Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, collega’s, de afgelopen weken toonde Canvas de driedelige documentaire ‘Als je eens wist’. Daarin getuigen verschillende mensen over de mishandeling en het misbruik dat zij als kind ervaren hebben en welke sporen dat nalaat in hun verdere leven. De documentaire is al aan bod gekomen, onder andere tijdens de plenaire vergadering van enkele weken geleden. Na afloop van elke aflevering werd expliciet verwezen naar hulpverlening en hulplijnen.
In dezelfde periode steeg het aantal oproepen bij het meldpunt 1712, het meldpunt voor iedereen met vragen over misbruik en geweld, aanzienlijk. Zo verdubbelde het gemiddeld aantal oproepen per dag bijna, van 17 naar 31. In vergelijking met dezelfde periode vorig jaar ontving 1712 maar liefst 76 procent meer oproepen. Ook Tele-Onthaal kreeg opvallend meer oproepen en ook bij de vertrouwenscentra kindermishandeling (VK’s) rapporteert men meer meldingen, soms meer dan een kwart extra.
De meeste meldingen bij 1712 tijdens de periode 10 tot 27 februari 2020, dat is de periode waarin de documentaire werd uitgezonden, handelden over kindermishandeling. Dat is overigens altijd zo bij 1712, heb ik geleerd uit verschillende parlementaire vragen. Vaak gingen de oproepen ook over kindermishandeling van vroeger. Ook nu zien we dus dat publieke getuigenissen van lotgenoten mensen soms de moed geven om te praten over hun eigen ervaringen, zelfs al zijn die van lang geleden. Dat zagen we een aantal jaren geleden al tijdens de werkzaamheden rond historisch misbruik en ook tijdens de hele #MeToo-beweging en de commissie die daarrond werkzaam was. Het is dan ook belangrijk dat deze mensen een plek blijven vinden waar ze veilig met hun verhaal terechtkunnen.
Op 2 april 2014 keurde het Vlaams Parlement het voorstel van resolutie goed betreffende de erkenning van de slachtoffers van historisch geweld en misbruik in jeugd- en onderwijsinstellingen in Vlaanderen en het omgaan met geweld in het algemeen. Een van de aanbevelingen toen was de oprichting van een tijdelijke erkennings- en bemiddelingscommissie.
In die #MeToo-periode richtte het Vlaams Parlement eind oktober 2017 ook een bijzondere commissie op die zich boog over de problematiek. Bij het afsluiten van haar werkzaamheden in juni 2018 formuleerde de commissie een pakket maatregelen die grensoverschrijdend gedrag moeten voorkomen. De maatregelen vormden ook het voorwerp van een voorstel van resolutie en twee voorstellen van decreet, die het parlement op 4 juli 2018 goedkeurde.
Een van de voorstellen van decreet beoogde de oprichting van een permanent orgaan dat voor alle slachtoffers van historisch misbruik openstaat: het permanent maken dus van de erkennings- en bemiddelingscommissie die in 2014 tijdelijk werd opgericht naar aanleiding van de getuigenissen van geweld en misbruik in jeugd- en onderwijsinstellingen.
Het voorstel van decreet wil niet alleen de commissie permanent maken, maar verruimde ook het toepassingsgebied van de tijdelijke commissie. Zo wordt de erkenningscommissie niet meer beperkt tot jeugd-, onderwijs- en welzijnsvoorzieningen, en zullen ook slachtoffers die meerderjarig waren op het moment van de feiten, er terechtkunnen.
In afwachting van de oprichting van de permanente commissie kreeg Moderator een rol toebedeeld om de continuïteit van de tijdelijke erkennings- en bemiddelingscommissie te verzekeren. Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag van 17 oktober 2019 bleek dat de ‘tijdelijke’ commissie in 2018 vier aanmeldingen had gekregen en in 2019 zestien tot op datum van 28 oktober 2019. Ook zei u toen, minister, dat de opmerkingen van de Raad van State op het besluit van de regering dat uitvoering moet geven aan het decreet, nopen tot een wijziging van het decreet en het besluit.
