Verslag vergadering Commissie ad hoc
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
Lokale besturen hebben een heel belangrijke opdracht in de strijd tegen de klimaatproblemen. Door een voorbeeldfunctie op te nemen, kan men op lokaal vlak iets doen tegen de klimaatverandering, maar ook het draagvlak vergroten en burgers inspireren om tot actie over te gaan. Heel wat Vlaamse steden hebben door het ondertekenen van het Burgemeestersconvenant voor Klimaat en Energie die verantwoordelijkheid opgenomen. Daarmee engageren ze zich om de CO2-uitstoot tegen 2020 met 20 procent te reduceren of tegen 2030 met 40 procent, afhankelijk van het ogenblik waarop ze het Burgemeestersconvenant hebben ondertekend. Het Burgemeestersconvenant is een initiatief van de Europese Commissie en is geen vrijblijvend engagement. De Europese Unie volgt immers op of de gemeenten de engagementen nakomen.
De lokale besturen hebben nog veel potentieel om rationeel om te gaan met energie, en om in duurzame energieproductie te investeren. Wij hebben in het verleden ook al vastgesteld dat er weliswaar veel ambitie is, maar dat de resultaten uitblijven. Onze ambitie wordt ook erkend op Europees niveau. Als ik daarover met collega’s in het Europees Comité van de Regio’s (CvdR) praat, zien zij Vlaanderen als een voorbeeld op het vlak van engagement, maar niet op het vlak van resultaten. Men ziet vaak dat men het Burgemeestersconvenant heeft ondertekend, maar dat men in de uitvoering van een aantal transitiemogelijkheden blijft steken. De Vlaamse overheid kan hierbij een ondersteunende rol opnemen.
Als een gemeente het Burgemeestersconvenant ondertekent, moet ze binnen het jaar een nulmeting van de CO2-uitstoot op het grondgebied én een energieactieplan of het Sustainable Energy Action Plan (SEAP) voorleggen. De gemeenteraad moet het energieactieplan met de doelstellingen en concrete acties om de CO2-vermindering te realiseren, goedkeuren.
We merken dat het verzamelen van cijfers over de lokale besturen een struikelblok blijft. Vlaanderen heeft samen met de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) in 2011 al een eigen tool en website ontwikkeld om de gegevens bij te houden. Die kunnen we allemaal terugvinden op de website www.burgemeestersconvenant.be. Daarop kunnen we van alle gemeenten en steden, die het Burgemeestersconvenant hebben ondertekend, de cijfers terugvinden.
In functie van de openbaredienstverplichting (ODV) bezorgen de distributienetbeheerders jaarlijks de eigen verbruiksgegevens van elektriciteit en aardgas. Het gaat dan over het verbruik voor de eigen gebouwen, het patrimonium en eventueel de voertuigen van de gemeenten. Deze cijfers worden aan de lokale besturen aangereikt als ondersteuning van het Burgemeestersconvenant. Als je echter op www.burgemeestersconvenant.be bij een specifieke gemeente kijkt, dan zie je dat die kolom of lijn niet is ingevuld. Wat er wordt weergegeven, is nog altijd inclusief het eigen patrimonium van de gemeenten, ook al beschikken die gemeenten over de afzonderlijke cijfers. We zouden de distributienetbeheerders natuurlijk kunnen vragen om die cijfers door te geven aan de VITO, zodat ze rechtstreeks worden ingevuld, maar dit kan blijkbaar niet omdat de cijfers eigendom zijn van de gemeenten. Er is nog altijd een beslissing van de gemeenteraad nodig om die cijfers te kunnen publiceren, tenzij we hier decretaal iets aan veranderen.
De vijf Vlaamse provincies hebben online klimaatrapporten gelanceerd, en ze gebruiken hiervoor een uniform sjabloon met de CO2-uitstoot en het energieverbruik per gemeente. Die vind je bij het onderdeel ‘klimaat’ op www.provincies.incijfers.be/. Het klimaatrapport bundelt de belangrijkste gegevens over de vermindering van de broeikasgasuitstoot en geeft een inzicht in onder meer de REG-premies (rationeel energiegebruik), de mobiliteit, de productie via hernieuwbare energie … Het is ook een nuttige benchmarktool, want men kan de eigen gemeente binnen de eigen provincie ten opzichte van andere gemeenten situeren.
Werd dit initiatief door de provincies genomen of werd het geïnitieerd door de Vlaamse overheid? Waarom werd dit initiatief genomen? Heeft dit portaal een specifiek doel?
