Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over zittenblijven en de piste van de zomerschool
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, op het eind van een schooljaar in het secundair onderwijs spreekt de delibererende klassenraad een besluit uit over de vorderingen van een leerling. Krijgt die een A-attest, dan mag hij of zij naar het volgende leerjaar van de studierichting. Bij een B-attest mag de leerling wel overgaan naar een hoger leerjaar, maar wel in een andere studierichting. Bij een C-attest moet de leerling het leerjaar overzitten. In sommige gevallen worden leerlingen nog toegelaten tot uitgestelde proeven in augustus, waarna dan een nieuwe delibererende klassenraad wordt samengeroepen om het attest toe te kennen. In juni 2015 waren er volgens een artikel in Het Nieuwsblad van 20 augustus 2016 in Vlaanderen nog 18.221 leerlingen in het secundair onderwijs die een schooljaar dubbelden. Dat is een hoog cijfer omdat studies aantonen dat zittenblijven niet steeds een positief effect heeft op de verdere studieloopbaan.
Als er in uitgestelde proeven wordt voorzien, dan is het in principe aan de leerling om te zorgen dat hij of zij een verdedigbaar resultaat haalt in augustus, om zo een C-attest te vermijden. Maar het is zeker niet zo dat de leerling daarmee steeds aan zijn lot wordt overgelaten. Vaak wordt ook hulp geboden met vakantietaken – al dan niet in combinatie met uitgestelde proeven –, extra oefeningen en adviezen van de vakleerkrachten. Toch levert dat niet steeds het verhoopte resultaat op. Er zijn echter nog meer uitgewerkte vormen van begeleiding mogelijk. In Nederland volgden dit schooljaar 13.470 leerlingen in 310 scholen een zomerschoolcursus na een tegenvallend rapport. Blijkbaar haalde 80 procent van hen ook het volgend schooljaar de verwachte doelstellingen. In Vlaanderen bestaan zomercursussen voor leerlingen die met weinig voorkennis willen overstappen naar een of andere specifieke studierichting, maar zomercursussen als remediëring komen minder voor. Toch zouden ze interessant kunnen zijn.
Zomercursussen kosten wel geld, maar ze zijn hoe dan ook goedkoper dan een volledig jaar overzitten, en ze hebben vermoedelijk minder negatieve effecten op het welbevinden en het zelfvertrouwen van leerlingen. Vandaar mijn vragen. Bestaan er in Vlaanderen cijfers over slaagkans na zomercursussen? Hoe staat u tegenover zomercursussen voor leerlingen met vaktekorten in het secundair onderwijs? Wilt u op korte termijn zomercursussen mogelijk maken als experiment of in een proeftuinproject? Hoe kunnen scholen daar concreet voor intekenen? In welke vergoeding kan worden voorzien voor de deelnemende personeelsleden?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, een leerling die een C-attest krijgt, mag niet overgaan naar het volgend schooljaar en wordt verondersteld zijn jaar opnieuw te doen. Aan de basis van dat attest ligt meestal het niet behalen of onvoldoende beheersen van de vooropgestelde onderwijsdoelstellingen. Sinds 1 september 2014 moet de school met het CLB overleggen vooraleer men beslist tot zittenblijven. De beslissing moet ook schriftelijk worden gemotiveerd en de school wijst bijzondere aandachtspunten aan voor het volgende schooljaar. De meningen over het zittenblijven zijn uiteenlopend en vaak onderwerp van discussie in de media. Wij hebben in de commissie Onderwijs al uitvoerig gediscussieerd over de zin en onzin van zittenblijven in het leerplichtonderwijs. Internationaal is er veel aandacht voor de praktijk van zittenblijven en voor de omgang van de onderwijssystemen van de verschillende landen met verschillen tussen leerlingen.
Wij vinden het heel belangrijk dat de klassenraad een doorslaggevende stem heeft in dit besluitvormingsproces om een leerling al dan niet een jaar te laten overdoen. Die beslissing moet wel op een doordachte manier worden genomen. Alle alternatieven moeten daarbij worden afgewogen. In de commissievergadering van 14 oktober 2015 gaf u aan de verantwoordelijkheid van de klassenraden meer te willen laten respecteren en honoreren, en om in te zetten op de ondersteuning van scholen en klassenraden bij onder andere het beslissen over zittenblijven en herexamens. Daarover zouden afspraken worden gemaakt met de pedagogische begeleidingsdiensten. In Nederland kunnen leerlingen met tegenvallende resultaten extra onderwijstijd krijgen, via het concept van de zomerschool. Als ze die succesvol afronden, kunnen ze alsnog overgaan naar het volgende leerjaar. Afgelopen schooljaar kregen zo’n 13.470 leerlingen verspreid over 310 Nederlandse scholen die kans. Dat konden we lezen in De Standaard van 18 augustus 2016.
