Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, het is een vraag van iets meer dan een maand geleden, en tijdens die maand is daar al heel wat over gezegd en geschreven. Dat was gisteren nog het geval naar aanleiding van de actuele vraag van collega De Ro, waar ik namens onze fractie ook het woord heb gevoerd, in verband met Nederlands en niet zozeer met ‘mens en samenleving’.
Vanaf september 2019 zullen de leerlingen van de grootste onderwijskoepel in Vlaanderen in het secundair onderwijs een nieuw vak aangeboden krijgen, namelijk ‘mens en samenleving’. Laat mij duidelijk zijn: de N-VA vindt het een goede zaak dat in de voorstellen die in de schoot van de regering zijn uitgewerkt over de eindtermen eerste graad secundair onderwijs, heel duidelijk burgerschap staat: rechten en de plichten, hoe de Vlaamse maatschappij draait, dat gelijkheid van man en vrouw voor ons vooropstaat, de waarden van de verlichting, die ik alle partijen nu met klem hoor benadrukken in deze verkiezingstijd. Wanneer iedereen daarachter staat, lijkt het mij goed om die zaken ook in het onderwijs aan te kaarten en ook met zoveel woorden te benoemen. Laat daar dus geen misverstand over bestaan.
Dit vak zal in het eerste jaar, in het voorstel van de koepel van het katholiek onderwijs, twee uur per week innemen en zal draaien om mediawijsheid, ondernemingszin, economisch-financiële competenties, burgerschap en nog meer. Dat zijn zaken waar we in dit parlement al over gedebatteerd hebben. Ik zei al dat we hier voorstander van zijn. Het is duidelijk dat we willen dat mensen zelfbewuste en kritische burgers zijn. Maar.
Om plaats te maken voor deze 2 uren worden er uit de gemeenschappelijke stam van 27 uur 1 uur plastische opvoeding – dat heeft de media niet bereikt – en 1 uur Nederlands geschrapt. Dat wekt toch wel enige verbazing, niet alleen bij ons maar op vele banken: in scholen, bij leerkrachten, bij onderzoekers. Waarom? Gelet op de sterke achteruitgang van de lees- en schrijfvaardigheid van onze tieners is het een op zijn minst bedenkelijke keuze om een uur Nederlands minder aan te bieden. Nederlands is immers de sleutel voor alle andere vakken en cruciaal voor de algemene vorming en participatie aan de samenleving. Dat vak ‘mens en samenleving’ is bedoeld om in onze Vlaamse samenleving mee te draaien, maar daarvoor is net een goede kennis van het Nederlands nodig.
Mijn verbazing steeg nog meer toen ik het recente advies van de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) las over de eindtermen. Daarin wordt gezegd dat de eindtermen Nederlands voor de eerste graad te moeilijk zijn. Als ze inderdaad te moeilijk en te uitgebreid zijn, dan valt dat voor mij zeer moeilijk te rijmen met de keuze om een uur minder Nederlands aan te bieden. Weliswaar is het een voorstel voor een lessentabel en weliswaar wordt gezegd dat de scholen desnoods in de vrije ruimte van vijf uur een uur extra Nederlands kunnen aanbieden.
Het is niet aan mij om te zeggen hoe het dan wel georganiseerd zou kunnen worden. Heel wat scholen geven aan dat het misschien beter geweest was om een uur ‘mens en maatschappij’ in het eerste jaar in te voeren en een uur in het tweede jaar. De eindtermen voor Nederlands zijn inderdaad zeer ambitieus geformuleerd. Het is jammer dat er geen leden van de oppositie aanwezig zijn, want die zeggen toch regelmatig dat die eindtermen nog strenger moeten zijn. De Vlor geeft zelf aan dat dit vooral uitbreidingsdoelen zijn en toch wel stevige vereisten die moeilijk te halen zijn. Het antwoord van de grootste koepel daarop is dan: we nemen een uur Nederlands weg. Daar het ik toch wat vragen bij, minister.
