Verslag vergadering Commissie ad hoc
Verslag
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik zal u niet vragen wat u eraan zult doen. Ik wil vooral een beeld krijgen van de toestand vandaag, vooral omdat het me toch enigszins verbaasde dat op 27 mei – en dat is volgens mij niet louter toevallig – het Departement Financiën en Begroting een Nota Budgettaire Ruimte publiceerde. Daarin werd een actualisering doorgevoerd van de meerjarenraming 2019-2024 voor de Vlaamse begroting. Die raming stelde het financieel resultaat – in het najaar van 2018 gevoegd bij de Vlaamse begroting 2019 – ook fors bij in ongunstige zin. Dat gebeurde niet toevallig op 27 mei, nadat iedereen in de campagne vooral de nadruk had gelegd op de zeer grote budgettaire ruimte die de volgende Vlaamse ploeg ter beschikking zou hebben. Quod non, dus.
Bij ongewijzigd beleid en steeds zonder rekening te houden met de bouwkosten voor de Oosterweelverbinding, verandert het resultaat dit jaar al van een licht overschot naar een tekort van ruim 81 miljoen euro. In 2020 stijgt dat tekort tot 626 miljoen euro. Tegen 2024 loopt dat wel wat terug en is er volgens de Nota Budgettaire Ruimte toch nog steeds een tekort van 122 miljoen euro, terwijl de oorspronkelijke meerjarenraming een budgettaire ruimte suggereerde van meer dan 950 miljoen euro.
Nog steeds volgens de nota die op 27 mei werd gepubliceerd, is deze ongunstige budgettaire ommekeer in grote mate te wijten aan de economische prognoses die het Planbureau naar beneden heeft bijgesteld. Uiteraard blijft zoiets niet zonder gevolgen voor de geraamde ontvangsten op basis van de Financieringswet.
Maar ook aan de ontvangstenzijde, in de gewestbelastingen, zijn er een aantal dingen die opvallen. Onder meer verkooprechten, schenkbelasting en erfbelasting brengen veel minder op dan verhoopt. Niet vermeld maar volgens mij toch ook niet zonder gevolg: de andermaal zwaar tegenvallende opbrengsten uit de Vlaamse fiscale regularisatie die de afgelopen jaren alleen maar naar beneden werden bijgesteld.
Naast enkele eenmalige factoren wordt aan de uitgavezijde voornamelijk gewezen op de impact van de stijgende loon- en werkingskosten in het onderwijs.
Minister, ondertussen zijn de economische prognoses van het Planbureau verder versomberd. Volgens nieuwe ramingen van 5 september jongstleden zou de groei in ons land dit en volgend jaar beperkt blijven tot nog 1,1 procent. De inflatie zou ook verder afkoelen en de spilindex zou pas in januari 2020, en niet al in november 2019, opnieuw overschreden worden. Maar deze inflatie-inschatting werd gemaakt vóór de jongste incidenten in het Midden-Oosten en hun invloed op de olieprijzen.
Daarom heb ik een zestal vragen aan u, minister, om een zicht te krijgen op waar we vandaag staan.
Hoe groot schat u het aandeel van de daling van de economische conjunctuur op de negatieve saldi die ik terugvind in de Nota Budgettaire Ruimte? Is dat aandeel goed voor de helft van die actualisering? Is dat meer? Is dat minder?
Graag kreeg ik wat meer uitleg over de concrete effecten van de laatste economische prognoses van het Planbureau begin september op de budgettaire ruimte voor de volgende jaren, de periode 2019-2024. Worden de resultaten – en ik maak opnieuw abstractie van de kosten voor de Oosterweelverbinding – nog negatiever dan die uit de nota van 27 mei?
De hervormingen van de schenkingsrechten, erfrechten en verkooprechten onder de uittredende regering zijn telkens voorgesteld als ‘budgetneutraal’. Wijst de Nota Budgettaire Ruimte niet op het tegendeel, en dat niet alleen voor dit jaar, 2019, maar ook voor wat er doorgerekend is in de meerjarenraming?
Mag ik, op basis van de nota die op 27 mei gepubliceerd werd, wat de Vlaamse fiscale regularisatie betreft spreken over een fiasco over de hele lijn, zeker als we zien hoe die budgetten telkens in begrotingsopmaak, begrotingsbijsturing en ook in het financieel resultaat werden bijgesteld?
Ik lees in de Nota Budgettaire Ruimte dat verschillende mogelijke uitgaven nog niet in rekening zijn gebracht. Voorbeelden zijn de middelen voor de cofinanciering van spoorinvesteringen, wat toch gaat over 100 miljoen euro, die niet in rekening gebracht zouden zijn. Nieuwe klimaatmaatregelen en ook de tussenkomst van het Rampenfonds voor de schade die boeren geleden hebben door de droogte van de voorbije zomer, zijn niet in rekening gebracht. Mag ik daaruit afleiden dat de geactualiseerde saldi van 27 mei ondertussen te rooskleurig zijn geworden en nog negatiever bijgesteld kunnen worden?