De zomerschool werpt zich daarmee op als alternatief voor zittenblijven. Het relatief nieuwe initiatief kende een vier jaar durende pilootperiode, van 2009 tot 2013. Het Nederlandse concept is nog te nieuw om al grootschalig onderzoek over de effecten op lange termijn mogelijk te maken, maar volgens onderzoek van de universiteit Groningen zou 80 procent van de zomerschoolparticipanten de verwachte doelen van het schooljaar erop halen. Positieve resultaten blijken ook uit studies van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, waar het concept al langer is ingeburgerd. In de berichtgeving van 20 augustus stelde u zich positief op tegenover de zomerschool. U zei opdracht te geven om de evolutie van de zomerschool nauw op te volgen.
Hierover wil ik u enkele vragen stellen. Hoe evalueert u de nieuwe regelgeving met betrekking tot het dossier planlast? Op welke manier wilt u de verantwoordelijkheid van de klassenraden meer laten respecteren en honoreren? Ik denk dan even aan vorig werkjaar, toen de Raad van State een beslissing van de klassenraad verwierp. Welke afspraken werden met de pedagogische begeleidingsdiensten gemaakt over zittenblijven en herexamens? Op welke manier hebt u de piste van de zomerschool opgevolgd? Welke inzichten blijken uit de contacten van uw administratie met de Nederlanders betreffende het project van de zomerschool? Hoe zult u de zomerschool als alternatief voor zittenblijven in overweging nemen?
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, collega's, dank voor deze vragen. Volgens het decreet over de rechtpositie van leerlingen in het basis- en secundair onderwijs en betreffende de participatie op school moeten delibererende klassenraden in het secundair onderwijs het uitreiken van een B- of C-attest verplicht schriftelijk motiveren. In het basisonderwijs moet een school de beslissing om een leerling te laten overzitten, overleggen met het CLB en moet ze de beslissing schriftelijk motiveren en mondeling toelichten aan de ouders. Ook moet de school, zoals mevrouw Krekels in haar inleiding heeft aangehaald, meegeven welke bijzondere aandachtspunten er voor deze leerling in het daaropvolgende schooljaar gelden. Zoals ik vorig jaar al heb aangekondigd, wordt dit decreet geëvalueerd. Om de implementatie van de nieuwe regelgeving alle kansen te geven, plan ik deze evaluatie in het schooljaar 2017-2018. Mijn administratie zal tijdens dit schooljaar hiervoor de nodige voorbereidingen treffen. We zullen in deze evaluatie ook het element planlast opnemen.
Leerlingenevaluatie blijft ook in de toekomst de verantwoordelijkheid van scholen en klassenraden. Zij geven autonoom vorm aan het evaluatiebeleid van de school en aan de evaluatievormen en -criteria die worden gehanteerd. Ik heb het volste vertrouwen in het oordeel en de deskundigheid van klassenraden. Geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt om die autonomie in te perken of aan banden te leggen. In de conceptnota over het secundair onderwijs die op 31 mei 2016 door de Vlaamse Regering is goedgekeurd, wordt ook benadrukt dat scholen en klassenraden zelf de instrumenten kunnen kiezen die ze gebruiken voor de evaluatie van leerlingen: gespreide evaluatie, dagelijks werk in combinatie met examens, peer evaluation en een portfolio. Als klassenraden van oordeel zijn dat ze op 30 juni nog niet over voldoende informatie beschikken om een gedegen beslissing te nemen, kunnen ze hun beslissing uitstellen tot er meer informatie via herexamen, vakantietaak of inhaalstage beschikbaar is. Tussen haakjes: onlangs stonden er in de kranten berichten over scholen die geen punten meer geven maar op andere manieren evalueren. De school onderzoekt hoe ze de leerling hierbij nog kan ondersteunen. En dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een zomerschool zijn.