Hoe staat u tegenover de mogelijke schrapping van een uur Nederlands in de eerste graad van het secundair onderwijs in het licht van de nieuwe eindtermen die door de Vlaamse Regering werden goedgekeurd?
Zal de invoering van het vak ‘mens en samenleving’ en het verminderen van uren voor andere vakken geen enorme personeelsverschuivingen opleveren, rekening houdend met de vereiste bekwaamheidsbewijzen?
Welke eindtermen zullen er aan dit nieuwe vak worden gekoppeld?
Is de onderwijsinspectie klaar om dit nieuwe vak te beoordelen?
Hoe zult u erop toezien dat het niveau van lees- en schrijfvaardigheid van onze tieners opnieuw kan worden opgekrikt? Hebt u hierover al adviezen ontvangen van de Taalraad die in juni werd opgericht? Op die laatste vraag antwoordde u zonet al gedeeltelijk bij de vraag van collega Cordy.
– Kathleen Helsen treedt als voorzitter op.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, er is inderdaad al heel wat te doen geweest over de communicatie van het katholiek onderwijs Vlaanderen. U kent ook mijn antwoord al op de acties die ondernomen worden, en dat is, zoals het een goed minister past, tweeledig.
Enerzijds vind ik het bijzonder positief dat de grootste onderwijskoepel van Vlaanderen het vak ‘mens en samenleving’ wil organiseren, dat aandacht schenkt aan burgerschap, ondernemingszin en mediawijsheid. Ik vind dat zonder meer een goede zaak. Het GO! nam vorig jaar trouwens een gelijkaardig initiatief.
Ik heb het echter best wel moeilijk – en ik wik mijn woorden – met de ‘indruk’ die wordt gewekt dat dit in de weegschaal komt te liggen ten koste van de goede kennis van het Nederlands. Het ene mag uiteraard niet ten koste gaan van het andere. Dat maakt het een beetje moeilijk om daar onverdeeld enthousiast over te zijn.
Collega Daniëls, u weet dat het niet de Vlaamse Regering is, en ook zelfs niet de koepel, die het aantal uren per vak vastlegt. Dat is de taak, of het voorrecht, van een schoolbestuur. Ik ga ervan uit dat schoolbesturen dat in alle vrijheid zullen doen. Dat is volgens mij een van de vele mooie voorbeelden en voordelen die de vrijheid van onderwijs ons biedt. Koepels spelen een belangrijke rol bij het voorstellen van modellen van lessentabellen, maar het blijven de schoolbesturen zelf die finaal de beslissing nemen. Dat hoorde ik ook zo communiceren.
Bovendien zijn leerplannen graadleerplannen. Die nuance hoorde ik nog niet in de media. U suggereerde het zelf al, collega Daniëls, scholen kunnen perfect bekijken of ze het vak ‘mens en samenleving’ nu het best een jaar lang twee lestijden geven of twee jaar lang één lestijd. Ook dat behoort tot hun bevoegdheid. In mijn directe leefomgeving, met name Torhout, kiest men zeer expliciet voor de tweede optie.
Collega’s, het is niet fout is om in elk vak in te zetten op een goede kennis van het Nederlands. Collega Cordy is de dag gestart met zijn vraag over de kennis van het Nederlands. Ik zei toen dat elke leraar een taalleraar is. Dat heeft de Vlaamse Regering in de memorie van toelichting bij het ontwerp van eindtermen voor de eerste graad nogmaals expliciet benadrukt. Ik vind dat we dat ook iets vaker mogen benadrukken.
Zoals ik al zei, heb ik hier gemengde reacties bij. Het is positief dat er in een vak aandacht is voor mens en samenleving, maar niet als de indruk wordt gewekt dat het Nederlands minder belangrijk wordt. De vraag is natuurlijk of dat de bedoeling was.
