Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Veys heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik ben vereerd dat ik de eerste vraag mag stellen in deze commissie in deze nieuwe legislatuur. Als socialist gaat mijn eerste vraag natuurlijk over sociaal wonen, aangezien we met een wooncrisis zitten op de private huurmarkt in Vlaanderen en alle experts het erover eens zijn dat meer sociale woningen nodig zijn.
In het regeerakkoord vinden we volgend punt terug: "In gemeenten die onvoldoende inspanningen leveren voor het bereiken van het bindend sociaal objectief, kan de VMSW het initiatief nemen om in overleg met die lokale besturen projecten te lanceren." Dit is een beetje vaag geformuleerd. Ik begrijp dat er nog beleidsnota's moeten volgen en dat dat nog wat uitgewerkt moet worden. Het is nochtans essentieel dat elke stad en gemeente zijn duit in het zakje doet, want vandaag behaalt slechts een kwart van de steden en gemeenten – dat zijn er 75 - het bindend sociaal objectief (BSO). De nieuwe target van 15 procent – als we dat mogen interpreteren als de nieuwe target – is de nieuwe begrenzing waarboven er een sociale woonbeleidsconvenant nodig zal zijn. Dit houdt in dat 60 procent van de steden en gemeenten een stevige aanmoediging nodig heeft.
Minister, wanneer worden de nieuwe objectieven voor sociale woningbouw vastgelegd, aangezien de huidige binnenkort aflopen? Wat is het einddoel qua nieuwbouw voor deze legislatuur en hoe zal dit objectief over de verschillende steden en gemeenten verdeeld worden? Wordt er met andere woorden gekozen om overal te bouwen of gaan we echt kijken waar de nood het hoogst is en ons daarop richten? Hoe gaat de regering steden en gemeenten die hun bindend sociaal objectief niet halen, aanzetten om zich aan het vooropgestelde groeipad te houden? Ik verwijs meer bepaald naar de passage dat de VMSW projecten kan lanceren in overleg. Hoe zal dat in zijn werk gaan? Wat als een gemeente dat pertinent weigert? Is dat een optie? Hoe zal dat worden uitgewerkt?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Veys, dank u wel voor de allereerste vraag. Eerst en vooral ga ik de cijfers een beetje corrigeren, want uw weergave is een klein beetje bij de haren getrokken en er is een draai aan gegeven die niet helemaal juist is.
Het Grond- en Pandendecreet is van 2009. Zoals u weet, heeft via dat decreet elke gemeente in Vlaanderen een bindend sociaal objectief opgelegd gekregen, een verplichting om een aantal bijkomende sociale woningen te realiseren, met startbasis 2009 tegen 31 december 2025. Er is ook door het agentschap Wonen Vlaanderen een monitoring opgezet. Er is een meting die jaarlijks gebeurt en een voortgangstoets die tweejaarlijks gebeurt. Elke gemeente wordt daarop gecontroleerd. Die voortgangstoets is trouwens uitgewerkt in een besluit van de Vlaamse Regering van 2011 van toenmalig minister Van den Bossche. De laatste monitoring die plaatsgevonden heeft, dateert van 2018.
Uit de cijfers, dus volgens de methodologie die vastgelegd is door toenmalig minister Van den Bossche, blijkt dat 198 gemeenten dat groeipad correct volgen. Het gaat dus niet over 60 procent van de gemeenten die er niet aan voldoen zoals u hebt gezegd. Neen, 198 gemeenten volgen dat groeipad en zitten op schema. 94 gemeenten zitten niet op schema. Maar volgens die toets doen ze wel voldoende inspanningen. Er zijn slechts 16 gemeenten die onvoldoende inspanningen leveren om dat sociaal objectief te bereiken. Die 16 gemeenten hebben een samenwerkingsovereenkomst gesloten met een of meer lokale sociale woonorganisaties of zullen er een sluiten voor het einde van dit jaar.
Ik kom tot uw eerste vraag. Het vastleggen van de nieuwe objectieven zit vervat in het Grond- en Pandendecreet. Het eerste was tot 31 december 2025. Maar in artikel 4.1.2 staat dat naar aanleiding van elk grootschalig steekproefonderzoek nieuwe sociale objectieven moeten worden vastgesteld die ten minste moeten worden verwezenlijkt binnen een periode van tien jaar.
