Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, in de commissievergadering van 18 februari hebben we uitgebreid gesproken over transparantie bij de opvolging van kinderdagverblijven en meer bepaald de thematiek van de negatieve rapporten van de Zorginspectie over kinderdagverblijven. De aanleiding was een concreet geval van een organisator die keer op keer na een negatief verslag opnieuw een opvanginitiatief kon opstarten.
Tijdens deze commissie riep ik de minister op om twee belangrijke elementen te onderzoeken. Ten eerste, om in de vergunningsvoorwaarden – afdeling 2, artikel 6 –, hetzij in het besluit, hetzij in het decreet, expliciet de historiek op te nemen van de aanvrager. Met andere woorden, iemand die tot twee- of driemaal toe een negatief verslag van de Zorginspectie krijgt, kan niet zomaar heropstarten of zo iemand zou de gesloten kinderopvang niet mogen kunnen ontwijken om de dag nadien opnieuw op te starten.
Ten tweede vroeg ik om de inspectieverslagen, zoals bij Onderwijs, voor iedereen openbaar beschikbaar te stellen, mogelijk deels geanonimiseerd, zodat ouders zich objectief een beeld kunnen vormen van het opvanginitiatief waar ze hun kostbaarste bezit, namelijk hun kinderen, aan willen toevertrouwen. Het zou een goede zaak zijn mocht al die informatie niet verstoken in documenten blijven, maar dat we er ook mee aan de slag gaan.
Kan de historiek expliciet worden opgenomen in de vergunningsvoorwaarden? Indien ja, vanaf wanneer? Indien niet, waarom niet? Zullen de inspectieverslagen online raadpleegbaar worden. Indien ja, vanaf wanneer? Indien niet, waarom niet?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, een aanpassing van de regelgeving is niet nodig.
Artikel 4 van het besluit van 9 mei 2014 bepaalt al dat Opgroeien regie ‘met andere elementen’, zoals de voorgeschiedenis van een bepaald persoon, rekening kan houden om te oordelen over de vergunningaanvraag als die een gegronde indicatie vormt van het gegeven dat de organisator niet aan de voorwaarden voldoet of zal kunnen voldoen. Het is echter een weigeringsgrond die omzichtig moet worden aangepakt en die er niet kan toe leiden dat, vanwege een bepaalde voorgeschiedenis, iemand nooit nog een vergunning zou kunnen krijgen. Opgroeien regie zal immers steeds naar alle elementen in het dossier moeten kijken, ook naar recente verbeteracties van een organisator.
Daarnaast kan ook worden gewezen op artikel 11 van het besluit, dat voorziet dat een organisator die een vergunning vraagt na een eerdere weigering of opheffing van een vergunning, moet aantonen dat de reden van de weigering of opheffing niet langer bestaat.
Er is inderdaad een traject opgestart om de inspectieverslagen met betrekking tot de kinderopvang actief bekend te maken. Half februari was hierover overleg tussen Opgroeien regie en Zorginspectie van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Er moet echter nog een traject worden afgelegd, inhoudelijk en ook technisch. Door de recente coronacrisis moet de oefening opnieuw worden gepland, ook in het licht van nieuwe dringende opdrachten. Ik pin mij nu niet vast op een datum.
In afwachting bestaat de mogelijkheid om verslagen van de Zorginspectie op te vragen. Dit is passieve openbaarheid. Deze mogelijkheid is intussen ruim bekend onder de bevolking. Zo waren er sinds begin 2018 maar liefst 1098 aanvragen met 2556 bezorgde inspectieverslagen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw toelichting.
Ik denk dat we in het kader van de rechtszekerheid toch enige duidelijkheid moeten scheppen. Als in artikel 4 van het besluit staat ‘en andere elementen’, dan is dat zeer ruim. Dan kom ik uiteraard bij de vraag: als – en dat is nu blijkbaar zo – het agentschap Opgroeien daar al rekening mee kon houden, waarom heeft men dan in het verleden niet opgetreden in de casus die hier voorlag? We hebben toen gezegd dat we niet konden optreden. Het zou wel kunnen dat de organisator in het verleden een aantal keren een negatief verslag heeft gehad, maar er was geen rechtsgrond om op basis daarvan de vergunning te weigeren. Het antwoord dat u nu geeft, verbaast me dus wel een beetje. Wat u nu zegt, is dat er wel degelijk een grond was, namelijk artikel 4 met ‘andere elementen’ kon worden aangewend.
