Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de eerste rechtszaak naar aanleiding van de daling van het persoonsvolgend budget (PVB)
Verslag
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Dank u wel. Vanaf 1 januari 2020 krijgen heel wat volwassen personen met een beperking een lager budget. In de communicatie van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) horen we dat wie een lager budget krijgt toch kan rekenen op dezelfde kwalitatieve ondersteuning. Als de zorgverstrekkers dit niet kunnen doen dan voorziet het VAPH dat gebruikers een beroep zouden kunnen doen op diverse organisaties zoals gebruikersorganisaties, bijstandsorganisaties en diensten ondersteuningsplan (DOP’s), die hen kunnen helpen om te onderhandelen, hetzij bij hun huidige zorgaanbieder, hetzij bij anderen.
Ik werd getriggerd door de gemakkelijkheid waarmee de woordvoerder van het VAPH zei dat deze mensen toch een oplossing zouden krijgen voor hun zorggarantie. Vandaar dat ik deze vraag stel.
Wat verwacht u concreet dat de gebruikersorganisaties, bijstandsorganisaties en DOP’s gaan doen?
Op welke manier denkt u dat personen met een beperking met een kleiner budget dezelfde kwalitatieve ondersteuning kunnen krijgen? Hoe wilt u borg staan voor de zorggarantie? Want ik weet, als ik een loodgieter aan huis krijg, die zijn bestek opgemaakt heeft voor een bepaald aantal euro’s en ik zeg dat ik maar de helft van dat aantal in mijn zak heb, dat die loodgieter niet diezelfde werken zal uitvoeren. Ik ben benieuwd hoe u ervoor zult zorgen dat uw diensten dat voor een lager budget wel zullen doen.
De heer De Reuse heeft het woord.
Voorzitter, via de media vernemen we dat dertien personen met autisme naar de arbeidsrechtbank in Gent zijn gestapt tegen de verlaging van hun persoonsvolgend budget (PVB) die inging op 1 januari. Deze aanpassing is het gevolg van een herziening van de verdeling van de budgetten, die verschilden naargelang de instelling waarin de mensen met een handicap verblijven of de dienst waarop ze een beroep doen.
De doorvoering van de aanpassing van het persoonsvolgend budget zorgt dus voor heel wat onbegrip en wrevel bij diegenen die hun persoonsvolgend budget zien dalen. Iets waarvoor het VAPH en bij uitbreiding de hele sector zegt alle begrip te hebben.
In de beleidsnota, minister, en alle communicatie die u hierover voert, zegt u steeds dat iedereen blijvend zal kunnen genieten van dezelfde zorg en ondersteuning. Meer zelfs, indien het moeilijk is, zal extra ondersteuning aangeboden worden aan zowel de personen met een handicap als de zorgverstrekkers.
Ondertussen erkent men echter dat de verlaging van het persoonsgebonden budget problematisch kan zijn voor mensen met een handicap, zeker omdat sommige zorgverstrekkers niet dezelfde dienst kunnen aanbieden voor minder geld.
De vzw Onafhankelijk Leven kaart naar aanleiding van deze casus het probleem van een totaaltekort aan budget aan. Men wijst op absurde situaties waarbij er mensen zijn die bericht kregen dat hun budget verlaagd wordt vanwege de herziening van het PVB en ongeveer op hetzelfde moment de boodschap kregen dat hun aanvraag om een hoger budget te krijgen werd aanvaard, maar dat ze voor die verhoging op een wachtlijst terechtkomen. Daarnaast heeft een groep mensen recht op de automatische toekenning van een budget via een spoedprocedure, maar overtreffen die budgetten alleen al het totale budget.
Dit ligt in de lijn van de vraag van collega De Martelaer. Hoe garanderen we die budgetten? Als men dergelijke zaken invoert, moet men de implicaties ervan onder ogen zien.
Minister, sommige zorgaanbieders kunnen niet dezelfde diensten aanbieden voor minder geld. Niet altijd is er vervanging mogelijk. Hoe zult u dit tekort aan zorg opvangen?
Als in de brief aan de personen met een handicap zelf melding gemaakt wordt dat ze naar de arbeidsrechtbank kunnen stappen, verwacht je dat men vooraf elke grond hiertoe zorgvuldig onderzocht heeft en de nodige maatregelen trof. Werd de verlaging in de brief grondig genoeg gemotiveerd?