Conform de Vlaamse Wooncode zal er dus een grootschalig onderzoek worden georganiseerd, een steekproefonderzoek. Het laatste onderzoek dateert van 2013 en we moeten dat volgens de wetgeving elke tien jaar herhalen, dus in 2023 zullen we opnieuw een grote survey houden over alle gemeenten heen, om te gaan onderzoeken welke noden er nog zijn. Op basis daarvan zullen we dan op het einde van de legislatuur een voorstel indienen om een nieuw Vlaams objectief voor sociale huurwoningen vast te leggen voor de periode 2026-2035.
Uw tweede vraag gaat over de huidige bindende sociale objectieven. U vraagt naar het einddoel voor de nieuwbouw van sociale woningen deze legislatuur, maar laat ons een onderscheid maken tussen de gemeenten die hun BSO hebben gehaald en de gemeenten waar dat niet het geval is. De gemeenten die hun BSO niet gehaald hebben, moeten daar verder naartoe werken. Als ze op schema zitten, kunnen ze verder doen zoals ze bezig zijn. Zitten ze niet op schema, dan zullen ze inderdaad nog een tandje bij moeten steken.
Volgens de meest recente meting van het sociaal woonaanbod, de stand van zaken op 31 december 2018, zouden er in de periode 2019-2025 nog 14.527 sociale woningen moeten bij komen. Als we daar de woningen in geplande projecten van aftrekken, blijven er nog 9589 woningen over. Voor die woningen zal de realisatie deze legislatuur moeten worden opgestart. Dat is ook de reden waarom we zowel de voorbije legislatuur als de komende legislatuur de investeringen in sociale woningen optrekken. Ik zeg het uit mijn hoofd, maar ik denk dat er onder minister Van den Bossche 2,5 miljard euro geïnvesteerd werd in sociale woningen en onder minister Homans 3,8 miljard euro; wij gaan nu naar 4,5 miljard euro. (Opmerkingen)
Ik had het juist blijkbaar, niet? (Opmerkingen)
Maar goed, er zit daar dus een grote groei op.
De gemeenten die hun BSO wel behaald hebben, moeten een sociaal woonbeleidconvenant afsluiten, willen ze aanspraak maken op financiering voor de bouw van bijkomende sociale huurwoningen. Het regeerakkoord bevestigt die mogelijkheid, zolang het percentage huurwoningen op het grondgebied van die gemeenten minder dan 15 procent bedraagt. Zolang ze die 15 procent niet hebben, kunnen ze daar een beroep op doen.
Wij hebben op dit moment geen zicht op de behoefte naar bijkomende sociale huurwoningen bij die gemeenten die hun BSO gehaald hebben, maar het is de bedoeling om binnen afzienbare tijd opnieuw een oproep te lanceren om sociale woonbeleidconvenanten af te sluiten. Daarmee peilen we dan naar de noden voor de komende legislatuur.
Wat steden en gemeenten betreft die hun BSO niet halen: als vastgesteld wordt dat een gemeente kennelijk onvoldoende inspanningen levert om dat BSO te bereiken, dan moet zij een overeenkomst sluiten met sociale woonorganisaties die bereid gevonden worden om het sociale woonaanbod op het grondgebied van die gemeenten te verwezenlijken. Een gemeente levert kennelijk onvoldoende inspanningen, als zij in het kader van een voortgangstoets in de categorie 2b terechtkomt en weigert om zo’n samenwerkingsovereenkomst af te sluiten. Tot op vandaag is er geen enkele gemeente die in een dergelijke situatie zit. We hebben inderdaad die zestien gemeenten die onvoldoende inspanningen leveren, maar ze vallen nog niet onder die categorie, omdat ze nog niet geweigerd hebben om zo’n overeenkomst af te sluiten.
De Vlaamse Regering wil inderdaad een stok achter de deur houden, wat vrij evident is. Het komt er eigenlijk op neer dat de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) zelf een initiatief zal kunnen nemen om een project op te starten op het grondgebied van die gemeenten. Dat is een stevige stok achter de deur om gemeenten te verplichten meer inspanningen te leveren, maar wij kunnen natuurlijk niet raken aan de bevoegdheid van die gemeenten om vergunningen af te leveren en dergelijke meer. Gemeenten die van heel slechte wil zijn, zullen op die manier de zaken nog kunnen tegenhouden, maar ik denk in alle eerlijkheid dat dat toch zeer moeilijk zou zijn, want ook daar gelden procedures. Als er geen wettelijke redenen zijn om een vergunning niet af te leveren, dan is er nog altijd de deputatie of de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Zij kunnen oordelen dat er wel een vergunning afgeleverd moet worden. We zullen dus zelf, zonder medewerking van de desbetreffende gemeenten, een project kunnen opstarten op hun grondgebied.
