Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Dochy heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, op 7 november 2014 bracht de Raad voor Dierenwelzijn een advies uit over de productie van foie gras in België, en meer in het bijzonder over het gebruik van alternatieve productiemethoden. Volgens de raad bestaat er enkel een Franse studie dienaangaande. Ook u verwijst naar die studie bij de bespreking van de beleidsbrief.
De onderzoekers hebben het gewicht van de lever van ganzen kunnen doen toenemen door de lichtsterkte geleidelijk aan te verminderen om zo de periode die aan de vogeltrek voorafgaat, na te bootsen. Ondanks deze bemoedigende resultaten laten de zeer grote individuele verschillen bij de afzonderlijke dieren en de toename van de productieduur nog niet toe deze techniek in de praktijk toe te passen. De studie betreft bovendien ganzen terwijl bij de Belgische productie eenden worden gebruikt.
De raad is van oordeel dat het belangrijk is dat de Belgische overheden onderzoek naar alternatieve productiemethoden aanmoedigen, met het oog op de toepassing ervan op de bedrijven. Bij gebrek aan eigen onderzoek kan de eventuele wetenschappelijke vooruitgang in het buitenland opgevolgd worden.
Ook de Raad van Europa is van mening dat de lidstaten hun verantwoordelijkheid moeten nemen in het onderzoek naar alternatieven. De aanbeveling van de Raad van Europa van 1999 bepaalt in artikel 25: “Landen die foie grasproductie toestaan moeten onderzoek aanmoedigen naar de welzijnsaspecten en naar alternatieve methoden zonder dwangvoedering.” De Raad voor Dierenwelzijn betreurt dat België nog geen dergelijk onderzoek heeft aangemoedigd. Tijdens de besprekingen van uw beleidsbrief werd zo goed als door alle fracties gevraagd naar een onderzoek over alternatieve productiewijzen voor foie gras.
In tussentijd moeten foie-grasbedrijven voldoen aan de strenge regelgeving. Het KB van 25 april 1994 legt immers strenge voorwaarden op voor veehouderijen waar ganzen of eenden onder dwang gevoederd worden.
Tijdens de besprekingen van uw beleidsbrief gaf u aan dat het Vlaamse foie-grasbedrijf geen bedreiging vormt voor het dierenwelzijn. Uit de controles in 2012 en 2013, alsook tweemaal in 2014 konden er immers geen inbreuken worden vastgesteld. Dat hebt u gezegd.
Minister, hebt u studies naar alternatieve productiemethoden uit andere landen reeds geïnventariseerd?
In Vlaanderen worden enkel eenden onder dwang gevoederd. Beschikt u in tussentijd over een studie naar alternatieve productiemethoden voor eenden? Zo ja, wat zijn de resultaten hiervan?
Zult u middelen vrijmaken voor een onderzoek naar alternatieve productiemethoden voor eenden? Zo ja, wanneer is dit onderzoek gepland? Zo nee, waarom niet?
Het Vlaamse foie-grasbedrijf blijkt geen overtredingen te hebben begaan inzake dierenwelzijn. Bent u van oordeel dat het bedrijf geen bedreiging vormt voor het dierenwelzijn?
Minister Weyts heeft het woord.
Een rechtzetting: ik heb niet gezegd dat het Vlaamse foie-grasbedrijf geen bedreiging vormt voor het dierenwelzijn. Ik heb gezegd dat er geen inbreuken tegen de huidige regelgeving werden vastgesteld.
Ik heb een overzicht van studies uitgevoerd in Frankrijk en informatie over een Hongaars onderzoek. In 2015 is een nieuw onderzoek gestart in Frankrijk met eenden. U hebt het correct geschetst, de productie in Vlaanderen en ook in de rest van Europa is vooral een productie van eendenlever, eerder dan van ganzenlever. De resultaten van dat onderzoek zijn nog niet gekend. Het opzet van de studie zou nagenoeg identiek zijn aan het onderzoek bij ganzen.
Wat eenden betreft, is in Frankrijk onderzocht of het mogelijk is om gebruik te maken van het natuurlijke gedrag van deze dieren om vóór de jaarlijkse trek reserves op te slaan in de lever door spontane inname van grotere hoeveelheden voer. Deze proeven leidden tot een toename van het levergewicht, maar niet in die mate dat de dwangvoedering overbodig werd om het minimumgewicht van de lever zoals bepaald in de Europese regelgeving te bereiken. Ook het nieuwe onderzoek zou op deze piste doorgegaan zijn.
