Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Dit is een vraag om uitleg van 14 oktober, maar eigenlijk is het een herhaling.
Ondertussen heb ik die materie al enkele keren aangehaald. Het is daarom nogal nutteloos om de hele vraag om uitleg opnieuw te stellen. De vragen zijn al gesteld, minister, en u bent het ermee eens dat er een tekort is aan administratieve ondersteuning in de basisscholen. U bent ervan overtuigd dat er een gelijkstelling moet zijn. We hebben dat daarnet al besproken.
Per hoeveel leerlingen heeft het secundair onderwijs recht op een administratief medewerker, per hoeveel leerlingen in het basisonderwijs? Ik ben ondertussen twee maanden actief in het parlement en heb dat kunnen uitzoeken. Dit is dus een achterhaalde vraag.
Minister Crevits heeft het woord.
Dit is een oud zeer. Er werd verwezen naar een reactie van mijn voorganger op de resultaten van het onderzoek van het Rekenhof. Ik citeer hem: “Het is niet onlogisch dat er een verschil blijft omdat een basisschool en een secundaire school qua structuurorganisatie en profiel van leerlingenpopulatie niet gelijk zijn.”
Ik heb die regels niet uitgevonden. Het stond op papier. U hebt er niets mee te maken en ik ook niet, maar het is wel de realiteit. Ik ben het met die uitspraak eens en niet eens. De vraag is of die verschillen gerechtvaardigd zijn, want die zijn wel vrij groot.
Het basisonderwijs is een zeer cruciaal onderwijsniveau. Als het over besparingen gaat, dan proberen we dat niveau zoveel mogelijk te ontzien. U vraagt of ik me zal inzetten om die gelijkheid beter te realiseren. Het antwoord is ja, uitroepteken.
Uw voorganger zei dat het basisonderwijs en het secundair onderwijs niet gelijk zijn. Dat is ook wel zo. Je kunt niet alles op dezelfde leest schoeien, want er wordt op een andere manier gewerkt. Daar had hij wel een punt. Ik heb mijn punt voldoende duidelijk gemaakt en ik zal er zeker voor blijven ijveren.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, ik wil hier even verwijzen naar mijn vraag om uitleg van 5 maart vorig jaar. Ik vroeg naar de administratieve vereenvoudiging ten voordele van de directies in het basisonderwijs. U gaf net als nu aan dat u die bezorgdheid deelde. U gaf ook een korte opsomming van enkele gerealiseerde kleine planlastverminderingen, die positief werden onthaald. U zei dat er nog meer werk aan de winkel was. De vraag werd ook aan de inspectie doorgespeeld, aangezien doorlichtingen een enorme planlast veroorzaken en u verwees naar het uitgangspunt van de beleidsnota, namelijk het basisvertrouwen dat we aan scholen geven om hun interne kwaliteit te waarborgen. Op welke manier heeft de onderwijsinspectie aangegeven te kunnen bijdragen tot een al dan niet kleine planlastvermindering?
Minister, in uw antwoord verwees u naar operatie Tarra. Bij de bespreking van de beleidsbrief heb ik gevraagd naar de opvolging van het planlastenonderzoek. U zei dat u verwachtte dat het onderzoek in januari aan de commissie zou worden voorgesteld. Die resultaten zijn een belangrijk onderdeel van dit dossier.
Minister, u kaartte ook aan dat de versterking van de bestuurlijke samenwerking en schaalvergroting een positief effect zou kunnen hebben op die planlast in het onderwijs. Zijn daarvoor al stappen ondernomen?
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, dit is een interessante vraag. Ik zal niet naar een bloemlezing uit antwoorden verwijzen, maar ik verwijs wel naar een interessante studiedag op 3 april 2014. Sommigen onder u en ikzelf waren aanwezig. Toen werd de problematiek voorgelegd aan de verschillende politieke partijen vanuit de directies basisonderwijs, weliswaar van de katholieke koepel.
Mevrouw Krekels, over wat uw partij daar verteld heeft, kan de heer Van Dijck u meer vertellen, hij was ook aanwezig. Ik zal hem dus niet citeren.
Mijnheer Vandenberghe, het lijkt me wel interessant om te vertellen wat sp.a er heeft gezegd. De woordvoerders waren Bruno Tobback en Kathleen Deckx, toch niet van de minsten. Ik lees in het verslag van Forum: “Sp.a denkt heil te kunnen vinden in de bestuurlijke schaalvergroting zodat bepaalde taken over de scholen heen kunnen ingericht worden”. En in het verslag van de Vereniging voor Directies Basisonderwijs van het Gemeenschapsonderwijs (VIRBO) staat: “Ze zien vooral heil in een bestuurlijke schaalvergroting en planlastvermindering: de opdracht van de directeur ontlasten door het centraliseren van taken in de scholengemeenschap. Daarom willen zij de scholengemeenschap versterken. Ik geef het u maar mee om aan te tonen dat er geen eenvoudige oplossingen zijn voor complexe problemen.
