Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
De Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunst bracht in april 2018 een standpunt uit over artificiële intelligentie (AI). Ook onderwijs kreeg daarin een prominente plek. Het ging daar ook even over in het halfrond naar aanleiding van actuele vraag 304 en 305 van de heren Gryffroy en Bothuyne.
Minister van Werk en Economie Philippe Muyters zei toen: “Twee van de aanbevelingen gaan ook over onderwijs, namelijk om in STEM (Science, Technology, Engineering, Mathematics) meer AI in te bakken en om een bachelor AI naar voren te brengen op de universiteiten. Ik zal dus zeker mijn collega van Onderwijs daar bij betrekken,” aldus minister Muyters in het halfrond.
De standpunten en de aanbevelingen zijn ook interessant in hun totaliteit, maar we zullen ons hier beperken tot onderwijs. Wij identificeren vier aanbevelingen die over onderwijs gaan.
Ten eerste zijn er initiatieven nodig om de Vlaamse samenleving, en in het bijzonder de jeugd, beter te informeren over de ontwikkelingen op het vlak van AI. Deze initiatieven moeten komen van de diverse actoren die verantwoordelijk zijn voor de communicatie over wetenschap en technologie, zoals Universiteit Vlaanderen.
Ten tweede zijn er ook initiatieven nodig om het hoger onderwijs in AI sterk uit te breiden en nieuwe generaties van onderzoekers, ontwikkelaars en lesgevers te vormen.
Ten derde moet het stimuleren van AI in het onderwijs samengaan met forse stimulansen voor STEM in het lager en secundair onderwijs. AI berust sterk op wiskunde, exacte wetenschappen en vooral computerwetenschappen. Tegelijk vergt AI een diep inzicht in de gebieden waar het wordt toegepast.
Ten vierde moet om de erosie van banen door AI tegen te gaan, zwaar worden ingezet op naschoolse opleidingen door de creatie van educatief materiaal over AI, eventueel in de vorm van MOOC’s (Massive Open Online Courses), door bedrijven de weg naar AI te wijzen, door postgraduaatscursussen aan universiteiten en hogescholen enzovoort.
In de bespreking van het voorstel van resolutie van de heer Annouri en andere betreffende de opmaak van een inclusieve en duurzame robot- en digitale agenda voor Vlaanderen in de gezamenlijke commissie Werk/Onderwijs op 5 september 2017 werd ook Koen Pelleriaux, transitiemanager Departement Onderwijs en Vorming, aan het woord gelaten. Professor Luc Sels stelde dat het onderwijs meer zal moeten inzetten op de creatieve taken die gericht zijn op de ontwikkeling van nieuwe ideeën en gepaard gaan met veel sociale interactie. Professor Sels stelde ook dat we moeten evolueren van STEM naar STEAM. Dat komt neer op een grotere klemtoon op ‘arts’ en ‘design’.
Iedereen is het erover eens dat Europa dringend moet investeren in AI. Op 10 april 2018 tekenden 25 Europese lidstaten waaronder ook België een verklaring van samenwerking op het vlak van AI. De Europese Commissie kondigde in april 2018 aan ongeveer 1,5 miljard euro vrij te maken voor onderzoek en innovatie.
De Europese Commissie wijst er eveneens op dat door de komst van AI heel wat jobs zullen verdwijnen en wil de arbeidsmarkt daarop voorbereiden. De Commissie wil dat de lidstaten hun onderwijsstelsels klaarstomen voor de toekomst.
Minister, hoe wilt u ons onderwijsstelsel klaarstomen voor wat de vierde industriële revolutie wordt genoemd, de komst van AI?
Hoe staat het met het werk van transitiemanager Koen Pelleriaux? In welke fase zitten we?
Hoe wilt u inzetten op levenslang leren, nascholing, omscholing en bijscholing op het vlak van AI?
Zal de Vlaamse Regering inzetten op een uitbreiding van het aanbod AI in het hoger onderwijs? Wanneer komt er een bachelor AI?
Hoe wilt u STEM meer inbakken in ons onderwijs in functie van AI? Wat denkt u van het voorstel om STEM uit te breiden naar STEAM?
Hoe wilt u onze scholieren maar ook leerkrachten en scholen beter informeren over de ontwikkelingen op het vlak van AI?
