan het uitbouwen van deze directie op het federale niveau.
In het antwoord op mijn vraag om uitleg in de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie van dinsdag 12 januari 2021 stelde u dat er een eerste interfederale interkabinettenwerkgroep (IKW) zou plaatsvinden tegen eind januari.
Op welk niveau, regionaal of federaal, ziet u de uitbouw van een DIOB als meest wenselijk? Hoe kunnen de verschillende niveaus hun bevoegdheden het best bundelen?
Welke inzichten zijn er voortgekomen uit de eerste IKW?
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ik heb in deze commissie al een paar keer gezegd dat ik voor 100, zelfs 200 procent achter uw plannen sta om op die manier te werk te gaan, minister. Toch was ik enigszins verbaasd toen ik in het ‘Limburgs Staatsblad’ over uw ontwerp van decreet las. Een paar dagen later zag ik ook de federale minister in de provincieraadzaal van Limburg opduiken, om daar een bepaalde aankondiging te doen.
Nogmaals, ik ga niet tussen twee jonge vrouwen in staan, want dat zou op mijn leeftijd veel te gevaarlijk zijn. Ik heb wel al een paar keer gevraagd om te overleggen en om tot een echt samenwerkingsakkoord te komen.
Hoe ver staat het met het overleg met de federale minister van Binnenlandse Zaken, minister?
Ik pleit voor een samenwerkingsakkoord, waarbij er ook de nodige financiële afspraken worden gemaakt. Zowel de heer Brouns als ikzelf hebben al een paar keer gevraagd wie wat zal financieren. Het is in die context toch vooral belangrijk dat de gemeenten en steden weten of ze daarvoor geld zullen krijgen, en of ze dat van Vlaanderen en/of het federale niveau zullen krijgen. Voor de gemeenten komt dat het best van beide niveaus.
Ik heb ook wat gemeentelijke ervaring en ervaring met het leiden van politiekorpsen. Ze hebben er alle belang bij om eenduidige richtlijnen op het terrein te krijgen. Los van de financiële middelen en bevoegdheden, is het belangrijk dat er één duidelijke opdracht naar het lokale niveau gaat.
Hebt u er al zicht op hoeveel budgetten u daar vanuit Vlaanderen aan wilt spenderen? Ik zal u eerlijk zeggen – en ik wil daar geen politieke uitspraken over doen – dat ik dit een heel slechte start vind. U hebt aangekondigd dat u vlak voor of na de paasvakantie met uw decreet komt. Ik moet u eerlijk zeggen dat de manier waarop dat bij ons in Limburg werd gelanceerd, geen goede start is. Ik hoop dat er snel duidelijkheid komt. Het is het ene of het andere niveau. Er moet goed worden samengewerkt. Dat zijn gedeelde bevoegdheden, maar men mag elkaar niet tegenwerken. Dat is duidelijk.
Minister Demir heeft het woord.
Mijnheer Vandenhove, ik ben het volledig met u eens. U weet dat wij daar met het kabinet al een jaar mee bezig zijn. We zijn voor alle duidelijkheid ook zo goed als klaar. We zijn vanuit het Limburgs model vertrokken, maar de bedoeling is dat we dat verder op het Vlaams niveau uitrollen.
Er is effectief overleg geweest tussen mijn kabinet en de kabinetten van minister Verlinden en minister Van Quickenborne over de DIOB-wetgeving op Vlaams en federaal niveau, over onze beider plannen voor een kruispuntbank en de bereidwilligheid om data te kruisen, en over onze vragen naar hen toe voor de oprichting van meerdere ARIEC’s (Arrondissementele Informatie- en Expertisecentra). Mijn kabinet heeft toen ook de Vlaamse plannen toegelicht, de vraag gesteld naar een stand van zaken en naar de bereidwilligheid tot samenwerken, omdat het beter zou zijn om beide initiatieven op elkaar af te stemmen. Het kabinet van minister Verlinden stond nog niet ver genoeg met een wetsontwerp om daar al uitspraken over te doen. Toch zagen we dat de minister op maandag, geflankeerd door twee CD&V-burgemeesters, daarover bepaalde aankondigingen deed. Op kabinetsniveau was afgesproken dat men ons op de hoogte zou houden. We hebben dat toen ook gelezen. Geen probleem, men doet vooral wat men wil doen, maar daar zijn de mensen niet mee geholpen, en al zeker niet de lokale besturen.