Voor mijn laatste vraag kom ik wel even terug op de Oosterweelverbinding en de bouwkosten die daar inherent aan zijn. De Vlaamse Regering is mee aangeschoven bij de stappen van de federale regering bij de Europese Commissie om de begrotingsregels voor publieke investeringen in grote infrastructuurwerken te versoepelen. Ik had graag geweten wat de stand van zaken is vandaag. Hebben die stappen iets opgeleverd? Zo ja, zal dat dan merkbare gevolgen hebben voor komende Vlaamse begrotingen?
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Rzoska, u hamert er nogal op dat de Nota Budgettaire Ruimte van de Vlaamse administratie er op 27 mei is gekomen. Ik wil u toch even in herinnering brengen dat wij in mei in de plenaire vergadering nog een debat hebben gehad, omdat er ook toen al geruchten de ronde deden dat de economische conjunctuur een impact zou hebben op de hele financiële situatie. Dat de administratie een nota opmaakt na de verkiezingen, is, denk ik, niet meer dan logisch. Het is een nota ten behoeve van de onderhandelaars. In die zin is het ook wel goed dat er een nota volgt na de verkiezingen.
U wilt peilen naar de impact van de economische conjunctuur op onze begroting. Zoals u wellicht weet, is die substantieel. Wijzigingen in de economische groei en de inflatie bepalen immers mee de omvang van enerzijds de gemeenschaps- en gewestmiddelen uit de Bijzondere Financieringswet, en die zijn vandaag nog steeds goed voor ongeveer 57 procent van de totale Vlaamse begroting.
Anderzijds zijn de gewestbelastingen, zoals de registratierechten, gevoelig voor economische parameters. Dat geldt ook voor de uitgaven. Denken we alleen maar aan de overschrijding van de spilindex, die sterk het pad van de uitgaven bepaalt.
De gevoeligheid van de middelen voor de wijzigingen in de BBB-groei en in de inflatie, vindt u specifiek terug in de Nota Budgettaire Ruimte. Ik verwijs naar tabel 3-5 op pagina 19. Daaruit kunt u afleiden dat een daling van de economische groei met 0,1 procent onmiddellijk resulteert in een daling van de middelen van 27,6 miljoen euro in 2020. Een gelijkaardige daling van de index van de consumentenprijzen doet de middelen inkrimpen met 33,8 miljoen euro in datzelfde jaar. Daarom is het niet verwonderlijk dat de Nota Budgettaire Ruimte een heel ander beeld geeft dan de meerjarenraming die vorig najaar naar het parlement werd gestuurd en daar ook werd goedgekeurd.
De verschillen zijn samengevat in bijlage 4 op pagina 95 van de Nota Budgettaire Ruimte. Daar ziet u een stevige bijstelling van de ESR-ontvangsten en -uitgaven. In 2020 dalen de ESR-inkomsten met 483 miljoen euro. De effecten van de negatieve aanpassing van de elasticiteitscoëfficiënt of de respobijdrage voor het beleidsdomein Onderwijs en Vorming zijn, in vergelijking met de economische parameters, eerder mineure verklaringen voor de bijstelling.
In diezelfde tabellen zien we dat we in 2020 152 miljoen euro meer uitgaven verwachten. Hiervan kan 81 miljoen euro worden toegewezen aan de stijgende loonkost door de toename van de vergrijzingskosten binnen het lerarenkorps en aan de toename van het leerlingenaantal. Nog eens 60 miljoen euro is veroorzaakt door de gelijkschakeling van de werkingskosten voor het lager en het kleuteronderwijs. In 2023 en 2024 zien we dan wel weer de effecten van de economische conjunctuur via de indexering van de loon- en werkingskredieten. Het is dus mijn inschatting dat zeker de helft van de daling van de beleidsruimte is toe te schrijven aan de tegenvallende conjunctuur.
U vroeg me hoe de resultaten zullen evolueren, rekening houdend met de laatste economische prognoses van het Planbureau van begin september. De Nota Budgettaire Ruimte van 27 mei gebruikte de parameters van de economische begroting van 6 februari, en verder werd rekening gehouden met de update van de inflatieverwachtingen van 7 mei voor wat betreft zowel de index van de consumentenprijzen alsook de gezondheidsindex. De recentste cijfers, die het Planbureau op 5 september 2019 publiceerde, voor 2019 en 2020 en zowel voor wat betreft de inflatie als voor de economische groei, zijn opnieuw neerwaarts bijgesteld. Evident impliceren deze aanpassingen een verdere verslechtering van de budgettaire ruimte van de volgende legislatuur. Mijn opvolger zal u daarover binnen afzienbare tijd informeren.
