Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik kom niet vaak in deze commissie, maar ik meen te weten dat het thema van de dienstencheques hier vaak aan bod komt. Het is de problematiek met betrekking tot de onthaalouders die mij tot deze vraag heeft geleid. In de commissie Welzijn volg ik het thema kinderopvang op, en daar hebben we het geregeld over het feit dat we onthaalouders zo’n belangrijk deel van de kinderopvang vinden, waar veel gezinnen gebruik van maken, maar dat we zien dat door heel wat oorzaken het aantal onthaalouders de laatste jaren stelselmatig afneemt.
Er zijn diverse oorzaken. U hoort mij zeker niet zeggen dat dit de belangrijkste oorzaak is, maar als je alle pijnpuntjes naast elkaar legt, werd dit toch ook wel aangekaart: door het feit dat dienstencheques niet mogen worden gebruikt voor het schoonmaken van een praktijkruimte of een wachtzaal van een dokter – dus delen van de woning die in de professionele sfeer passen – zijn ook onthaalouders uitgesloten van het gebruik van dienstencheques voor het onderhouden van hun woning.
De meeste onthaalouders vangen immers, in het kader van de gezinsopvang, kindjes op in de eigen gezinswoning, en dan is er vaak geen duidelijk onderscheid te maken tussen ruimtes die alleen in dat kader worden gebruikt en ruimtes die privé zijn. Dat loopt heel vaak door elkaar. De kindjes spelen mee in de woonkamer, eten mee in de keuken, als er een ongelukje gebeurd is, worden die mee gewassen in de badkamer, en ze slapen ook vaak in een van de slaapkamers van de onthaalouders of van de kinderen zelf. Met andere woorden: bij heel veel onthaalouders valt die professionele omgeving samen met de privéomgeving. Daarom is het voor thuiswerkende onthaalouders niet mogelijk om dienstencheques aan te vragen die hen toelaten om hulp in het huishouden te betalen. Nochtans kan een onthaalouder helemaal niet vergeleken worden met zelfstandigen die worden beoogd met de uitsluiting van het gebruik van dienstencheques. Eerder dan een loon is het geld dat zij ontvangt een onkostenvergoeding. De hoofdbestemming van haar woning en de woonvertrekken blijft mijns inziens absoluut privaat.
Minister, bent u op de hoogte van het probleem dat onthaalouders geen gebruik kunnen maken van dienstencheques voor het onderhoud van hun woning? Bent u bereid de regelgeving aan te passen, zodat ook onthaalouders die in hun eigen gezinswoning kindjes opvangen dienstencheques kunnen gebruiken om hulp in het huishouden te betalen?
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Schryvers, ik begrijp de problematiek heel goed. Onthaalouders kunnen inderdaad het gedeelte van hun woning dat wordt aangewend voor professionele doeleinden, niet laten onderhouden met dienstencheques. Stel dat er twee verdiepingen zijn en de kinderen blijven alleen beneden, dan zou dat strikt genomen wel kunnen. Dat is een algemene regel die geldt voor iedereen die zelfstandig is en een deel van zijn woning voor professionele doeleinden gebruikt.
U zegt dat ik dat anders moet bekijken en dat onthaalouder een ander beroep is dan andere zelfstandige beroepen. Dat is een moeilijke kwestie. Ik heb zelf nog geen signalen ontvangen dat er door die regels specifieke problemen zouden zijn bij de onthaalouders. Het gebruiken van een woning voor professionele doeleinden wordt ook anders behandeld op andere vlakken. Elk systeem heeft zijn voor- en nadelen. Het mogen inbrengen van onkosten is ook gekoppeld aan professionele doeleinden. Iemand die zijn woning gedeeltelijk gebruikt voor zijn beroep, mag die als onkosten aftrekken in zijn belastingaangifte. Ook onthaalouders kunnen dat deel van de woning dat wordt gebruikt voor het beroep, inbrengen als beroepskost en dus aftrekken van de belastingen.
