Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat ik deze vraag hier kan hernemen, want ze is al behandeld in de commissie bij uw collega Somers. Het gaat over een zodanig belangrijk thema dat het de aandacht krijgt van twee ministers: het snelrecht, een goed lik-op-stukbeleid, omdat dat uiteindelijk een heel belangrijk element is in de duurzame voorkoming van crimineel gedrag.
De aanleiding waren de gebeurtenissen en incidenten in Puurs. In de plenaire vergadering heeft de minister-president toen ook naar u verwezen met de belangrijke uitspraak dat ook Vlaanderen alle steun zal bieden op het vlak van snelrecht. Hij verwees heel concreet naar de verschillende projecten in Limburg, Antwerpen en Mechelen.
Onlangs verscheen de communicatie over het Mechelse project SAMEN, dat kan rekenen op 150.000 euro aan steun, en dat men nadien in heel Vlaanderen wil uitrollen. Het doel van dat project is om, in nauwe samenwerking van politie, parket en hulpverlening, straatcriminelen – we hebben ze in Limburg ‘draaideurcriminelen’ genoemd – zo snel mogelijk te kunnen vatten en duurzaam op andere gedachten te brengen. Minister, u weet ongetwijfeld dat ook in uw eigen gemeente, Genk, en in onze politiezone CARMA, al heel wat ervaring opgebouwd is op het vlak van een effectief lik-op-stukbeleid. De politiezone CARMA startte in oktober 2017 met die nieuwe afhandelingsmethode, het zogenaamde project M. Dat staat voor ‘Multidisciplinair Maatwerk Met snelheid’.
Intussen zijn alle negen Limburgse politiezones aangesloten bij het project, onder de coördinatie van het parket Limburg.
Het doel was ook daar om de veel voorkomende criminaliteit snel en adequaat te kunnen afhandelen. Dat blijft de basis: het voorkomen van recidive. De tijd tussen de criminele feiten en de straf zo kort mogelijk houden, is cruciaal. Het gaat onder meer over diefstallen, vernielingen, belaging, slagen, bedreigingen enzovoort. Het is een hele lijst van inbreuken, maar ze is niet onbeperkt, ze is gelimiteerd. Niet onbelangrijk: sinds kort werd ook het familiale geweld toegevoegd.
De specifieke afhandelingswijze van de nieuwe Sectie M maakt het mogelijk dat een parketmagistraat sneller een beslissing kan nemen over een dossier. Verdachten die door de politie op heterdaad worden betrapt en gearresteerd, spreken binnen de 24 of 48 uur met een parketmagistraat, waarbij meteen kan worden voorgesteld om het dossier af te handelen via de procedure ‘bemiddeling en maatregelen’ bij de justitiehuizen. Het justitiehuis staat dan stand-by om de magistraat van advies te voorzien. Er is dus onmiddellijk een taxatie van de situatie voor de verschillende betrokken partijen: parket, politie en de hulpverleners.
Uit de cijfers die we daarrond konden inkijken voor januari 2020, blijkt dat de doorlooptijd aanzienlijk werd ingekort: van 160 dagen naar minder dan 40 dagen. Dat is razendsnel, wat uiteraard zeer goed is.
Bij de recente bespreking van de beleids- en begrotingstoelichting Justitie en Handhaving 2020-2021 hebt u terecht verwezen naar de belangrijke lopende projecten in onze provincie Limburg, Antwerpen en Mechelen. Ik was recent enigszins verrast dat er in de media enkel nog wordt gesproken over het project SAMEN, waarvoor die Vlaamse middelen werden uitgetrokken, om dat verder te versterken en als basis te zien voor een uitrol over Vlaanderen.
Minister, minister Somers stelde dat er 150.000 euro ter beschikking is gesteld voor het project SAMEN in Mechelen. Hebt u daarvoor ook middelen voorzien en zo ja, hoeveel? Zijn er ook kredieten voorzien voor andere projecten, zoals het project M in Limburg?
Wordt dat project M in Limburg, dat een mooie geschiedenis heeft, meegenomen bij de verdere uitrol over heel Vlaanderen van de aanpak van een lokaal lik-op-stukbeleid voor kleinere criminaliteitsvormen?
Minister Somers heeft al geantwoord op een aantal zaken rond de wetenschappelijke studie. Maar aangezien hij heel duidelijk aangaf dat dat onder uw bevoegdheid valt, lijkt het mij goed om de vragen nog eens te hernemen. In zijn antwoord wordt vooral gefocust op het project SAMEN, wat de wetenschappelijke evaluatie en toetsing betreft. Wordt de ervaring van het project M ook meegenomen?