Minister, welk effect had of heeft de documentaire ‘Als je eens wist’ op het aantal aanmeldingen bij de erkennings- en bemiddelingscommissie?
Wat is ondertussen de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het decreet van 13 juli 2018 houdende de erkennings- en bemiddelingscommissie voor slachtoffers van historisch misbruik en de uitbreiding van de werking van deze commissie? Op welke termijn zal de commissie van start kunnen gaan?
Kunnen, in afwachting van de aanpassing van het decreet en van het besluit van de Vlaamse Regering dat de uitvoering hiervan moet regelen, slachtoffers van kindermishandeling in de thuissituatie ook terecht bij de tijdelijke commissie? Is het werkterrein van de tijdelijke commissie in afwachting van de uitvoering van het decreet ook tijdelijk verbreed, hierbij anticiperend op de doelstellingen van het decreet?
Aanvankelijk had enkel 1712 een toeleidende rol naar de tijdelijke commissie. Een van de aanbevelingen was ook om de toegang ruimer te maken. Op welke manier zal de permanente commissie rechtstreeks toegankelijk worden en zal een brede bekendmaking naar het publiek gedaan worden?
Het aantal oproepen naar 1712, de vertrouwenscentra kindermishandeling en Tele-Onthaal steeg in de periode dat de documentaire werd uitgezonden zeer sterk. Hoe evolueert het aantal oproepen sedertdien?
Op welke manier worden de meldingen opgevolgd die naar aanleiding van de documentaire naar voren komen?
Minister Beke heeft het woord.
Er is geen onmiddellijk effect te merken op het aantal aanmeldingen bij de erkennings- en bemiddelingscommissie naar aanleiding van de documentaire ‘Als je eens wist’. Dat is niet vreemd, aangezien de erkennings- en bemiddelingscommissie vooralsnog de aanmeldingsmodaliteiten van de tijdelijke erkennings- en bemiddelingscommissie in acht neemt, waarbij de focus buiten intrafamiliaal geweld ligt. De tijdelijke commissie heeft zich ook steeds op die manier geprofileerd en haar aanbod bekendgemaakt.
Het advies van de Raad van State om het decreet aan te passen, creëert kansen om het traject van de permanente installatie van de commissie te herdenken. Fundamentele zaken, zoals de inbedding van de commissie en haar statuut, kunnen op die manier worden herbekeken.
De administratie en de betrokken kabinetten zitten overmorgen – 12 maart – al opnieuw samen om enkele concrete pistes te bespreken.
In afwachting van de permanente installatie van de commissie zal de tijdelijke commissie haar activiteiten voortzetten zoals dat in de projectfase gebeurde, met dien verstande dat het werkterrein in 2018 reeds werd uitgebreid tot de sectoren Sport, Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Media, en dat ook de volwassen slachtoffers met ervaringen van minimaal tien jaar geleden zich kunnen richten naar de commissie. Het werkterrein nog meer uitbreiden – bijvoorbeeld ook voor slachtoffers van intrafamiliaal geweld – is op dit ogenblik niet opportuun en niet mogelijk, rekening houdende met de bestaande capaciteit van de commissie en de daarmee samenhangende budgettaire kaders.
De tijdelijke commissie kan sinds het voorjaar 2019 ook rechtstreeks gecontacteerd worden. De vraag op welke wijze de permanente commissie toegankelijk zal zijn en welke bekendmaking hiermee gepaard zal gaan, is een van de thema’s die momenteel ter bespreking voorliggen.
De cijfers die werden vrijgegeven, gingen tot 27 februari, en betroffen de meest actuele cijfers.