De advocaat van die dertien personen meldt dat men door naar de arbeidsrechtbank te stappen inzage vraagt in hun dossier. Kan dit niet zonder juridische procedure?
23 organisaties schreven zich in voor het coachen van zorgvoorzieningen om de dalingen in budget op te vangen. Hoe reageert de sector op dit aanbod?
Het aantal mensen met een handicap stijgt jaarlijks met 3 procent, mede omdat mensen met een handicap langer leven, de medische wetenschap erop vooruitgaat en er een betere screening is. De 270 miljoen euro die de Vlaamse Regering vrijmaakt voor het wegwerken van de wachtlijsten zal dus ruim onvoldoende zijn. Hoe zullen budgettaire meevallers ingezet worden? Is er een prioriteit gesteld voor het wegwerken van deze wachtlijsten?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, we hebben het al dikwijls gehad over de correctiefase 2 bij vragen om uitleg, bij de beleidsnota en de begroting. Laat me toe om deze fase correct te kaderen.
In 2016 werd de persoonsvolgende financiering voor meerderjarige personen met een handicap gefaseerd ingevoerd. Zo ging bijvoorbeeld op 1 april 2016 de nieuwe procedure van aanvragen en toewijzen van een persoonsvolgend budget van start en werden vanaf 1 september 2016 de processen van besteden van het PVB en het vergunnen van vergunde zorgaanbieders opgestart.
Op 1 januari 2017 werden alle toenmalige gebruikers van niet rechtstreeks toegankelijke hulp – zowel de gebruikers van het Flexibel Aanbod Meerderjarigen (FAM) als de PAB- en PGB-gebruikers (persoonlijkeassistentiebudget en persoonsgebonden budget) – omgeschakeld naar het nieuwe systeem. Ze konden hun zorg en ondersteuning voortaan continueren met een eigen persoonsvolgend budget of via rechtstreeks toegankelijke hulp.
Zoals u waarschijnlijk weet, leefde er op dat moment binnen de sector al heel veel vraag naar het rechttrekken van historisch gegroeide ongelijkheden tussen voorzieningen: door een personeelsstop in de jaren 80, het onvoldoende differentiëren in de financiering en een zeer uiteenlopend opnamebeleid van de voorzieningen, kregen sommige voorzieningen veel meer middelen dan andere om een gelijkaardige doelgroep te bedienen. Op aandringen van de sector werd de invoering van de persoonsvolgende financiering voor meerderjarigen dan ook onlosmakelijk gekoppeld aan het doorvoeren van de langverwachte herverdeling van de middelen voor zorg en ondersteuning over de betrokken zorgaanbieders heen.
Aanvankelijk was het dan ook het opzet om de herverdeling meteen door te voeren op 1 januari 2017, dus tegelijk met de omschakeling van de direct gefinancierde zorg en ondersteuning naar de PVB’s. De informatie die hiertoe werd verzameld, bleek echter onvoldoende betrouwbaar waardoor de herverdeling werd uitgesteld. Bij de omschakeling van de zorg in natura naar de PVB’s werden de middelen per FAM verdeeld over de cliënten van het betrokken FAM, weliswaar rekening houdend met zorgzwaarte en zorggebruik, maar met gesloten enveloppe per FAM.
De historisch gegroeide ongelijkheid werd dus in stand gehouden bij de invoering van de PVF. Op uitdrukkelijk verzoek van de sector – vertegenwoordigd in de taskforce PVF voor meerderjarigen en het raadgevend comité van het VAPH – werd een aangepast traject voor de herverdeling opgezet en meermaals, ook regelgevend, bijgestuurd. Dit maakt dat we de beoogde herverdeling uiteindelijk pas drie jaar na de oorspronkelijk geplande datum kunnen doorvoeren.
Hoewel we er ons terdege van bewust zijn dat de ondersteuningsnood en situatie van heel wat cliënten op die drie jaar is gewijzigd, dienen we terug te grijpen naar de toestand van eind 2016. De herverdeling van de middelen betreft immers het anders spreiden van de middelen die in 2016 beschikbaar waren voor zorg en ondersteuning en ingezet werden bij het FAM.
Regelgevend is bepaald dat correctiefase 2 binnen een gesloten enveloppe wordt uitgevoerd: alle middelen die in 2016 beschikbaar waren voor zorg en ondersteuning binnen het FAM om de betrokken cliënten te ondersteunen, worden vanaf 2020 herverdeeld over datzelfde FAM en diezelfde cliënten, maar rekening houdend met de ondersteuning die ze in 2016 genoten en de zorgzwaarte die ze in 2016 hadden.