Maar laat het duidelijk zijn, minister, dat ik de fundamentele bezorgdheid van de collega terecht vind. Het is ook onze bezorgdheid, maar simpele oplossingen liggen niet onmiddellijk voor het rapen.
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Krekels, u was er misschien niet de hele tijd. Ik heb deze voormiddag al een paar keer gezegd dat de resultaten van Tarra hier worden voorgesteld zodra de commissie er tijd voor heeft. Dan kunnen we ermee aan de slag.
Er werd gevraagd naar een voorbeeld van wat de inspectie al heeft gedaan. Heel simpel: bij het openen van een nieuwe, extra vestiging gaat de inspectie niet meer op voorhand langs. Opengaan mag, de inspectie wordt opgenomen in de algemene inspectie. Dit is een klein voorbeeldje, maar dit is voor de scholen niet onbelangrijk. We gaan er dus van uit dat scholen die al een goede werking hebben en een extra vestiging openen, dat op een goede manier zullen doen. De basis is vertrouwen.
Bij alles wat we loslaten in Onderwijs, komt er onmiddellijk een golf vragen over wat er in de plaats komt, denkt u maar aan het ziektebriefje. Als het antwoord daarop “niets” is, kijkt men heel verwonderd, dat is ook het geval bij de vestigingen. We moeten dit durven doen in een aantal gevallen: loslaten en vertrouwen geven.
We zijn aan het werken aan een inspectie 2.0. Mijn lijn daarbij is duidelijk: er moeten maar gegevens worden bijgehouden die iemand ook voor zichzelf zou bijhouden of waarvan men weet dat wanneer ze aan de overheid worden gegeven, ze die ook terug zullen krijgen om ze te gebruiken. Het mooiste voorbeeld hiervan zijn de leerlingvolgsystemen. De resultaten van de leerlingen in het hoger onderwijs gaan nu terug naar alle scholen. Wij publiceren ze niet, we kunnen dat ook niet doen. De school is zelf in staat om te bekijken hoe de eigen leerlingen het doen in het hoger onderwijs. Ik heb al complimentjes gekregen van directeurs uit het secundair onderwijs. Ze zeggen me: “Fantastisch, de Vlaamse overheid doet het beter dan dat wij het als school ooit zouden kunnen doen.” Dit is nog maar het eerste of tweede jaar dat het gebeurt, maar het zijn kleine dingen die zin geven aan het bijhouden en doorgeven van bepaalde gegevens. We doen er iets mee. We geven ze terug en de school kan er actief mee werken. Dat is ook Tarra voor mij: er zin aan geven.
Mijnheer De Meyer, u vulde aan wat ik ook al zei: er bestaan inderdaad geen wonderoplossingen. Afhankelijk van de samenstelling van de regering zegt een partij het ene of het andere, maar ik denk dat we over de partijgrenzen heen de bezorgdheid delen dat een directeur professioneel is en moet kunnen doen waar hij voor aangesteld wordt. En in het onderwijs heeft dat natuurlijk in grote mate te maken met de pedagogische opdracht die de school heeft.
Ik zal me echt inspannen om verbeteringen aan te brengen en om voor wat soelaas te zorgen.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Het bijhouden van de cijfergegevens van basisonderwijs naar secundair onderwijs is ook al veel verbeterd. Ook daar heeft de Vlaamse overheid al een grote stap vooruit gezet.
Ja, we moeten daar veel meer op inzetten, anders is het zo zinloos. Papieren bijhouden, papieren klaarleggen en gegevens doorspelen: iedereen doet het, maar op den duur vraagt niemand zich nog af wat het nut ervan is. De administratie investeert enorm in het automatiseren, want dan moeten de scholen dat niet meer doen, dan kunnen ze gebruikmaken van onze data en dan kunnen ze er op hun eigen manier mee werken. Dat is cruciaal in de strijd tegen de planlasten.
Maar dan zijn er leerkrachten die me vertellen dat ze het vroeger veel gemakkelijker vonden om de aanwezigheden in een boekje te noteren. Met digitaal ingevulde gegevens kan echter heel veel meer gedaan worden.
Het wennen duurt maar een jaar…
Ik weet het wel, maar geen elke verandering in Onderwijs is gemakkelijk. We moeten ook zuinig zijn met wat we veranderen. En als we veranderen, moeten we duidelijk maken wat de meerwaarde van die verandering is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.