Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik heb een vraag om uitleg over de in het vooruitzicht gestelde hervorming van de uitvoering van werkstraffen. Tijdens de bespreking van de beleids- en begrotingstoelichting hebt u, minister, gesteld dat u wat de werkstraffen betreft, op korte termijn in het aanbod extra plaatsen wilt creëren en daarnaast ook een hervorming wilt doorvoeren in de uitvoering van de werkstraffen.
Dat is een belangrijke beleidsoptie. Sinds de zesde staatshervorming is Vlaanderen immers bevoegd voor de uitvoering van straffen en maatregelen die in de gemeenschap worden uitgevoerd. Het gaat om een veelheid aan straffen en maatregelen, waarbij heel veel actoren betrokken zijn. Samenwerking met justitie, politie en lokale besturen is daarbij cruciaal. Bovendien is het overleg met de federale overheid van het grootste belang om tot een degelijk en effectief straf- en strafuitvoeringsbeleid te komen. De interministeriële conferentie (IMC) Justitiehuizen speelt daarbij een belangrijke rol.
De werkstraf is een autonome straf, die in 2002 werd ingevoerd en veelvuldig wordt opgelegd. Het strafrecht is in die tijd niet stil blijven staan en is onderhevig geweest aan verschillende ingrijpende veranderingen, zoals de uitbreiding van het strafarsenaal met het autonome elektronisch toezicht en de autonome probatie. Deze drie straffen passen binnen het kader van de federale wetgever om een alternatief te bieden aan de geldboete en de gevangenisstraf. Het gaat bovendien om drie gemeenschapsgerichte straffen, aangezien een betrokken veroordeelde niet uit de maatschappij wordt weggenomen en het juist de bedoeling is om het gemeenschapsgevoel weer aan te wakkeren en zo te werken aan de re-integratie. Ook herstel van de schade komt daarbij meer centraal te staan. De werkstraf blijft tot op de dag van vandaag een relevante straf, die bovendien in de meerderheid van de gevallen tot een goed einde wordt gebracht.
De werkstraf bestaat trouwens in verschillende Europese landen. De Raad van Europa is een sterke voorstander van de werkstraf en heeft in de Europese context zelfs sterke aanbevelingen gedaan om ze in het nationaal strafarsenaal te voorzien.
In het verleden gebeurde de evaluatie van het aanbod van mogelijke werkstraffen en van andere begeleidende maatregelen, de opvolging ervan en de werking van de justitiehuizen in het kader van een specifiek daartoe opgerichte IMC Justitiehuizen.
Minister, hoe ziet u de aangekondigde hervorming van de uitvoering van de werkstraffen?
Hebt u daaromtrent al overleg gehad met alle betrokken actoren? Wat zijn in het bijzonder de bevindingen van de justitiehuizen en de justitieassistenten daarover? Wat ervaren zij als de grootste problemen en/of noden?
Hebt u zicht op de resultaten van de werkstraffen? In het verleden sprak men van een slaagpercentage van ongeveer 80 procent. Is dat momenteel ook nog zo? Zo niet, wat zijn de redenen daarvoor?
Hebt u zicht op de problemen waarmee werkplaatsen of prestatieplaatsen te kampen hebben? Wat zijn de ervaringen ter zake bij de lokale besturen?
Is de problematiek van de werkstraffen recent ter sprake gekomen tijdens de IMC Justitiehuizen? Wanneer heeft men daarover voor de laatste keer overleg gepleegd? Wat was het onderwerp en wat was het resultaat daarvan?
Minister Demir heeft het woord.
De justitiehuizen beschikken over een zeer gevarieerd netwerk van, al dan niet gesubsidieerde, prestatieplaatsen die principieel in aanmerking komen voor de uitvoering van een werkstraf. In functie van een concreet dossier wordt er dan een match gezocht en kan de werkstraf worden uitgevoerd. Dit bestand van prestatieplaatsen wordt permanent geactualiseerd en geëvalueerd. Voor de gesubsidieerde partners gebeurt dit onder meer via de interministeriële conferentie. De laatste hierover dateert van november vorig jaar, waarbij de samenwerkingen voor 2020 en 2021 werden vastgelegd voor subsidiëring door de federale overheid, in het kader van het globaal plan. Die overeenkomsten werden goedgekeurd.
