Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, handhaving is en blijft in elk beleidsdomein een moeilijk sluitstuk van elke regelgeving. In de periode 2009 tot en met 2013 werden jaarlijks ongeveer 2900 bouwinbreuken vastgesteld. Het aantal schommelt wat per jaar, maar blijft relatief constant sinds 1998. Ook binnen de verschillende provincies zijn er weinig aardverschuivingen vast te stellen.
Uit het antwoord op mijn recente schriftelijke vraag moet ik echter afleiden dat het aantal pv’s de laatste twee jaar wel spectaculair is gedaald. In 2014 was er bijna een halvering van het aantal pv’s en van het aantal stilleggingen.
De commissie Leefmilieu besprak op 20 oktober het Handhavingsprogramma Ruimtelijke Ordening. Het werd intussen ook goedgekeurd in de plenaire vergadering. We kennen de partners in het handhavingsbeleid: Vlaanderen, de gemeenten en de parketten nemen elk hun verantwoordelijkheid op en bepalen de prioriteiten die ze willen leggen inzake handhaving.
De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening bepaalt ook dat gemeentelijke ambtenaren bevoegd zijn of kunnen zijn voor de opmaak van processen-verbaal indien ze door de gouverneur zijn aangewezen. Uit uw antwoord op mijn schriftelijke vraag heb ik begrepen dat door de jaren heen 243 gemeentelijke ambtenaren ooit die bevoegdheid toebedeeld kregen door de gouverneurs. U gaf al aan dat u niet voor 100 procent zeker weet of dat cijfer ondertussen niet is gewijzigd, bijvoorbeeld doordat mensen met pensioen zijn gegaan.
Opvallend is het heel grote verschil tussen de provincies: in West-Vlaanderen zijn er amper 19 gemeentelijke inspecteurs op 64 gemeenten, terwijl Antwerpen 113 inspecteurs heeft op 70 gemeenten. U zult misschien zeggen dat de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) zou zeggen dat de West-Vlamingen braver zijn dan de Antwerpenaren. (Rumoer)
En dat zal ook wel zo zijn, maar het is toch een opvallend verschil.
Uit antwoorden die u ooit gaf, ook aan collega’s, blijkt dat in 2012 70 procent van het aantal vaststellingen en pv’s werd gedaan door gemeentelijke ambtenaren en 30 procent door de Vlaamse Inspectie Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO). Ik weet niet of die verhouding intussen is gewijzigd, maar ik neem aan dat het algemene kader hetzelfde is gebleven en dat het de gemeenten zijn die in eerste instantie de vinger aan de pols houden of zouden moeten houden.
Minister, welke verklaringen zijn er volgens u voor die spectaculaire daling van het aantal processen-verbaal en het aantal stakingsbevelen sinds 2014?
Stellen we de daling zowel vast ten aanzien van het aantal pv’s en stakingsbevelen door de gewestelijk inspecteurs als van pv’s opgesteld door de lokale besturen? Weet u of de 70/30-verhouding nog altijd ongewijzigd is? Wat is de verhouding voor de jaren 2014 en 2015?
Volgens het Handhavingsprogramma Ruimtelijke Ordening is handhaving een gedeelde bevoegdheid. Het is toch wel verbazend dat Vlaanderen geen accuraat overzicht heeft van het aantal gemeentelijke ambtenaren dat verbaliserende bevoegdheid heeft? Het lijkt me nuttig dat Vlaanderen dit overzicht heeft, het gaat immers over een partnerschap.
Bent u van mening dat het mogelijk is voor lokale besturen om de handhaving te laten gebeuren door dezelfde ambtenaar die tegelijk instaat voor het vergunningenbeleid? Ik weet dat dat ook een discussie is op het lokale vlak en dat er verschillende meningen over bestaan. Ik zou daar graag uw mening over kennen.
Als zou blijken dat bepaalde gemeenten niet doen wat wij van hen verwachten maar ook niet doen wat de inwoners verwachten, namelijk dat iedereen gelijk wordt behandeld en dat de handhaving correct gebeurt, gaat u daar dan tegen optreden?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, een van de verklaringen van de vermindering van de stakingsbevelen is te vinden in een aantal uitspraken, onder meer van het Hof van Cassatie, waarin sprake is van een fout gebruik. Die uitspraken dateren van 2013. Vanaf dan zijn die stakingsbevelen ook veel minder opgelegd. In 2014 werd er een omzendbrief opgemaakt om het gebruik van de stakingsbevelen duidelijker te omschrijven. Dat heeft natuurlijk de dalende trend aangewakkerd. In de omzendbrief staat dat als je een stakingsbevel oplegt, dat op korte termijn moet. Het is een maatregel die scherp preventief moet werken. Het is de bedoeling dat de werken stoppen.
