Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, vorige maand lanceerde u de applicatie Dataloep via ‘Mijn Onderwijs’. Met deze applicatie wordt aan scholen en scholengemeenschappen informatie aangeboden waarmee directies aan de slag kunnen gaan.
Als sp.a zijn wij zeer blij met de lancering van de applicatie. Dit gaat verder op de ingeslagen weg van datagebruik en -deling in het verhogen van de slagkracht van de scholen en ons onderwijs. We zijn ook zeer tevreden over de manier van werken: de overheid levert op een gebruiksvriendelijke manier cijfers aan, en de scholen kunnen die in hun beleid meenemen.
Dit sluit zeer mooi aan bij een voorstel dat wij eerder lanceerden, namelijk om de data van studiesucces, door- en uitstroom te gebruiken als meetinstrument voor het al dan niet succesvol aanwenden van de SES-middelen (socio-economische status). Door die data te koppelen aan de leerlingensamenstelling, krijgen scholen bovendien een goed zicht op hun resultaten en kunnen ze zich meten met andere scholen binnen hun scholengemeenschap of regio. De best presterende scholen kunnen gedetecteerd worden en als ‘best practices’, desgewenst unaniem, gedeeld worden met anderen.
Minister, kunt u een beeld geven van de verdere plannen met Dataloep, zoals het verzamelen van bijkomende data of visualisatiemogelijkheden? Voorziet u ook in feedbackmomenten met gebruikers, om permanent aan de noden van scholen en scholengemeenschappen te voldoen? Ziet u een mogelijkheid om, zoals voorgesteld, Dataloep te gaan verfijnen als meetinstrument voor de impact van SES-middelen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Gennez, in eerste instantie zal aandacht besteed worden aan het ter beschikking stellen van gegevens voor de instellingen van het deeltijds kunstonderwijs en het volwassenenonderwijs. Momenteel ontvangen die instellingen nog altijd geen verrijkte gegevens vanuit het beleidsdomein. Op termijn zullen alle databundels via Dataloep ter beschikking worden gesteld. Voorbeelden daarvan zijn de attesteringen, de in- en uitstroom van leerlingen en de doorstroom naar het hoger onderwijs, voor de scholen van het voltijds gewoon secundair onderwijs. Daardoor kunnen scholen en schoolbesturen meer eigen data en vergelijkingen raadplegen dan nu het geval is. Eind mei krijgen hogescholen en universiteiten ook toegang tot Mijn Onderwijs. Dataloep zal op dat moment gegevens voor generatiestudenten over instroom, ‘time to graduation’ en studierendement ter beschikking stellen.
Scholen zijn op dit ogenblik de eerste ervaringen aan het opdoen met de nieuwe tool. Binnen de tool wordt ook de nodige aandacht besteed aan de ondersteuning van de gebruikers. Ook kunnen zij via contactpersonen en een generiek mailadres hun vragen stellen en tegelijkertijd ook hun eerste feedback bezorgen. Ook binnen de werkgroep Informatie – het overlegorgaan in het kader van het kenniscentrum tussen het GO! en de representatieve verenigingen van inrichtende machten en de administratie – kunnen suggesties aan bod komen. Een ander kanaal zijn de informele contacten tussen de pedagogische begeleidingsdiensten en de contacten met scholen en schoolbesturen, die bijdragen tot het in kaart brengen van de noden van de instellingen.
Binnen Dataloep worden in de eerste plaats gegevens van de scholen op een gestructureerde manier en binnen een verrijkte context teruggekoppeld naar scholen en schoolbesturen. Naar analogie met de databundels zal binnen Dataloep ook aandacht worden besteed aan een filtering van de gegevens op het niveau van de vier leerlingenkenmerken: thuistaal, opleidingsniveau moeder, buurt en schooltoelage. Via de databundels en Dataloep worden gegevens op het niveau van de eigen school op regelmatige basis en verrijkt teruggekoppeld, maar er worden geen uitspraken geformuleerd over de doelmatigheid van de besteding van de middelen, wat ook niet de bedoeling is. De doelmatigheid van de middelen kan niet via Dataloep ter beschikking worden gesteld, aangezien dat een doorgedreven wetenschappelijke analyse vergt, die gebaseerd is op meer en andere gegevens dan die waarover wij als administratie beschikken.