Hebt u al overleg gehad met minister Muyters? Wat waren de conclusies van dat overleg?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Meuleman, dit is een heel interessante vraag en een van de uitdagingen waar de overheid in de toekomst voor staat. Het gaat over iets dat we nog niet zelf kunnen bevatten. Ik heb net als jullie het genoegen gehad, maar dan op een ander moment, Peter Hinssen, te horen, samen met mijn administratie.
Dat is heel speciaal om te zien hoe we met veel dingen bezig zijn. Eigenlijk moet je de innovatieve competenties aanwakkeren, maar je hebt al basiskennis nodig om ze aan te wakkeren, dus je voelt dat er ter zake toch wel sprake is van een bijzonder spanningsveld.
Mevrouw Meuleman, het standpunt van de KVAB over AI bevat enkele aanbevelingen over wetenschapscommunicatie, vooral voor het hoger onderwijs. Ik zal daar straks op terugkomen. Die zijn gericht tot het beleid, maar ook tot de onderwijsverstrekkers zelf, die de nodige vrijheid hebben om die in te vullen. In de voorbereiding op de nieuwe ICT-eindtermen die nu in ontwikkeling zijn, is gebruikgemaakt van het Europese referentiekader DigComp (Digital Competence Framework). Dat bevat 22 competenties inzake het begrijpen, hanteren en duiden van ICT in brede zin. Dat wordt dus daadwerkelijk meegenomen. In het licht van levenslang leren is het inderdaad van belang om nieuwe competenties te verwerven op het vlak van AI. Dat is van belang voor de professionele en sociale, maar ook de persoonlijke ontwikkeling van mensen. Dat kan aan de ene kant worden bekeken in het kader van een veranderende jobinhoud. Je ziet immers in veel bedrijven dat een aantal deeltaken worden overgenomen door intelligente systemen. Mensen moeten ook steeds vaker samenwerken met robots. U moet nu bijvoorbeeld eens een voedingsbedrijf gaan bezoeken. Terwijl daar vroeger alles manueel werd gedaan, wordt bijna alles nu met machines gedaan en bedienen de mensen de robots om dat te verbeteren. Er is dus een enorme behoefte aan competent geschoolde ICT-mensen, en er is ook een behoefte aan competente ICT-ontwikkelaars voor artificiële-intelligentietoepassingen.
Kijken we dan naar wat er bestaat. Mevrouw Meuleman, een nieuwe bacheloropleiding in het hoger onderwijs kan ik niet opleggen. Dat moet uitgaan van de instellingen zelf. Zij moeten een aanvraag doen en dan moet dat een scenario doorlopen. Ik heb tot vandaag in de Commissie Hoger Onderwijs nog niet zo’n dergelijke vraag zien binnenkomen. Die opleiding is dus nog niet aangevraagd. Wel zie ik, en dat is dan positief, dat er aandacht is voor AI. Je ziet dat men bijvoorbeeld in het domein van de informatica, maar ook bij de ingenieurswetenschappen en in de gezondheidszorg, heel veel mogelijkheden ziet om artificiële intelligentie toe te passen, en ook, trouwens, in de opleiding Rechten. U weet dat bepaalde zaken nu gewoon automatisch worden afgehandeld. Op alle terreinen zie je dus mogelijkheden. Vandaar mijn bedenking dat het misschien van belang is dat AI haar weg vindt in alle opleidingen van het hoger onderwijs, dat we daar niet iets speciaals van maken, maar dat men ermee leert om te gaan op alle niveaus.
Hoe kan je STEM meer inbakken in het onderwijs? Op dit moment worden vooral leermiddelen over artificiële intelligentie gedeeld. Ik verwijs naar onze portaalsite KlasCement en het Archief voor Onderwijs. Daar kan je heel veel interessant materiaal vinden. Wat de uitbreiding van STEM betreft, u weet dat ik eigenlijk wel een voorstander ben van twee uitbreidingen. Ik weet niet of we daarvoor het woord ‘STEM’ moeten veranderen. Je hebt STEAM, waarin de ‘arts’ worden meegenomen. Het grote voordeel daarvan is dat je ook de focus legt op wat we ook nodig hebben, namelijk die innovatie, wat bij uitstek iets is bij kunsten. Dat gaat over nieuwe dingen die worden gemaakt. Goed STEM-onderwijs houdt zeer nauw verband met maatschappelijke en technologische uitdagingen. Daarbij is bijvoorbeeld ook de esthetische vormgeving, het design van belang.