Ik ga ervan uit dat geen enkele voorziening ooit té veel middelen kan hebben. Het was en is zo dat een heel aantal voorzieningen er verhoudingsgewijs veel beter voorstond dan andere en dus heel wat meer en andere dingen kon doen dan hun collega-voorzieningen. Deze ongelijkheden trekken we recht. Dit impliceert dat zorgaanbieders die in het verleden bijzonder creatief moesten zijn om kwaliteitsvolle zorg en ondersteuning te kunnen bieden met een tekort aan middelen het nu wat makkelijker krijgen. Het impliceert echter ook dat wie voorheen vanuit de overheid meer subsidies kreeg en dus minder naar bijkomende oplossingen moest zoeken, nu wel genoodzaakt wordt om het ondersteuningsaanbod te herdenken.
Een kleine voetnoot. Idealiter had de herverdeling voorafgaand aan de invoering van de persoonsvolgende financiering plaatsgevonden zodat de individuele personen met een handicap hiermee niet geconfronteerd hadden moeten worden. Meer dan vijftien jaar geleden bleek het verschuiven van middelen over voorzieningen echter nog niet haalbaar.
Zoals in het antwoord op de eerste vraag wordt aangegeven, betreft het een herverdeling van middelen. Ik wil dat benadrukken. De middelen waarover een individuele budgethouder na de herverdeling beschikt, zijn de middelen die vandaag conform de vernieuwde methode budgetbepaling toegewezen worden, rekening houdend met het feitelijke zorggebruik en de geobjectiveerde zorgzwaarte. In die zin is het dus niet onlogisch te veronderstellen dat de zorg en ondersteuning die eerder werden geboden, kunnen worden gecontinueerd.
In de praktijk zijn er uiteraard situaties waar deze theoretische mogelijkheid tot het bieden van zorgcontinuïteit onder druk komt te staan. Ik denk aan situaties waarbij de zorgzwaarte en de ondersteuningsnood van de persoon met een handicap aanzienlijk zijn toegenomen sinds 2016 en waarbij de betrokken zorgaanbieder vanuit de beste bedoelingen deze meervragen zonder extra budget heeft opgevangen. Ik denk ook aan situaties waarbij de persoon met een handicap sinds hij beschikt over een PVB zijn besteding grondig heeft gewijzigd en niet langer louter gebruikmaakt van vergund zorgaanbod. Voor bepaalde zorgvormen wordt vandaag, binnen de nieuwe methode van budgetbepaling en rekening houdend met de huidige opvattingen over zorgzwaarte en benodigde middelen, in minder budget voorzien dan voorheen. Ik denk aan de voormalige diensten voor zelfstandig wonen en de autonome dagcentra. Het is voor deze bijzondere situaties dat er in extra begeleiding wordt voorzien. Er is coaching voor vergunde zorgaanbieders die hun middelen met meer dan 10 procent zien dalen. En er is extra begeleiding door gebruikersorganisaties, bijstandsorganisaties en DOP's voor individuele cliënten voor wie de continuïteit van de zorg en ondersteuning in het gedrang komt.
Gebruikers willen in de eerste plaats hun zorg en ondersteuning gecontinueerd zien. Daarom worden extra begeleidende maatregelen getroffen. Om met het beschikbare budget zoveel mogelijk cliënten uit correctiefase 2 te bereiken en de extra begeleiding maximaal in te zetten voor die cliënten die er het meest nood aan hebben, voorzien we in een getrapte aanpak en zetten we in op verschillende parallelle sporen.
Ten eerste, een gerichte informatieverstrekking en sensibilisering op maat aan een zo ruim mogelijke groep gebruikers wiens PVB daalt als gevolg van correctiefase 2. Ten tweede, identificeren of er een feitelijk probleem is om de nodige zorg en ondersteuning te realiseren met het resterende budget of met rechtstreeks toegankelijke hulp en/of om de lopende contracten tijdig en correct af te sluiten. Ten derde, helpen bij het tijdig en correct afsluiten van lopende overeenkomsten. Ten vierde, nagaan wat er nodig is om de betrokken persoon en zijn gezin terug op weg te helpen en ervoor te zorgen dat de nodige stappen worden gezet.
Wat zijn de concrete verwachtingen ten aanzien van de gebruikersorganisaties? Gerichte informatieverstrekking en sensibilisering op maat aan een zo ruim mogelijke groep gebruikers wiens PVB daalt als gevolg van correctiefase 2.
