Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, niet alle jongeren met een beperking wonen in een voorziening. Er zijn veel jongeren met een beperking die thuis wonen en onderwijs volgen, voornamelijk buitengewoon onderwijs. Dit kan tot de leeftijd van 21 jaar. Na het afstuderen zoeken zij betaald werk. Enkelingen vinden dit binnen het normale arbeidscircuit, een groep wordt tewerkgesteld binnen een maatwerkbedrijf.
Jongeren met een matige tot ernstige beperking zoeken na hun schoolloopbaan eerder een zinvolle dagbesteding. Als het verdienvermogen met tenminste tweederde verminderd is, hebben deze jongeren recht op een inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT) en een integratietegemoetkoming, maar dat zijn federale uitkeringen. Al ruim voor het afstuderen, wordt voor deze jongeren een aanvraag ingediend bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) tot het krijgen van een budget om na de schoolperiode te kunnen inzetten voor een dagbesteding. Het hebben van een zinvolle dagbesteding is niet alleen belangrijk voor de jongere zelf maar ook voor diens ouders. Het betekent een dagopvang terwijl de ouders meestal werken.
Al deze jongeren doorlopen de volledige procedure bij het VAPH. Zij krijgen per brief de beslissing over de budgetcategorie en de toegewezen prioriteitencategorie. Verder vermeldt deze brief welk budget ze krijgen en wanneer het hun beurt is. Ik citeer uit zo’n brief: “Binnen uw prioriteitengroep worden alle aanvragen gerangschikt op basis van de datum waarop het ondersteuningsplan of een checklist prioritering bij het VAPH werd ingediend. Uw datum in de prioriteitengroep ís ... De terbeschikkingstelling van uw budget wordt bepaald op basis van uw prioriteitengroep, de datum waarmee u gerangschikt staat en de budgetten waarover het VAPH beschikking krijgt.” Dat is grosso modo de inhoud van zo'n brief.
Jongeren met een beperking en hun ouders worden in kennis gesteld van de toewijzing van een budget maar blijven totaal in het ongewisse wanneer dit budget zal worden toegekend. Afhankelijk van de prioriteitengroep kan dit van één tot tientallen jaren duren. Als de situatie ondertussen wijzigt, kan het multidisciplinair team de vraag aanpassen, maar dan wijzigt de datum en ook de plaats op de wachtlijst. Dan komt men dus opnieuw achteraan op de wachtlijst.
Het schrijven van het VAPH vermeldt tevens: “In afwachting van uw budget kunt u eventueel een beroep doen op rechtstreeks toegankelijke hulp van een dienst van het VAPH.” Het probleem is echter dat er een tekort is aan punten rechtstreeks toegankelijke hulp (RTH) bij de VAPH-diensten en dat voor jongeren met een ernstige beperking en gedragsproblemen 8 RTH-punten, goed voor 91 dagen, veel te weinig is.
Recent werd de welzijnsbegroting goedgekeurd, en binnen het VAPH wordt er voor 2020 slechts 40 miljoen euro aan nieuwe beleidsimpulsen geven. Het Rekenhof liet al verstaan dat dit bedrag te beperkt is om de automatische toekenningsgroep te financieren. We mogen dan ook verwachten dat de wachttijden voor een persoonsvolgend budget voor dagcentra, voor dagactiviteiten, nog langer zullen worden.
Jongeren die reeds gebruikmaken van ondersteuning aangeboden door een multifunctioneel centrum, komen in aanmerking voor een automatische budgettoekenning, ter hoogte van maximaal de ondersteuning die zij kregen in het multifunctioneel centrum (MFC). Minderjarigen die meerderjarig worden en thuis opgevangen worden en enkel op zoek gaan naar een dagbesteding, komen in de problemen. De jongere zelf komt in de problemen als het gaat om zinvolle dagbesteding of begeleiding; de ouders komen in de problemen op het vlak van dagopvang.
Anderzijds is het zo dat ouders in bepaalde regio’s nooit een beroep hebben kunnen doen op het MFC, omdat die centra er niet zijn. Zij hebben dan ook zelf moeten zorgen voor de dagopvang van hun kind met een handicap, dit gedurende de volledige kindertijd.
