Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Sanctorum heeft het woord.
Als het over dierenleed in Vlaanderen gaat, gaat het altijd over grote aantallen. In het geval van foie gras en nertsenkwekerijen gaat het gemakkelijk over duizenden dieren. Als het over onverdoofd slachten gaat, gaat het gemakkelijk over honderdduizenden dieren per jaar. Als het over varkens gaat in Vlaanderen, waar heel veel varkens worden gekweekt en heel veel vlees ook geëxporteerd wordt, dan gaat het over nog grotere aantallen. Dan gaat het gemakkelijk over miljoenen.
In de paasperiode kwam de Nederlandse dierenrechtenorganisatie Stichting Varkens in Nood met een campagne over de biggensterfte in Nederland. Ze hebben ook een aantal beelden uitgebracht die verschrikkelijk waren. Het zou gaan over 6 miljoen biggen die jaarlijks voor de slacht worden afgemaakt. De beelden lieten de gruwelijke wijze zien waarop dat gebeurt. Doorgedreven doorfokken zorgt voor zeugen met vaak meer dan dertig biggen per jaar, waardoor heel wat dieren zwakker en zieker geboren worden. De campagne van Stichting Varkens in Nood ging, zoals gezegd, gepaard met confronterende beelden die het lijden van de dieren aankaarten.
Uit het antwoord op een schriftelijke vraag van collega Engelbosch van 8 oktober 2015 blijkt dat het sterftepercentage onder biggen in Vlaanderen redelijk stabiel blijft, al was er in 2014 een lichte stijging. Wat mij in dat antwoord vooral opviel, is dat er eigenlijk weinig informatie voorhanden is over de precieze doodsoorzaken en de grote verschillen in biggensterfte tussen bedrijven onderling. Blijkbaar wordt bij biggensterfte niet geregistreerd of het gaat om perinatale of natale sterfte, sterfte tijdens de lactatie of in de batterij.
De vraag is hoe het gesteld is in Vlaanderen. Kunnen we die beelden van Stichting Varkens in Nood projecteren op de Vlaamse situatie? Vindt u het nuttig om te laten registeren of er bij biggen die sterven, sprake is van perinatale of natale sterfte, sterfte tijdens lactatie of in de batterij? Zo ja, vanaf wanneer en hoe zou u dat organiseren?
Hoe zit het met de reglementering rond euthanasie van die dieren? Als die dieren worden gedood, hoe gebeurt dat? Is er een discrepantie tussen de reglementering en de praktijk?
Hebt u overleg gepleegd met minister Schauvliege, die bevoegd is voor de landbouw? Denkt u dat er vandaag voldoende controle bestaat op de wantoestanden in de varkensteelt? Bent u in deze legislatuur nog concreet van plan om het welzijn van biggen en varkens te verbeteren?
Minister Weyts heeft het woord.
Het streefdoel moet natuurlijk zijn om de biggensterfte in haar totaliteit zo veel mogelijk te beperken, of het nu gaat om perinatale sterfte, tijdens de lactatie of in de batterij. Dat spreekt voor zich. Uit het afgeronde demonstratieproject ‘Doodgeboren biggen en uitval bij de biggen in de kraamstal’ van het Departement Landbouw en Visserij is gebleken dat de oorzaken van biggensterfte vaak heel bedrijfsgebonden zijn en afhankelijk van de specifieke situatie. Vaak ligt een combinatie van biggerelateerde, zeuggerelateerde en managementfactoren aan de basis van de biggensterfte. Als er zich een probleem voordoet, moet een en ander dus ook bedrijfsspecifiek worden bekeken.
De varkenshouders moeten momenteel al dagelijks het aantal dode dieren registreren. Die gegevens moeten ook altijd ter beschikking zijn bij controle. Als er een verhoogde biggensterfte wordt vastgesteld, moet in samenspraak met de bedrijfsdierenarts ook onderzocht worden wat de oorzaak en de concrete problematiek is. Op dat moment kan men ook besluiten om specifiek per leeftijdscategorie te gaan inventariseren hoe de sterftecijfers eruit zien. Tot hiertoe zijn er echter geen indicaties van bedrijven met een verhoogde sterfte.
