Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Danen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, deze commissie is niet mijn natuurlijke habitat, maar ik duik toch op om bijzondere aandachtspunten voor te leggen. Mijn vraag gaat over het onderwijsplan voor Limburg, waarvoor het voorbije jaar een aantal keren aandacht is geweest.
Het Strategisch Actieplan voor Limburg in het Kwadraat 2013-2019 (SALK) had ook aandacht voor onderwijs, weliswaar beperkt. Maar een aantal initiatieven stemmen hoopvol. De werking van de vzw Kind en Taal in dertien Limburgse steden en gemeenten komt stilaan van de grond. Voor de T2 Campus in Genk hebt u in allerijl middelen gevonden, minister. De opleiding Handelswetenschappen, waarvan we nu weten dat ze succesvol is gestart, was ook opgenomen in het SALK. Het zijn drie initiatieven die wij ook steunen. Ze verdienen zeker steun.
Maar deze positieve stappen vegen niet meteen de noodkreet van Urbain Vandeurzen uit. In oktober 2014 kaartte hij een aantal problemen van het onderwijs in Limburg aan. In april van dit jaar volgde mevrouw Jans dat op met een vraag in de commissie.
Toen zei u dat u klaar was met een plan van aanpak voor het onderwijs in Limburg, met vijf doelstellingen: het wegwerken van de onderwijs- en taalachterstand in het kleuter- en leerplichtonderwijs, het verbeteren van de overgang van het basis- naar het secundair onderwijs, de modernisering van het secundair onderwijs, het voorkomen van spijbelgedrag, het versterken van de combinatie leren en werken, het terugdringen van een ongekwalificeerde uitstroom in dat secundair onderwijs. We zien dat die heel ongelijk verdeeld is over de verschillende Limburgse gemeenten. Daarnaast gaat het om het verhogen van de doorstroming naar en de succesratio van studenten in het hoger onderwijs.
Hoewel er voor dat plan van aanpak of apart onderwijsplan voor Limburg al overleg met verantwoordelijken uit de provincie bleek te zijn geweest, wachtte u nog op hun reactie. U drong aan op eendracht en een draagvlak via een zogenaamd Limburgs onderwijsplatform.
Ten slotte vroeg u aan de Limburgse gouverneur ook nog om tegen 1 september een ‘gedetailleerde diepteanalyse’ te maken van het onderwijs in Limburg met aandacht voor specifieke problemen en uitdagingen voor de verschillende regio’s in de provincie. De deadline voor het aanleveren van deze analyse is intussen al een maand verstreken, vandaar mijn vragen.
Hebt u kennisgenomen van de door u gevraagde diepteanalyse van het onderwijs in Limburg? Wat zijn de voornaamste vaststellingen? Welke specifieke aandachtspunten springen voor de verschillende regio’s in het oog?
Zorgen de resultaten van de diepteanalyse voor een bijsturing van het onderwijsplan dat u in april klaar had? Blijven de vijf doelstellingen die u toen naar voren schoof gehandhaafd? Of komen er andere, nieuwe of regiospecifieke doelstellingen bij? Worden deze doelstellingen in kwantificeerbare of meetbare targets voor het onderwijs in Limburg omgezet, en met welke tijdshorizon? Komt er een toetsingstabel zoals we die zelf ook graag hanteren wanneer we aan onderwijskringen vragen om zichzelf te evalueren?
Is uw bezorgdheid over een eendrachtig en eensgezind draagvlak in Limburg voor een onderwijsplan voor deze provincie weggenomen?
Welke instrumenten en/of initiatieven acht u nuttig en nodig om dat onderwijsplan op een doelmatige en doeltreffende manier uit te voeren? Op welke instanties en onderwijsactoren in Limburg rekent u daarvoor ook?
Zult u bovenop de provinciale SALK-middelen voor onderwijs, in uw begroting extra middelen uittrekken voor een onderwijsplan voor Limburg? En indien ja, wat kan de omvang daarvan zijn?
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, ik heb ondertussen kennisgenomen van de opgeleverde diepteanalyse van het onderwijs in Limburg. Ik stel vast dat beide cijfermatige analyses die zijn opgenomen in de diepteanalyse, met name een rapport aangeleverd door het departement Onderwijs en Vorming, of ‘mijn’ cijfers, en een rapport van het Steunpunt Sociale Planning (SSP) van het Limburgs provinciebestuur, heel complementair zijn. De analyse vanuit het departement focust vooral op de onderwijsparameters in relatie tot SES-kenmerken (sociaal-economische status). De analyse van het steunpunt focust ook op andere aspecten, bijvoorbeeld op de armoedecijfers. De twee analyses samen geven een goed beeld van het Limburgs onderwijs en de context waarin het op dit ogenblik opereert.
Ik stel vast dat Limburg – maar eigenlijk heel Vlaanderen – nood heeft aan initiatieven om meer jongeren warm te maken voor een loopbaan in technisch-technologische profielen, met bijzondere aandacht voor nijverheidstechnische richtingen. Ik ga akkoord met de aanbeveling die ze doen om studierichtingen die weinig perspectief bieden, af te bouwen. Dat zal allemaal worden bekeken binnen de modernisering van ons secundair onderwijs.