Het voorstel van het katholiek onderwijs is een voorstel voor een lessentabel dat het aan scholen aanbiedt. U zegt dat dat voorstel misschien personeelsverschuivingen met zich zal meebrengen. Ik kan daar eigenlijk moeilijk over oordelen. Uiteraard kan elk voorstel dat wordt gedaan, een impact hebben op de personeelsorganisatie, door de wijziging in opdrachten. Dat gebeurt echter ook als een school beslist om een bepaalde opleiding of studierichting af te bouwen of stop te zetten, of wanneer er voor bepaalde studierichtingen geen leerlingen zijn. De impact op het personeel wordt daarbij altijd opgevangen binnen de bestaande personeelsregelgeving. De inzetbaarheid van een personeelslid wordt immers bepaald door de bekwaamheidsbewijzen en is niet altijd beperkt tot een vak. Voor een personeelslid dat aangesteld is op basis van een vereist bekwaamheidsbewijs, betekent dit bijvoorbeeld dat de inzetbaarheid de vakken omvat waarvoor het personeelslid een vereist bekwaamheidsbewijs heeft. Een vermindering in lesuren in een vak kan dan betekenen dat het personeelslid kan of moet worden aangesteld in een ander vak.
Uw vraag welke eindtermen er aan dit nieuwe vak zullen worden gekoppeld, is bijzonder interessant. Ik heb me die vraag namelijk ook gesteld. Het is voor mij echter moeilijk om deze vraag al te beantwoorden. Daarom heb ik ze ook aan mezelf gesteld. Er is een voorstel van decreet van uzelf, collega Helsen en collega De Ro tot wijziging van het decreet basisonderwijs en van een hele lange annex, waarin gesteld wordt dat in onze onderwijsregelgeving de eindtermen niet langer moeten worden gekoppeld aan een vak maar dat het net de onderwijsverstrekkers zijn die de koppeling aan vakken en/of vakkenclusters moeten doen en dit op het niveau van de leerplannen.
In het advies dat de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) recent heeft gegeven bij het ontwerp van decreet betreffende de onderwijsdoelen lees ik trouwens heel veel appreciatie daarvoor. Van zodra de leerplannen zijn goedgekeurd, zal ik dus uitsluitsel kunnen geven over welke precieze eindtermen aan dit nieuwe vak zullen zijn gekoppeld.
Quid de onderwijsinspectie? Ook een zeer interessante vraag, trouwens. Onze onderwijsinspectie onderzoekt de onderwijsleerpraktijk van vakken aan de hand van een instrument dat gebaseerd is op het nieuwe referentiekader voor onderwijskwaliteit. Dat instrument peilt onder meer naar de afstemming van het aanbod op de eindtermen, de kwaliteit van de leerlingevaluatie, de brede basiszorg binnen het domein leren en studeren, de materiële leeromgeving enzovoort. Die werkwijze wordt toegepast op alle vakken en kan dus ook perfect voor het nieuwe vak ‘mens en samenleving’ worden gebruikt.
De volgende vraag sluit aan bij de eerste vraag, van collega Cordy: hoe zit het dan met het niveau van de lees- en schrijfvaardigheid? Mijnheer Daniëls, eerst en vooral is er de bestaande praktijk van de taalscreening, maar u hebt daar zelf al naar verwezen.
Iedere leerling die voor de eerste keer instapt in het Nederlandstalig onderwijs en elke leerling die instroomt in het voltijds gewoon secundair onderwijs, wordt verplicht gescreend op de onderwijstaal, het Nederlands. Op basis van zo’n screening beslist de school dan op welke manier de kennis van het Nederlands kan of moet worden bijgewerkt, als dat nodig is. Daar zijn diverse instrumenten voor.
Ook in het nieuwe kader van de einddoelen zijn een aantal garanties ingebouwd. De nieuwe eindtermen bevatten zeer ambitieuze, concrete en duidelijke doelen. Het vak ‘mens en samenleving’, met alle sympathie, verandert totaal niets aan het feit dat leerlingen die eindtermen voor Nederlands moeten bereiken. Zoals u weet, schuiven we ook eindtermen inzake basisgeletterdheid naar voren, die door de individuele leerling moeten worden bereikt. Daar zijn elementen van lees- en schrijfvaardigheid bij. Het is aan het Vlaams Parlement om specifiek voor Nederlands ook nog eens uitbreidingsdoelen goed te keuren. Collega’s, dat toont nog eens aan dat wij heel veel aandacht hebben voor onze geliefde taal. Dat zijn extra doelen die een groter abstractieniveau of hogere moeilijkheidsgraad in zich dragen. Dat toont aan dat we zelf ambitieus zijn.