Maar doordat er, in het kader van de coronamaatregelen, een aantal werkstraffen niet uitgevoerd zijn kunnen worden – heel veel eigenlijk – heb ik op Vlaamse middelen extra werkstraffen gezocht. Ik vind het belangrijk dat werkstraffen ook uitgevoerd worden. Ik heb het er hier al over gehad in de vorige commissievergadering. Dat gaat dan over extra plaatsen bij verschillende steden – waarvoor ook mijn grote dank –, Blankenberge, Hasselt, Mechelen, Antwerpen, maar ook over extra plaatsen bij Natuur en Bos. Ook wordt er een mobiel werkvloerproject op poten gezet.
Daarnaast is er intussen ook een uitbreiding van de prestatieplaatsen in Brussel, Mechelen en Gent, in samenwerking met Natuurpunt en de Kringloopwinkel, omdat heel veel werkstraffen die bijvoorbeeld in ziekenhuizen en bejaardentehuizen plaatsvonden, door corona niet zijn kunnen doorgaan. Vandaar dat we op zoek zijn gegaan naar die andere plaatsen. Naast corona zagen wij ook een stijging in het aantal werkstraffen en is er dus sowieso nood aan extra prestatieplaatsen.
In dat kader is er maandelijks overleg tussen de coördinatoren van de justitiehuizen, die werkstraffen opvolgen, en heb ik in september vorig jaar alle justitiehuizen bevraagd waar zij nog extra noden zagen en welke problemen zij ervaren in het kader van de werkstraffen. Een aantal zaken komen overal terug: nood aan prestatieplaatsen die ’s avonds en in het weekend uitgevoerd kunnen worden, omdat veel werkgestraften zelf nog een job hebben; nood aan prestatieplaatsen buiten de stad en minder evidente regio’s. Daar kom ik met de nieuwe prestatieplaatsen al deels aan tegemoet: de plaatsen bij Natuur en Bos en Natuurpunt zijn meer verspreid over Vlaanderen en ook in meer landelijke gebieden. Bij Natuurpunt zal meer ingezet worden op weekendwerk, omdat die werkgestraften in de week moeten werken en dat ook het liefst van al blijven voortdoen. Op die manier kunnen ze in het weekend hun werkstraf uitvoeren bij natuurorganisaties. Natuurpunt is daar ook wel een goede trekker in. En de mobiele werkvloerprojecten zullen ook voornamelijk werken op binnenwerk en weekendwerk.
Wat het slaagpercentage betreft, zal ik de exacte cijfers nog moeten nasturen omdat die nog opgevraagd moesten worden bij de probatiecommissies. Zodra we ze hebben, zal ik dat overmaken. Maar het slaagpercentage ligt sowieso wel hoog. De redenen van niet slagen zijn heel divers. Soms ligt dat effectief aan de werkgestrafte zelf en dan zal het parket pro rata voor het gewerkte deel toch nog de vervangende straf uitspreken, dus de boete of gevangenisstraf. Soms vragen de werkgestraften zelf de vervangende straf aan, omdat ze bijvoorbeeld zelf werk gevonden hebben en in dat kader de boete kunnen betalen. Daar zijn dus verschillende redenen voor.
Wat de ervaringen van de lokale besturen en andere samenwerkingspartners zijn met de werkgestraften, varieert. Meestal zijn die positief, want met de meeste partners werken we al jaren goed samen. In uitzonderlijke gevallen zit daar wel eens een negatieve ervaring bij, wat nooit uit te sluiten valt gezien het justitiële kader waarin de betrokkene zit. Maar dat wordt meestal goed opgevangen door de tussenkomst van onze justitieassistenten.
Ons doel om de werkstraffen te hervormen, naar analogie met mijn hervorming van het landschap rond de gedragstrainingen en de zorg, is om het aanbod verder te gaan optimaliseren. Het doel is om het globale kader te herbekijken en ervoor te zorgen dat er een gebiedsdekkend aanbod is van prestatieplaatsen, met de nodige aandacht voor minder evidente regio’s en de mogelijkheden van weekend- of avondwerk.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw heel verduidelijkende antwoord. Ik denk dat werkstraffen een belangrijke component geworden zijn binnen het straffenarsenaal. We weten allemaal dat er heel wat succesfactoren zijn. Dat gaat enerzijds van het opleggen van de werkstraf tot het hebben van een voldoende ruim aanbod, over de nodige begeleiding en achteraf natuurlijk de evaluatie.