Mijnheer Rzoska, in uw derde vraag focust u op de gewestbelastingen. U zegt dat ze allemaal budgetneutraal zouden moeten zijn. Dat klopt niet helemaal. Er zijn sowieso een aantal bijstellingen geweest van de gewestbelastingen met het oog op een verlaging ervan.
Wat betreft de schenkbelastingen zijn de ontvangsten, sinds de hervorming van de onroerende schenkingen, spectaculair gestegen. Vanaf 2018 is er een terugval of eerder een stabilisatie in de ontvangsten. Maar nog steeds liggen de ontvangsten boven het niveau van 2014. In 2019 lopen specifiek de roerende schenkingen terug. Dat heeft dus niets te maken met de hervorming van 2015. De administratie heeft op dit ogenblik geen duidelijke of specifieke aanwijzingen dat dit zou wijzen op een structurele daling van de ontvangsten. We zullen dus in de toekomst moeten bekijken hoe dat verder verloopt.
Het was niet de bedoeling dat de erfbelastingen zonder meer budgetneutraal moesten zijn. De verlaging ervan was bedoeld om de belastingen te doen dalen. Daar zijn we in geslaagd. De verlaging van de tarieven diende gefinancierd te worden vanuit de vrije budgettaire beleidsruimte van de vorige legislatuur en tijdelijk met de opbrengsten van de fiscale regularisatie. De opbrengsten van de fiscale regularisatie vallen tegen, daar hebt u inderdaad een punt, maar ik kom er straks nog op terug.
Het is op dit ogenblik nog te vroeg om verregaande conclusies te trekken over de effecten van de hervorming van de erfbelasting. De hervorming geldt voor overlijdens vanaf 1 september 2018. Het spreekt voor zich dat het nu nog te vroeg is om daar veel conclusies uit te trekken. Dat in de Nota Budgettaire Ruimte de ontvangsten voor de erfbelasting neerwaarts werden bijgesteld, is te wijten aan het feit dat er voor de overlijdens van 2017 een sterke stijging was van het gemiddelde recht. Dat verklaart waarom de raming voor de begrotingsopmaak van 2019 naar beneden werd getrokken. Ook voor deze belasting valt op dit ogenblik geen structurele negatieve evolutie te verwachten.
Het verkooprecht werd in de Nota Budgettaire Ruimte met 19,9 miljoen euro neerwaarts bijgesteld. In procenten uitgedrukt is dat 0,9 procent. Ik denk dus niet dat we hier moeten spreken van een substantiële afwijking.
We kunnen natuurlijk niet alles tot in detail ramen.
Tegelijkertijd moeten we ook wel opmerken dat we voor het tweede semester een sterke stijging zien in het aantal transacties. Er zou zelfs sprake zijn van een toename van 8,4 procent van het aantal transacties, wat de cijfers dan weer positief zou bijstellen.
Wat ten slotte de fiscale regularisatie betreft, hadden we bij de begrotingsopmaak 2018 inderdaad verwacht dat dat een bedrag van 75 miljoen euro zou opbrengen. We hebben het daar in het verleden ook al uitgebreid over gehad in de commissie. De effectieve realisatie bedraagt 24,9 miljoen euro. Dat is dus een pak minder dan initieel geraamd. Dat was inderdaad een tegenvaller. In de ramingen in de Nota Budgettaire Ruimte, die in mei werd opgesteld, is dat cijfer dan ook neerwaarts bijgesteld, naar 15 miljoen in 2019 en in 2020.
Ik moet daarbij opmerken dat we nog steeds signalen krijgen dat de toepassing van de Common Reporting Standards in de komende jaren toch nog veel dossiers zal genereren. Het wordt immers steeds minder evident om naar fiscale paradijzen uit te wijken.
Uw twee laatste vragen zal ik samen behandelen, aangezien ze betrekking hebben op vragen die in de volgende legislatuur moeten worden beantwoord. De Nota Budgettaire Ruimte bevat inderdaad enkele aandachtspunten voor een volgende Vlaamse Regering. De geciteerde aandachtspunten maken dan ook het voorwerp uit van de onderhandelingen die volop bezig zijn. Ik kan daar op dit ogenblik niet op vooruitlopen. In de volgende weken kunnen we daar wellicht meer nieuws over krijgen.