Collega De Ro, ik heb gisteren in het parlement zelf verwezen naar het feit dat voor onze eindtermen Nederlands de Vlor in zijn advies zelf zegt dat bepaalde eindtermen niet te moeilijk zijn, maar eigenlijk beter op het niveau van de uitbreidingsdoelen zouden staan. Collega’s, ik begrijp natuurlijk wel dat dit een beetje vreemd is. Ik begrijp wel dat men zegt dat men dat liever als uitbreidingsdoel had gezien, maar als je natuurlijk een uur Nederlands schrapt... Het zou ook weer een verkeerde indruk kunnen wekken. Dat toont voor mij echter wel aan dat, als je de huidige en de toekomstige eindtermen neemt, ter zake een zeer grote sprong wordt gemaakt wat kwaliteit betreft. Het is een objectieve vaststelling dat de eindtermen zeer ambitieus zijn, en dat is op zich een goede zaak.
Wat de Taalraad betreft, die is vóór de zomer samengesteld. Dat weten jullie. De raad is voor het eerst bijeengekomen op 7 september. Er is nog geen advies geformuleerd, maar er komt nog een Vlaams-Nederlandse top, tussen de twee regeringen, en we hebben afgesproken dat er tegen het einde van dit jaar al een advies zal zijn, en ik ga ervan uit dat die timing wordt gehaald.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord, en ook omdat u duidelijk aangeeft dat u moeilijk onverdeeld gelukkig kunt zijn bij dezen. Het klopt dat het maar een advies is, maar zoals collega De Ro gisteren heeft aangegeven, waren de pedagogische richtlijnen die in het verleden van een koepel en uit nieuwsbrieven kwamen, voor scholen meer waard dan een decreet. Voor hen is dat Brussel. We zouden dan overal moeten zeggen dat ze daar niks mee hoeven te doen, maar we kunnen het scholen toch niet kwalijk nemen dat ze die dingen ter harte nemen, dat ze zeggen ‘het zal dan zo wel moeten zijn’.
Omgekeerd had de koepel kunnen zeggen: we doen maar één uur ‘mens en maatschappij’ en als een school daar twee uur van wil maken, dan kan ze dat doen, en dan schrapt ze een ander uur. Dat had men ook kunnen voorstellen, om die vrijheid duidelijk te maken. Of, in het verleden stond in de lessentabellen onderaan een lijstje met hoe je je vrije uren kon invullen, en dan kon je zelf als school aan de slag. Nu schrijft men dat zo manifest in in dat voorstel van lessentabel dat een school al moet beginnen na te denken, dat men vraagt of men dan moet beginnen te motiveren waarom men dat gaat doen en dergelijke meer.
Minister, ik treed u dus volledig bij. Het klopt dat het signaal dat wordt gegeven, toch minstens vragen oproept, temeer ook omdat in het advies van de Vlor, waar diezelfde koepel in zit, net staat dat die eindtermen Nederlands te zwaar zouden zijn, dat dat uitbreidingsdoelen zijn en dat men daar eigenlijk niet in zal slagen in de voorziene tijd. Ja, dat is ook logisch als men er een uur afhaalt. Dat is dus toch echt een beetje een raar gegeven.