Wat is het doel en de opzet van de studie? Wie wordt daarbij betrokken? Door wie wordt ze uitgevoerd? Zijn daarvoor kredieten voorzien?
Ik dank u.
Minister Demir heeft het woord.
Collega Brouns, ik dank u. U bent, vanuit uw ervaring als burgemeester, in de commissie al vaak tussengekomen rond het thema lik-op-stukbeleid. Alvorens in te gaan op de vragen, wil ik duiden dat rond het project SAMEN zowel het Openbaar Ministerie als het justitiehuis eerst in overleg zijn gegaan met de Limburgse collega’s en ze in die zin gezorgd hebben voor een maximale afstemming tussen de projecten.
Het verschil situeert zich erin dat in het project SAMEN de stad Mechelen met het Openbaar Ministerie ook een bestuurlijk luik uitwerkt en zich ook specifiek wil en kan richten op jongeren die overlast veroorzaken. Dat is het luik waarin collega Somers dan ook meer specifiek investeert. Wat de meerderjarigen en dus de werking van de justitiehuizen betreft, lopen beide projecten gelijk, zij het dat het project in Limburg nagenoeg volledig is uitgerold, en het project in Mechelen nog in een beginfase zit. Daarnaast is er in het project SAMEN ook een pregerechtelijk luik toegevoegd, waarbij ook collega Beke voorziet in extra middelen voor de hulpverlening.
Als minister van Justitie engageer ik mij in de eerste plaats om in de nodige personele middelen te voorzien en er op die manier voor te zorgen dat er voldoende justitieassistenten, justitiehuizen en administratieve krachten zijn om dit project uit te voeren. U vernam hier in de commissie al dat er op korte termijn extra justitieassistenten zullen worden aangeworven in de verschillende justitiehuizen. Die zullen voor bepaalde regio’s, onder andere voor projecten zoals de projecten M en SAMEN, worden ingezet.
Hoeveel personeel hiervoor nodig is, is uiteraard afhankelijk van de instroom van dossiers, de resultaten en de groei van het project. Maar ik investeer dus zowel in extra justitieassistenten in het project M als in het project SAMEN. Ook ben ik in gesprek met de procureur in Limburg om de volgende fase – het project S of het Veiligheidshuis – mee te helpen ondersteunen, omdat daar vraag naar is.
Wat de justitiehuizen betreft, is er een gelijkvormig beleid uitgewerkt in Limburg en in Mechelen. Het is inderdaad de bedoeling dat er ook in de andere justitiehuizen een dergelijke werking zal komen. Maar de accenten kunnen lokaal verschillen volgens noodzaak, vooral afhankelijk van wat het Openbaar Ministerie en het lokaal bestuur nuttig achten. We proberen daar maximaal rekening mee te houden, vandaar die lokale accentverschillen.
U weet dat we dit ook wetenschappelijk goed willen inbedden. Een van mijn specifieke vragen aan de onderzoekers is om effectief de opgebouwde expertise van het project M mee te nemen alsook mee te evalueren door de wetenschappelijke studie. Het onderzoek zal wel iets ruimer gaan, omdat we ook die buurtgerichte aanpak en de effecten op die buurten zullen meten. Het is heel belangrijk om dat in kaart te brengen.
Momenteel zijn de gesprekken tussen de verschillende onderzoeksinstanties nog lopende, omdat ik naar een samenwerkingsverband tussen die verschillende instanties wil gaan. Voor dit onderzoek trek ik 250.000 euro uit voor vier jaar, aangezien we de effecten ook op langere termijn willen meten. Maar met de tussentijdse resultaten willen we sowieso aan de slag gaan om tot een eventuele uitbreiding in andere arrondissementen te komen. Daar is ook vraag naar. Ik denk dat we dat na Limburg en Mechelen ook zullen uitbreiden naar andere arrondissementen.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Er kan, bij wijze van spreken, nooit voldoende worden geïnvesteerd in zulke zaken, om te voorkomen dat jongeren in de criminaliteit terechtkomen. Maar tegelijkertijd denk ik dat we moeten proberen de schaarse Vlaamse middelen zo juist mogelijk in te zetten.
Ik begrijp intussen ook dat het grootste accentverschil met het project M versus het project SAMEN is dat er meer wordt geïnvesteerd in de pregerechtelijke fase. Er is vooral ook het buurtgerichte aspect van het Mechelse project, in tegenstelling tot het project M, dat eigenlijk het hele grondgebied van een politiezone behelst en ook de andere politiezones in Limburg.