De persoonsvolgende financiering vertrekt vanuit vijf concentrische cirkels als bronnen voor ondersteuning. We kennen die cirkels: ik, het gezin, de vrienden, de familie, de ouders, en dan pas de reguliere diensten en de professionele diensten.
Uitzichtloosheid – niet weten hoelang men moet wachten om een budget te krijgen – maakt jongeren en hun ouders hopeloos. Een kortere periode moeten overbruggen vraagt een andere aanpak dan jaren moeten overbruggen. Niet elk ouderpaar of eenoudergezin kan het financieel aan om niet meer te gaan werken, en zorgverlof is niet eindeloos. Netwerken zijn niet altijd even sterk aanwezig. Reguliere diensten die zorgen voor betaalbare dagopvang en activiteiten voor volwassenen met een beperking zijn niet zo talrijk.
Ik heb hierover een aantal vragen. Via mijnvaph.be kan elke persoon met een beperking of zijn wettelijke vertegenwoordiger zijn persoonlijk dossier bij het VAPH online raadplegen. Aangezien de plaats op de wachtlijst bepaald wordt door de prioriteitengroep en de aanvraagdatum, moet het toch mogelijk zijn, en zou het voor veel betrokkenen heel zinvol zijn, om te weten waar zij ongeveer staan op deze wachtlijst. Kan deze informatie beschikbaar gesteld worden?
Wat dagbesteding betreft, geeft de overheid geen zorggarantie voor jongeren die de overgang maken van minderjarige naar meerderjarige. In de praktijk is er een heel lange wachtperiode, zeker voor jongeren met een IQ lager dan 75 en/of gedragsproblemen. Tegenwoordig wordt er veel gesproken over en toegewezen naar de vermaatschappelijking van de zorg.
In ‘De kracht van het engagement’, een niet zo recent artikel van het departement Volksgezondheid en Gezin, lezen we: “Vermaatschappelijking van de zorg betekent dat kwetsbare mensen in de samenleving zelf worden opgevangen i.p.v. in instellingen. Een zeer goede evolutie, maar we moeten goed beseffen dat die maatschappij daar niet altijd klaar voor is. Daarom moeten we tegelijk ook sleutelen aan die maatschappij, met basisrechten, solidair burgerschap, leefbare wijken enzovoort.” Dit is een artikel uit een publicatie die dateert van 2013.
Is de minister van mening dat ouders van een jongere met een beperking zelf verantwoordelijk zijn voor de financiering en uitbouw van de dagopvang in cirkel 1, 2 en 3? Zult u de reguliere diensten versterken of beter subsidiëren, zodat meer jongeren met een beperking op hen beroep kunnen doen? Indien ja, op welke manier? Met welke maatregelen denkt u onze samenleving te kunnen verstevigen, zodat de opvang van deze jongeren kan worden gerealiseerd?
Minister Beke heeft het woord.
In de databank van het VAPH zijn gegevens beschikbaar over de zorgvragers, de gestelde vragen, de datum van aanvraag en de prioriteit. De administratie heeft de nodige voorbereidingen getroffen om deze gegevens te ontsluiten, onder meer via de applicatie mijnvaph.be.
Een aanduiding over de positie die de zorgvrager met een bepaalde zorgvraag inneemt in een van de prioriteitengroepen, geeft de persoon met een handicap en zijn gezin echter slechts een deel van de benodigde informatie. Wat men eigenlijk wil weten, is wanneer men een persoonsvolgend budget ter beschikking gesteld zal krijgen.
De plaats op de wachtlijst geeft pas zicht op het perspectief op de terbeschikkingstelling van het gevraagde budget wanneer men ook zicht heeft op de totaliteit van middelen die beschikbaar zijn om de zorgvragen in de betreffende prioriteitengroep te beantwoorden, en op de middelen die nodig zijn om de vragen van alle zorgvragers te beantwoorden, die nog voor de betrokken zorgvrager in diezelfde prioriteitengroep staan.