De vakkenlijst blijft natuurlijk wel bestaan. U zegt het zelf. De bekwaamheidsbewijzen in het onderwijs blijven gelukkig bestaan. Collega Brusseel heeft er in het verleden naar verwezen, en dat is ook waar: het lijkt logisch dat je zaken laat geven door mensen die ze beheersen. Laat me verwijzen naar de geneeskunde. Je laat geen nieuwe knie steken door een orthopedist en je laat geen neurochirurgie toepassen door een psychiater. Ik denk dat dat duidelijk is. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Een orthopedist, dat gaat over knieën. Die laat je geen operatie doen aan je hersenen, denk ik. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits. Gelach)
Excuseer, ik wou zeggen: je laat geen nieuwe knie steken door een neuroloog en je laat een orthopedist geen neurochirurgie uitvoeren. Laten we er alsjeblieft over waken en voor zorgen, zoals de grootste vakbond in het secundair onderwijs, de Christelijke Onderwijscentrale (COC), aanhaalt, dat leerkrachten die bepaalde inhouden geven, ook bekwaam zijn om die inhouden te geven. Het is juist dat elke leraar een taalleraar is, maar je zou ook kunnen zeggen dat elke leraar een geschiedenisleraar is, dat je verwacht dat elke leraar goed kan rekenen, dat elke leraar iets weet van economie. Dat is allemaal waar, maar laten we ons toch een beetje houden aan ‘schoenmaker, blijf bij uw leest’ en die vakbekwaamheid voor ogen houden.
De eindtermen zijn inderdaad ambitieus. Dat wil ook zeggen dat we kijken naar wat er vóór de eerste graad zit, dat we er ook in het basisonderwijs voor moeten zorgen dat er genoeg aansluiting is van die nieuwe eindtermen basisonderwijs op die nieuwe eindtermen secundair onderwijs. Ik kijk uit naar de antwoorden die er zullen komen inzake de eindtermen die worden gekoppeld, alsook de onderwijsinspectie ter zake.
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik wil verschillende elementen aangeven. Ik denk dat het vak ‘mens en samenleving’ waardevol kan zijn, ook in het kader van de nieuwe eindtermen en zeker specifiek wat betreft burgerschap.
Laat ons duidelijk zijn – ik heb het gisteren ook gezegd –: goed Nederlands spreken, beheersen en begrijpen, is hoe dan ook cruciaal.
Mocht ik deel uitmaken van een schoolbestuur of schooldirecteur zijn binnen het katholiek onderwijs, dan zou ik nooit klakkeloos richtlijnen zomaar overnemen. Ik denk dat het goed is dat directies en schoolbesturen nog nadenken. Collega, ik denk dat je dat moet toejuichen, maar ik heb begrepen dat u de mening hebt dat ze alleen maar klakkeloos moeten overnemen. Ik zou nooit één uur Nederlands schrappen in het eerste leerjaar van de eerste graad. Ik zeg u dat in alle duidelijkheid en dat is een persoonlijke mening.
U zegt dat er een uur plastische opvoeding verdwijnt, maar dat uur suggereert men wel toe te voegen in het tweede jaar zodat het aantal uren voor plastische opvoeding hetzelfde blijft.
Het volgende punt is misschien iets delicater. Er is een gemeenschappelijke stam van 27 uren. Ik weet dat wij ons niet moeten bemoeien – dat is toch minstens mijn mening – met de werkwijze van de verschillende koepels, maar ik zou, mocht men mij advies vragen, suggereren om het aantal uren van de gemeenschappelijke stam te verhogen tot 28 en het uur Nederlands te behouden. Ik weet wel dat de mensen die vandaag kritiek geven, misschien zouden zeggen: ‘Schande! De koepels leggen alles vast.’ Als ik naar de andere koepels kijk, dat merk ik toch wel dat bijvoorbeeld het GO! vandaag reeds 28 uren vastlegt in hun aanbevelingen aan de scholen en als er 1 uur burgerschap bij komt, leggen ze zelfs 29 uren vast. Ik merk anderzijds ook dat de Onderwijskoepel van Steden en Gemeenten (OVSG) in de lessentabel die ze voorlegt, als ik goed ben geïnformeerd, ook slechts spreekt van 4 uur Nederlands. Het is toch wel vrij genuanceerd. En alleen maar bashing doen van 1 koepel, daar doe ik niet aan mee. Laat het duidelijk zijn: ik ben voor minstens 5 uur Nederlands in het eerste leerjaar van de eerste graad.