Scholen die voor hun evaluatiebeleid nood hebben aan ondersteuning, kunnen daarvoor uiteraard bij hun pedagogische begeleidingsdiensten terecht. Omdat flexibele leerwegen ook een alternatief kunnen zijn voor zittenblijven, verwijs ik graag naar een onderzoeksproject dat momenteel wordt afgerond over de organisatie van flexibele leerwegen in het basis- en secundair onderwijs. Het is een onderzoek van de KU Leuven. In het kader van dat onderzoek krijgt een inspiratieboek vorm waarin diverse vormen van flexibele leerwegen in kaart worden gebracht, samen met de randvoorwaarden om die leerwegen te realiseren. De pedagogische begeleidingsdiensten waren ook betrokken bij de opvolging en begeleiding van het onderzoeksproject. De resultaten van het onderzoek en het inspiratieboek worden voorgesteld op een studiedag om scholen en klassenraden te inspireren en te ondersteunen in hun zoektocht naar alternatieven voor zittenblijven. Wanneer het onderzoek wordt opgeleverd, kan ik nog niet meedelen.
Bestaan er in Vlaanderen cijfers over slaagkansen na het volgen van zomercursussen? Op Vlaams niveau hebben we geen zicht op cijfers over de slaagkansen na zomercursussen. Immers, mijn administratie registreert het aanbod van zomercursussen en -scholen en andere ondersteuningsvormen voor leerlingen niet. De inspectie controleert wel of de eindtermen worden gehaald, maar het aanbod van zomercursussen en -scholen wordt niet geregistreerd. Ik ben ook niet van plan om daaraan iets te veranderen. Wel heeft mijn administratie contacten gehad met de Nederlandse collega’s over de zomerscholen in Nederland. Zoals ik in eerdere reacties al heb laten verstaan, ben ik de idee van zomercursussen en -scholen wel genegen. Ik zie dergelijke initiatieven eerder passen in de pedagogische vrijheid van scholen en klassenraden, en zeker niet als een verplichting die door de overheid wordt opgelegd.
Vlaanderen is op dit moment al rijk aan een divers aanbod op dat vlak. We stellen ook vast dat lagere en secundaire scholen samenwerken met lerarenopleidingen. Er worden daar ook stages aan gekoppeld. Het inspiratieboek lijkt me dus een interessant initiatief, maar een verplichting wil ik niet invoeren. Ik heb mijn administratie wel de opdracht gegeven om samen met de onderwijsverstrekkers in het kader van dat best practices book een inventarisering te maken van de initiatieven die in het kader van zomercursussen en -scholen in Vlaanderen al werden genomen. Deze inventaris zal helpen om ondersteuningsnoden op dat vlak verder in te schatten. Wat me wel zorgen baart, is het feit dat het vaak de scholen zijn die het sterkste beleid voeren, die het meeste een beroep doen op de pedagogische begeleidingsdiensten van de netten en koepels om het evaluatiebeleid mee vorm te geven, en dat eerder kwetsbare scholen daar minder gebruik van maken. Het is dus zaak om vraag en aanbod iets dichter bij elkaar te brengen.
Ik onthoud vooral dat u de autonomie van de klassenraden respecteert. Ik denk dat u volledig gelijk hebt. Klassenraden kunnen beslissen over te gaan tot gespreide evaluaties en uitgestelde beslissingen, met steeds meerdere mogelijkheden. U sprak ook over het inspiratieboek dat we met zijn allen met bijzonder veel aandacht zullen lezen. Ik begrijp ook dat u de zomercursussen genegen bent, maar ze zeker niet wilt verplichten. Ik deel op dat punt volledig uw opvatting. Maar wanneer u spreekt over ondersteuning, dan rijst onmiddellijk de vraag hoe u dat wenst te doen. Het is erg welkom dat scholen zouden weten waarin die ondersteuning kan bestaan. Gaat dat enkel om morele steun? Daar hebben ze niet zo veel aan. Hoever zou die ondersteuning kunnen gaan? Ik begrijp dat u daar niet onmiddellijk op kunt antwoorden, maar het interesseert me wel om te gepasten tijde hierop terug te komen. In het secundair onderwijs zijn 18.221 leerlingen die zittenblijven. We vinden dat erg veel, en we vinden ook dat dit veel kost. Mochten er valabele alternatieven zijn – die niet worden opgelegd –, dan zou het goed zijn te weten hoe die kunnen worden ondersteund.