Op dit moment is hier nog geen duidelijkheid over voor de komende periode. Dit hangt enerzijds af van het totale budget voor uitbreiding, anderzijds van de evolutie met betrekking tot de zogenaamde automatische toekenningsgroepen en de uitstroom. De Vlaamse Regering heeft het meerjarenbudget voor zorg en ondersteuning van personen met een handicap vastgelegd, maar de feitelijke spreiding en de inzet van de beschikbare middelen moeten nog worden bepaald. De administratie monitort meerdere malen per jaar de evoluties van uitstroom en automatische toekenningsgroepen, zodat de middelen voor nieuwe persoonsvolgende budgetten zo effectief mogelijk kunnen worden ingezet.
Technisch is het dus mogelijk om de zorgvrager te informeren over waar de door hem/haar gestelde vragen geordend zijn in de prioriteitengroep. Het ontsluiten van deze informatie heeft echter pas zin en meerwaarde voor de betrokken zorgvrager wanneer ook de nodige randinformatie over de beschikbaarheid van middelen kan worden meegegeven. Samen met de administratie zal ik daarom zorgvuldig afwegen wanneer en op welke manier de informatie beschikbaar zal worden gemaakt.
Ik onderschrijf de principes die door mijn voorganger werden geïntroduceerd met het Perspectiefplan 2020. Het model van de concentrische cirkels impliceert een gedeelde zorg en verantwoordelijkheid, op maat van de individuele gebruiker en zijn gezin, en houdt flexibel rekening met wisselende situaties, over de verschillende ondersteuningsbronnen heen.
Zoals ook in het verleden al herhaaldelijk werd benadrukt, gaat het hier in geen geval om een statisch model, maar om een erg dynamisch gegeven. Het gaat niet om een of-ofverhaal, maar om een en-enverhaal. Afhankelijk van de mogelijkheden en wensen en de specifieke situatie op een bepaald moment, zal een goede mix moeten worden gezocht van zelfzorg en vrijwillige zorg, maximaal gefaciliteerd door hulpmiddelen en aanpassingen, in combinatie met vrijwillige ondersteuning, gestimuleerd in allerhande solidaire, buurtgerichte initiatieven en aangevuld met professionele zorg en ondersteuning uit zowel het reguliere als het handicap-specifieke circuit.
In geen geval ga ik er dus zonder meer van uit dat ouders zelf instaan voor de financiering van de dagondersteuning. Ik ga er echter wel van uit dat diverse mogelijkheden worden verkend en overwogen alvorens de vraag naar handicap-specifieke ondersteuning aan het VAPH te stellen.
Een verdere uitbreiding en versterking van de capaciteit van de reguliere hulp- en dienstverlening is, zoals u ongetwijfeld weet, niet enkel voor de groep personen met een handicap erg belangrijk, maar evenzeer voor andere kwetsbare en zorgbehoevende personen in onze samenleving. Samen met de betrokken administraties zullen we dan ook zorgvuldig moeten afwegen hoe we de beschikbare middelen zo efficiënt en effectief mogelijk kunnen inzetten.
Specifiek voor de groep jongvolwassen personen met een handicap proberen we alvast met projectsubsidies te verkennen hoe we stevige bruggen kunnen slaan tussen de reguliere en handicap-specifieke zorg en ondersteuning, waarbij ik verwijs naar het geïntegreerd breed onthaal en de rechtstreeks toegankelijke hulp.
Het verstevigen van onze samenleving kan echter onmogelijk een opdracht van de minister van Welzijn alleen zijn. Enkel door over beleidsdomeinen en sectoren zoals Welzijn, Onderwijs, Tewerkstelling en Mobiliteit heen de handen in elkaar te slaan, kunnen we werk maken van een zorgzame en inclusieve samenleving.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, ik moet eerlijk bekennen dat ik in de voorbije kerstperiode veel nachten wakker heb gelegen. Ik werd heel vaak opgebeld door ouders van een kind met een beperking en zij zitten met de handen in het haar. Na het ontvangen van zo'n brief blijven ze in het ongewisse. De brief zegt: u hebt een kind met een handicap, u wordt erkend, u hebt recht op een budget, maar we kunnen niet zeggen wanneer we u kunnen helpen.