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, ik vond het vorig jaar al heel mooi toen de collega's de oproep van de heer De Meyer volgden om niet alleen over één stuk van het onderwijs te spreken. Ik zal dan ook beginnen met een pluim te geven aan het GO!, dat vorig jaar al zijn nek heeft uitgestoken en voor burgerschapseducatie in Vlaanderen de pioniersrol heeft opgenomen. Het is zeer goed dat nu ook de grootste speler in het secundair onderwijs die stap heeft gezet. Ik heb namens mijn partij en mijn fractie al gezegd dat het een bijzonder spijtig verhaal is om er onmiddellijk aan te koppelen dat je dat doet door 1 uur Nederlands te schrappen. Het geeft minstens het signaal aan ouders en leerkrachten dat je het niveau op dit moment voldoende vindt, net op een moment dat veel mensen zich zorgen maken over de taalbeheersing, ook van onze moedertaal het Nederlands.
Uren zijn voor ons geen fetisj. Ik heb dat gisteren ook proberen duidelijk te maken. Je kunt aan vakinhoud 2, 4 of 10 uur spenderen, maar het gaat ook over de manier waarop, de voorbereiding en de opleiding van de leerkrachten. Je moet voldoende leerkrachten vinden met de juiste profielen om het vak te geven. Collega Brusseel heeft er vaak op gewezen en er vele vragen over gesteld, ook schriftelijke vragen, om te duiden dat niet elk kind de luxe heeft om Nederlands te krijgen van iemand die Nederlands heeft gestudeerd aan een hogeschool of universiteit, om wiskunde te krijgen van iemand die een opleiding wiskunde heeft gevolgd enzovoort. Zowel de manier waarop het wordt gegeven en wie het geeft, heeft een grote impact.
Maandag is een signaal gegeven door onderzoekers van de VUB dat we taal en taalvaardigheid meer moeten koesteren. Dat begint, en dat zegt men er ook uitdrukkelijk bij. Heel vaak is het ook de spin dat men, als men pleit voor meertaligheid en kennis van andere talen, onze moedertaal zou onderwaarderen en daarop zou willen inboeten. Dat is niet zo. Het is de basis in ons onderwijs, maar het is een en-enverhaal: goed Nederlands en meertalig zijn. Alleen dan zal Vlaanderen zijn voorsprong in de wereld kunnen behouden.
Minister, ik had gisteren niet alle tijd om in die twee minuten te zeggen wat die onderzoekers hadden gezegd. Los van de menselijke kanten, de culturele kant en de kant van ontplooiing om meerdere talen te spreken en goed je moedertaal te kunnen spreken, is er ook een economisch belang. In het opiniestuk staan een aantal berekeningen van een aantal landen, wat meertaligheid oplevert voor de lokale en de exporteconomie. Dat is niet te verwaarlozen, zeker niet in een open economie zoals die van Vlaanderen waar er ook zeer sterk op de export wordt gerekend en waaraan we een groot stuk van onze welvaart van de laatste vijftig jaar te danken hebben. We hebben dat niet te danken aan iets dat in ons water zit of in ons bloed, maar het zit wel in hard werken, goed onderwijs en talenkennis.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega's, het is een zeer interessante discussie waarin heel wat meningen leven. Als ik de doorsnede maak van alle meningen, dan juicht iedereen het toe dat er rond mens en samenleving of burgerschap of hoe je het ook noemt, initiatieven worden genomen om dit veel meer in de focus te zetten.
Iedereen moet erkennen dat er autonomie is. Ik kan moeilijk die autonomie bejubelen maar dan kwaad zijn als men er gebruik van maakt.
Het is goed dat de aandacht voor taal – deze is pas zo fors sinds deze legislatuur – centraal is komen te staan. Ik ben het ermee eens dat je taalleerkracht kan zijn in elk vak, maar anderzijds is het van belang dat er in de lessentabel voldoende aandacht is voor het Nederlands. We zouden kunnen zeggen dat we het Nederlands gewoon liquideren en dat iedereen maar taalleraar moet zijn, maar dat zou natuurlijk ook niet werken.