Ons ontwerp van decreet is af en werd voorgelegd aan de werkgroep. We zullen dat dan opnieuw met de federale kabinetten bespreken. Het is eerlijk gezegd wel een getrek en een gesleur. Daarbij zal vooral bekeken worden of we aan de slag gaan met een samenwerkingsakkoord en of we een interfederale dienst integriteitsbeoordelingen kunnen uitbouwen. Omdat veel van de informatie die we nodig hebben zich op federaal niveau bevindt, geniet dat mijn voorkeur. Een samenwerkingsakkoord kan gewoon ook zorgen voor eenvormigheid over de niveaus heen. Zowel de rechtsgrond, de oprichting van het bureau, de procedure als de informatie-uitwisseling kunnen via een dergelijk samenwerkingsakkoord worden geregeld. Ik heb echter nog geen antwoord op de vraag of dat mogelijk is. Als dat niet mogelijk blijkt te zijn of als de onzekerheid daarover te lang duurt, zal ik de Vlaamse bevoegdheden maximaal gebruiken en het decretale initiatief zo snel mogelijk vooruitgang laten boeken.
De te besteden budgetten hangen natuurlijk af van een interfederale samenwerking, maar daar krijgen we geen duidelijkheid over. Ik denk dat het echt wel tijd is. Ik geef dit ook mee aan de heer Brouns. Hij kan dit misschien doorgeven aan het partijbestuur en zijn collega’s. We moeten hier duidelijkheid over krijgen, want wij zijn eigenlijk klaar.
De heer Brouns heeft het woord.
Bedankt, minister. Ik vind het fijn dat u mij die verantwoordelijkheid geeft. Dat getuigt van enorm veel vertrouwen in uw parlementsleden, waarvoor dank.
Er zullen altijd Vlaamse en federale bevoegdheden zijn die we moeten samenbrengen. Het kan nooit de bedoeling zijn dat we teruggaan naar de situatie met de Rijkswacht en de Gemeentepolitie. Toen was alles opgesplitst en de informatiedeling was problematisch. Het zal echter een uitdaging blijven om uiteindelijk vanuit het standpunt van de lokale besturen te denken. Daarvoor doen we dit: we willen de lokale besturen versterken in de strijd tegen de georganiseerde misdaad. We hebben daarvoor die Vlaamse en federale bevoegdheden nodig. Als ik als burgemeester ooit de vraag naar de moraliteit of integriteit van iemand die een vergunning aanvraagt, wil stellen, dan is het de bedoeling dat ik te weten kom of hij of zij die vergunning zal gebruiken of misbruiken voor criminele doeleinden. Dan zit je onmiddellijk met die gerechtelijke component. Ook dan zullen er mensen zijn die misschien in het vergunningsregister moeten nagaan of die persoon in het een of andere dossier in het verleden ooit vergunningen heeft verkregen. Ik wil hiermee aangeven dat je altijd die dubbele component hebt. Ik ben pleitbezorger van een geïntegreerd verhaal, waarin de federale en Vlaamse bevoegdheden kunnen samenkomen in een organisatiestructuur.
Ik denk dat we daarover moeten nadenken. Ik wil er altijd over blijven waken dat het voor de lokale besturen overzichtelijk en toegankelijk blijft. Het kan niet de bedoeling zijn dat je als lokaal bestuur Vlaams en federaal iets moet aanvragen. Ik denk dat we elkaar daar wel in kunnen vinden en dat jullie daar wel een overeenkomst over kunnen maken.