Het doel is om individuele gebruikers ervan bewust te maken wat de impact van het dalen van het budget kan zijn. We denken hier in het bijzonder ook aan de noodzaak om overeenkomsten die niet langer betaald zullen kunnen worden, tijdig en correct af te sluiten, en hen meteen ook heel concrete en onmiddellijk bruikbare informatie te geven om de noodzakelijke stappen te kunnen zetten.
Met de infosessies beogen we alvast een aanzienlijk deel van de door correctiefase 2 getroffen cliënten de nodige informatie aan te reiken om zelf aan de slag te gaan. Ik heb als antwoord op een vorige vraag de verschillende provinciale infosessies al eens opgesomd. Voor deze deelgroep van gebruikers kan zo een individueel begeleidingstraject worden vermeden.
Cliënten die wel nood hebben aan individuele begeleiding in het kader van correctiefase 2, willen we met deze gerichte infosessies direct de juiste weg wijzen: doorverwijzing naar bepaalde diensten of organisaties in de buurt, en een lijst van namen en telefoonnummers van contactpersonen uit de buurt.
Wat zijn de concrete verwachtingen ten aanzien van de bijstandsorganisaties? Ten eerste, voor individuele budgethouders beoordelen welke van de lopende overeenkomsten behouden kunnen en moeten worden en welke beter worden afgesloten. Ten tweede, tijdig en correct afsluiten van bepaalde overeenkomsten. Ten derde, samen met de persoon en diens netwerk nagaan of er een proces van vraagverheldering wenselijk is en of het cliëntsysteem open staat om alternatieve, creatieve mogelijkheden te verkennen. Vervolgens hetzij zelf verkennen van alternatieve bestedingsmogelijkheden of alternatieve inzet van het budget, hetzij doorverwijzen naar een DOP voor het verkennen van andere mogelijkheden om de nodige zorg te organiseren. Ten slotte, linking naar diensten en organisaties. Hierbij wordt in het bijzonder op zoek gegaan naar zo inclusief mogelijke oplossingen. Vervolgens waar nodig en wenselijk onderhandelen met diensten waarvoor het PVB moet worden ingezet, om zo veel mogelijk ondersteuning op maat te realiseren voor het beschikbare budget.
Wat zijn de concrete verwachtingen ten aanzien van een DOP? Ten eerste, samen met de persoon en diens netwerk nagaan of er een proces van vraagverheldering wenselijk is en of het cliëntsysteem open staat om alternatieve, creatieve mogelijkheden te verkennen. Vervolgens het cliëntsysteem ondersteunen om samen met zijn sociaal netwerk na te denken vanuit de vraag wat we gaan doen met het feit dat het budget daalt, en alternatieve mogelijkheden verkennen om de nodige zorg en ondersteuning te realiseren binnen het resterende budget. Ten tweede, een nieuw ondersteuningsplan opstellen waarin duidelijk wordt vermeld wat de cliënt en het sociaal netwerk in dit nieuwe plan kan en wil opnemen en waar zij ondersteuning nodig hebben van diensten en organisaties. Ten derde, linking naar diensten en organisaties. Hierbij wordt in het bijzonder op zoek gegaan naar zo inclusief mogelijke oplossingen.
23 organisaties schreven zich in voor het coachen van zorgvoorzieningen om de dalingen in het budget op te vangen. Hoe reageert de sector hierop?
Op dit moment heb ik nog geen algemene reacties ontvangen over de mogelijkheid tot het opstarten van een coachingtraject. Na afloop van de eerste trajecten werd wel duidelijk aangegeven dat een nieuwe oproep wenselijk werd geacht.
Om de beschikbare middelen voor coaching optimaal te benutten, werd nog een extra oproep gedaan bij de vergunde zorgaanbieders die geconfronteerd worden met een daling van 10 procent of meer van hun zorggebonden middelen. Nog vijf extra vergunde zorgaanbieders hebben zich kandidaat gesteld en zullen tegen midden januari een dossier indienen.
In de brief werd verwezen naar correctiefase 2, de finaliteit ervan en waar dit precies in regelgeving is vastgelegd. De brieven die verstuurd werden in kader van correctiefase 2 werden opgesteld in samenwerking met het communicatieoverleg waarin de verschillende stakeholders uit de sector vertegenwoordigd zijn.