Mijnheer Daniëls, ik ben het niet eens met u over volgend punt. U mag het autonomiegevoel van scholen niet onderschatten. Ik heb gemerkt toen de communicatie kwam, hoe snel scholen ‘mens en samenleving’ omarmden maar bij zichzelf wel gingen kijken hoe ze dat praktisch op schoolniveau konden organiseren. Door het feit dat het per graad is, kunnen ze daarin heel flexibel zijn.
De heer De Ro zei gisteren min of meer hetzelfde over de nieuwsbrieven, dat ze heilig zijn. Ik mag het woord ‘heilig’ gebruiken, u iets minder. (Gelach)
Ik ben daar iets genuanceerder in. Dat is ook de reden waarom we zelf zeer intensief communiceren om goed de regelgeving uit te leggen aan scholen. Dan zijn daar meningen over en worden daar brieven over verstuurd, maar als een school zich aansluit bij een bepaalde koepel, dan aanvaardt hij ook dat bepaalde suggesties worden gedaan. Maar u mag de autonomie die een school heeft, niet onderschatten. Ik zie dat heel veel scholen daar volop gebruik van maken. Er is in Vlaanderen enorme diversiteit in scholen. U zult nergens volstrekte gelijkheid vinden tussen scholen. Ze leggen elk hun eigen accenten, en dat kan ook als je kijkt naar de lessentabellen.
We houden dit goed in het oog. Het allerbelangrijkste is dat we straks, zoals aangekondigd, goed zullen peilen, zeer goed het taalniveau in het oog zullen houden en initiatieven zullen nemen om dit te versterken bij alle leerlingen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik treed de heer De Ro bij omdat we het zelf al verschillende keren naar buiten hebben gebracht: als een koepelorganisatie een gedocumenteerd stuk aan alle scholen bezorgt en als scholen van hun autonomie gebruik willen maken, dan moeten ze afwijken van dat stuk dat ze hebben gekregen. Het gaat over dat gevoel dat ze van iets moeten afwijken. Is er autonomie? Ja. Kunnen ze dat doen? Ja. Zullen een aantal scholen dat doen? Ja. Maar ze krijgen wel het gevoel dat ze van iets afwijken, dat ze iets anders doen, dat ze de norm niet volgen. In het licht van alle debatten die we hebben gehad over het Nederlands is dat toch opmerkelijk.
Ik stel vast dat de collega's hier heel duidelijk persoonlijk – niet voor hun partij – zeggen dat ze absoluut niet willen inboeten op dat uur Nederlands. Dat lijkt mij ook logisch want het zijn vooral mensen met veel praktijkervaring of mensen die de onderzoeken volgen. Ik kom eigenlijk niemand tegen die dat zou doen. Het blijft opmerkelijk dat dit advies overeind blijft.
Ik vind het ook goed dat we ons in de politiek duidelijk uitspreken. Ik kom op dit moment niemand tegen die politiek of onderzoeksmatig zegt dat het een goed idee is. Ik vind dat een zeer behoorlijk en duidelijk signaal naar de scholen dat ze niet moeten zoeken naar argumenten. Ze kunnen verwijzen naar parlementsleden van alle partijen, naar de minister die zich vragen stelt, naar onderzoekers die zich vragen stellen. Er is maar één instantie die zich nog altijd blijkbaar geen vragen stelt bij het eigen advies, maar dat is dan duidelijk. Misschien kan er ook in Klasse een artikel worden gewijd aan die vrijheid.
We moeten dit van nabij opvolgen, want er is de achteruitgang van het begrijpend lezen, de kwaliteit van het lezen, de kwaliteit van het Nederlands, de zinsbouw. Er is de oproep van het hoger onderwijs en de oproep van het werkveld. Dit is in het kader van de democratisering van het onderwijs een cruciaal element, want als je het Nederlands niet goed beheerst in al zijn vormen, dan worden alle andere vakken Chinees.
De vraag om uitleg is afgehandeld.