De tweede uitbreiding is geïntegreerde STEM (iSTEM). Daaromtrent is er ook heel wat te doen op dit ogenblik, want natuurlijk moet ook de informatica en alles wat daarachter hangt worden meegenomen. De resultaten van de peiling inzake wetenschappen in de eerste graad zijn soms zeer interessant. We zien dat jongeren het zeer, zeer goed doen wat kennis betreft, en ook wat de uitvoering betreft, maar dat ze het niet zo goed doen als het gaat over probleemoplossend denken, en dat is net datgene waar u in uw vraagstelling naar verwijst en waar we bij de eindtermen dus rekening mee zullen houden. Als wordt gevraagd dat men creatief of innovatief zou zijn, dat men eens ingenieur of architect zou spelen om een bepaalde oplossing uit te werken, dan wordt men onzeker. Die competenties moeten dus echt sterker worden ontwikkeld, en dat is een globale taak. Dat gaat over de houding die je hebt ten opzichte van die nieuwe zaken. Ik denk dus dat het van belang is dat we ter zake tot een paar geïntegreerde eindtermen komen, die dan later ook in de bovenbouw, en zelfs ook in het lager onderwijs, op termijn, kunnen worden ingevoerd.
Hoe moeten we scholieren en leerkrachten informeren? Daarvoor heb je de educatieve portaalsite KlasCement, zoals ik al zei. Een ander voorbeeld is het Gamefonds. Dat is samen met mijn collega. Dat laat derde partijen toe projecten in te dienen waarbij artificiële intelligentie wordt gebruikt. Ik verwijs heel graag naar een educatief taalspel dat recent is goedgekeurd en waarbij leerlingen taal inoefenen door te converseren met een 3D-personage. Dat is zeer interessant. De verwachting is dus dat dat in de toekomst ook vaker zal kunnen worden gebruikt, en dat je dus zo ook je niveau kunt opkrikken. Er is ook de werking van imec inzake educatieve technologieën. De Smart Educationafdeling van professor Desmet levert baanbrekend werk ter zake. Binnen imec zijn er mogelijkheden voor scholen om mee te werken aan onderzoek of concrete eigen projecten te implementeren. Dat is trouwens ook zeer interessant, mocht u daar eens wat meer uitleg over willen hebben.
Ik heb heel vaak overleg met collega Muyters, maar het specifieke overleg over het advies van de KVAB moet nog plaatsvinden. Dat zal uiteraard plaatsvinden.
De transitieprioriteit levenslang leren is een samenwerking tussen collega Muyters en mezelf. Dat wordt ook getrokken door de twee departementen. Er zijn drie fasen vooropgesteld. Fase 1 is die van de verdere studie en verkenning. Fase 2 is die van de visievorming en beeldvorming vanuit een transitieruimte. Fase 3 is die van de verankering en de verbreding. Waar staan we nu? Die fase 2 is bijna afgerond. De transitiearena is ondertussen tot mei 2018 vijf keer samengekomen. De opdracht van die transitiearena bestond erin om een inspirerende visie uit te tekenen op het vlak van levenslang leren en de dynamische levensloop. De arena schrijft nu haar rapport. Ik verwacht dat heel kortelings, na de zomer. Dan start fase 3, met een voorstelling van het rapport aan mezelf en het nemen van beleidsmaatregelen.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik ben blij met de stand van zaken die u hebt gegeven. We kijken ook uit naar het rapport en naar de uitkomst van het overleg dat nog moet komen, maar ik begrijp dat u zeker van plan bent om dat te organiseren.
De eindtermen zijn inderdaad een momentum om een aantal dingen te verankeren. De nadruk ligt op competenties, wat we zeker niet mogen vergeten en verwaarlozen. Er is een heel snelle evolutie, en de kennis die je aanleert, zal bij wijze van spreken al achterhaald zijn op het moment dat je het leert. Het competentiegerichte denken is dus zeer belangrijk.
We moeten ook aandacht hebben voor alle onderwijsniveaus omdat het aan bod komt op verschillende kennisniveaus en iedereen er in zekere mate kennis mee moet kunnen maken. Ik ben het ermee eens dat het aan bod moet komen in alle opleidingen. Het zal aan bod komen op universitair niveau, maar het zou toch niet slecht zijn dat een aantal mensen er zich in gaan verdiepen. Een bachelor is misschien geen slecht idee om die aanbeveling op te volgen. U kunt het inderdaad niet zelf inrichten maar misschien toch suggereren of een stand van zaken vragen aan de instellingen om na te gaan of er interesse is om dit op te richten. Het is belangrijk.