De eerstelijnscontroles op het dierenwelzijn in varkensbedrijven worden uitgevoerd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV). Zo werden er in Vlaanderen in 2014 633 controles uitgevoerd. Die controles gebeuren onaangekondigd. Tijdens de controles wordt ook nagegaan of zieke dieren de nodige zorg krijgen en of weinig levensvatbare biggen op correcte wijze geëuthanaseerd worden, conform de voorschriften.
Natuurlijk weet ik dat controles altijd een momentopname zijn, maar er is een systeem dat op poten staan en vooralsnog hebben we geen vaststellingen of aanwijzingen van een grote biggensterfte. Als die zich echter zou voordoen in specifieke bedrijven, dan is er ook een systematiek om nader in te gaan op de oorzaken.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Natuurlijk bestaat de intentie om het op te volgen en om, als er inderdaad ergens een grote biggensterfte wordt vastgesteld, te zoeken naar de oorzaken. Dat neemt niet weg dat er nog altijd een behoorlijke biggensterfte is en dat die doorheen de jaren blijkbaar constant blijft, met zelfs een lichte stijging in 2014. De vraag die ik dan natuurlijk stel, is of we dat niet substantieel kunnen doen dalen. Nogmaals, ik twijfel niet aan uw intentie, of aan die controleurs van het FAVV, maar de biggensterfte blijft wel bestaan.
Ik maak me ook behoorlijk zorgen, op basis van die beelden, over de manier waarop die dieren worden gedood. Die beelden zijn dan wel in Nederland gemaakt, maar waarom zou dat zo verschillend zijn in Vlaanderen? Dat is een terechte vraag die je kunt stellen. Ik kan me voorstellen dat men er in zo’n situatie snel vanaf wil en dat er soms echt verschrikkelijke praktijken ontstaan om het te doen vooruitgaan. Ik weet dat we er niet bij elke euthanasie van elke big bij kunnen staan, maar ik vraag me wel af op welke manier dat wordt opgevolgd. Nogmaals, het is niet zo dat bij het euthanaseren van die biggen iedereen daarnaar staat te kijken en dat we zo weten wat er met die biggen gebeurt. Ik denk dat er heel veel gebeurt dat eigenlijk niet door de beugel kan. In de statistieken wordt dan aangegeven dat een big is gestorven of geëuthanaseerd, maar we hebben gewoon het raden naar de manier waarop dat gebeurt, vrees ik.
De heer Dochy heeft het woord.
Mijnheer Sanctorum, ik kan u geruststellen: de varkenshouders in Vlaanderen vandaag zijn topmanagers, anders zijn ze geen varkenshouder meer. Iedere varkenshouder zal vandaag met de meeste zorg met zijn dieren omgaan, en alles doen wat hij kan om de biggensterfte tot een absoluut minimum te beperken. Zeker in tijden van economische crisis is het belangrijk dat elke big die wordt geboren, in leven blijft en kan opgroeien tot een volwaardig varken. Dat is dan eigenlijk misschien een economische realiteit, maar daarnaast mag u ook niet onderschatten wat de relatie is tussen echte varkenshouders en die dieren. Die mensen gaan daar echt met veel zorg mee om. Ze leven ook voor een stuk tussen die dieren. Ze zorgen daar echt goed voor. Ik zal niet verhelen dat er hier of daar wel eens een exces kan zijn, maar we mogen de algemene regel zeker niet omgooien wegens een uitzondering.
Minister Weyts heeft het woord.
In Nederland doet men niet per definitie alles beter. Ik hoop dat voetbal niet de enige uitzondering is. We hebben een controlesysteem, waarbij men ook ter plaatse gaat. U zegt dat we geen zicht hebben op hoe er wordt geëuthanaseerd, bijvoorbeeld, maar de praxis wordt daadwerkelijk heel concreet gecontroleerd. Ik weet het, het zijn momentopnames, maar gelet op dat onaangekondigde controlesysteem zou je als varkenshouder toch wel goed gek moeten zijn om dat risico te lopen, denk ik. Nogmaals, het systeem is ongetwijfeld niet volledig sluitend, want het zijn momentopnames, maar het gaat toch over zes- à zevenhonderd bedrijven die jaarlijks worden gecontroleerd. Dat is toch niet min. Ik denk dus dat niemand overweegt om dat risico te lopen, zeker niet gelet op het feit dat vandaag toch heel wat investeringen op het spel staan in die sector.
De vraag om uitleg is afgehandeld.