Als je met de basis spreekt, met alle sectoren die erbij betrokken zijn, dan voel je dat het lik-op-stukbeleid van het project M goed werkt en dat zij vragende partij zijn om dat nog veel meer structureel in te bedden. Het hele veiligheidsbeleid is een ketenverhaal. Inzetten op die eerste fase, het voorkomen, de pregerechtelijke fase, is ook een wens vanuit het project M. Wat mij betreft, had het ook daar kunnen starten en zo verder worden uitgerold over Vlaanderen.
Want minister Somers verwijst ook naar de werking van de lokale integrale veiligheidscellen (LIVC’s). Het casusmodel dat daar wordt gehanteerd, wordt ook gebruikt in het project SAMEN. Het is de bedoeling om alle betrokken partners, rond jongeren, rond buurten, op één lijn te krijgen, om, ten eerste, te voorkomen dat jongeren ontsporen en, ten tweede, indien ze toch ontsporen, hen zo snel mogelijk weer op de rails te krijgen.
Er is vandaag in Vlaanderen een lik-op-stukbeleid, waarbij justitie, politie en de Vlaamse diensten goed samenwerken en daarnaast hebben we de LIVC-werking, waar de roep heel duidelijk is om … (onverstaanbaar) … verder continu te ondersteunen en te versterken. Dat zijn twee sporen die belangrijke pijlers kunnen zijn van het Vlaamse veiligheidsbeleid. Dat is ook mijn vraag aan u: om op die twee sterke pijlers verder te werken en zoveel mogelijk structurele financiering toe te kennen, om te komen tot een sterk veiligheidsbeleid. Ik dank u.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, uiteraard is onze fractie een groot voorstander van het lik-op-stukbeleid, waarbij de straf sneller volgt op het misdrijf. Een langere periode tussen misdrijf en bestraffing is volgens ons ronduit onaanvaardbaar.
We mogen zeker niet uit het oog verliezen dat dit project zou kunnen leiden tot een soort van pamperbeleid, waarbij jongeren steeds opnieuw en opnieuw en opnieuw kansen worden gegeven. Want een effectieve en daadwerkelijke straf mag zeker niet ontbreken. Het is niet meer dan normaal dat jongeren de gevolgen leren dragen van hun handelen.
Minister, er werd eerder al aangekondigd dat er een wetenschappelijke monitoring komt, waarbij er in eerste instantie wordt gestart met een nulmeting. De studie zal meten wat de impact is van de maatregelen op de doelgroep en op de buurt. Die meting zal gebeuren over meerdere jaren. Er werd een monitoring van vier jaar vooropgesteld, met tussentijds een jaarlijkse evaluatie, die ook kan leiden tot een tussentijdse bijsturing.
Minister, is er al beslist welke instantie die monitoring zal trekken? Wanneer zal er worden gestart met de nulmeting? Wat zal precies de exacte verhouding zijn tussen het project M en het project SAMEN? Kunt u eventueel toelichten hoe het zal worden geëvalueerd? En, ten slotte, aan welke criteria dienen de daders concreet te voldoen om in aanmerking te komen voor dit project? Ik dank u.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik wil een korte aanvulling doen. Door wie zal het onderzoek worden uitgevoerd? Wie heeft dat in handen? Het lijkt mij namelijk belangrijk dat we wat dit betreft uitgaan van ‘fact based’ werken in plaats van van ideologie. Hierover zijn feiten bekend, er is onderzoek bekend van wat de kans op recidive het meest verkleint. En ook al willen we graag met slogans werken, die zijn niet noodzakelijk het meest opbouwend.
Collega's, ik kom graag zelf even tussen, als voorzitter van de grootste politiezone van Limburg en als burgemeester van Hasselt, waar project M inderdaad heel goede resultaten afwerpt.
Mijnheer Brouns, ik denk dat er toch wat verschillen zijn tussen het project M en het project in Mechelen. Volgens mij werkt project M vooral aan de correctieve zijde. De preventieve werking is in project M niet rechtstreeks betrokken, maar kan wel in de bemiddeling in de volgende fase overnemen. In Mechelen gaat de preventieve werking echter meteen mee aan tafel.
Ik wil de minister echt feliciteren met de initiatieven die zij neemt en de wijze waarop zij vanuit Vlaanderen, binnen de beperkte bevoegdheden die Vlaanderen op justitieel vlak heeft, haar ding doet. Maar wat project M vandaag in Limburg doet, zou eigenlijk de normale gang van zaken moeten zijn. Mensen verwachten nu eenmaal van justitie dat, wanneer de dader en het slachtoffer bekend zijn, er een rechtstreeks verband kan zijn tussen het begaan van een misstap en het dragen van de gevolgen daarvan. Dat zal de enige manier zijn om effectief recidive te voorkomen. Mensen die vandaag een misstap begaan, pas twee jaar nadien voor de rechter verschijnen en dan nog een alternatieve straf krijgen, hebben geen notie meer van het feit dat ze iets verkeerd hebben gedaan.