De heer Veys heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord.
Over die 14.000 bijkomende woningen vroeg ik mij enkel nog af het gaat om SHM-woningen (sociale huisvestingsmaatschappij) of SVK-woningen (sociaal verhuurkantoor). Dat vind ik toch wel een belangrijk onderscheid, want heel vaak heerst er wat onduidelijk, als het gaat om het BSO, al ligt de oorzaak van die onduidelijkheid vaak bij de media en niet bij de regering.
Ik wil u toch nog expliciet vragen hoe u die afsplitsing ziet. Het is een opdracht van deze regering en van de Vlaamse maatschappijen in het algemeen. Er zijn sociale woningen te weinig. Als we naar het Noorden kijken, zien we dat die 15 procent het absolute minimum is. Zelfs als we naar het Zuiden kijken, naar Frankrijk, zien we daar 18 procent. Er zal een grote ambitie nodig zijn. Ik twijfel er niet aan dat u een grote ambitie hebt. Ik hoop die dan ook meer uitgewerkt in de beleidsnota terug te vinden, al hoor ik dat die beleidsnota beperkt zal zijn. Ik hoop toch dat de ambitie dat niet zal zijn.
U haalt het ook zelf aan: de gemeenten die niet mee willen, leveren nog altijd de bouwvergunning af. We weten hoe sterk de schepen van Wonen kan dwarsliggen in sommige gemeenten. Heel veel centrumsteden doen wel ernstig hun best. Ik denk dat de inspanning over alle schouders moet worden verdeeld, maar we moeten wel nagaan waar de noden het hoogst zijn. Ik spreek met respect over de plattelandsgemeenten, maar veel sociale woningen creëren in het hinterland waar weinig verbindingen zijn en weinig jobs, is niet doeltreffend.
Ik vrees dat de stok achter de deur iets te veel strohalm en te weinig stok zal zijn. Ik kijk ernaar uit om dit in de toekomst samen met mijn collega's te evalueren.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Het huidige bindend sociaal objectief werd ingevoerd zodat elke stad en gemeente haar steentje kan bijdragen tot de sociale woningbouw. Er zijn ongetwijfeld ook situaties waarbij een stad een grotere behoefte heeft aan sociale woningbouw maar waar ze op dit moment reeds het quotum heeft bereikt. In de stad Antwerpen staan op dit moment 18.776 gezinnen op de wachtlijst. Zelfs wanneer Antwerpen 15 procent sociale woningen realiseert, blijven er nog altijd heel veel mensen op de wachtlijst staan.
Minister, plant u initiatieven om tegemoet te komen aan steden die meer nood hebben aan sociale woningen? Ik kom zelf uit Lubbeek. Lubbeek heeft amper sociale woningen op zijn grondgebied en komt niet aan het bindend sociaal objectief. Op dit moment liggen alle plannen volledig stil omdat de plannen die getekend zijn, niet voldoen aan het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Dat is dus terug naar af. Minister, hoe gaat u om met die gemeenten die totaal in de knoei zitten om het bindend sociaal objectief te bereiken?
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Het is heel belangrijk dat alle steden en gemeenten hun verantwoordelijkheid nemen. We moeten niet enkel kijken naar de gemeenten die de grootste bevolkingstoename kennen, maar naar alle gemeenten om die 9 procent te halen. Dat is volgens mij de enige manier om een voldoende aantal sociale woningen in Vlaanderen te hebben.
De gemeenten die achterblijven, moeten worden gestimuleerd en gemotiveerd om ook die 9 procent te halen. Er zijn zelfs gemeenten die die 9 procent halen en daarbovenop nog een convenant hebben afgesloten voor extra sociale woningen. Dat kunnen we alleen maar toejuichen want dat is een heel goede zaak.
Ik hoor ook vaak de bezorgdheid van lokale besturen dat er meer armoede wordt aangetrokken door meer sociale woningen op hun grondgebied. Het is een bezorgdheid die de lokale besturen durven uit te spreken. Het is dus opportuun dat de gemeenten die achterophinken echt wel die 9 procent halen zodat we een gelijke verdeling over de gemeenten in Vlaanderen krijgen.
Minister, hebt u ook weet van die bezorgdheid van de lokale besturen om meer armoede aan te trekken en hoe daarmee om te gaan? Hoe ziet u dat zelf? Zal de regering stappen zetten om die bezorgdheid weg te nemen?