Intussen ben ik in overleg met een Vlaamse instelling die wetenschappelijk onderzoek wil doen naar alternatieve productiemethoden of alleszins naar methoden om tot een gelijkaardig product te komen. We bespreken ook wat dit budgettair moet betekenen, want dat kost natuurlijk geld.
Ik moet nog vermelden dat de Europese minimumnorm het ontwikkelen van een alternatieve productiemethode natuurlijk bemoeilijkt. De lat ligt zo hoog en werd nog verhoogd in 2006, het gewicht werd nog eens opgedreven, om te worden erkend of om het label ‘foie gras’ te krijgen. De regelgeving stimuleert eigenlijk de dwangvoeding en remt de ontwikkeling van alternatieven af.
De heer Dochy heeft het woord.
De lever moet inderdaad in een bepaalde mate vervet zijn, anders is het geen foie gras. Het is misschien wel een kwalitatief product, maar geen foie gras. Het moet niet allemaal foie gras zijn, er mogen ook andere producten op de markt komen. Dat is niet de discussie.
Foie gras is een traditie, nog meer in andere landen dan in België. Onze uitdrukkelijke vraag is om mee de kar van het onderzoek te trekken. We moeten niet alles zelf doen. We moeten vooral goed kijken wat er in andere landen gebeurt. We moeten onze instellingen ook aanzetten in samenwerking met de kweker in Vlaanderen om te komen tot betere alternatieven.
Ik heb met de kweker gesproken. Hij is evenmin vragende partij om de ‘gavage’ te blijven toepassen als er een goed alternatief is, maar dat moeten we samen dus zoeken. Zolang dat er niet is, zitten we met die noodzaak om de vervetting van de lever te verkrijgen. Daar is maar één mogelijkheid toe, en dat is die gavage.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, we hebben recent nog schriftelijke vragen ingediend over dit thema. Ik vind het vooral belangrijk, en ik weet dat u die mening deelt, dat we de consument de keuze geven tussen foie gras die al dan niet via dwangvoederen tot stand komt. Ik deel helemaal uw mening dat een groot deel van de oplossing ligt in de Europese minimumnorm. Ik herinner me dat u begin januari 2015 een vraag gericht hebt tot de Europese Commissie om een debat te voeren over de verlaging van die norm. Dat is eigenlijk een bijkomende vraag, wat was het antwoord daarop? Wat is daar de stand van zaken?
Daarnaast is het positief dat we de onderzoeken naar alternatieven in het buitenland nauwgezet opvolgen. Als onze eigen middelen beperkt zijn, kunnen we via die weg informatie krijgen.
U zegt altijd dat het budget van Dierenwelzijn voor onderzoek heel beperkt is. Vorig jaar stelden de heer Engelbosch en ikzelf daar een vraag om uitleg over. U zei dat het onderzoeksbudget voor 2015 al vastlag. Hoe zit het voor dit jaar? Kan er budget worden vrijgemaakt om onderzoek naar alternatieven te financieren? Waar gaat het budget anders naartoe?
De heer Sanctorum heeft het woord.
Ik heb net aan de heer Dochy een pluim gegeven bij de discussie over de nertsenkwekerij. Dat was gemeend, maar nu ben ik het niet met u eens, collega.
Ik vind dat u een beetje een vreemde stelling inneemt. Er worden geen inbreuken vastgesteld op de wetgeving rond dierenwelzijn, dus is er geen probleem volgens u. Wetenschap en wetgeving zijn twee verschillende zaken, hoor. De Dierenwelzijnswet uit 1986 werd meerdere keren aangepast en zit vol zaken die het leed eigenlijk toestaan, en dwangvoederen is daar nu net een ‘mooi’ voorbeeld van. De wetenschappelijke bewijslast dat dwangvoederen voor leed zorgt bij eenden en ganzen, is torenhoog.
Ik ben altijd voor onderzoek. Als er een alternatief gevonden wordt voor dwangvoederen, des te beter. Mijn mening is dat we niet moeten wachten op een alternatief. Het dwangvoederen gebeurt al heel lang. Om eerlijk te zijn, het wetenschappelijk onderzoek naar alternatieven wordt vaak misbruikt om de zaak te kunnen voortzetten. Intussen gebeurt er eigenlijk niets en ineens zijn we tien jaar verder. In dit geval blijven we de gavage toestaan. We moeten af van het dwangvoederen in Vlaanderen, ook al gaat het maar over één bedrijf.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Ik kan me volledig aansluiten bij de heer Sanctorum. Ik ging ongeveer hetzelfde zeggen. Ik herinner me ook de vraag om uitleg waarin we gepleit hebben om financiële middelen vrij te maken voor onderzoek naar alternatieven. Er is al een studie, al zijn de resultaten nog niet binnen, daarom zie ik geen reden om vanuit Vlaanderen nog eens middelen te spenderen aan dezelfde studie om dezelfde resultaten te krijgen. Dat lijkt me een beetje te gek. Ik zou gewoon de resultaten van die studie afwachten.