Als hun zoon of dochter 21 jaar wordt, zitten die mensen met de handen in het haar. Ze hebben altijd kunnen rekenen op dagopvang onder het mom van buitengewoon onderwijs. Nu komen ze in een situatie waarin ze niet weten of ze 1, 2 of 3 jaar moeten wachten tot ze bij een VAPH-dienst terechtkunnen voor dagondersteuning.
Als ik in zo'n situatie zou zitten, waarbij ik een zoon of dochter met een beperking zou hebben, wat zou ik dan moeten doen, vraag ik me af. In mijn omgeving merk ik – ik blijf 100 procent achter de budgetten staan – dat een aantal ouders samen in staat zijn om zelf voor een dagbesteding te zorgen en allerlei initiatieven nemen voor hun zoon of dochter.
Ik merk ook dat heel wat ouders niet zo'n groot netwerk hebben, soms heel beperkte familiale kringen hebben en genoodzaakt zijn om te stoppen met werken. Soms kunnen ze dat financieel aan, maar sommige eenoudergezinnen kunnen dat niet en die zitten met het probleem waar hun zoon of dochter naartoe moet.
Die mensen krijgen een invaliditeitsuitkering. Als de zoon of dochter in het gezin woont, krijgen ze een uitkering van 626 euro per maand. Ik vonderstel dat dit geld is bedoeld om hun zoon of dochter huisvesting en eten te geven. Ze kunnen, afhankelijk van de graad van handicap, een integratietegemoetkoming krijgen die tussen 105 en 918 euro per maand schommelt. Dat is afhankelijk van de categorie.
We kunnen stellen dat ze die zorg zelf moeten organiseren, maar het is niet zo dat de omgeving dit allemaal gratis doet of kan doen. De kostprijs voor een dagcentrum of zorgboerderij bedraagt ongeveer 80 euro per dag. Met de integratietegemoetkoming en de uitkering kan eigenlijk slechts een tiental dagen per maand worden gefinancierd. Dat betekent dat dit zelf organiseren voor ouders een ontzettend probleem is.
Ik vraag me dan ook af of het onze verantwoordelijkheid niet is dat deel van de maatschappij te versterken. Met al onze doelstellingen en onze mooie theorieën moeten we een oplossing zoeken. Ik weet dat de voorzieningen worden gecoacht om meer sociale ondernemingen te worden. Dat betekent niet dat elke voorziening klaar is. Er gebeurt veel en dat is goed, maar we zitten hier met een groep mensen die heel hun leven zelf voor die jongeren hebben gezorgd en geen beroep op een multifunctioneel centrum hebben gedaan. Ze hebben daar dag en nacht voor gezorgd en aangezien ze niet tot de prioriteitengroep behoren, worden ze nu een beetje gestraft. Ze zien geen oplossingen.
Minister, ik heb heel goed naar uw antwoord geluisterd. Dat is totaal geen oplossing voor die groep. Ik zou u willen uitnodigen het fundamenteel debat te voeren en na te gaan of we die groep geen tussentijdse oplossing kunnen bieden.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Voorzitter, dit is een terechte vraag. Die mensen hebben perspectief nodig op hoelang ze thuis nog die zorg moeten dragen. Wie al wat langer in deze commissie zit, weet dat ik die vraag al bijna twee jaar stel. De data worden altijd achteruitgeschoven. De laatste datum waarop dit in orde had kunnen komen, was september 2019. Ik heb die vraag ook gesteld tijdens de bespreking van de beleidsnota. De heer Van Casteren heeft toen duidelijk geschetst dat nog heel wat simulaties moeten worden gemaakt.
Minister, hier is veel randinformatie voor nodig. U kunt niet zomaar een getal vermelden, want dit heeft te maken met hoeveel budgetten er zijn en wanneer die budgetten worden vrijgegeven. Het is dus niet zo eenvoudig hier zo maar een getal op te kleven. Ik snap echter dat de mensen vragende partij zijn. Zeker in de prioriteitengroep willen ze een perspectief hebben op hoe lang ze nog in die situatie zullen zitten.