Het is moeilijk om dat onderscheid enkel te wijzigen voor dienstencheques bij onthaalouders. Een vermenging van die twee systemen van arbeidskost, door te zeggen dat bij onthaalouders ook de plaatsen die beroepsgebonden zijn, mogen worden gekuist met dienstencheques, lijkt mij nogal moeilijk. Daarom ben ik vandaag niet echt geneigd om daarop in te gaan, hoewel ik de problematiek wel begrijp.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, uw antwoord ontgoochelt mij natuurlijk wel een beetje. Ik begrijp wat u wilt zeggen: er zijn heel wat zelfstandigen voor wie dat onderscheid ook wordt gemaakt. Een onthaalouder is niet altijd een zelfstandige. Er zijn zelfstandigen, maar dat zijn ze zeker niet allemaal. Er zijn er zelfs veel aangesloten bij een dienst. Bij de meeste zelfstandige beroepen, zoals een dokterspraktijk of een advocatenkantoor dat is gevestigd in de woning van de advocaat, is dat onderscheid veel duidelijker te maken en kun je dat veel gemakkelijker aflijnen. Bij een onthaalouder is dat niet het geval. Het typische van gezinsopvang is net dat de opvang gebeurt binnen de gezinswoning en dus eigenlijk binnen de privésfeer van die onthaalouder. Dat is net kenmerkend voor onthaalouders.
U zegt dat het probleem u nog niet werd gesignaleerd. Het is mij wél gesignaleerd, vanuit diensten voor onthaalouders. Dat betekent dat zij dat wel ervaren als een probleem. Minister, kunt u toch eens verder kijken en niet zomaar, misschien wat kort door de bocht, de vergelijking maken met andere zelfstandigen, maar wel de specificiteit van de gezinsopvang onder ogen nemen? Ik weet dat onthaalouders dit een element vinden dat hen mee ondersteuning zou bieden in de uitoefening van hun taak van onthaalouder, die wij allemaal heel belangrijk vinden.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Naast die onthaalouders waarover de RVA destijds een stringente, maar duidelijke interpretatie heeft gemaakt, zijn er nog andere problematieken. Denk bijvoorbeeld aan de B&B-sector. Daar is er meestal een duidelijkere scheiding tussen woon- en hotelgedeelte. Zijn er u daarover ook praktische problemen ter ore gekomen? Dat zit uiteindelijk in dezelfde lijn. Ook daar kunnen er praktische toepassingsproblemen zijn. Ik denk verder ook aan werknemers die occasioneel of structureel deeltijds of voltijds thuiswerken en niet meteen zelfstandigen zijn. Kunnen zij nog een volwaardig beroep doen op de aftrek van de dienstencheques? Bij die beide voorbeelden worden we geconfronteerd met dezelfde problemen.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Ik begrijp de problematiek die mevrouw Schryvers aanhaalt. Maar ik denk bijvoorbeeld aan freelancers. Waar trek je de grens? Wat is privé? Wat is een professionele werkomgeving? Ik vind het heel moeilijk. Dat was een voorbeeld dat ik nog wilde aanhalen.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik wil nog iets extra doen. De problematiek bestaat eigenlijk al op het vlak van de kosten die je mag inbrengen. Zelfs als werknemer mag je, als je thuiswerkt, een deel inbrengen als beroepskosten. Dat geldt voor zelfstandigen, voor werknemers, voor iedereen. Iedereen mag zijn beroepskosten bewijzen.
Wat zal ik extra doen? Ik weet niet hoe het zit met de beroepskosten. Als je als onthaalouder het voordeel kunt genieten van het te mogen aftrekken omdat het een onderdeel is van je beroep, dan is het raar dat je voor datzelfde ook de dienstencheques kunt gebruiken en iemand anders niet.
Die link wil ik nog wel maken. Ik zal nakijken waar ik dat moet vinden. Ik zal minister Van Overtveldt vragen of ik daar meer zicht op kan krijgen en of er een rechtstreekse relatie is tussen het mogen inbrengen bij beroepskosten enerzijds en het gebruiken van de dienstencheques anderzijds. We moeten voorzichtig zijn met het vermengen van beide systemen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik denk dat u mijn pleidooi wel hebt gehoord om de onthaalouders te ondersteunen. Ik ben tevreden dat u dit verder zult onderzoeken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.