Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Mijn vraag betreft de vrijstellingen voor godsdienst en zedenleer op school. De Grondwet bepaalt dat alle leerlingen die leerplichtig zijn, recht hebben op morele of religieuze opvoeding. In scholen van het gemeenschaps- of officieel gesubsidieerd onderwijs krijgen leerlingen levensbeschouwelijk onderricht in de niet-confessionele zedenleer of in een van de zes erkende godsdiensten. Dit land kent zes erkende godsdiensten: de katholieke, de protestantse, de anglicaanse, de orthodoxe, de joodse en de islamitische. In scholen van het vrij gesubsidieerd onderwijs kiest de inrichtende macht zelf het levensbeschouwelijk onderricht, afhankelijk van het pedagogisch project. Doorgaans is de keuze beperkt tot één godsdienst of zedenleer. Wie zich niet kan vinden in de voorgestelde opties, kan een vrijstelling vragen.
We hebben het over dit thema al eerder gehad. Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 275 van 7 februari 2018 blijkt een opvallende stijging van het aantal leerlingen met een vrijstelling voor godsdienst of zedenleer. Het aantal gaat van 1234 naar 1419. Dat betekent een stijging van 15 procent. U geeft zelf aan dat die stijging waarschijnlijk te wijten is aan de administratieve vereenvoudiging die u hebt doorgevoerd, waardoor een vrijstelling niet meer via een apart formulier moet worden aangevraagd. Uiteraard zijn we tevreden dat scholen niet meer opgezadeld zitten met deze planlast en dat het eenvoudiger kan lopen. Ik heb toch nog een bepaalde bezorgdheid naar aanleiding van die vrijstellingen.
Minister, welke initiatieven hebt u ondertussen genomen om te laten onderzoeken of een school in geval van een vrijstelling een zinvol alternatief aanbod kan doen? In het kader van de nieuwe eindtermen hebben we ervoor gezorgd dat er nauwer kan worden toegezien op de lesinhoud van de godsdienstvakken. Welke maatregelen zult u nemen zodat de inhouden, waarvoor ouders verantwoordelijk zijn tijdens de vrijgestelde uren, in overeenstemming zijn met alle overeenkomsten en internationale verdragen?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega, voor de vraag. Zoals u wellicht weet, is het niet aan de school om een alternatief aanbod te ontwikkelen voor de leerlingen die een vrijstelling aanvragen. Dat mag zelfs niet. Als we de huidige regels bekijken, dan zijn het de ouders die verantwoordelijk zijn voor de invulling van de uren vrijstelling. De directeur kan altijd de les bijwonen om te zien of het lesmateriaal in overeenstemming is met de grondwettelijke en internationaalrechtelijke beginselen.
Daarnaast is er is heel veel overleg tussen mijn kabinet en de onderwijsinspectie enerzijds en de onderwijsverstrekkers en de vertegenwoordigers van de levensbeschouwingen anderzijds. Er bestaat zoiets als een werkgroep ‘hemel’. In die werkgroep zijn alle levensbeschouwingen vertegenwoordigd. De werkgroep ‘hemel’ wordt zo genoemd in de volksmond, maar ik weet niet of het de volksmond al bereikt heeft. Daar is het idee gerezen om van de vrijstelling een expliciete keuze te maken bij inschrijving. U weet dat er vroeger zelfs geen apart vakje voor was. Men moest dat dan aanvragen gedurende de eerste dagen van het schooljaar. Nu kun je gewoon bij de inschrijving zeggen dat je een vrijstelling wenst. Ook de interlevensbeschouwelijke dialoog binnen het officiële net is een gevolg van de bijeenkomsten van de werkgroep ‘hemel’.
Als we de huidige regelgeving bekijken, dan houden de klassenraad en de directies samen toezicht op de uitvoering in de praktijk en op de overeenstemming met de internationale en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder. Concreet betekent dit dat de directies en de klassenraad er zeker ook moeten op toezien dat er daadwerkelijk een pedagogische activiteit plaatsvindt. Die mag geen betrekking hebben op een van de andere leergebieden of vakken. De invulling van de vrijstelling met activiteiten of taken die passen in het bereik van de eindtermen of ontwikkelingsdoelen, zou het gelijkheidsbeginsel schenden. We dansen daar dus echt op een moeilijke koord. Om dat toezicht te kunnen uitoefenen, mag de directie de lessen bijwonen en het gebruikte lesmateriaal opvragen. Dat is het evenwicht dat we moeten proberen te vinden.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, ik moet eigenlijk besluiten dat qua supervisie op de inhoud van de vrijgestelde uren de enige tool die we in handen hebben, is dat de directie de les eventueel mag bijwonen. Voor de rest hebben we niet echt iets in handen.
Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag kon ik ook afleiden dat een vijfde van de vrijstellingen wordt aangevraagd bij het vrij gesubsidieerd onderwijs. Dat vond ik opvallend. Het vrij gesubsidieerd onderwijs bestaat voornamelijk uit het katholiek onderwijs, en dan de verschillende methodescholen zoals Steiner en Freinet enzovoort. Er zijn ook enkele scholen die een andere godsdienst aanhangen zoals de Joodse, en die zitten daar ook mee in.
Een vijfde vind ik wel vrij groot. De methodescholen bieden cultuurbeschouwing aan. De steinerscholen hebben voor cultuurbeschouwing een leerplan opgesteld, ook al moeten ze niet aan bepaalde eindtermen voldoen, om hun leerkrachten een houvast te bieden. Dat kan een soort van persoonlijkheidsontwikkeling inhouden, een ontwikkeling op het morele en religieuze niveau, niet hangend aan een bepaalde godsdienst, maar aan verschillende godsdiensten. Dat is dus eigenlijk een mooi vak waarover je kunt spreken binnen ieders cultuur, vanuit een religieus of ander oogpunt.