Eigenlijk willen we alles wat we krijgen, zo veel mogelijk teruggeven aan degenen van wie we de gegevens verkregen hebben.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Bedankt, minister. Zoals reeds gezegd, is het een goede zaak dat we Dataloep blijven verfijnen.
Ik heb nog een bijkomende vraag over de SES-middelen en de geplande hervorming in het regeerakkoord – u weet dat we daar geen voorstander van zijn. Kunt u enig inzicht geven in wat de plannen nu zijn? Wij zijn wel voorstander van het verhogen van de bandbreedte. Dat hebben we al herhaaldelijk gezegd. Het meten van de impact kan geen kwaad voor de legitimiteit van het bestaan van de gekleurde SES-middelen. Acht u het – dan niet via Dataloep, maar eventueel via een andere weg – raadzaam om meer transparantie en effectiviteit te kunnen meten dan vandaag het geval is? Of vindt u dat dat vandaag niet aan de orde is?
Minister Crevits heeft het woord.
Er is eigenlijk geen band tussen wat we nu via Dataloep ter beschikking stellen en de discussie over de SES-middelen. Daarom zei ik net dat we daar niet de effectiviteit of de efficiëntie van gaan meten. We willen dat scholen inzicht kunnen krijgen in de resultaten en de informatie van de koppeling met de leerlingenkenmerken meenemen.
Wat de SES-middelen betreft, zijn er nog geen wijzigingen aangebracht op het systeem dat nu bestaat. We hebben wel alle onderzoeken. We zijn nu rustig aan het bekijken op welke manier we het systeem kunnen verbeteren. Het Rekenhof heeft een aantal suggesties gedaan rond kleuring. U weet dat ik een opdracht heb om de scholen geen extra lasten te bezorgen. Het is, zoals bij heel veel zaken in Onderwijs, een vrij genuanceerde aanpak die we proberen te volgen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Mevrouw Gennez, u hebt het over de SES-middelen. Bedoelt u daarmee de GOK-werkingsmiddelen (gelijke onderwijskansen)? Of bedoelt u de SES-omkaderingsmiddelen? Ik stel de vraag vanwege het dataproces dat daarachter zit. Het zou interessant zijn voor de scholen, of voor wie daar toegang toe heeft, om inzicht te krijgen in het aantal uren en centen dat een school krijgt en welk resultaat daarmee wordt bereikt. Ik stel in die scholen vast dat leerkrachten vaak geen zicht hebben op wat hun school aan extra omkaderingsuren krijgt vanwege de populatie, maar wel zicht hebben op het aantal extra werkingsmiddelen die scholen krijgen a rato van hun populatie. Ik stel mijn vraag in dat kader. Kan daar geen rekening mee worden gehouden wanneer een school het overzicht krijgt van zijn normale lesurenpakket en van het extra dat ze op basis van het leerlingencriterium ontvangt? Dan kunnen zij de benchmark maken, om op die manier te weten waar zij scoren en waar andere scholen scoren.
Ik kan alleen maar zeggen wat wij kunnen doen. Wij kunnen aan de scholen ter beschikking stellen wat we hebben. Dat betekent dat we kunnen terugkoppelen op basis van de leerlingenkenmerken die aan leerlingen worden gegeven. We proberen daar wat meer structuur aan te geven. Maar of de scholen daarmee verder aan de slag gaan, met de leerkrachten en zo, dat is een zaak van de school. In principe kan de school daar veel interessante informatie uit halen, dat klopt.
Mevrouw Gennez had het, denk ik, over het zinnetje in het regeerakkoord, dat stelt dat de werkingsmiddelen evolueren naar een gelijke bijdrage per leerling. Ik heb die band doorgeknipt. Wat we met Dataloep doen, is niet bedoeld om te gebruiken als instrument om daarin te gaan wijzigen. Dat is een ander debat. Ik had de vraag zo begrepen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.