Ik denk dus dat we dit in het decreet in artikel 6 over de vergunningsvoorwaarden explicieter moeten opnemen. Zoals u aanhaalt, is het niet omdat een organisator een negatief verslag krijgt, dit de facto negatief blijft. Er staan verwerkingspunten in; mensen gaan ermee aan de slag. We kunnen dit enkel aanmoedigen, want het dient ook om te zorgen dat men beter wordt. Het gaat wel degelijk over diegenen die het gebruiken – of moet ik zeggen ‘handig’ gebruiken – om gaandeweg telkens opnieuw te ontwijken. Artikel 11 kan hier ook niet onmiddellijk een oplossing voor bieden.
Minister, het openbaar stellen van de inspectieverslagen moeten we op een relatief eenvoudige manier doen. Als ouders via Kind en Gezin op zoek gaan naar een opvang en de opvang verschijnt, zoals voor een school, moet je heel eenvoudig kunnen klikken en geen ICT-geletterd persoon zijn om iets te vinden via openbaarheid van bestuur. Je moet het gewoon via een eenvoudige klik op de knop kunnen vinden. Uiteraard, minister, als er opmerkingen zijn en als er een verbeterplan is, moet dat erbij worden geplaatst. Het lijkt mij niet meer dan logisch dat men de inspanningen die een opvang levert, kan raadplegen. Het is geen ‘rocket science’ of het zijn geen grote geheimen. Het lijkt me niet onoverkomelijk om die combinatie te maken.
Minister Beke heeft het woord.
Ik heb daar weinig aan toe te voegen. Ik denk dat er momenteel voldoende regels zijn om toe te laten een evenwichtige evaluatie te maken. Ik heb soms het gevoel dat we in de commissie van het ene uiterste in het andere vallen wanneer het gaat over inspecties en toezicht. De ene keer zegt men dat er minder regels nodig zijn; in een ander dossier zijn er dan weer meer nodig. We hebben vandaag een procedurebesluit dat toegepast kan worden. Handhaving is ook geen beroepsverbod.
Wat de verslagen betreft: die zijn toegankelijk maar ik denk wel dat ze leesbaarder gemaakt kunnen worden. Wat de invoering van de publicaties betreft, zullen we vragen daar wat meer duiding en omkadering bij te geven.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, als wij inspectieverslagen online zetten, dan moeten we daar inderdaad enige duiding bij geven: wat staat er wel in, wat staat er niet in? Dat is een vorm van wijzer lezen.
Ik denk ook dat het dan ook de toets kan doorstaan dat het begrijpbaar moet zijn voor een leek. Het gaat in deze commissie soms over kinderopvang, groepsopvang, gezinsopvang: allemaal zaken die voor ouders minder duidelijk zijn. Ik volg u dan ook dat dit duidelijk moet zijn. Ik ben wel blij te horen dat u het voorstel om het publiek te maken zult uitvoeren.
Wat het overige betreft, denk ik dat u twee zaken door elkaar haalt. Er is de handhaving van bestaande initiatieven. Het voorstel dat ik doe, gaat wel degelijk over nieuwe initiatieven. Het gaat dan niet over meer regels – u verwijst zelf naar artikel 4 en artikel 11 – maar over het toepassen van de bestaande regels. Degenen die zich eraan houden, moeten niet worden overstelpt met planlast en dergelijke meer, maar wel de uitwassen die wat wij in het decreet hebben opgenomen in het kader van de kwaliteit, ondermijnen. Daartegen moeten we kunnen optreden, ook voor men start, want daarover gaat het: dat zijn vergunningsvoorwaarden waaraan men moet voldoen voor men vergund kan worden. Ik denk dat we die twee zaken wat gescheiden moeten houden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.