Het is ook goed dat in de eindtermen de nadruk wordt gelegd op het probleemoplossend denken en het aspect ‘arts and design’ in STEM om de creativiteit te stimuleren, want dat hebben we nodig.
Ik kijk dus uit naar de verdere afhandeling van het rapport en de verdere inspanningen op dit vlak.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, het is inderdaad een zeer belangrijke vraag die mevrouw Meuleman stelt. Het gaat over de grootste uitdagingen van de toekomst, niet alleen de artificiële intelligentie maar eigenlijk alle vaardigheden die daaromheen draaien op het vlak van IT en ICT en dit op allerlei mogelijke manieren, als basisvorming maar ook als aanvullende vorming voor wie in heel andere sectoren werkt dan de IT-sector.
Het blijkt toch we het op het vlak van digitalisering beter zullen moeten beginnen te doen dan nu het geval is. Dat bewijst ook het groot aantal structurele vacatures in de IT en de vacatures die samenhangen met andere sectoren. Je moet daarvoor een aantal skills hebben. Agoria heeft ons daar al een paar keer op gewezen en ik heb u daar ook al vragen over gesteld. We doen bijvoorbeeld goed in het basisonderwijs met de STEM-academies. U hebt een tijdje geleden gezegd dat de tweede STEM-actieplan in de steigers stond of dat men er aan aan het werken was. Mocht u daarover meer informatie hebben, dan hoor ik dat graag, want ik denk dat het nodig is. Ook naar aanleiding van het schoolverlatersrapport is onlangs nog gezegd dat het STEM-actieplan op zich goed is maar dat de evoluties traag komen. Dat baart ons natuurlijk een beetje zorgen. We hebben het over de 21e-eeuwse skills en de 21e eeuw is al volop bezig.
Ik ben het ook eens met mevrouw Meuleman over levenslang leren. Er kunnen wel zaken voor gebeuren. Ik ben blij te horen dat men verder gaat met de plannen van de transitiemanagers. Als er een bredere visie over is dan die wij hier al hebben gekregen tijdens een hoorzitting, zou het interessant zijn voor de commissie om die visie te kennen en om die visieteksten eventueel te krijgen, als dat mogelijk is.
Ik wil ook nog een lans breken voor STEM in de hogescholen. Wij kunnen geen studierichting opleggen. Vanuit het beleid zien wij niet zo gemakkelijk welke studierichting er zou moeten zijn en wat er als curriculum zou moeten worden geschreven. Dat is echt geen spek naar onze bek, als ik dat zo mag zeggen. Een belangrijk punt is dat hogescholen niet het sterkst zijn gefinancierd. We hebben het de laatste tijd veel over het basisonderwijs gehad, maar de hogescholen zijn ondergefinancierd. Als ze studierichtingen moeten oprichten in de sectoren waarvoor ze de laagste puntgewichten krijgen, een onderwijsbelastingseenheid (OBE) 1 of 1,2, dan is dat toch wel een zware investering, ook voor infrastructuur en materieel. Wij kunnen geen studierichtingen opleggen, maar wij moeten volgens mij financiële incentives geven voor studierichtingen in die studiegebieden die bedrijfsgericht zijn en waarvoor het puntgewicht nu maar 1 is – verpleegkunde en onderwijs is 1,6: een groot verschil – of in STEM en IT waarvoor het puntgewicht 1,2 is, wat ook veel minder is dan bepaalde andere studierichtingen.
Collega Meuleman, we moeten niet zeggen wat ze moeten gaan doen, maar als ze in die studiegebieden studierichtingen willen oprichten, moeten we goed financieren. Dat is mijn pleidooi, minister.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ook onze fractie vindt het een boeiende vraag en een boeiend onderwerp, dat ons toch wel uitdaagt. Waar vroeger Word en Excel het summum waren, hebben we nu heel andere katten te geselen. Artificiële intelligentie en robotica worden stilaan verwacht, niet van iedereen, maar in sommige sectoren toch wat meer.