Ik zoek waar dat één vijfde vandaan komt. Komt dat niet uit het katholiek onderwijs, dan komt het wellicht uitsluitend uit methodescholen, waar men een cultuurbeschouwing aanbiedt die heel breed is en waarin iedereen zich kan vinden. Het is een heel mooi forum voor een dialoog.
Op de website van www.onderwijs.vlaanderen lees ik dat in de conventionele scholen, zoals katholieke en Joodse scholen, meestal maar een godsdienst wordt aangeboden. Ik viel natuurlijk over het woordje ‘meestal’. Dan denk ik dat er misschien toch mogelijkheden zijn om in die scholen vrijstellingen aan te vragen. Die hebben er dan zicht op in welke mate dat gebeurt. In de manier waarop bijvoorbeeld het katholiek onderwijs levensbeschouwingslessen geeft, is er ook ruimte voor dialoog, waar de katholieke school zo op hamert. Waar moet ik dat een vijfde gaan zoeken? Als dat vooral in de methodescholen zit, hoe komt het dan dat u niet kiest voor die cultuurbeschouwing? Minister, hebt u daar een zicht op?
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Het is inderdaad belangrijk dat we bekijken wat mogelijk is naast de traditionele vakken levensbeschouwing en godsdienst. De cultuurbeschouwing zoals mevrouw Krekels die beschrijft, doet me sterk denken aan het voorstel van professor Loobuyck, het LEF-voorstel (levensbeschouwing, ethiek en filosofie). De doelstelling daarvan is om in de eerste plaats met verschillende overtuigingen, levensbeschouwingen en religies kennis te maken, de dialoog te bevorderen en ook een bredere ontwikkeling na te streven. Het voorstel van professor Loobuyck is heel volledig, in die zin dat het ook gaat over ethische vraagstukken en filosofie. De cultuurbeschouwing gaat inderdaad nogal wat breder.
Mijn ouders hebben destijds voor mijn laatste graad van het middelbaar onderwijs een vrijstelling aangevraagd. Dat was in de tijd dat het moest worden gemotiveerd. Mijn moeder stak daarvoor wel haar nek uit, want ze was zelf leerkracht op die school. Je moest dat scherp motiveren en voorzien in een alternatief. Ten huize Brusseel was dat geen probleem, want daar waren altijd voldoende boeken aanwezig en ik kreeg van mijn vader wel interessante literatuuropdrachten.
Wat is eigenlijk het probleem als de ouders daar inderdaad voor instaan? Moeten we ons daar dan heel erg druk over maken? Of beantwoorden die twee uren godsdienst en zedenleer niet meer aan wat ouders verwachten van het onderwijs? Dat kun je je ook stilaan afvragen, natuurlijk. In hoeverre moeten we dat dan zo strak opvolgen? Wat doen we met die burgerschapseducatie? Waarin past dat? Ik wil dat even koppelen aan het verloop van de discussie over de vernieuwde eindtermen. Hebt u daar antwoorden op, minister?
Het is duidelijk dat er stilaan een mindshift is naar het willen kennisnemen van brede culturen en overtuigingen. Op zich is dat een goede evolutie.
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Brusseel, u spreekt over ‘stilaan’, maar het gaat nog altijd over een totaal van 420.000 leerlingen, waarvan er een aantal vraagt om een vrijstelling te krijgen.
Mevrouw Krekels, ik heb hier ook uw schriftelijke vraag. Ik heb niet méér details. Mevrouw Brusseel zegt terecht dat er niet wordt gevraagd waarom hij dat doet. Het is ook logisch dat men niet moet vragen naar het waarom. Vroeger wel, maar nu niet meer. Ik vind dat een goede zaak. Daarom hebben we dat ook aangepast, omdat je dat niet specifiek moet motiveren. In de katholieke scholen is het sowieso niet met een vrijstelling omdat het deel uitmaakt van het pedagogisch project van de school, anders moet je je kind niet inschrijven in die school. Je hebt ook de dialoogschool. We hebben een engagement afgesloten met alle levensbeschouwingen, dus ook in de katholieke scholen, dat er aan interreligieuze dialoog zal worden gedaan. Dat betekent dat er opportuniteiten zijn om andere levensbeschouwingen te leren kennen vanuit de lessen in de eigen levensbeschouwing.
Ik kan nog eens bekijken of we meer informatie hebben over waar precies in het vrije net die vrijstelling wordt gevraagd. Ik moet u op dit ogenblik het antwoord daarop schuldig blijven. Sowieso is er geen verplichting in het vrije net om die vrijstellingen aan te vragen. Zeker in het eigen pedagogisch project moet dat geweten zijn. Dat moeten we eens van dichterbij bekijken.
Mevrouw Brusseel, uw uitweiding was wel interessant. Met betrekking tot burgerschap en de manier waarop we dat zullen bekijken, zitten er in onze nieuwe eindtermen wel een aantal hefbomen om verwachtingen te scheppen ten aanzien van wat leerlingen al dan niet moeten kennen, los van de levensbeschouwing die op school wordt gegeven. Tijdens mijn eerste jaar als minister kreeg ik de vraag hoe je die vrijstelling moet invullen. Ik vond het logisch dat als je een vrijstelling vraagt, je dat mag opvullen met een overzicht van alle godsdiensten. Maar dat kan niet. Daar maakt de regelgeving het ons wel een beetje moeilijk. We bekijken ook op welke manier daar creatief kan mee worden omgegaan, maar het is niet zo eenvoudig.
Ik zal bekijken of ik meer informatie kan verzamelen over welke scholen het precies zijn waar die vrijstellingen gevraagd worden.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.