De vierde vraag ging over de advocaat die meldde dat men inzage vraagt in het dossier door naar de arbeidsrechtbank te stappen.
Individuele personen met een handicap kunnen hun eigen dossiergegevens raadplegen op mijnvaph.be. Voor meer informatie kunnen ze steeds terecht bij de medewerkers van het VAPH.
Voor de vergunde zorgaanbieders worden infosessies gepland in de eerste helft van 2020. Verder zal ook de mogelijkheid geboden worden om, aansluitend op deze infosessies, extra toelichting en duiding over het eigen dossier te vragen bij het VAPH.
Wat de laatste vraag betreft: de Vlaamse Regering heeft het meerjarenbudget voor zorg en ondersteuning van personen met een handicap vastgelegd, maar de feitelijke spreiding en inzet van de beschikbare middelen moet nog gebeuren. De administratie monitort meerdere malen per jaar de evoluties van de uitstroom en de automatische toekenningsgroepen, zodat de middelen voor nieuwe persoonsvolgende budgetten zo effectief mogelijk kunnen worden ingezet.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Ik ga enkel in op de vragen die ik heb gesteld. Ik begrijp dat u gaat zoeken naar hoe we personen met een beperking in deze situatie kunnen ondersteunen, en dat u dan denkt aan de gebruikersorganisaties. Maar gebruikersorganisaties zijn ook vaak vrijwilligersorganisaties, die eigenlijk weinig professionele medewerkers hebben.
Anderzijds hebt u vorig jaar ook beslist dat zowel de gebruikersorganisaties als de bijstandsorganisaties bij u een voorstel moeten doen om tegen het einde van dit jaar voor een stuk te besparen. U verwacht dus enerzijds wel een grotere inzet in dit proces, maar anderzijds verwacht u ook dat zij gaan besparen. Ik vind dat twee nogal uiteenlopende zaken.
De dienst ondersteuningsplan klinkt in theorie heel mooi, maar ik kan mij goed inbeelden dat de mensen van die diensten voor bepaalde dossiers met de handen in het haar zitten, omdat het netwerk of de omgeving zo beperkt is. Zij slagen er dan niet in om een nieuw plan op te maken. Wat gaat er dan gebeuren als er een te groot tekort is?
Mijn vraag was in welke mate u er borg voor staat dat er een zorggarantie is. Wat gebeurt er als het niet lukt? Worden die mensen dan gewoon naar huis gestuurd, en moeten zij wachten tot wanneer er budget beschikbaar is? Dat is mijn fundamentele vraag.
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, uw antwoord was inderdaad een bord vol. Maar de correctiefase 2, die inderdaad op een brede consensus kan rekenen, zal hier de komende periode nog vaak terugkeren, denk ik. Want met de implementatie groeit de onrust bij heel wat mensen. En de implementatie komt voor de betrokkenen nu natuurlijk heel dichtbij en wordt heel reëel.
U verwijst in een voetnoot naar het feit dat dat eigenlijk al vijftien jaar een groeipad moest zijn. Daar legt u inderdaad de vinger op de wonde, dat klopt. Maar goed, we staan nu natuurlijk voor de feiten zoals ze zijn. Terugkijken heeft hier weinig zin.
Ik haal enkele zaken aan. Hoe zult u het tekort aan zorg opvullen? Er is immers niet altijd vervanging mogelijk. Mijn collega vraagt dat ook: hoe zult u daar borg voor staan? Ik denk dat de betrokkenen geen woorden vragen, maar vooral daden. Want zij worden inderdaad dagelijks met die zorgnood geconfronteerd. Hoe gaat u dat opvangen? Ik denk dat ze weinig boodschap hebben aan een getrapte aanpak. Dat is natuurlijk ook allemaal nodig, ik neem dat niet weg. Maar als je nu nog moet vragen welk contract men eigenlijk op 1 januari had moeten afsluiten, dan zijn we een beetje laat, denk ik. We zullen toch veel meer naar het werkveld moeten gaan, om te kijken hoe we dat zullen doen, en hoe we in effectieve zorg zullen voorzien voor de mensen.