U bent op verschillende elementen ingegaan en ook specifiek op de coronaproblematiek. Ik had daar niet specifiek naar gevraagd, maar ik begrijp dat vanzelfsprekend. Het is heel logisch dat de coronaproblematiek ook daar invloed op gehad heeft: werkstraffen die niet uitgevoerd konden worden op bepaalde plekken enzovoort. Daar zal dan gezien moeten worden, deze periode en de volgende periode, hoe daarmee omgegaan wordt en hoe er een inhaalbeweging kan gebeuren, want ondertussen komen er ook nieuwe werkgestraften bij, die ook een prestatieplek toegewezen moeten kunnen krijgen.
Het is toch een hele uitdaging om voldoende aanbod te creëren. Dat is het belangrijkste probleem waarop u bent ingegaan. Uit uw antwoord leid ik af dat de hervorming vooral moet zorgen voor een uitgebreider aanbod, dat meer gebiedsdekkend is en dat ook 's avonds en in het weekend een bepaalde beschikbaarheid moet garanderen. Dat is heel goed en geeft veel meer mogelijkheden, maar dat zal natuurlijk ook de nodige opvolging en begeleiding vragen, ook op andere momenten. Mijn bijkomende vraag is: op welke manier wordt daarin voorzien?
Ten tweede, u hebt gesproken over de mobiele werkvloerprojecten. Over welk soort werkstraffen gaat het er concreet? Kunt u daarbij meer uitleg geven?
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, in oktober 2020 gaf u in uw antwoord op mijn schriftelijke vraag nummer 96 aan dat u bezig bent een mobiel werkvloerproject op te zetten. Een mobiel werkvloerproject zou bijvoorbeeld kunnen inhouden dat er per regio één of meerdere werkvloerbegeleiders worden tewerkgesteld die instaan voor de begeleiding van een groep van werkgestraften.
Ik heb een bijkomende vraag bij de vraag om uitleg van mevrouw Schryvers: kunt u de huidige stand van zaken met betrekking tot het project toelichten? Wanneer zal het bijvoorbeeld van start gaan? Zullen hiervoor nieuwe medewerkers worden aangeworven? Hoeveel werkvloerbegeleiders zullen er zijn? En ten slotte, wat is de huidige stand van zaken betreffende het wegwerken van de achterstand van de werkstraffen door de coronacrisis? Ik dank u.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, collega's, corona speelt inderdaad ook hier zijn rol en heeft een impact gehad op de uitvoering van de werkstraffen.
Ik vind dat de minister en haar kabinet zeer creatief zijn geweest om daarvoor een oplossing te zoeken. Ze zijn ‘out of the box’ gaan denken. De doelstelling is om nu nog meer gebiedsdekkend te werken, nog meer werkplaatsen te zoeken. Er moet inderdaad dezelfde oefening worden gemaakt.
Lokale besturen kunnen eventueel een rol spelen wat het gebiedsdekkende aspect betreft. Zij kunnen misschien nog worden gesensibiliseerd om te zoeken naar dit soort van initiatieven en plaatsen. Op welke manier zijn zij betrokken in die zoektocht naar extra plaatsen?
De achterstand in de uitvoering en de opvolging van de werkstraffen is terecht een prioriteit van u, minister. Blijf daar zeker verder op inzetten. Het is zo belangrijk dat de strafuitvoering op dat vlak vlot verloopt. Voor de daders, maar zeker ook voor de slachtoffers, is het belangrijk dat er daadwerkelijk een gevolg komt aan de straf die zij opgelegd krijgen. Ik dank u.
Minister Demir heeft het woord.
