Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
De bachelor in de verpleegkunde wordt binnenkort verlengd van een drie- naar een vierjarige opleiding. Dit wegens de toenemende complexiteit van het beroep en ook het feit dat Europa heel wat eisen oplegt aan de opleiding. Ook in de bachelor vroedkunde stijgt de complexiteit. Hier zijn heel wat stage-uren en praktijkuren vereist, en is er bovendien de recente uitbreiding van de bevoegdheden van de vroedvrouw. Blijkbaar is het ook zo dat in de meeste andere Europese landen men minstens vier jaar moet studeren om vroedvrouw te worden, en duurt het in de praktijk voor Vlaamse studenten ook vaak vier jaar. Onder andere de Arteveldehogeschool en een aantal mensen die daarover een opiniestuk hebben geschreven, zijn van mening dat ook de opleiding tot bachelor in de vroedkunde het best verlengd zou worden tot vier jaar om studenten alle nodige competenties te laten verwerven. Een opiniestuk hierover kon op de website van de Arteveldeschool worden geraadpleegd.
Minister, overweegt u ook de bachelor in de vroedkunde te verlengen met één jaar? Zo niet, hoe rijmt u dit met de toenemende bevoegdheden voor de beroepsbeoefenaars en met de toenemende complexiteit van het beroep? Zo ja, welke timing en welk stappenplan zult u volgen?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Meuleman, dit is een zeer interessante vraag. Beroepsverenigingen komen zeer regelmatig pleiten om een opleiding aan te passen aan de actualiteit. Daarbij wordt vaak verwezen naar het buitenland. Zo ook pleit de beroepsvereniging van de vroedvrouwen al twintig jaar voor een verlenging van de studieduur. Dat alleen is natuurlijk geen reden om daartoe over te gaan. We moeten zuinig zijn met het verlengen van het aantal studiejaren voor opleidingen. Wat we met de verpleegkunde hebben gedaan, mag wat mij betreft geen sneeuwbaleffect genereren voor allerlei opleidingen die vinden dat de studieduur moet verlengen. Ik heb ondertussen al vragen in die zin gekregen van andere opleidingen.
De studieduur van de bachelor verpleegkunde wordt verlengd op basis van artikel II.161 van de Codex Hoger Onderwijs. Voor de gezondheidszorgberoepen bestaat een Europese richtlijn die bepalingen bevat over de opleidingen tot deze beroepen. Van die richtlijn wordt in 2016 een nieuwe versie van kracht. Bij de accreditatie van een opleiding moet de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) ook expliciet checken of die opleiding voldoet aan de Europese vereisten.
Voor zowel de bachelor verpleegkunde als de bachelor vroedkunde heeft de NVAO bij de vorige visitaties aan de visitatiecommissie gevraagd om de conformiteit aan de Europese richtlijn expliciet te checken. In beide gevallen heeft dit geleid tot een aanvullend visitatierapport. Die rapporten werden gepubliceerd in april en februari 2015, en zijn beschikbaar op de website van de Vlaamse Universiteiten en Hogescholen Raad (VLUHR): www.vluhr.be/rapporten.
Voor de opleiding verpleegkunde heeft de visitatiecommissie vastgesteld dat die niet kon voldoen aan de Europese richtlijn. Daarom is de taskforce opgestart en is er uiteindelijk besloten om in een extra jaar te voorzien. En nu komt het, mevrouw Meuleman: bij de opleiding vroedkunde heeft de visitatiecommissie vastgesteld dat er zich geen probleem voordoet met betrekking tot het behalen van de Europese richtlijn. Er is dus geen aanleiding om op basis van hetzelfde artikel van de Codex Hoger Onderwijs over te gaan tot een verlenging van de opleiding vroedkunde. De reden om het wel te doen bij verpleegkunde is er niet bij de opleiding vroedkunde.
Dat wil niet zeggen dat ik ongevoelig ben voor de argumenten van de opleiding vroedkunde. We zijn daarover in overleg met de hogescholen en het werkveld. Het is eveneens zo dat vroedkunde en verpleegkunde verwant zijn met elkaar. Tot twintig jaar geleden waren het varianten van dezelfde opleiding. Maar voor een automatische koppeling van de twee op het vlak van studieduur is er momenteel geen reden. Dat kan ook niet omdat het ene een positieve evaluatie heeft gekregen, terwijl het andere een evaluatie kreeg die zegt dat we dit niet kunnen realiseren. Dit moet opleiding per opleiding worden bekeken.