U gaat niet in op de vraag of de verlaging in de brief grondig werd gemotiveerd. En op mijn laatste vraag over budgettaire meevallers antwoordt u zelfs helemaal niet. U zegt dat de budgetten zijn vastgelegd, en dat we ervoor gaan. Mijn vraag gaat er gewoon over dat niet alles altijd wordt gerealiseerd. Er zullen wel budgettaire meevallers zijn, er zal altijd wel een overschot zijn op het budget – laat ons hopen. Hebt u een prioriteitenlijst? Zult u eventuele meevallers ergens prioritair invoegen? Bij Cultuur weten we dat budgettaire meevallers naar de projectsubsidies zullen gaan. Hebt u ook voor Welzijn een prioriteitenlijst opgemaakt? Ik denk dat de mensen die hierbij betrokken zijn, daar zeker boodschap aan hebben.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, allereerst mijn beste wensen aan iedereen. In de laatste plenaire vergadering van het vorige jaar heb ik gezegd dat we het er allemaal over eens zijn dat mensen met een beperking voldoende en snel steun moeten krijgen voor een volwaardig leven. Ik heb toen ook gezegd dat de budgetten daarvoor in de voorbije tien jaar enorm zijn gestegen. Maar ondertussen zijn de wachtlijsten ook aangegroeid. Dat wil dus zeggen dat we ook moeten kijken naar het systeem. Een van de zaken die we daarin moeten veranderen, gaat over correctiefase 2.
Minister, u hebt de achtergrond daarvan, de noodzaak daaraan en de geschiedenis perfect geschetst. Ik ben dan soms nogal verbaasd over de commentaren van de oppositie daarover. Als ik de discussies daarover in het voorbije jaar lees, zie ik dat iedereen het wel eens is over de kerngedachte van die correctiefase. De kerngedachte is: gelijke zorgondersteuning voor gelijke zorgnood. In mensentaal wil dat zeggen dat iemand met een beperking op plaats X dezelfde ondersteuning moet krijgen als iemand met eenzelfde beperking op plaats Y.
Dat betekent dus ook dat er naast al degenen wier budget naar beneden wordt aangepast, er ook enorm veel mensen zijn wier budget stijgt. Ik breng niet graag persoonlijke casussen in het parlement, dat is not done. Op Facebook doe je wat je wilt, maar in dit parlement is dat not done. Ik heb nu een paar casussen bij van de afgelopen weken, maar de namen heb ik geanonimiseerd.
Zo heb ik de casus van Amelie, een dame van 36 jaar, met een dubbeldiagnose van een fysieke en een mentale beperking. Haar budget stijgt van 60,31 punten naar 85,93 punten. Dat zorgt ervoor dat ze de extra individuele begeleiding krijgt waardoor ze samen met haar zus thuis kan blijven wonen.
Ik heb het geval van Joris, een man van 44, met een diepverstandelijke beperking. Zijn budget stijgt van 50,19 punten naar 60,7 punten. Hetzelfde verhaal voor Karin, een dame van 38. Haar budget stijgt van 50 naar 61,57 punten. Zo kan ik nog een tijdje doorgaan. Uiteraard zult u over deze mensen niets lezen in de krant, want zij zullen natuurlijk geen rechtszaken indienen omdat hun budget stijgt en ze eindelijk de zorgnood krijgen waar ze al jaren recht op hebben gehad.
Ik vraag aan de oppositie: vindt u het rechtvaardig dat die mensen in de komende jaren nog steeds een budget krijgen dat ondergeschikt is volgens de zorgnood die ze hebben? Wil dat zeggen dat de bezorgdheden over de mensen die we de afgelopen tijd in de kranten tegenkwamen, fout zijn? Neen, natuurlijk niet. We moeten ervoor zorgen dat die correctiefase correct verloopt. Daarvoor zijn twee zaken nodig.
Minister, we hebben nood aan objectivering en cijfers. De cijfers in het persbericht van het VAPH van begin september over hoeveel mensen stijgen en dalen, hebt u genoemd. Nu de brieven zijn verstuurd, moeten we dat verder kunnen uitspitten. We moeten kunnen uitzoeken welke profielen stijgen en welke dalen. Volgens de kranten gaat het vooral over relatief lagere zorgprofielen, waarvan het budget naar beneden wordt aangepast, vaak mensen in dagcentra. Het budget van mensen met een intensievere zorgnood stijgt. Dat is de eerste indruk die ik heb. Natuurlijk hebben we daarover harde cijfers nodig.
Om het debat objectief te kunnen voeren – wat uiteindelijk onze taak is als managers van het mooie Vlaanderen –, moeten we een toelichting of een analyse krijgen van het VAPH als de cijfers voldoende matuur zijn om er iets zinnigs over te kunnen vertellen. Dat zal ons ook toelaten om na te gaan of de oorspronkelijke kerngedachte van die correctiefase in de realiteit is vertaald.