Minister, in dat kader wil ik u aanmoedigen om verder te gaan op de weg die u bent ingeslagen met het grondleggen van de Vlaamse justitie. Tegelijk wil ik u vragen om er bij uw federale collega te blijven op aandringen om het tot een normale zaak te maken dat zaken die snel kunnen worden afgewikkeld, inderdaad ook snel worden afgehandeld.
Mijnheer Brouns, u weet net zo goed als ik dat het project M heel goed werkt, ook en vooral omdat de lokale politie hierop zelf heel veel bijkomende middelen inzet, in de vorm van mensen.
Minister Demir heeft het woord.
Het klopt natuurlijk, en ik denk dat dat terecht is, dat ieder van ons en de mensen thuis verwachten dat Justitie snel, adequaat en kordaat reageert, de dader straft, het slachtoffer heelt en het slachtoffer ook erkent in zijn slachtoffer-zijn. Maar helaas moeten we vaststellen dat dat niet altijd zo loopt. Dit initiatief is eigenlijk vanuit onze mooie provincie ontstaan, omdat we daar ook een actieve procureur hebben, die de verschillende instanties bijeengezet heeft, en die resultaten zijn heel goed. Vandaar dat we met collega Somers ook gezegd hebben dat we de middelen bij elkaar gaan zetten en het goede model gaan uitrollen in Vlaanderen. Mechelen was nu het eerste. Er is inderdaad ook de focus op jongeren. Ik vind dat ook goed. Mevrouw Blancquaert noemt dat bepampering. Maar zeker bij minderjarigen ga je heel snel moeten tussenkomen, zodat je die jongeren en ook de ouders meeneemt in het hele verhaal. Vandaar ook het pregerechtelijke luik, en collega Beke die daar ook de nodige middelen voor voorziet, om vooral te voorkomen dat die jongeren jaren moeten wachten voor ze moeten voorkomen, want in de tussentijd zijn ze misschien hervallen. Je moet als overheid onmiddellijk de nodige straffen voorzien. Dat kan dan naar werkstraffen enzovoort gaan.
Op dit moment lopen de gesprekken met verschillende onderzoeksinstanties. Er zullen verschillende onderzoeksinstanties zijn, de VUB zal dit trekken. De bedoeling is ook dat ik een samenwerkingsverband maak waar ook andere instanties in zitten en dat dit binnen een maand kan vertrekken. De bedoeling is ook dat men dit jaarlijks evalueert en dat we kijken naar de resultaten, termijnen, effecten op de buurt enzovoort.
De heer Brouns heeft het woord.
Het is inderdaad zo. Wij spreken nu over een lik-op-stukbeleid als over iets aparts. Dat is inderdaad zoals het hoort te zijn. De essentie is natuurlijk om zo snel mogelijk, zo goed mogelijk straf op te leggen en dat de tijd tussen de daden en die straf zo kort mogelijk gehouden wordt. Dat is de basis voor een duurzame gedragsverandering. Dat is in opvoeding ook zo, zeker bij mensen die helemaal ontsporen. Wat dat betreft deel ik uw mening wel. Alleen heb ik nu soms het gevoel dat we daar nu weer een project aan het uitproberen zijn, en ik kan zeggen dat het anders is op het vlak van die pregerechtelijke fase. Maar vandaag spelen we collectief als samenleving in scholen, jeugdverenigingen, hulpverlening, in heel die preventieve fase onze rol. Als je inzoomt op dit project, gaat het inderdaad over die casusmanager, die heel wijkgericht, op beperkte geografische schaal, dat werk gaat doen.
Dat brengt me dan bij het punt rond de LIVC-werking (lokale integrale veiligheidscel), omdat minister Somers daar terecht naar verwezen heeft. Hij gelooft in het casusmodel vanuit de ketengedachte. Dat is ook mijn pleidooi, dat ik heel kort wil herhalen. Het is heel goed voor lokale besturen, steden en gemeenten dat het op lokale integrale veiligheid vandaag veel meer zal zijn dan enkel die radicalisering en polarisatie. Dit project getuigt daarvan, dat men met een casus wil werken waarbij niet alleen politie en justitie rond de tafel komen, maar iedereen die betrokken is om jongeren aan boord te houden en ze niet te laten afglijden. Versterk dus die bestaande pijlers, werk die verder uit. Dan denk ik dat we in de toekomst een heel mooi Vlaams veiligheidsbeleid op de rails kunnen zetten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.