Dus: ja, we overleggen, maar neen, uit de verlenging van de opleiding verpleegkunde volgt helemaal niet automatisch de noodzaak tot de verlenging van de opleiding vroedkunde.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik heb een bijkomende vraag. Ik heb daar geen bijzonder uitgesproken mening over. Maar ik vond toch dat er gelijkenissen zijn tussen beide opleidingen en dat er heel wat praktijk wordt verwacht. In het opiniestuk stond ook: “Daarbij komt nog dat de wetgever recente beroepsbevoegdheden van de vroedvrouw uitgebreid heeft, onder andere met de bevoegdheid om een aantal geneesmiddelen voor te schrijven. Bijgevolg zijn ook de opleidingsvereisten veranderd en complexer geworden, en is het moeilijker geworden.” Ik vroeg mij af of die opleidingsdoorlichting is gebeurd voor die bevoegdheden erbij zijn gekomen. Dat zou de zaak kunnen veranderen.
De heer De Meyer heeft het woord.
Collega’s, wat in dit kader niet onbelangrijk is, is artikel 149 van de Gezondheidswet van 10 april 2014. Daarin worden heel specifiek een aantal bepalingen vastgelegd inzake vroedvrouwen en vroedmannen. Er wordt ook een duidelijk onderscheid gemaakt tussen verpleegkundigen enerzijds en vroedvrouwen en vroedmannen anderzijds. Bij een discussie over deze aangelegenheid in het federaal parlement heeft minister De Block gezegd dat er een afsplitsing werd gemaakt tussen de competenties van vroedkundigen en verpleegkundigen. Zij vond dat een goede zaak. Zij wijst er ook op dat voor wat betreft de opleiding vroedkunde er zelfs een aantal elementen, die tot nu toe in de opleiding zaten, mogelijk in de toekomst niet meer zouden moeten inzitten, en dat er mogelijk een aantal nieuwe elementen wel zouden worden opgenomen. Ik geef dit alleen maar ter aanvulling.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, ik onderschrijf uw stelling dat we moeten oppassen voor een sneeuwbaleffect in de studieduurverlenging. Er zijn afwegingen te maken. Als er een aantoonbare noodzaak is, dan moeten we dat in overweging nemen. Als dat niet zo is, dan moeten we ons behoeden voor studieduurverlenging, zeker als we meer vroedkundigen nodig hebben op de arbeidsmarkt. Ik denk aan thuisbegeleiding na de bevalling van de kersverse mama’s en hun kindjes.
Men heeft het over vroedvrouw, maar is dat nog steeds de officiële titulatuur? Of gaat het over vroedkundigen? Ik pleit voor die laatste term omdat die genderneutraal is. Liever vroedkundigen dan vroedvrouwen, en liever arts dan geneesheer uiteraard. Maar dat wist u al.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik ben voor een zo sober mogelijke toepassing van de studieduurverlenging. Het resultaat is raadpleegbaar en heb ik hier bij me. Ik weet niet zeker of de laatste wijzigingen zijn opgenomen, maar dat is de reden waarom we in overleg zijn met de hogescholen en het werkveld. Ik wil wel een verstandige keuze maken. Als het niet moet, dan zal ik het niet doen. We moeten het principe van de soberheid proberen toe te passen. Als er extra’s nodig zijn, dan zal ik een nieuwe evaluatie laten maken. Dat is mijn lijn.
Het is niet met volle goesting dat ik verpleegkunde naar vier jaar heb gebracht. We proberen daar alle specialisaties in te stoppen, zodat je de facto maar een half jaar extra nodig hebt voor de specialisatie. Ik probeer het voor de studenten zo efficiënt mogelijk te organiseren.
De bevoegdheid om medicatie voor te schrijven dateert al van 2014. Het verslag dat ik heb, is van februari 2015. Dat zit er dan mee in verwerkt. Ik maak een klein voorbehoud voor mogelijke wijzigingen nadien. De lijn is zo sober mogelijk. Ik erken dat er een verwevenheid is, maar als men voor vroedkunde de Europese richtlijnen haalt en voor verpleegkunde niet, dan is het logisch dat ik een verschillende behandeling plan. We zijn in overleg met het werkveld.
De vraag om uitleg is afgehandeld.