Minister, u hebt zelf gezegd dat er al veel initiatieven zijn geweest rond STEM. In het basisonderwijs zijn wetenschap, techniek en technologie als apart vak ingesteld. Ik wou daar even verder op ingaan. We zeggen vaak dat alles start in het basisonderwijs. Daarom wil ik onze oproep nog eens herhalen dat vakleerkrachten hier een bijzondere taak zouden kunnen hebben om nog meer dan nu in te zetten op wetenschap, techniek en technologie, ook omdat u zelf wees op probleemoplossend denken. Door er heel intensief en professioneel mee bezig te zijn, kun je kinderen beter uitdagen om het probleemoplossend denken te voeden. Het is een heel belangrijke stap in de ontwikkeling. Collega Meuleman zei heel terecht dat we soms wat achterlopen. Het vernieuwt zich constant.
Hoe meer je openstaat en hoe meer je je denken daarin cultiveert, hoe sneller je mee bent met al die nieuwe wegen.
Recent hadden we een heel interessant gesprek met een aantal filosofen. Die brachten het inzicht dat via filosofie de manieren van strategisch probleemoplossend denken veel gemakkelijker in het onderwijs kunnen worden gebracht, in het basisonderwijs maar zeker in het secundair onderwijs. In de hele discussie omtrent de eindtermen mogen we misschien niet vergeten dat die lesvormen onze algemene ontwikkeling op het vlak van denken zeker positief kunnen beïnvloeden.
De heer De Meyer heeft het woord.
Mevrouw Meuleman verwijst in haar laatste deel naar het anderhalf miljard dat wordt vrijgemaakt door Europa wat betreft onderzoek en innovatie. Spontaan dacht ik dat dit misschien een opportuniteit kan zijn voor Vlaamse bedrijven, onderzoeksinstellingen en de Vlaamse Regering. Het is interessant dat de bevoegde ministers dit uiteraard verder opvolgen.
Minister, u verwees eventjes naar de eindtermen. Nog belangrijker, of even belangrijk, zijn zeker en vast de beroepskwalificaties van de tweede en derde graad van enerzijds de arbeidsmarktgerichte studierichtingen en anderzijds de studierichtingen met dubbele finaliteit, want ook die zullen rekening moeten houden met een gewijzigde arbeidsmarkt.
Ik vind dit ook een heel belangrijk thema. In de vraagstelling legt mevrouw Meuleman de link naar het economische luik. Ik ben ervan overtuigd dat het voor de Vlaamse economie in de toekomst belangrijk is dat onze mensen worden opgeleid en dat daarin aandacht is voor ‘arts and design’ en informatica.
Minister, ik heb nog twee bekommernissen. De ontwikkelcommissies zijn aan de slag. U hebt zelf al gezegd dat het goed is dat er een aantal geïntegreerde eindtermen ontwikkeld worden. Ik heb er geen zicht op welke verschillende ontwikkelcommissies er aan de slag zijn en wie precies wat ontwikkelt, maar in de integrale aanpak van de verschillende ontwikkelcommissies is het belangrijk om te bekijken hoe vanuit de verschillende wetenschappen voldoende linken worden gelegd, zodat het een geïntegreerd geheel is waarin ‘arts and design’ en informatica worden opgenomen. Ik ben zeer tevreden dat u zelf ook overtuigd bent van het belang daarvan en dat probleemoplossend denken in het leerplichtonderwijs van begin af aan zeker en vast moet worden opgenomen.
In de lerarenopleiding hebben we nu de proef die studenten afleggen vooraleer ze van start gaan in de opleiding. Vooraleer de proef werd ontwikkeld, heb ik al gezegd dat ik het belangrijk vind om leiderschap als vaardigheid op te nemen in die toetsing. Ik denk dat ook artificiële intelligentie voor onze leerkrachten van groot belang is, want ook zij moeten een groot probleemoplossend vermogen hebben. Als we kijken naar de realiteit worden we er regelmatig mee geconfronteerd dat dit zeer noodzakelijk is. Als we de proef evalueren, kunnen we misschien bekijken in welke mate artificiële intelligentie bij de kandidaat-leerkrachten ontwikkeld is.
We zijn het er allemaal over eens dat artificiële intelligentie horizontaal en verticaal een enorme uitdaging is. Mevrouw Meuleman, zodra de teksten er zijn, zult u ze uiteraard kunnen krijgen. Ik denk wel dat het van belang is dat we fase drie nog laten passeren, dat er concrete aanbevelingen komen en dat we dan kunnen kijken waar men geraakt is.