Wat betreft de begrotingsflexibiliteit inzake grote investeringen die we van Europa verwachten, kan ik u meegeven dat we op hoop leven. Het lijkt alvast duidelijk dat er met het aantreden van de nieuwe Commissie op 1 november 2019 een nieuwe wind zal waaien. De nieuwe Commissievoorzitter, mevrouw von der Leyen, heeft alleszins al duidelijk gecommuniceerd. Ik citeer haar even: “De toekomstige Commissaris Gentiloni mag de volle flexibiliteit van de begrotingsregels benutten en moet een groeivriendelijke budgettaire benadering nastreven in de eurozone.” De werken van de Oosterweelverbinding lijken me een excellent voorbeeld van groeibevorderende investeringen. Vlaanderen moet dan ook volop die kaart blijven trekken.
Ik dank u voor uw antwoord, minister. Op 26 mei waren er verkiezingen, en op 27 mei werd die nota gepubliceerd. Dat was dan niet voor het parlement, noch voor de samenleving. Blijkbaar was het dan enkel een nota voor de onderhandelaars, waar plots het beeld toch wel stevig werd bijgesteld, na de hoeracommunicatie van de maanden daarvoor. Tot daaraan toe. Ik vind het belangrijk dat u zegt dat u de negatieve bijstelling zeker voor de helft inschat wat betreft de economische conjunctuur. Dat betekent ook dat er voor de andere helft andere dingen aan de hand zijn.
Ik begrijp echter niet goed dat u niet kunt ingaan op de huidige toestand. Als er cijfers worden gepubliceerd door het Planbureau, met een verdere negatieve bijstelling, dan begrijp ik niet dat u – en mij maakt het niet uit wie uw opvolger wordt, of dat u zelf eventueel terugkomt – aan dit parlement vandaag niet kunt meegeven wat de impact is van die versomberde cijfers op de budgettaire ruimte. Dit is niet zozeer vertrouwelijke informatie van een ploeg die nog moet worden samengesteld. Dit is gewoon een heel concrete zakelijke vraag: wat is de impact van de bijkomende versombering van de economische groei? Ik vind dat een parlement, op het moment dat het daarnaar vraagt, ook gewoon recht heeft op die informatie.
Het zit natuurlijk niet binnen uw bevoegdheid, maar u fietst wat om een aantal vragen heen die ik heb gesteld over budgetten die blijkbaar nog niet zijn voorzien in de begroting. Dan kunt u wel zeggen dat dat voor de toekomstige ploeg is, maar op pagina 50 van de nota gaat het over de 100 miljoen euro cofinanciering. Er is door dit parlement ook beslist dat we in die formule gingen meegaan. Dan begrijp ik niet goed dat ik in een rapport van het departement moet lezen dat die middelen nog niet zijn voorzien. Wat is dan het totale volume van dingen die eigenlijk al beslist zijn, maar nog niet voorzien binnen het budget? En in hoeverre heeft dat een impact op de budgettaire ruimte voor de volgende jaren?
Mijnheer Rzoska, uiteraard heeft het parlement recht op alle informatie. Dat deel ik volledig. Het is absoluut niet zo dat ik enige informatie wil achterhouden.
U vraagt opnieuw naar de precieze impact van de versomberde cijfers. Ik heb u gezegd dat de Nota Budgettaire Ruimte is opgemaakt door de Vlaamse administratie, volledig uitgaande van een ongewijzigd beleid. Ik kan nu moeilijk in detail gaan zeggen wat dat voor de toekomst gaat betekenen, omdat ik op dit ogenblik niet volledig weet wat het toekomstige beleid gaat zijn. Ik neem aan dat dat niet volledig ongewijzigd zal zijn. Ik wil daar ook duidelijk bij zeggen dat de cijfers die op tafel liggen – u weet dat die tweejaarlijks worden bijgesteld – ons zeker oproepen tot waakzaamheid, en dat ze de start zijn voor de onderhandelaars om te kijken hoe we verder moeten evolueren. Het is dus zeker niet zo dat ik iets wil achterhouden. Ik kan vandaag niet meer vertellen dan wat er op tafel ligt, en dat is de Nota Budgettaire Ruimte 2019-2024, die volledig uitgaat van ongewijzigd beleid en die eigenlijk de impact berekent van de versomberde financiële cijfers die op dit ogenblik op tafel liggen. Ik kan op dit ogenblik niet meer vertellen. Ik denk dat u dat ook wel weet en begrijpt.
U zegt dan nog dat ik om bepaalde dingen heen begin te fietsen, onder andere die 100 miljoen euro cofinanciering van het spoor. Dat is alleszins inderdaad niet mijn materie, dat hebt u zelf ook al aangegeven, maar opnieuw, die nota gaat uit van ongewijzigd beleid, en het is aan de nieuwe beleidsploeg om straks met het nieuwe beleid naar buiten te komen.
De heer Rzoska heeft het woord.
“Computer says no.”
De vraag om uitleg is afgehandeld.