De bezorgdheden over de zorggarantie zijn pertinent. Minister, u hebt geantwoord over welke maatregelen er allemaal zijn voorzien. We moeten een blijvende monitoring kunnen krijgen of de ondersteuningsplannen, coachingtrajecten enzovoort die daarvoor in stelling zijn gebracht, het beoogde doel van de zorggarantie nastreven.
Ik heb nog een kleine bemerking, want hierover bestaat vaak een misvatting. De klachten over de verdwijning of vermindering van een budget komen vaak van de voorzieningen. Dat is logisch, want de voorzieningen moeten hun personeel en zichzelf aanpassen, maar uiteindelijk is het de bedoeling dat de zorg bij de cliënt terechtkomt. Hij kan dan met de ondersteuning die hij krijgt een plan uitdokteren dat voor hem ideaal is. We moeten in de eerste plaats nagaan of de mensen die de steun krijgen in staat worden gesteld de nodige zorg te krijgen. We moeten er natuurlijk oog voor hebben dat de voorzieningen zich hieraan moeten aanpassen, maar in het systeem van de persoonsvolgende financiering gaat het uiteindelijk om de cliënt en dat moeten we volop bewaken.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Mijnheer Vande Reyde, ik wil even bevestigen dat er heel wat positieve verhalen zijn. We hebben het hier al vaak over correctiefase 2 gehad. Vaak komen de negatievere verhalen naar boven, wat natuurlijk logisch is, maar er zijn ook heel wat positieve verhalen.
Ik ben geschrokken van het lage aantal voorzieningen die zich hebben ingeschreven. Het zijn er 23, maar in het antwoord op mijn schriftelijke vraag waren het er 24. Na een bijkomende oproep zijn er nog 5 bijgekomen. Ik weet niet hoeveel voorzieningen er in heel Vlaanderen zijn, maar op zich trekt een klein percentage aan de alarmbel. Zij zullen de coaching krijgen die ze nodig hebben.
Ik heb in een boekje van een voorziening gelezen dat niets zal veranderen en dat iedereen dezelfde kwaliteitsvolle zorg als voordien zal krijgen, niets meer en niets minder. De voorziening zal, ongeacht het nieuwe budget, dezelfde garantie in verband met de zorg geven. Er zijn dus ook positieve verhalen. Er zijn voorzieningen die hier niet van wakker liggen. Zij hebben positieve en negatieve budgetten die ze bij elkaar leggen om ervoor te zorgen dat iedereen dezelfde zorg zal krijgen. Het gaat er natuurlijk ook om hoe de voorzieningen dit ten aanzien van hun mensen vertalen. Daarvoor is het belangrijk dat die infosessies er komen en dat de mensen goed worden geïnformeerd. Duidelijke communicatie blijft zeer belangrijk.
Minister, de enige vraag die ik nog heb, heeft betrekking op de 735 mensen die van een persoonsvolgend budget op de rechtstreeks toegankelijke hulp (RTH) terugvallen. Hoewel hun vraag niet is veranderd, zullen zij geen zorggarantie krijgen. De vraag is waarom zij geen zorggarantie krijgen. Indien iemand 3 dagen per week in een dagcentrum verblijft en op de RTH terugvalt, kan dat nog maximaal 91 dagen per jaar en dus zeker geen 3 maal per week. Ik weet niet of u enige duidelijkheid kunt verschaffen over de zorggarantie van de mensen die op de RTH terugvallen.
Minister Beke heeft het woord.
Voorzitter, als ik me niet vergis, zijn er in Vlaanderen een 350-tal instellingen. Dat geeft de orde van grootte weer.
Om de gebruikers nog meer bij te staan, zal het VAPH, in samenwerking met de gebruikers- en bijstandsorganisaties, in het voorjaar van 2020 nog bijkomende infosessies organiseren. We voorzien ook in 350.000 euro voor begeleidende maatregelen om het hele transitieproces te begeleiden.
Zoals is aangehaald, zijn er natuurlijk winnaars en verliezers. Het is een kwestie van rechtvaardigheid. Tegenover dezelfde zorgzwaarte moet ook dezelfde vergoeding of verloning staan. Dat is het hele uitgangspunt. Tegenover iedereen die nu wat minder krijgt, staat ook iemand die nu wat meer heeft en in het verleden te weinig heeft gekregen.