Mevrouw De Martelaer, ik wil ook opmerken dat we vroeger geen systeem voor de automatische toekenning hadden. De mensen gingen toen vaak langer naar school of de ouders moesten zelf een oplossing zoeken. Nu hebben we al een oplossing voor heel veel jongeren. Zij die in een multifunctioneel centrum zitten, hebben een budgettaire continuïteit. Dat was vroeger helemaal niet het geval. Het is dan ook niet aan de orde te stellen dat er helemaal geen perspectief is of dat we helemaal niets weten. Ik denk dat we het positieve van de persoonsvolgende financiering zeker ook mogen benadrukken.
Er is hier ook naar de rechtstreeks toegankelijke hulp verwezen. Voor jongeren die pas van school komen, is dit belangrijk. Heel vaak doen zij al vrijwilligerswerk en doen ze aan begeleid werken. In combinatie met de RTH kan zo al veel worden opgevangen.
Minister, die middelen moeten nog worden verdeeld tussen trap 1 en trap 2. Ik weet niet of u er al zicht op hebt wanneer daarover duidelijkheid zal komen, maar het is belangrijk na te gaan hoe we met die RTH-middelen zullen omgaan. Ik herhaal nogmaals dat ik het belangrijk vind dit meer vraaggestuurd te maken, zodat we al meer vragen kunnen beantwoorden. Dat is beperkt, maar we laten die mensen zo niet in de kou staan. Wanneer zullen de RTH-middelen er zijn? Welke RTH-middelen zijn er? Hoe zullen we die middelen verdelen? Hoe kunnen we de jongeren zonder budgetcontinuïteit toch helpen en niet in de kou laten staan?
Minister Beke heeft het woord.
Er ligt veel werk op de plank. Dit parlement heeft eind vorig jaar de begroting goedgekeurd. Dat betekent dat de budgetten vastgelegd zijn. Over de manier waarop zijn we in overleg met het VAPH. We hebben hier ook een aantal criteria besproken voor het garanderen van automatische rechtentoekenning. Ook daarover zijn we in overleg met het VAPH om op dat vlak stappen vooruit te kunnen zetten.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Ik ben ook op bezoek geweest bij de dienst Begeleid Werken, om een beter inzicht te krijgen in die rechtstreeks toegankelijke hulp en die punten. Er is wel een groep van mensen met een zwaardere beperking die via dat begeleid werken nergens terechtkunnen. Mijn vraag ging vooral over die groep van mensen met een matige tot ernstige beperking, waarvoor een dagopvang nodig is en waarvoor de ouders dingen moeten zoeken.
Inderdaad, er is geen oplossing, maar ik vind het een beetje te gemakkelijk om te zeggen dat we veel werk hebben. We moeten hier prioriteit aan schenken om die mensen toch een zekere oplossing te bieden. Inderdaad, minister, het is niet aan u om de vermaatschappelijking van de zorg concreter en helemaal alleen in te vullen. Maar het is wel een randvoorwaarde om heel de persoonsvolgende financiering te laten slagen. Ik hoor praten over het versterken van de buurt en al de zaken die nodig zijn, ik hoor ook vaak pleidooien dat een zo groot mogelijk percentage van onze arbeidsbevolking moet gaan werken. Maar als we enkel dat denkspoor doorvoeren, dan zullen we eigenlijk geen mensen hebben die personen die het moeilijker hebben in onze samenleving en personen met een handicap, mee opvangen. Dat is dus toch ook wel iets tegenstrijdigs in de boodschappen die gegeven worden.
We pakken dat mee op. Ouders kunnen ook langsgaan bij de diensten ondersteuningsplan (DOP’s) om op basis van een cirkelmodel een ondersteuningsplan uit te werken en mee te gaan zoeken naar samenwerkingsmodellen. Dat is daar ook een opdracht van. We zullen samen met het VAPH ook moeten kijken hoe er meer werk gemaakt kan worden van betaalbare zorg. Dat wordt een project. Dus we zijn er wel degelijk mee bezig om dat in de komende periode verder te ontrollen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.