Dan wat betreft de opvolging van meldingen bij 1712. 1712 neemt de tijd om goed naar de beller te luisteren. De medewerkers geven informatie over de betekenis van geweld en misbruik en over de werking van hulpverlening en justitie. Ze vertellen de beller wat hun rechten zijn en hoe ze op geweldsituaties kunnen reageren. De medewerkers geven advies en schatten samen met de beller alle risico’s in van de situatie en bespreken de acties die ondernomen kunnen worden. 1712 laat de uiteindelijke beslissing aan de beller over, tenzij de beller, of degene over wie gebeld wordt, in gevaar is. Dan komt 1712 in actie. 1712 kan ook doorverwijzen naar een centrum algemeen welzijnswerk, een vertrouwenscentrum kindermishandeling of een andere dienst.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik hoop dat er snel verder werk van kan worden gemaakt, maar ik hoor dat u ter zake het initiatief neemt om de commissie als permanent in te bedden. U hebt gezegd dat er deze week nog overlegd wordt over hoe het decreet moet worden aangepast. Daarna komt nog het besluit van de Vlaamse Regering. Zowel tijdens de hoorzittingen die we in de #MeToo-commissie hebben gehad, maar ook nu opnieuw in ‘Als je eens wist’, blijkt dat die getuigenissen bij slachtoffers ervaringen van heel lang geleden naar boven brengen waardoor ze op dat moment de nood voelen om ergens hun verhaal te kunnen doen en naar de hulpverlening willen worden toegeleid. Die nood blijft. Dat zijn geen grote aantallen, en de cijfers van de voorbije jaren bewijzen dat, maar ik denk wel dat dat voor mensen die daar nood aan hebben, echt wel het verschil maakt. Ik hoop dat we daar inderdaad samen op korte termijn werk van kunnen maken.
U zegt dat er momenteel geen verbreding is voorzien naar slachtoffers van intrafamiliaal geweld, maar ook zij hebben nood aan erkenning, ook van zaken die heel vroeg in hun kindertijd zijn gebeurd. Ik wil dan toch wel vragen of we samen kunnen zoeken op welke manier ook zij die erkenning kunnen krijgen.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Ik ben blij dat dit thema na mijn plenaire vraag blijft leven.
Ik heb een paar korte bijkomende vragen hierover. Mijn collega heeft het terecht gehad over lotgenotengroepen rond kindermishandeling. Het wordt vrij vaak aangehaald dat zij een constructieve houding hebben, ook als het gaat over het op de maatschappelijke agenda blijven zetten van het thema. U hebt zich daarvoor uitgesproken in de plenaire vergadering. Ik vroeg me af welke initiatieven u intussen hebt genomen over de hulp aan of het oprichten van een lotgenotenvereniging.
U hebt in de plenaire vergadering ook een antwoord gegeven op de vraag over de Kindreflex en kindermishandeling. Niet lang daarna hebt u op social media iemand geantwoord die u vroeg of u geloofde dat de Kindreflex de besparingen bij de VK’s en andere initiatieven zou opvangen. U hebt daar positief op geantwoord. Frappant genoeg heeft in Nederland de invoering van de Kindreflex tot een grote verveelvoudiging van de aanmeldingen geleid. Dat heeft er dus voor gezorgd dat Kindreflex de besparingen niet opving, maar wel voor een veel grotere toeleiding naar de hulpverlening zorgde, waardoor men daarin ook meer middelen moest stoppen. Hoe staat u op dit moment tegenover uw uitspraak? Staat u daar nog steeds achter? Op welke manier moeten we die duiden?
Minister Beke heeft het woord.
Ik heb daarvoor sinds het debat in de plenaire vergadering nog geen verdere concrete initiatieven genomen. Er zijn een paar andere zaken die mijn aandacht tijdens de voorbije dagen en weken hebben gevraagd. Dat zult u wel begrijpen. We zullen het daar straks nog over hebben.
Wat ik bedoelde met de investeringen in de Kindreflex en de inspanningen die we in het kader van de besparingen hebben gevraagd, is dat de middelen die we voor de Kindreflex hebben uitgetrokken, in verhouding staan tot de inspanningen die we van de VK’s hebben gevraagd. We zullen samen kijken wat daarvan de effecten zijn. We zullen dat ook wel verder analyseren. Ik heb ook al met de VK’s rond de tafel gezeten. Dat zullen we binnenkort opnieuw doen om te kijken hoe we beleidsmatig, maar ook in het kader van de budgetten, daar verder mee moeten omgaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.