Inderdaad, het wil niet zeggen omdat er geen overtreding van de huidige normen wordt vastgesteld, dat het dierenwelzijn niet in het gedrang zou komen. Ik heb dat bedrijf bezocht. Ik heb het dwangvoederen gezien. Met de beste wil van de wereld, met welk argument ook, kunt u mij niet wijsmaken dat daar het dierenwelzijn wordt gerespecteerd, los van de normen, die blijkbaar absoluut niet streng genoeg zijn. Daarover bestaat geen discussie. Dat is onwaardig in deze maatschappij.
Het probleem bevindt zich inderdaad op Europees niveau. Zolang het gewicht niet wordt verlaagd dat een foie gras moet hebben, zitten we met een probleem.
Er is een Franse studie met ganzen geweest. De vraag is of de smaak afhankelijk is van het gewicht van de lever of van het vetpercentage. Blijkbaar werd in een studie wel het vetpercentage bereikt, zonder dat het minimale gewicht bereikt werd. Misschien moet daar op Europees dan ook verder op ingezet worden, want zolang de norm daar niet gehaald wordt, zul je hier met dat soort dwangvoeren blijven zitten.
Daarnet hadden we het over de nertsen. Daar gaat het maar om zeventien bedrijven die we moeten uitkopen of waar we naar een uitdoofbeleid moeten gaan. Nu, we hebben maar één foie-graskwekerij. Ik stel voor om dat bedrijf daar gewoon bij te doen, en er zo voor te zorgen dat dit ook stopt in Vlaanderen, want dit is echt niet diervriendelijk.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, kunt u zich nog even verduidelijken met betrekking tot het onderzoek naar de alternatieve productiemethode? Ik had begrepen dat u dat wilt doen, maar ik hoor collega Engelbosch zeggen dat er vanuit Vlaanderen beter geen geld meer naartoe gaat. Ik zou daar graag verduidelijking over krijgen. Het is heel belangrijk om de budgettaire consequenties en dergelijke te kennen. Kunt u even het standpunt verduidelijken, zodat daar achteraf geen discussies over kunnen zijn?
U wilt naar Europa stappen om een lagere grens voor het gewicht van de levers te bepleiten. In tegenstelling tot de nertskwekerijen, waarvan er geen zijn in Wallonië, zijn er wel vijf foie-graskwekerijen in Wallonië. Zit u op dezelfde golflengte met Wallonië en Brussel over dit dossier en dit standpunt?
Minister Weyts heeft het woord.
Mevrouw De Vroe, ik heb daar geen overleg over gehad met de andere twee gewesten.
Mevrouw Robeyns, het standpunt van de Europese Commissie en het antwoord dat men mij toen heeft gegeven, was de verwijzing naar het vastleggen van de handelsnormen in 2016, en de verwijzing naar de aanbeveling van de Raad van Europa dat lidstaten onderzoek stimuleren. Veel concreter dan dat was het niet, maar het is toch belangrijk dat de handelsnormen voor pluimvee dit jaar onder revisie zijn in Europees kader.
Wat het budget en het wetenschappelijk onderzoek betreft, klopt het dat er wat vastleggingen zijn, maar ik zal trachten daar wat budgettaire creativiteit aan de dag te leggen, zodat we, als we rondkomen en als er dit jaar al uitgaven moeten gebeuren, wat ook niet zeker is, dat alsnog gefinancierd kunnen krijgen. Ik wil wel samen met de betrokken instelling, en vervolgens met een bevraging van de andere instellingen, bekijken of we zulk onderzoek effectief kunnen uitrollen.
De heer Dochy heeft het woord.
Ik ben blij met het engagement van de minister om dat onderzoek verder op te volgen en in Vlaanderen te stimuleren. Ik pleit in elk geval voor een duidelijk gesprek en overleg met de betrokken foie-graskweker in Vlaanderen.
Ten aanzien van collega’s Engelbosch en Sanctorum wil ik nog opmerken dat iemand die 120 kilometer per uur rijdt op de autosnelweg, bezwaarlijk als een snelheidsduivel kan worden beschouwd. Er zijn regels, en als die nageleefd worden, doet die persoon wat hij moet doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.