Bovendien is, in samenspraak met de verschillende stakeholders, tijdens het hele transitieproces gesteld dat de zorggarantie gegarandeerd zou blijven. Toen tussen Kerstmis 2019 en nieuwjaarsdag 2020 een aantal issues naar voren zijn gekomen, heeft de vertegenwoordiger van het VAPH dit opnieuw benadrukt.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
De zorggarantie garanderen: ik heb het gevoel dat dat voor de zware zorggroep is, en dat het probleem zich momenteel vooral situeert bij de mensen met een lagere zorgvraag, dat zij er een beetje tussenuit vallen. Ik heb totaal geen probleem met de plus en de min en het principe. Maar je zorg hangt ook een stuk af van je netwerk en je omgeving. Wie toevallig in een omgeving leeft met een heel beperkt netwerk, bijvoorbeeld een eenoudergezin met weinig familie, buren en contacten, moet het maar eens doen. Je moet maar eens proberen om met een volwassen kind met een beperking dat allemaal zelf te organiseren: zelf gaan werken en dan nog eens de zorg met je beperkt netwerk blijven ondersteunen.
We zitten ook met het probleem dat sommige mensen een voucher hadden. Bij de diensten voor zelfstandig wonen verliep alles via een vouchersysteem. Als de waarde van die voucher nu vermindert, moet je bijna tegen die mensen zeggen dat ze moeten overschakelen op een cashsysteem, want met dat cashsysteem zullen ze hun zorg misschien op een andere manier kunnen organiseren en voor die voucher zullen ze minder krijgen van de zorgvoorziening. Ik denk dat dat op zich ook al een probleem is. Dat is een ander accent.
Een derde punt dat ik nog wil toevoegen, konden we vandaag ook lezen in Het Belang van Limburg: er zijn ook voorzieningen die inderdaad door de jaren heen veel meer geld gekregen hebben. Het is echter niet zo dat ze dat opgepot hebben. Ze hebben daar ook nog wel andere zaken mee gedaan. Ze stellen nu vast dat wat ze toen meer deden, nu stopt en dat een andere groep mensen nu buiten de boot valt en aan de deur klopt om ondersteuning te krijgen.
De heer De Reuse heeft het woord.
Collega Vande Reyde, ik hoor dikwijls vanuit de meerderheid dat de oppositie nooit goed luistert als de meerderheid iets zegt, maar ik geloof dat u nu ook niet goed geluisterd hebt. Ik ben begonnen met te zeggen dat de correctiefase 2 een brede consensus kent, zowel hier in de commissie – dat hebben we al dikwijls gehoord – als bij de minister, die dat bij een van de laatste tussenkomsten naar aanleiding van de budgetbesprekingen nog eens expliciet herhaald heeft. Hij zei: ‘in deze zaal is niemand tegen correctiefase 2’. Dus ik denk, voor de derde maal: op zich is dat geen probleem, ook niet voor ons.
Maar het is natuurlijk zo, als u zegt correctiefase 2 door te gaan voeren en als u daar beloftes tegenover stelt, dat die ook waargemaakt moeten worden. Want u zegt: de cliënt is het belangrijkste. Dat zeggen wij allemaal. Er is niemand die zegt dat dat niet waar is. Die cliënt stelt nu vast dat zijn centen weg zijn maar dat zijn zorg niet voorzien wordt. Dat is net het probleem. Natuurlijk zijn er succesverhalen. Wij weten dat ook. Daarom gaan wij ook akkoord met die correctiefase 2. Er is een eerlijke verdeling. Maar we moeten natuurlijk ook zorgen dat de mensen die die zorg nog nodig hebben en die een lager budget krijgen, ook die zorg nog krijgen. Dat is hetgeen we beloofd hebben en dat moeten we realiseren. Dat die mensen dan natuurlijk alle middelen uit de kast halen om aan die zorg te komen, lijkt me de evidentie zelf.
Dan is het hier onze taak om daar vragen over te stellen aan de minister. Hoe zult u hiermee omgaan? Hebt u – ik heb het daarstraks gevraagd maar nog geen antwoord gekregen, misschien een volgende keer – een prioriteitenlijst als er budgettaire meevallers zijn? Waar zult u die inzetten? Wat zult u daarmee doen? Ik denk toch wel dat de mensen uit de sector, en niet enkel van de gehandicaptenzorg maar ook van de ouderenzorg, recht hebben om te weten: wat zal deze regering doen voor mijn probleem?
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.