Ik wil deze vraag nog eens aan u meegeven: ziet u dat per definitie ook in een geïntegreerd verhaal?
U hebt ook verwezen naar de Nederlandse component. Die is uitermate belangrijk omdat heel wat informatie die we nodig hebben als lokale besturen, uit Nederland komt. Heel veel mensen komen uit Nederland naar hier met verkeerde bedoelingen. Hoe ziet u dat instrument vormgegeven? Dat moet gedragsrechtelijk geregeld worden, denk ik. Is er daar al verder op doorgegaan? Hebt u al antwoorden over hoe u die informatie-uitwisseling of gegevensdeling met de Nederlandse overheid ziet?
De heer Vandenhove heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord.
Ik kan alleen nog maar de oproep doen – maar men zal er natuurlijk geen rekening mee houden –, want volgens mij is dat heel simpel. Er is een stuk federale en een stuk Vlaamse wetgeving. Ik denk dat je heel duidelijk een aantal bevoegdheden kunt afscheiden die strikt federaal en strikt Vlaams zijn. Dan blijven er een aantal over waarover je kunt discussiëren. Probeer daarover een deal te maken zodanig dat de mensen die de zaak op het terrein moeten uitvoeren, enerzijds de politiezones en anderzijds de gemeenten, onder andere als het over vergunningen gaat, weten welke richting het uitgaat. Dat zou het beste samen gebeuren. Er moet ook worden bekeken hoeveel middelen we daar op federaal en Vlaams niveau in willen stoppen en op welke termijn we wat uitrollen. Het is niet moeilijker dan dat, maar als dat terecht zal komen in een politiek debat van ‘wie trekt wat naar zich toe' – en nogmaals: ik ga me daar niet in moeien –, dan zijn we op een slechte weg terechtgekomen en ik vrees dat we dat inderdaad zijn. Het is natuurlijk geen toeval dat een bepaalde aankondiging op zaterdag gebeurt en dat er drie of vier dagen later een werkbezoek is. Ik ga me niet moeien met de agenda’s van ministers, maar toevalligheden bestaan in die omstandigheden natuurlijk niet.
Als er geen collega’s meer een bijdrage willen leveren, wil ik als burgemeester die regelmatig geconfronteerd wordt met de beperkingen van een bestuurlijke aanpak, een kort betoog houden.
Minister, ik hoor dat er overleg is. Maar overleg is daarom nog niet samenwerken. Als je wilt samenwerken, mijnheer Vandenhove, is het noodzakelijk dat alle partijen oog hebben voor de reële behoeften in het veld en in casu gaat het over delen van andere taken die overgenomen worden door de lokale besturen, zonder daarvoor noodzakelijk vergoed te worden. Ik zeg dat soms al lachend, maar ik zie justitie veel onderaannemers zoeken voor hun werk waar eigenlijk niet voor betaald wordt. Ik vind dat niet erg, want daarmee brengen we meer veiligheid in het veld. In dat kader kunnen we bestuurlijk als lokale overheid zeker onze job doen.
Daarin verschil ik misschien enigszins van de eerdere uiteenzettingen. Ik denk dat we gezamenlijk moeten werken aan een goed kader voor die bestuurlijke aanpak. Dat is absoluut noodzakelijk. Maar ik denk ook dat het noodzakelijk is dat men op elk niveau oog heeft voor de behoeften die er zijn in het veld, want die zijn er. De heer Brouns is burgemeester van een grensgemeente en is nog veel meer geconfronteerd met de problematiek van de Nederlanders, maar ik ken dan een beetje de problematiek in de centrumsteden. In dat kader zijn er die behoeften in het veld en zijn de lokale bestuurders vragende partij om op dat vlak meer en zeker ook meer rechtszekere bevoegdheden te krijgen.