Collega's, mevrouw Schryvers verwees er al naar: door de coronamaatregelen zijn wij inderdaad op zoek gegaan naar andere mogelijkheden. Collega De Vreese, wij hebben inderdaad ‘out of the box’ gedacht. Vroeger werd er heel fel ingezet op ziekenhuizen, bejaardentehuizen, kringloopwinkels enzovoort. De kringloopwinkels waren ook een hele tijd gesloten. We zijn vooral gaan kijken of er mogelijkheden waren in de buitenlucht. Vlaamse overheidsdiensten zoals het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) en de leidend ambtenaar hebben heel snel en adequaat gereageerd om extra plaatsen te voorzien, net als Natuurpunt en andere organisaties. We zullen daarop blijven inzetten.
Voor alle duidelijkheid: dat is hard werken, in de natuur. Dat is niet naar boven staren en naar de bomen kijken, maar effectief de handen uit de mouwen steken. Het is hard labeur. In die zin lijkt het mij goed. Er is een grote doelstelling wat natuurbeheer betreft. We blijven daarop inzetten.
Maar daarnaast ben ik ook heel blij dat verschillende lokale besturen, zoals Antwerpen, Mechelen, Hasselt, daarin een rol kunnen spelen. Vanuit het kabinet hebben wij op een bepaald moment zelf gebeld naar de lokale besturen met de vraag: we hebben dringend plaats nodig, kunnen jullie ons daarbij helpen? Ook die lokale besturen zijn onmiddellijk ingegaan op die vraag en zijn mee op zoek gegaan naar extra plaatsen.
Want zoals ik zei, heb je enerzijds het corona-aspect, maar daarnaast heb je ook die stijging van het aantal werkstraffen. Er is hoe dan ook nood aan prestatieplaatsen. Enerzijds proberen we nu de vertraging die werd opgelopen in de eerste en tweede golf van corona weg te werken, maar daarnaast is er ook nog eens die stijging. Dat wil zeggen dat we extra prestatieplaatsen nodig zullen hebben. Lokale besturen kunnen daarin een goede partner zijn en zijn dat ook al. Want straffeloosheid kan niet. Elke werkstraf moet worden uitgevoerd. Ik neem aan dat dat de doelstelling is van iedereen hier in de commissie.
Collega Schryvers, er zullen ook extra mensen worden ingezet in de justitiehuizen. Het mobiele werkvloerproject zal inzetten op de noden bij de verschillende justitiehuizen. Het aanbod zal dan ook variëren per justitiehuis. Soms zullen er enkele plaatsen zijn bij een school, soms in een rusthuis, enzovoort.
Collega Blancquaert, het mobiele werkvloerproject moet nog verder worden uitgewerkt qua subsidiëring, omdat het net gebiedsdekkend moet zijn in heel Vlaanderen. We hebben al een partnerorganisatie gevonden en nu moet dat technisch worden uitgewerkt. Door corona is er inderdaad een achterstand, die we de komende maanden moeten aanpakken. En zodra corona volledig voorbij is, kunnen we nog veel meer doen. Maar we zijn alvast bezig met het wegwerken van die achterstand, door het inzetten van extra justitieassistenten om extra werkplaatsen te zoeken. Dat vraagt om heel wat organisatie. Het is in ieder geval de bedoeling om dat aan te pakken tijdens de komende maanden, het komende jaar.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de verduidelijking. Ik herhaal dat wij heel sterk geloven in de effectiviteit van werkstraffen. We gaan absoluut met u akkoord dat, wanneer een werkstraf werd opgelegd, die ook moeten worden uitgevoerd.
U hebt het gehad over het slaagpercentage. De cijfers zullen nog worden bezorgd. Maar wanneer het slaagpercentage zegt dat er een aantal werkstraffen niet worden uitgevoerd, dan kan dat liggen aan de werkgestraften zelf – en daar hebt u ook naar verwezen –, maar dan ligt dat mogelijk ook aan het aanbod en aan de begeleiding – en dat is natuurlijk iets wat we moeten voorkomen. Daarom is het goed dat er inspanningen gebeuren om de begeleiding uit te breiden. Die zal ook flexibeler moeten worden, wanneer we gaan naar werkstraffen die worden uitgevoerd op weekenddagen of 's avonds. Aan de andere kant moet het aanbod continu worden uitgebreid. Heel wat lokale besturen maar ook andere organisaties kunnen verder worden gesensibiliseerd. Meer bekendmaking zal blijvend moeten gebeuren. Ik wil u dan ook vragen om dat verder te doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.