Men is momenteel aan het werk aan het STEM-platform, mevrouw Brusseel. Er staan al twee rapporten op de website ter beschikking, maar er is nog geen finaal rapport. Zodra dit er is, zult u dit krijgen.
We zien dat de cijfers omtrent STEM in het hoger onderwijs gunstig evolueren. Meisjes aan de universiteit, dat wordt beter. Het is nog niet spectaculair, maar zoals alles in het onderwijs gaat het traag maar wel gestaag.
Nog een bedenking voor het onderwijs in al zijn facetten: levenslang leren door leerkrachten en voldoende tijd om zich bij te scholen, is een van de grootste uitdagingen. Dat geldt voor talen, voor techniek en voor artificiële intelligentie.
Hoe we de hogeronderwijsinstellingen kunnen stimuleren voor zo'n extra bachelor, moeten we bekijken. Mevrouw Brusseel, u legt de link met de financiering. Ik herhaal nog eens wat ik al zo vaak heb gezegd. Voor mij is het geen enkel probleem om de financiering te herbekijken, maar er zullen winnaars en verliezers zijn. Het gaat niet om er zomaar 50 of 100 miljoen euro recurrent bij te krijgen. Ik blijf ook herhalen dat mijn eerste prioriteit het basisonderwijs is dat we moeten versterken. Ik weet dat de universiteiten en hogescholen een plan aan het maken zijn inzake de toekomst. Ik vind het ook goed dat ze over de financiering nadenken, want u hebt een punt. Men is minder gestimuleerd als een student minder weegt. Dat is absoluut juist, maar we moeten dan ook bereid zijn om het in zijn geheel te neutraliseren. Als men wel wil hervormen maar alleen als iedereen geld bijkrijgt, dan gaat dat natuurlijk niet. Ik wil er oprecht en eerlijk over zijn dat mijn eerste prioriteit nu het basisonderwijs is.
Ik heb voldoende geantwoord op de vragen rond de geïntegreerde eindtermen.
Het gaat razendsnel in onze samenleving. Als je kinderen hebt, zie je dat. Je ziet hoe ontzettend soepel ze omgaan met al die nieuwe dingen. Dat is een enorme uitdaging voor onze leerkrachten. Wees nu maar eens leerkracht van mijn leeftijd bijvoorbeeld. Je hebt al die ontwikkelingen zien passeren, en dan heb je kinderen van 8 à 9 jaar in de klas, en die zijn digitaal ontzettend veel vaardiger dan jij zelf. Dat vraagt wat zelfreflectie. Hoe kunnen we daar op een uitdagende wijze mee omgaan met de leerlingen? Dat lukt in een aantal scholen wonderwel, in andere is dat iets moeilijker.
Zodra de twee plannen waarover we het hier hebben, ter beschikking zijn, zal ik ze aan u allen overmaken.
Ik wil ook de collega's bedanken voor hun inbreng. Er is heel veel gezegd, en dat was heel nuttig.
Mevrouw Krekels had het over de aandacht in het lager onderwijs. Of dat al dan niet met vakleerkrachten moet, laat ik in het midden. Maar het werken in lerarenteams, met jongere leerkrachten die meer op de hoogte zijn en veel beter de evoluties volgen en erin geïnteresseerd zijn en andere leerkrachten die liever iets anders doen, is een belangrijke evolutie die we als overheid moeten stimuleren in heel het loopbaanpactdebat.
De lerarenopleiding van mevrouw Helsen was ook een interessante aanvulling.
Mevrouw Brusseel had het over de financiering, en dat is heel relevant. Het is niet alleen het niet stimuleren, maar de kost van de opleiding moet misschien ook eens worden bekeken. De kost zal misschien hoger liggen dan voor bepaalde andere opleidingen. Dat is misschien toch een extra argument om die weging te doen en te herbekijken.
De heer De Meyer suggereerde – dat had nog een vraag kunnen zijn, die ben ik vergeten te stellen – om eens te kijken of we aanspraak kunnen maken op de middelen die Europa vrijmaakt. We moeten eens met minister Muyters bekijken wat we moeten doen – ik weet niet hoe dat gaat, misschien met een oproep – om ervoor te zorgen dat er een deel van die middelen naar Vlaanderen komt. Dat vond ik interessant.
De vraag om uitleg is afgehandeld.