Op basis van de cijfers van het dossierbehandelingssysteem stel ik, samen met u, een daling van het aantal processen-verbaal en het aantal stilleggingen vast. Dat geldt zowel voor het gewest als de lokale besturen. De gemeentelijke processen-verbaal en stilleggingen gaan uit van de gemeentelijke handhavingsambtenaren maar ook van de lokale politie.
Het aandeel van de gemeenten in het totaal van de processen-verbaal bedroeg in 2013 71 procent. Dat is geëvolueerd naar 63 procent in 2014. In 2013 maakten de gemeentelijke stilleggingen 78 procent uit van de totaliteit. Voor 2015 hebben we de uitgesplitste cijfers nog niet omdat ze nu worden verzameld en pas in de loop van maart bekend zullen zijn.
Enkel de aanduidingen worden doorgegeven door de provinciegouverneurs. De pensioneringen of ontslagen worden niet meegedeeld, zoals ik ook heb gezegd in antwoord op uw schriftelijke vraag.
De monitoring van het Vlaams handhavingsbeleid focust op output zeker wat lokale besturen betreft, gelet op het principe van de subsidiariteit dat daarnet aan bod is gekomen. Ze bepalen zelf hoe ze de handhaving realiseren. Dat kan via een eigen verbaliserend korps of via een samenwerking met politie. We leggen dus geen specifieke maatregelen of verplichtingen op.
In het kader van het Handhavingsrapport Ruimtelijke Ordening loopt er een rondvraag bij de individuele steden en gemeenten om een mooi overzicht te krijgen van de gemeentelijke verbalisanten. Daarbij wordt in de vraagstelling een specifiek onderscheid gemaakt tussen verbalisanten van de eigen gemeenten of bijvoorbeeld van een intergemeentelijke vereniging of een politiezone. Dat zal dus meer klaarheid brengen.
Het behoort dus tot de autonome keuze van de gemeente om uit te maken wie zij als ambtenaar aanstelt en of er al dan niet onverenigbaarheden zijn. Het zal veelal afhangen van de omgeving, maar ook van de omvang van de diensten die zich met het pakket bezighouden. Wanneer het uitoefenen van drie facetten in één persoon een probleem kan stellen, kan dus bovenlokaal een oplossing worden geboden. We denken bijvoorbeeld aan een intergemeentelijke samenwerking.
De samenwerking tussen de lokale besturen en de gewestelijke overheid is gebaseerd op een partnerschap en subsidiariteit. Zo wordt in het handhavingsprogramma ruimtelijke ordening aan de lokale besturen de ruimte gegeven om eigen prioriteiten uit te voeren en die ook op te maken. In het kader van de evaluatie van de gewestelijke handhaving zal die van de lokale besturen worden meegenomen.
Als men zelf kan plannen en vergunnen, is het logisch dat men ook zelf actief kan handhaven. De wijze waarop dit gebeurt, wordt dus door de gemeenten zelf bepaald. Het handhavingsprogramma en het Handhavingsdecreet bieden de mogelijkheid om intergemeentelijk samen te werken.
Er is een heel grote diversiteit in lokale besturen. Vaak neemt men effectief maatregelen rond handhaving, maar dat wordt niet altijd in cijfers uitgedrukt omdat het vaak ook preventief is. Er kan wel worden vastgesteld dat zowel het maatschappelijk als het bestuurlijk draagvlak voor een actieve handhaving is toegenomen. Mensen zijn zich terdege bewust van het feit dat bouwovertredingen zomaar niet kunnen.
In het regeerakkoord is heel uitdrukkelijk gekozen om de lokale autonomie en de subsidiariteit ten volle te laten spelen. Inzake Ruimtelijke Ordening hebben we die slinger al in de richting van de lokale besturen gestuurd. Ik veronderstel dat we dat niet zullen terugschroeven terwijl we op tal van andere domeinen die autonomie en subsidiariteit net versterken.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. De keuze om de lokale besturen meer verantwoordelijkheden te geven, is zeer bewust. Ze is verankerd in het regeerakkoord en tal van andere documenten die we de voorbije jaren hebben opgesteld. Ze geldt voor alle terreinen, niet alleen voor Ruimtelijke Ordening, maar ook voor Leefmilieu en Erfgoed.
Alleen vind ik dat, als ze die verantwoordelijkheden krijgen, ze die ook moeten opnemen. Het is niet alleen belangrijk dat we een goede ruimtelijke ordening hebben en dat we een goed milieu- en erfgoedbeleid hebben, ook lokaal, maar het is ook een kwestie van rechtvaardigheid. Wie zich aan de regeltjes houdt en daar zijn best voor doet, wordt er meestal niet vrolijker van als hij ziet dat zijn buur, die er zijn voeten aan veegt, ongemoeid wordt gelaten. Dat is een verantwoordelijkheid die de gemeenten krijgen en moeten waarmaken. Anders heb ik daar wel een probleem mee.
