Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Celis heeft het woord.
Deze vraag over het gratis ter beschikking stellen van leermateriaal via open onderwijs heeft een link met mijn vorige vraag.
De nieuwe digitale vormen van leren en studeren worden steeds meer een vast onderdeel binnen het aanbod van het onderwijs. In het laatste decennium zien we binnen deze digitale mondiale evolutie ook een belangrijke beweging onder universiteiten en hogescholen door het gratis ter beschikking stellen van eigen cursusmateriaal op het internet, met of zonder leertraject, in de vorm van open onderwijs. De filosofie hierachter is dat kennis en het bijhorend cursusmateriaal beschouwd worden als een publiek goed. Een bekend voorbeeld van open onderwijs is de Open Educational Resources (OER), die door UNESCO sterk wordt ondersteund en door de organisatie beschouwd wordt als een manier om de participatie aan het hoger onderwijs te vergroten.
In het kader van het multicampusproject (MuLLLTi) van de Associatie KU Leuven werd over het gebruik van OER enkele jaren geleden een bevraging georganiseerd bij de Vlaamse universiteiten en hogescholen. Uit de resultaten bleek dat de bevraagde instellingen vooral de “kwaliteit om les en leermateriaal te verbeteren” als grootste voordeel van OER noemen. Daarnaast wordt ook het bereiken van nieuwe doelgroepen en het streven naar een efficiëntere manier om onderwijs te organiseren aangegeven als goede reden om OER op te nemen in het beleid.
In Vlaanderen kennen we reeds een aantal initiatieven, zoals binnen de KU Leuven, waarbij de universiteit een aantal opleidingsonderdelen publiceert op een website als OpenCourseWare (OCW). Ook binnen andere instellingen zoals de KATHO en UGent lopen er soortgelijke projecten.
In uw beleidsnota verwees u naar de Europese Commissie, die in haar strategie ‘Rethinking Education’ de inzet van ICT en Open Educational Resources als mogelijke oplossing ziet om te komen tot meer open en flexibel leren.
Hoe kijkt u naar de evolutie om steeds meer onderwijsmateriaal gratis ter beschikking te stellen aan het grote publiek? Kan OER volgens u een meerwaarde betekenen voor ons onderwijs? Zo ja, op welke manier? Hoe evalueert u de huidige inspanningen aan onze universiteiten en hogescholen om te participeren in deze mondiale beweging van open onderwijs? Waar staat Vlaanderen op dat vlak in vergelijking met andere landen? Kunt u maatregelen nemen om deze evolutie binnen ons onderwijs nog meer te ondersteunen en te stimuleren? Ik ga ervan uit dat het antwoord ‘ja’ is. Op welke manier wenst u dit dan te realiseren?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Celis, onderwijsmateriaal beschikbaar stellen voor het grote publiek vind ik een positieve zaak. Op dit moment kan je zowat over elk onderwerp wel een online cursus vinden. Zeker als we er allemaal van overtuigd zijn dat kennis onze voornaamste grondstof is, dan moeten we zo veel mogelijk materiaal beschikbaar stellen. Het is van belang dat dat zowel voor reguliere studenten als voor afgestudeerden een meerwaarde kan betekenen, en zeker als het studenten de mogelijkheid kan bieden om te studeren op de momenten waarop dat ze dat ook zelf wensen. Het biedt docenten de mogelijkheid om het onderwijsmateriaal te gebruiken, te reproduceren en aan te passen als onderdeel van het eigen cursusmateriaal. Voor afgestudeerden biedt het de mogelijkheid om hun kennis wat op te frissen. OpenCourseWare en open en online studiemateriaal kan ook bijdragen om de internationalisering van ons hoger onderwijs en van het curriculum positief te beïnvloeden.
Een deel van dat onderwijsmateriaal wordt geproduceerd door eminente docenten, waarbij ik geen uitspraken wil doen over wie ik eminent vind en wie niet. Maar het geeft wel een garantie voor de academische kwaliteit. De evolutie van al die zaken hangt samen met de evolutie naar Open Access van onderzoeksresultaten, wetenschappelijke publicaties en de data die daaronder liggen.
Uit de initiatieven die u zelf opsomt in uw vraag, kan ik besluiten dat Vlaanderen het nog zo slecht niet doet. We zijn geen koploper, maar dat is in deze materie bijna onmogelijk omdat we een kleine regio en een klein taalgebied zijn. Een precieze internationale vergelijking is niet zo eenvoudig. Je zou kunnen kijken naar het Europese scorebord voor Massive Open Online Courses (MOOC’s). Daar zie je dat Spanje, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland het meest actief zijn, en verder ook Zwitserland, Nederland, Italië en Denemarken. Die laatste zijn kleinere landen die wel een grote traditie hebben in het voorzien in opleidingen in andere talen dan de eigen landstaal, met name Engels of Frans. De Belgische cijfers moeten we wat nuanceren omdat ook internationale organisaties die hier hun vestigingsplaats hebben, meetellen, bijvoorbeeld het European Schoolnet. Verder zien we ook dat de cijfers positief beïnvloed worden door een zeer hoge activiteit van Louvain-la-Neuve, met 27 MOOC’s in dezelfde periode waar de KU Leuven er 3 heeft. Maar ook hier speelt de taal een rol.
Wat betreft de ondersteuning wil ik verwijzen naar het antwoord dat ik daarnet heb gegeven bij de vraag over de adviezen van de Koninklijke Vlaamse Academie van België, als het ging over de vernieuwde vormen van onderwijs en het platform.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het antwoord. Het doet me altijd enorm deugd als ik op vragen over elektronische platformen uw engagement hoor. Ik ben daar zelf een geweldige believer van, en het doet dan ook altijd deugd als ik dat in uw antwoorden een heel stuk kan herkennen.
Ik hoed me voor het gebruik van Engelse termen, want ik heb daar een heel boze mail over gekregen omdat ik het woord ‘taskforce’ had gebruikt. Ik probeer nu de vertalingen mee te nemen in de mate van het mogelijke. Sommige mensen nemen er blijkbaar wat aanstoot aan, zeker omdat er vertalingen bestaan, neem ik aan.
De vormen van open onderwijs, zoals OER, bieden heel wat mogelijkheden om dat grote publiek te bereiken op het moment dat het hun past. Ik weet ook dat er nog heel wat scepsis tegenover bestaat bij bepaalde professoren en docenten. Ik probeer dat ook te begrijpen. Ik vermoed dat er nog een groeiproces moet zijn in de academische wereld om daar verder mee om te gaan. Er is nog een deel onbekendheid rond de mogelijkheden die OER en OpenCourseWare bieden, maar dat zal tijd nodig hebben. Het mag ons zeker niet tegenhouden om de beweging die is ingezet, te stimuleren en de kwaliteitsvolle initiatieven die al door verschillende universiteiten en hogescholen werden genomen, aan te moedigen.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Zeker in het geval van OER, het delen van digitaal materiaal, is het de vraag hoe we moeten omgaan met het copyright en de intellectuele eigendomsrechten. Hebt u wat dat betreft al contact gehad met bijvoorbeeld uw federale collega’s of andere partners om daar nog wat meer duidelijkheid rond te krijgen?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Celis, er bestaan open standaarden. Dat werkt dus al.
De vraag om uitleg is afgehandeld.