De cijfers zijn ongeveer gelijklopend met de cijfers die we terugvinden op www.burgemeestersconvenant.be. Bij grote steden zijn er minimale verschillen van nog geen 1 procent. Bij de kleinere gemeenten zijn de cijfers nagenoeg exact hetzelfde. Is er een link tussen beide dataplatformen, dus tussen www.burgemeestersconvenant.be en www.provincies.incijfers.be/?
Bij het initiatief door de provincies zie ik wel dat de eigen verbruiksgegevens nog steeds ontbreken, dus de gegevens over de eigen gebouwen, ook al zijn deze beschikbaar. Waarom kunnen deze niet automatisch opgenomen worden als een bijkomende onderverdeling in de globale tabel?
Minister Peeters heeft het woord.
Het siert u dat u het opneemt voor de provincies, mijnheer Gryffroy, want dit is meteen mijn antwoord op uw eerste vraag. Is dit een initiatief door de provincies of werd het geïnitieerd door de Vlaamse overheid? Het initiatief werd wel degelijk door de vijf provincies genomen.
Waarom werd dit initiatief genomen? Via deze onlinetool stellen de provinciebesturen relevant cijfermateriaal ter beschikking, op maat van elke stad en gemeente. Deze tool beperkt zich niet enkel tot de energiedata, maar aggregeert ook cijfermateriaal van andere beleidsdomeinen zoals bijvoorbeeld onderwijs, wonen, gezondheidszorg, werk en dergelijke meer. Ik denk dat iedereen die de website al eens gecontacteerd heeft, dat zeker wel weet.
Het energieluik vormt een onderdeel van het totaalaanbod van de data voor de steden en gemeenten, en de data voor het energieluik van het portaal worden aangeleverd door verschillende leveranciers, waaronder Fluvius, het Departement Omgeving van de Vlaamse overheid, de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) en het Vlaams Energieagentschap (VEA). De Vlaamse overheid ondersteunt zeker dit initiatief door bijvoorbeeld de energiedata die verzameld zijn in het kader van het Burgemeestersconvenant, ook ter beschikking te stellen. Door samen te werken met de provincies kan de Vlaamse overheid zich focussen op de kwaliteit van de aangeleverde data, en ook nagaan of er ook verbetering op volgt. De visualisatie van de data kan dan gebeuren in het portaal van Provincies in Cijfers, en er is dus zeker wel sprake van een goede samenwerking of een complementariteit wat dat betreft.
Wat het dataplatform en www.burgemeestersconvenant.be betreft, is het Departement Omgeving alleszins een van de dataleveranciers voor het portaal van de provincies, en de energiedata vanuit het Departement Omgeving zijn beschikbaar voor elke geïnteresseerde derde partij die daarmee aan de slag wil gaan.
Het antwoord op uw vierde vraag dan. Fluvius vormt een zeer belangrijke schakel om inzicht te krijgen in het energieverbruik per sector en per gemeente. De distributienetbeheerder levert in opdracht van het Departement Omgeving jaarlijks aan VITO voor elke gemeente het elektriciteits- en gasverbruik aan voor elke sector, zowel tertiair, de huishoudens als de industrie. De inventarissen die ter beschikking worden gesteld op www.burgemeestersconvenant.be dienen dan ook om een totaalbeeld te krijgen van het energie- en CO2-verbruik op het gemeentelijk territorium per sector en per energiedrager. Met deze aanpak voldoen de gemeenten aan de vereisten van het Burgemeestersconvenant en wordt er een uniforme methodologie aangeboden. Dat was uiteindelijk ook de bedoeling en opzet van de ondersteunende inventarissen.
Steden en gemeenten die een verdere detaillering wensen dan het sectorale overzicht – want zoals u aangeeft, blijft die lijn vaak nog open – door bijvoorbeeld het verbruik van eigen gemeentelijke gebouwen mee in te geven, kunnen dit doen door het allemaal zelf in te vullen in de daartoe voorziene tabbladen. Dit werd bij de opmaak van de tool ook zo afgesproken met de stuurgroep en met de respectievelijke gebruikers. Wanneer men echter afdaalt tot het niveau van de individuele gemeentelijke gebouwen, wordt de oefening veel complexer, technisch moeilijker en ook duurder, en dat vraagt wel wat extra analyses vooraf, voor we zeker zijn dat we op die manier zelf ook een stap vooruit zetten.