Persoonlijk denk ik dat uw aanpak op zich de goede is: als men federaal nog niet helemaal oog heeft voor de bestaande noodwendigheid, dat men voor een stuk gedwongen wordt om ook aandacht te hebben voor de besognes die er daar liggen. Ik kan begrijpen dat iedereen zijn prioriteiten heeft. Ik heb daar zelfs begrip voor. Als we door de initiatieven die op Vlaams niveau worden genomen, het federale niveau kunnen bewegen om daar uiteindelijk, misschien gedwongen, voor een stuk in mee te gaan en laten we hopen er niet voor te gaan liggen, dan denk ik dat we op de goede weg zijn. Ik kijk graag uit naar welke stappen we effectief vooruit kunnen zetten.
Minister Demir heeft het woord.
Ik was vorige week in Vilvoorde, waar de burgemeester me ook aansprak om een goed degelijk kader uit te werken om die ondermijnende criminaliteit aan te pakken. Ik ben daarover meermaals bevraagd geweest. We zijn klaar met de oefening. We hebben die heel breed gevoerd.
Voor alle duidelijkheid, ik zie het ook geïntegreerd. We hebben de Vlaamse, maar ook de federale bevoegdheden al uitgeklaard. We hebben die oefening gedaan. Het enige wat ik zou willen, is dat er daarover een samenwerkingsakkoord wordt gemaakt, zodat we dat kunnen afsluiten.
Zodra onze wetgeving in orde is, kunnen we ook met Nederland gaan onderhandelen over een verdrag voor de grensstreek. Vandaar nogmaals mijn vraag. Dat was ook de reden waarom we gecommuniceerd hebben. We zijn klaar en we wachten op het federale niveau. We hebben elkaar ook nodig. Overal waar ik kom, spreken de burgemeesters me aan. Ik weet ook niet wat ik nog meer moet doen dan al dat overleg.
Ik hoop dat collega Brouns de nodige druk kan uitoefenen om duidelijkheid te verschaffen, ook op het kabinet van de federale minister, om te kijken of ze een samenwerkingsakkoord willen. Hoe zien ze dat? Willen ze misschien niet samenwerken? Dat kan ook, maar dat zou ik wel willen weten, want op deze manier vind ik het niet echt fraai. Lokale besturen wachten erop en ik zou dit zo snel mogelijk willen afsluiten.
De heer Brouns heeft het woord.
In de mate dat u me kent, ben ik absoluut voorstander van goede samenwerking en ik deel uw mening 100 procent. Het is mijn visie dat het alleen maar geïntegreerd kan of anders niet. Ofwel doen we het geïntegreerd en dan kan het werken en anders werkt het niet. Want we moeten hier vanuit een positie vertrekken, namelijk vanuit de lokale besturen die u aanklampen, en wellicht ook minister Verlinden, minister Van Quickenborne en vele anderen, voor steun in die strijd tegen de georganiseerde misdaad.
We hebben vandaag opnieuw verschillende nieuwsberichten binnengekregen over hoe groot de problematiek van de georganiseerde misdaad in Vlaanderen is. Gelukkig hebben we er vandaag een aantal kunnen ontmantelen, maar we kunnen alleen maar pleiten voor een geïntegreerde werking om de lokale besturen de toegang en een overzichtelijk aanbod te geven tot een dienst integriteitsbeoordeling in de openbare besturen waarin ze die moraliteitsonderzoeken kunnen vragen. U hebt in ons een bondgenoot en ik zal absoluut pleitbezorger blijven van een geïntegreerd, sterk en performant beleid dat ten dienste staat van de lokale besturen om samen met alle andere diensten in dit land de strijd tegen de georganiseerde misdaad keihard te blijven aangaan.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Dat wordt vervolgd.
Ik zou aanvullend op de minister willen zeggen: diegenen die ermee bezig zijn, mijnheer Brouns, we geven u ook opdracht als parlementsleden om zo snel mogelijk te gaan praten met de minister van Binnenlandse Zaken. Houd ons op de hoogte
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.