U zegt dat het draagvlak is toegenomen, ook lokaal. Dat kan wel, maar dat staat dan toch een beetje in contrast met het feit dat het aantal pv’s op amper twee jaar tijd terugloopt tot de helft. Ik heb de verklaring nog niet helemaal vast. De VVSG zegt in de pers dat de burger gewoon braver geworden is. Er wordt ook gezegd dat men banger is, omdat het bij verkoop en zo gaat meespelen, wat vroeger veel minder het geval was.
Ik hoop dat dat de juiste verklaringen zijn, maar ik vrees toch ook dat het te maken heeft met het feit dat de gemeenten heel dicht bij de mensen staan. Dat is goed voor heel wat dingen, maar daardoor zijn ze ook wat geremd om op te treden. De ambtenaren doen dat niet graag. Ik ben zelf schepen van Ruimtelijke Ordening geweest. Ambtenaren staan niet te springen om bij mensen, die ze meestal kennen, een pv te gaan opstellen, tenzij het natuurlijk iemand is met een vreselijk slecht karakter, maar die bestaan bijna niet onder ambtenaren. (Gelach)
Het lijkt me toch dat we in de gaten moeten houden hoe dat verder evolueert, minister. Een beleid dat we jarenlang hebben opgebouwd vanuit Vlaanderen, mogen we niet in een paar jaar tijd volledig zien afbrokkelen, doordat degenen aan wie we de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid geven, dat niet zouden invullen.
Minister, er zullen inderdaad verschillende mensen de wenkbrauwen gefronst hebben bij het zien van de cijfers in deze vraagstelling. Er is sprake van een halvering van het aantal vaststellingen. Ik denk dat er mogelijk wel degelijk een wending is gebeurd. Handhaving staat de afgelopen jaren immers meer en meer op de agenda. Maar een halvering is toch een grote sprong. Het is dan ook logisch dat men zich afvraagt waar die grote stap ineens vandaan komt. Het is inderdaad zaak om dat goed op te volgen.
Dat lokale besturen hun opdracht niet serieus zouden nemen, dat zou ik daar niet zomaar willen of durven uit concluderen. Op elk forum en bij elke bespreking die je met lokale bestuurders en gemeenten en zo meer hebt, merk je immers dat het een thema is dat meer op de voorgrond ligt. Wat ik wel ervaar, is dat een snelle opvolging nadat er een vaststelling gebeurd is en/of een eventuele wisselwerking en samenwerking met hogere overheden belangrijke aandachtspunten blijven. Het klopt dat de lokale besturen een verantwoordelijkheid moeten dragen, en we mogen dat benadrukken, maar wisselwerking en samenwerking blijven belangrijk.
In het handhavingsprogramma is opgenomen dat er eventueel mogelijkheden zijn om gemeenten financieel te stimuleren in hun handhavingstaak. Wat is de stand van zaken op dat punt? Zijn daar effectief mogelijkheden? Hoe ziet u de toekomst daarvan? Dat was immers een punt in het handhavingsprogramma waar ook lokale besturen naar uitkeken.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Rombouts, we hebben inderdaad een studie laten uitvoeren naar de financiering van lokale besturen, onder andere wat de handhaving betreft. Die opdracht is klaar, de resultaten zijn er. We zijn nu aan het bekijken hoe we dat eventueel kunnen implementeren en hoe we ermee aan de slag kunnen.
De heer Vandaele heeft het woord.
Ik wil nog eens beklemtonen dat intergemeentelijke samenwerking een oplossing kan zijn voor de handhaving. We moeten zeker op dat spoor doorgaan. Enerzijds heb je het feit dat niet alle gemeenten daarvoor geëquipeerd zijn, anderzijds hebben zowel politici als ambtenaren er niet altijd zin in, omdat ze te dicht bij de mensen staan. Dat kun je met die intergemeentelijke samenwerking al voor een deel opvangen.
Collega Rombouts had het over de middelen van het handhavingsbeleid en het herstelfonds. Wij hebben er inderdaad niets op tegen dat er eens gekeken wordt of een deel daarvan richting de gemeenten kan gaan als ondersteuning van de lokale handhaving, maar dan koppel ik daar wel onmiddellijk aan vast dat dat heel concreet moet zijn en dat het de handhaving ook effectief ten goede moet komen. Eerst moeten ze tonen dat ze het echt wel menen, want als het is om het beleid te ondersteunen dat ik meen te kunnen afleiden uit de cijfers, dan zijn ze niet goed bezig en moeten ze daar momenteel ook niet voor beloond worden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.