Ik dank u voor het antwoord, minister. Ik sluit me aan bij de conclusie van de heer De Meyer. Het blijft een niet-verplichte mogelijkheid. Ik vind het interessant dat de zomerscholen zich baseren op de leerprincipes van Marzano. Die steunen op wat er werkt op school, op drie niveaus, van leerkracht, leerling en school.
We kunnen misschien rekening houden met deze visie bij het managen van onze klassen, die toch een steeds diversere leerlingenpopulatie hebben. Het principe van de zomerscholen kan sowieso in een breder kader worden opgenomen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik ben heel blij dat het item van de zomerscholen, dat ik op 14 oktober 2015 in de commissie ter sprake bracht, hier veelvuldig wordt overgenomen door de verschillende fracties.
Wat betreft de financiering van de scholen die het doen, stel ik vast dat er een verschil is tussen het decreet Rechtspositie van het gesubsidieerd onderwijs en het decreet Rechtspositie van het officieel onderwijs. Het decreet Rechtspositie van het gesubsidieerd onderwijs stelt dat leerkrachten in de vakantie drie dagen kunnen worden ingezet. Het decreet Rechtspositie van het officieel onderwijs stelt dat niet. Dus stel ik vast dat, zelfs al zou het gemeenschapsonderwijs of het officieel onderwijs het willen doen, zij het de facto niet kunnen doen vanwege het voorliggende decreet Rechtspositie. Minister en mijnheer De Meyer, daar zijn er mogelijke middelen die we kunnen gebruiken.
Mijnheer De Meyer, over de herexamens, die daarmee samenhangen, zegt u terecht dat al die zittenblijvers geld kosten. Ik heb de betrokken omzendbrief er nog eens bij genomen. Minister, u zei al een aantal keren dat u het normatieve daarrond toch zou proberen, zodat het niet zou lijken dat we het niet willen. Maar daarin staat nog altijd de zin: “Niettemin kan die termijn voor uitzonderlijke en zeer individuele gevallen worden verlengd tot uiterlijk…” – om dan te spreken over die bijkomende proef. Dat bevat volgens heel veel scholen nog altijd de intentie dat het eigenlijk niet meer mag en dat ze het eigenlijk niet meer willen. Dat “voor uitzonderlijke en zeer individuele gevallen” heeft de teneur dat het beleid er eigenlijk niet achterstaat. Minister en collega’s, ik denk dat alles wat ertoe kan leiden om zittenblijven… (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Het is de omzendbrief SO 64. Minister, we moeten dat echt eens bekijken. We hadden het daarover al eens in het verleden. We moeten die formulering aanpassen. U kunt dat zonder veel omwegen zelfstandig doen. Elk zittenblijven dat we kunnen vermijden, eventueel met herexamens, moeten we vermijden. Nogmaals, het is niet dat we er een recht van maken. Het blijft een delibererende klassenraad die daarover moet oordelen. Maar als we op die manier kunnen vermijden dat we leerlingen die onvoldoende onderbouw hebben om te kunnen volgen ofwel een A-attest geven, ofwel een C-attest en dus latenzittenblijven, dan moeten we dat verhelpen.
Voor het overige ben ik samen met mijn fractie absoluut bereid om mee na te denken over die zomerklassen, zomerscholen, voorbereidingen van herexamens. En eigenlijk is er al in heel wat scholen begeleiding van leerlingen tijdens de vakantie.
Minister, u verwees in uw antwoord naar Nederland. Onze administratie heeft contact opgenomen met Nederland. Het kan interessant zijn om zicht te krijgen op de conclusies in Nederland. Wie komt er in de zomerscholen terecht: zijn het enkel leerlingen die een onvoldoende gehaald hebben, of zijn er ook andere leerlingen? Wat is het aanbod in de zomerschool? Hoe zit het concept in elkaar? Wat is er precies geëvalueerd om daar de juiste conclusies uit te kunnen trekken? U hebt er wel naar verwezen, maar wij hebben natuurlijk geen zicht op de ervaringen en op hoe dat daar concreet in elkaar zit.