En tot slot uw laatste vraag, de vragen van gebruikers. Deze bepalen de prioriteiten voor de verdere ontwikkeling van de CO2-inventarissen. De manier van werken met invulfiches lijkt tot nu toe altijd goed te werken.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Dank u voor het antwoord, minister. In verband met de eigen verbruiken van de eigen gebouwen, het eigen patrimonium, worden de gegevens ter beschikking gesteld door Fluvius aan de gemeenten, zowel op digitale weg als op papier. Die gegevens zijn er dus. De vraag is nu enkel of we dat er niet automatisch aan kunnen toevoegen, zodat de gemeenten ook weten wat ze zelf verbruiken in hun eigen patrimonium. Desnoods moeten we dat dan decretaal maar aanpassen, want dat zou toch wel handig zijn.
Ik heb een tweede bijkomende vraag. Ik heb op 11 september 2019 op de website van het Departement Omgeving gevonden dat vanaf maandag 21 oktober 2019 www.burgemeestersconvenant.be in een nieuw kleedje gestoken zou worden, waardoor men nog gemakkelijker een aantal maatregelen zou kunnen doorrekenen, met een vernieuwde maatregelentool die vormgegeven wordt. De vraag is dan of dit ook weer in lijn gaat zijn met hetgeen de provincies gedaan hebben. Als ik het goed begrijp, is het een initiatief van provincies.incijfers.be, maar de cijfers zijn gelukkig gelijklopend met wat VITO verzameld heeft, de provincies hebben het anders gevisualiseerd. Als straks VITO in opdracht van Vlaanderen www.burgemeestersconvenant.be gaat aanpassen, veronderstel ik dat dat dan ook in samenwerking is met de provincies, zodat we straks niet met twee verschillende tools zitten.
De heer Schiltz heeft het woord.
Het is een bijzondere uitdaging om in deze commissievergadering bij de relevantie voor lopende zaken te blijven, want uiteraard kunnen wij moeilijk voorafnames doen op wat ons te wachten staat, het nieuwe regeerakkoord en de nieuwe Vlaamse Regering. Maar voortgaand op de voorzet van collega Gryffroy, horen we uit uw antwoord, minister, ook VITO, de provincies, Fluvius … We moeten natuurlijk opletten dat er een beetje coherentie komt in de manier waarop de data aangeleverd, maar ook verwerkt en vooral ter beschikking gesteld worden. In het ondernemingsplan van VEA uit juni van dit jaar is ook een hoofdstuk rond data ontsluiten opgenomen. Ik had begrepen dat het energierapport hierover op 30 september opgeleverd zou worden: dat is dus volgende week. Hopelijk hebben we tegen dan ook een volgende regering.
Het is uiteraard noodzakelijk om naast een goede rapportering van energie, ook de rapportering van de emissies in kaart te krijgen. Daarvoor is een centrale dynamische website uiteraard het meest geschikte medium. Belangrijk is dat de application programming interface (API) achter die data open is, zodat die data door verschillende derde partijen gebruikt kunnen worden om nuttige toepassingen van te maken.
Ik ga niet vragen naar het rapport, want dat kunt u ongetwijfeld nog niet hebben. Dat is iets voor volgende week. Maar mijn bijkomende vraag is, minister, of er op korte termijn nog bijsturingen nodig zijn. Moet er nog informatie worden verzameld om de volgende minister en het parlement in de komende legislatuur in staat te stellen om deze data op een overzichtelijke en toegankelijke manier bij de burgers en de gemeentebesturen te krijgen?
De heer Danen heeft het woord.
Ik kan het pleidooi van de heren Gryffroy en Schiltz alleen maar ondersteunen. Goede data zijn belangrijk om te weten wat we moeten doen, waar we staan en vooral wat we nog niet gedaan hebben.
Minister, ik weet niet of u de eigenlijke cijfers van de broeikasgassenuitstoot van de steden en gemeenten in Vlaanderen al eens bekeken hebt. Ik heb dat wel gedaan. Als we in de nabije toekomst of op de middellange termijn onze uitstoot met 20, 30, 40 of 50 procent moeten kunnen verminderen, dan zijn we zeker niet op de goede weg. Dat heeft volgens mij ook te maken met het feit dat de Vlaamse Regering onze steden en gemeenten nauwelijks op een structurele manier ondersteunt. Of kunt u mij van het tegendeel overtuigen?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik ben blij dat elke fractie die tot nu toe het woord heeft genomen het belang van de lokale besturen erkent en hun rol in de klimaattransitie heeft onderstreept. Ik heb zelfs begrepen dat collega Gryffroy de provincies ook herontdekt als bijzonder belangrijk en relevant beleidsniveau. (Opmerkingen van Andries Gryffroy)
Dat is op zich al vermeldenswaardig, waarvoor dank, mijnheer Gryffroy. De provincies doen in dezen nuttig werk. In het ondersteunen van de lokale besturen kunnen we van hen nog iets leren. Er zijn oproepen geweest om de lokale besturen te gaan ondersteunen bij hun klimaat- en energiebeleid. U hebt middelen verdeeld, minister. Ik vraag dan ook graag welke effecten die projecten concreet hebben bewerkstelligd en op welke manier we volgens u in de volgende legislatuur lokale besturen nog beter kunnen ondersteunen in hun klimaat- en energiebeleid, want dat begint inderdaad op lokaal niveau.