Limburg zal ook baat hebben bij inspanningen om jongeren ertoe aan te zetten om toch hoger onderwijs te volgen. Ik was heel verheugd om bij de opening van het academiejaar van de Limburgse onderwijsinstellingen te vernemen dat er een sterke stijging is van het aantal studenten. Dat zou wel eens goed nieuws kunnen zijn.
Rekening houdend met de bevindingen uit de diepteanalyse kunnen de doelstellingen zeker gehandhaafd blijven. Maar ik zal de input vanwege de provincie Limburg grondig bekijken – ik heb die nog maar pas gekregen – om te zien of bijsturingen mogelijk zijn.
Ik heb er wel vertrouwen in dat de gouverneur de krachten in zijn provincie zal bundelen om tot een versterkt Limburgs onderwijs te komen. Ik wil daar zeker een faciliterende rol in spelen. We hebben ook afgesproken om elkaar over enkele weken te zien, in Limburg, dat kan het draagvlak alleen maar versterken.
Ik denk echt samen met de gouverneur dat een bundeling van de krachten essentieel is om het onderwijsplan op een doelmatige en doeltreffende manier uit te voeren. We hebben een aanpak nodig die gericht is op een aantal knelpunten: kinderarmoede en taalvaardigheid, en de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Waar nodig moet een specifiek gemeentelijk beleid op maat uitgestippeld worden. Daarvoor hebben we natuurlijk alle arbeidsmarktactoren nodig, evenals de welzijnsactoren.
Voorts is, algemeen in het onderwijs, maar zeker ook in Limburg, leerlingen- en ouderbetrokkenheid van groot belang om resultaten te kunnen boeken.
Wat betreft het SALK-budget voorzien wij, zoals u weet, sinds 2014 in een subsidie ten behoeve van de T2-campus. Die loopt tot en met het begrotingsjaar 2019 voor een totaal budget van 6,5 miljoen euro. Specifiek voor Limburg zijn er ook ESF-middelen (Europees Sociaal Fonds) beschikbaar die we voor deze problematiek kunnen inzetten.
Sowieso wordt de gedetailleerde aanpak nu verder uitgewerkt, en dat zal nog enkele weken duren.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat de studie opgeleverd is. Ik heb ernaar gezocht, maar blijkbaar is ze nog niet beschikbaar. Zouden we die kunnen krijgen? Is de studie openbaar? Ik neem aan van wel. Kunt u ons de studie bezorgen?
U zegt dat de vijf doelstellingen op het eerste gezicht, want u moet dit nog nader bekijken, kunnen worden gehandhaafd. Gaat u werken met harde doelstellingen, een tijdspad, een toetsingstabel, om echt te werken met meetbare targets? Ik kreeg daar graag een wat meer concreet antwoord op.
U vertelde dat u naar Limburg komt om met de gouverneur en een aantal actoren te overleggen. Gaat u de zaak trekken of moeten de Limburgse actoren dat doen? Als de Limburgse actoren het moeten doen, wie moet dat dan zijn en hoe zullen we dat concreet organiseren? Zoals u vorig jaar terecht opmerkte – ik had de indruk dat u toen een beetje boos was – duurde het allemaal al veel te lang. Ik hoop niet dat we heel veel zullen vergaderen en samenkomen en finaal met een lege doos achterblijven. Wat zult u doen om dat te voorkomen?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Danen, dank u voor de aanvullende opmerking. Ik heb in mijn antwoord gezegd dat ik een faciliterende rol wil spelen. Onderwijs wordt vrij georganiseerd. Ik weet dat de provincie middelen uittrekt, en dat doen wij ook vanuit Vlaanderen. Het is echter niet omdat ik een faciliterende rol wil spelen dat ik niet wil dat het vooruitgaat. De studie is nog niet vrijgegeven om de eenvoudige reden dat ik niet de auteur ervan ben. Dat is de provincie, de gouverneur. Ik heb de gouverneur de opdracht gegeven en ik heb hem ook beloofd om met hem en de deputatie alles eens grondig door te nemen om te bekijken hoe we tot een breder actieplan kunnen komen. Dat moet inderdaad nog vertaald worden en ik hoop dat dat in de komende weken zal gebeuren.
In principe is het de bedoeling dat Limburg zelf het dossier trekt, maar het liefst, zoals u terecht opmerkt, aan de hand van concrete indicatoren. Mijn diensten staan volledig ter beschikking om mee aan de kar te duwen of te trekken, afhankelijk van waar ze staan.
De heer Danen heeft het woord.
Uw antwoord stemt me hoopvol, maar ik hoop dat ik volgend jaar niet dezelfde vraag moet stellen, maar dat we over een aantal maanden met een concreet plan kunnen komen en dat we het van nabij kunnen opvolgen, net zoals de andere, meer harde, SALK-indicatoren worden opgevolgd aan de hand van een strikt tijdsverloop. Ik hoop dat dat hier ook het geval kan zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.