Mijnheer Daniëls, ik wil die technische opmerking over de omzendbrief en de decreten Rechtspositie zeker bekijken. Dat is geen enkel probleem. Voor mij ligt de grens op het recht, ik wil niet naar een recht evolueren omdat we dan de deur openzetten naar het invoeren van een standaard tweede zit in het secundair onderwijs. En dat wens ik niet. Vandaar enige terughoudendheid om omzendbrieven te wijzigen. Ik wil dat bekijken, daar maak ik geen punt van. Maar ik wil niet dat ouders procedures beginnen in te spannen. Het is geen recht. Dat is het uitgangspunt. Ik zie dat iedereen knikt.
We moeten natuurlijk alles doen wat we kunnen om te vermijden dat jongeren blijven zitten. Mevrouw Helsen, dat werd wel al aangetoond door heel wat onderzoeken, ook over de lange termijn: zittenblijven heeft zelden of toch maar in de minderheid van de gevallen een positief effect op het studiesucces van de jongeren. Alles wat we kunnen doen om dat te vermijden, is een goede zaak. Vandaar dat die zomercursussen wel nuttig kunnen zijn. Ik ben er bij een geweest die werd georganiseerd in de lokalen van het gemeenschapsonderwijs in Antwerpen. Maar dat was georganiseerd door een organisatie. De leerkrachten die daar waren, deden dat in hun vrije tijd. Ook dat zie je in ons onderwijs: dat men in zijn vrije tijd komt ondersteunen. De kinderen van de school en van andere scholen die daar kwamen, vonden dat heel aangenaam omdat ze sport, integratie en taal kregen. Het was heel mooi gemixt. Het waren allemaal kinderen met een A-attest. Die zomerschool was niet gericht op het behalen van een A-attest, maar wel op het goed voorbereid zijn voor het volgende schooljaar. Er zit dus een enorme variëteit en een enorme mix in. Mijnheer De Meyer, daarom is het voor mij moeilijk om nu te zeggen dat ik dat wil ondersteunen. Ik vind dat een goed idee. Maar zeggen dat ik dat ga ondersteunen op die voorwaarden en in dat carcan, dat zal niet zo evident zijn omdat er zo’n enorme waaier van initiatieven bestaat. We moeten dus eerst inventariseren wat er bestaat en wat de noden zijn en waarmee je het meeste effect sorteert. Mijnheer De Meyer, daarvoor zal het onderzoek van de KU Leuven inspirerend werken. Hoe kun je dat studiesucces garanderen?
Mevrouw Krekels, dat onderzoek wordt opgeleverd in oktober. We zullen er dus dit jaar nog de resultaten van zien. Dat is al een goede zaak. Dan weten we dat. Dan is er ook de rondvraag van de administratie over wat er bestaat. Dan hebben we al twee bouwstenen om te bekijken hoe we ermee omgaan.
De langetermijneffecten zijn ook in Nederland nog niet gekend. De pilot was in 2013. Het onderzoek werd opgeleverd in 2015. De eerste resultaten zijn positief. Maar dat zijn nog geen langetermijneffecten. Men ziet enkel de korte termijn. Maar er is nog niets als basis aanwezig om te zeggen wat de effecten zijn op de lange termijn.
Mijnheer Daniëls, ik ga zeker de techniciteiten bekijken van wat er eventueel kan en wat niet. Ook die omzendbrief wil ik bekijken. Maar als het wijzigt, zal het terughoudend blijven en niet de deur heel breed openzetten.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, ik besluit voor mezelf: 18.221 leerlingen die dubbelden, dat vinden we allemaal, en u ook, te veel. Scholen die kiezen voor een zomercursus maken die eigen keuze vrij. Die keuze wordt niet opgelegd door de overheid. Mijn suggestie blijft wel dat wij, voor diegenen die daar bewust voor kiezen, nadenken op welke manier wij dit kunnen ondersteunen. Er zijn verschillende mogelijkheden. Maar daarover wil ik mij vandaag niet uitspreken. Het zou echter wel nuttig zijn om de kosten-batenanalyse te maken met verschillende parameters.
Minister, ik verwachtte van u vandaag geen pasklaar antwoord, alleen een engagement dat dit verder zou worden opgevolgd. Ik heb begrepen dat dit engagement er is. U begrijpt dat we hierover te gepasten tijde opnieuw een vraag zullen stellen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.