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Mevrouw De Martelaer, uw bezorgdheid over Antwerpen is terecht. Bij de opmaak van het regeerakkoord hebben we ervoor gezorgd dat we niemand achterlaten en al zeker niet de stad Antwerpen.
We zullen het bij de bespreking van de beleidsnota uitgebreid over het systeem hebben. Het is niet dat ik er nu niet over wil praten, maar ik denk dat we de discussie, het mechanisme en waar de minister naartoe wil, uitgebreid met de beleidsnota moeten bespreken.
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Veys, het onderscheid tussen SVK’s en de sociale huisvesting, de sociale woningen zelf, is op zich ondergeschikt aan het behalen van de cijfers. Maar de financiering is voorzien voor de sociale woningen, niet voor de SVK’s. In die zin zie je ook wel dat we keihard inzetten op die sociale woningen. Maar voor het bereiken van die aantallen, maakt het niet uit of dat via SVK’s of SHM’s is.
Dan is er een eigenaardige discussie aan de gang over de vraag of we nu de spreiding in vraag moeten stellen of niet. Laat het duidelijk zijn dat we wel degelijk denken dat die spreiding absoluut noodzakelijk is, dat je die niet zomaar kunt afbouwen. We kunnen van de eerste commissievergadering al een Zottegems onderonsje maken, maar ook het platteland à la Zottegem zet in op sociale woningen, en dat is maar goed ook. Het is niet alleen in Antwerpen dat we dat moeten doen, daar krijgt men de nodige ondersteuning, maar we gaan de spreiding wel degelijk in de gaten houden. Het is ook de filosofie achter dat zinnetje in het regeerakkoord dat we een stok achter de deur hebben ten aanzien van de gemeenten die kwaadschiks niet mee willen bij het bouwen van sociale woningen, om ze wel te realiseren. Dat lijkt mij een puur solidariteitsprincipe en ook een goede zaak. Ik kan me moeilijk voorstellen dat iemand van jullie dat in vraag zou stellen.
Waar de noden het hoogst zijn, zal natuurlijk blijken uit die survey in 2023. Dat zal een nieuwe mijlpaal zijn die we in de grond slaan. Afhankelijk van de conclusies daaruit moeten we kijken hoe we daar verder mee omgaan.
Wat betreft de concentraties die armoede aantrekken: het principe van de spreiding is er net om te zorgen dat je niet met een concentratie van sociale woningen zit. Dat zou een slechte zaak zijn.
Wat betreft de beleidsnota is er een discussie geweest met het Uitgebreid Bureau. Er is zeer duidelijk meegegeven dat de timing van 8 november zeer scherp is. We hebben tegen die tijd nog wat katten te geselen, zoals een begroting opstellen. Maar we zullen ons best doen. De beleidsnota opstellen moet snel gaan, dus die zal eerder beperkt zijn. We hebben daar geen uitstel voor gekregen. Dat is ook zo gezegd in de discussie op het Uitgebreid Bureau met uw fractieleiders.
De heer Veys heeft het woord.
Een solidariteitsprincipe ga ik uiteraard als socialist niet in vraag stellen, dat spreekt voor zich. Mijn bezorgdheid is wel dat 15 procent in bepaalde steden voldoende zou zijn. Ik vind het jammer dat hier het argument gebruikt wordt dat sociale woningen armoede zouden aantrekken. In dit regeerakkoord staat er een verstrenging van de lokale binding, die trouwens in sommige steden al strenger is dan wat er nu wordt voorgeschreven. Je moet al je best doen om te verhuizen en snel in aanmerking te komen voor een sociale woning, dat weet iedereen die een beetje vertrouwd is met sociale huisvesting heel goed. Ik denk dat we toch echt eens aan veel lokale bestuurders moeten zeggen dat sociale woningen goed zijn voor de bewoners in armoede die reeds op hun grondgebied verblijven. Dat is natuurlijk een andere kwestie. Als je ze wil kwijt geraken, dan moet je geen sociale woningen bouwen. Dat zien we ook in de feiten.
Ik beschouw Zottegem persoonlijk niet als platteland. Ik hoor verhalen over panden in de Westhoek die gebouwd worden en die zelfs na dertig passages nog altijd geweigerd worden door mensen. We moeten daar goed over nadenken, ook in het kader van de betonstop. Als we mensen willen helpen met sociale woningen – dat verlaagt het armoederisico met 40 procent – moeten we goed overwegen dat we hen niet tegenwerken door ze op een plaats te steken waar ze bij wijze van spreken niet weg kunnen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.