Minister Peeters heeft het woord.
Ik heb de bijkomende vragen genoteerd. Ik hoor het straks wel als ik iets oversla.
Mijnheer Gryffroy, waarom komen die cijfers niet automatisch? Zoals ik al gezegd heb, kunnen wij als overheid niet automatisch gegevens ingeven op de website van de provincies. Het is aan de lokale besturen zelf om de gegevens die zij ontvangen van Fluvius zoveel mogelijk mee in te loggen of in te brengen in de diverse websites zodat er een zo duidelijk mogelijk zicht is en een zo optimaal mogelijk dataverkeer tussen alle mogelijke instanties.
U vraagt naar de vernieuwde website van het burgemeestersconvenant. Dat zit bij het Departement Omgeving. Het departement mag uiteraard elke website accurater maken of moderner of efficiënter. Op zich is dat dus geen enkel probleem. Het zal ook positief zijn als die website regelmatig wordt geüpdatet. Het gaat hier vooral over het luik klimaat. Dat moet meer aan bod komen.
Mijnheer Schiltz, u vraagt naar het energierapport van het VEA. Dat heb ik nog niet. Daar zullen we nog een week geduld voor moeten uitoefenen. De vraag of er dan nu al bijsturing mogelijk is, is dan ook heel moeilijk te beantwoorden. Dat zult u begrijpen. Het is alleszins belangrijk om zoveel mogelijk data bij te houden, in te zamelen en te bekijken waar bijsturingen nodig zijn.
Mijnheer Danen, u vraagt wat de Vlaamse overheid doet om de lokale besturen op goede weg te zetten inzake de uitstoot van broeikasgassen. De Vlaamse overheid heeft, ook hier in de commissie, al meermaals bewezen dat zij initiatieven genomen heeft. Ik verwijs naar de initiatieven van mijn voorganger, de heer Tommelein.
Recent waren er de lokale energieprojecten en het energie-expertisecentrum, dat nu wordt uitgerold, om de lokale besturen nog beter te begeleiden in alles wat zij kunnen doen inzake klimaat en energie. Een en ander beweegt.
Mijnheer Bothuyne, u vraagt zeer specifiek naar de resultaten van de lokale energieprojecten. U weet dat de laatste projecten pas een week of twee geleden werden toegewezen. De effecten daarvan zijn moeilijk nu al in cijfers of getallen uit te drukken. Natuurlijk was elk element dat op tafel lag, gaande van vervoer tot zonnepanelen, was een positief element. We ondersteunen dat dan ook. Dat draagt alleen maar bij om onze doelstellingen te halen.
Ik hoop dat ik daarmee alle vragen beantwoord heb.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Uiteraard kunt u zeggen dat wij plots voor de provinciale structuren zijn. Ik kan enkel maar vaststellen dat er momenteel twee gelijklopende monitoringsystemen bestaan. Het is al goed dat ze dezelfde resultaten geven, anders zaten we echt met een probleem. Ik keur goed dat er momenteel actie wordt ondernomen om inderdaad tot een nog betere voorstelling te komen van deze monitoring. Hoe we die taak dan evalueren, zullen we dan wel zien.
Aan Groen wil ik meegeven dat het wel bizar is dat een grootstad zoals Gent, waar Groen mee bestuurt, in de periode 2011-2017 een daling heeft van de CO2-uitstoot van 2,7 procent, terwijl Dilsen-Stokkem een daling heeft van 7,4 procent. Met andere woorden, er kan lokaal heel veel gebeuren. Dilsen-Stokkem bewijst dat het drie keer beter kan dan Gent. Het Vlaamse niveau is dus niet altijd nodig om lokaal iets te doen. In eerste instantie moet men zo goed mogelijk monitoren en voor de rest kan er lokaal heel veel gebeuren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.