Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de implementatie van de conceptnota 'Professionele bachelor verpleegkunde' van de Vlaamse Regering
Verslag
Mevrouw Soens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de Europese richtlijn 2005/36/EG schrijft voor dat de opleidingen verpleegkunde minimaal drie jaar moeten duren. Daarin zouden er minstens 2300 uren klinische praktijk moeten zijn verwerkt. De huidige Vlaamse bacheloropleiding verpleegkunde telt gemiddeld 1400 uren praktijk. De opleiding moet dus worden aangepast conform de Europese regelgeving.
Eind april 2015 werd deze problematiek al aangekaart in de commissie. U rapporteerde over de werkzaamheden van een taskforce die u had opgericht in samenwerking met de minister van Welzijn. De taskforce bestaat uit vertegenwoordigers van de opleidingen, de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) en de zorgsector. U verklaarde die middag ook dat u geen fan was van een verlenging van de studieduur. Dat zou immers drempels voor nieuwe studenten opwerpen, onder andere financiële, en het brengt ook een aanzienlijke kost van 12 miljoen euro met zich mee.
Halverwege vorige maand keurde de Vlaamse Regering de conceptnota Professionele bachelor verpleegkunde goed. Vandaag hebt u er wel voor gekozen de bachelor verpleegkunde met een jaar te verlengen. De opleiding gaat van 180 studiepunten naar 240 studiepunten of van drie jaar studeren naar vier jaar. Het zou de bedoeling zijn om de studenten in dat vierde jaar reeds aan de slag te laten gaan via een contractstage. De mogelijkheid wordt onderzocht om studenten een vergoeding te geven tijdens de contractstage.
De verlenging naar vier jaar biedt het voordeel dat studenten zich reeds in de bacheloropleiding in zekere mate kunnen gaan specialiseren. Daarmee zou de vraag naar extra bachelor-na-bacheloropleidingen verminderen, waardoor de studieduur niet dermate zou worden verlengd. De vraag blijft hoe men een inkanteling van specialisatietrajecten in een opleiding tot algemeen verpleegkundige kan verklaren. Is dat wel conform de Europese richtlijn?
Er blijven daarnaast een pak andere vragen en bekommernissen over. U verwees in een eerdere discussie in de commissie naar de extra drempels voor studenten. Naast de financiële kosten voor een extra jaar studeren, blijft de uitbreiding naar vier jaar of 240 studiepunten ook een drempel voor 18-jarigen of zijinstromers. Indien men een master in de verpleegkunde wil halen, moet men al snel rekenen op zes jaar studeren, en dan mag men niet eens een keertje falen. Op die manier studeren verpleegkundigen bijna even lang als dokters. Het is trouwens de enige bacheloropleiding die vier jaar studietijd vraagt, maar daarvoor geen hogere verloning zal geven, in vergelijking met de driejarige bacheloropleiding.
Wat met studenten die bijvoorbeeld studievertraging oplopen? Kunnen instellingen dan nog wel diploma’s uitreiken van een opleiding in afbouw die niet voldoet aan een EU-richtlijn? De doorstroming naar het werkveld loopt ook vertraging op. Nochtans snakt dat werkveld net naar extra verpleegkundigen.
Wat zal er gebeuren met de opleiding hbo5 verpleegkunde? 40 procent van de verpleegkundigen komt uit die opleiding. Er heerst onduidelijkheid over de contractstages. Wie zal dat betalen? Als het de zorginstellingen zijn, zijn zij daartoe bereid?
Wat met de rechten van die studenten? Gaat het om een contract of een stage? Want de verplichtingen van een werkgever of een school zijn dan anders. Volgens de wet kunnen betaalde stages in het hoger onderwijs niet, omdat ze een onderdeel zijn van het leerprogramma. Bij stages op het einde van een opleiding hebben bedrijven de verplichting om een maandelijkse vergoeding te betalen. De vraag is of de contractstages daaronder vallen. Wat met andere studenten die wellicht ook een betaalde stage willen lopen?
Tegen januari moet het nieuwe curriculum er liggen, uiteraard in samenspraak met het werkveld. Zullen de bijkomende stage-uren worden verspreid over de vier jaar? Een student zou er dan baat bij hebben dat er zo veel mogelijk stage-uren in het vierde jaar worden georganiseerd, omwille van die contractstage.
Dat waren allemaal vragen die zijn opgekomen in de weken tussen het indienen van de vraag tot vandaag. Ik had ook vragen ingediend. Minister, waarom werd de beslissing genomen om de opleiding alsnog naar vier jaar te brengen, ondanks de drempel en de financiële kosten? Wordt er gesnoeid in het aanbod van bachelor-na-bacheloropleidingen? Wat betekent dat bijvoorbeeld voor de erkenningsnormen en de beroepstitels in de gezondheidszorg en voor het schakeljaar voor een master verpleegkunde? Hoe zijn de meerkosten van 12 miljoen euro berekend? Zit de afbouw van bachelor-na-bacheloropleidingen daarin? Heeft de N-VA intussen het voorstel goedgekeurd? Ik dank u alvast voor de antwoorden die u nu al kunt geven.
Mevrouw Soens, de minister is voorbereid op de vragen die u hebt ingediend. U mag in uw tien minuten zeggen wat u wilt, maar het is moeilijk om te antwoorden op nieuwe vragen die zo uitgebreid zijn.
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, onder meer op 30 april van dit jaar hadden we al de gelegenheid om over dit onderwerp een boeiende gedachtewisseling te hebben. Zoals bekend, vormde de aanpak van de voornamelijk Europese uitdaging om de klinische praktijk uit te breiden en om deze opleiding meer generiek te ontwikkelen – om zo een bredere inzetbaarheid mogelijk te maken – het belangrijkste voorwerp van dit gesprek.
Met de goedkeuring van de conceptnota van Professionele bachelor verpleegkunde heeft de Vlaamse Regering inmiddels een aantal knopen doorgehakt, en dat – zo begrijpen we – in nauwe samenwerking en in samenspraak met het werkveld en de hogescholen. Opvallend daarbij is de evolutie naar een vierjarige opleiding, en vooral de belangrijke rol die de introductie van een al of niet vergoede contractstage hierin inneemt. Duidelijk is ook dat de implementatie van deze conceptnota niet alleen nog verdere regelgevende stappen vereist, maar vooral een aantal uitdagingen inhoudt voor het onderwijs- en werkveld. Zeker met het oog op een implementatie vanaf het academiejaar 2016-2017 is dit van grote betekenis.
Minister, ik leg u enkele vragen voor, en ik houd me bovendien aan de vragen die ik u heb doorgegeven. Op welke manier zullen hogescholen het komende jaar het nieuwe en verbrede vierjarige curriculum ontwikkelen? Zijn er afspraken gemaakt dat ze dat individueel zullen doen, of is er een gezamenlijke aanpak afgesproken, mogelijk ook samen met het werkveld en in de schoot van de bestaande taskforce?
Zijn de hogescholen – ook gelet op de budgettaire uitdaging van deze hervorming – bereid om de verwante bachelor-na-bacheloropleidingen (banaba) af te bouwen? En zo ja, houdt dit dan in dat er vanaf het academiejaar 2016-2017 geen nieuwe instroom van studenten zal zijn? Of blijven deze banabaopleidingen mogelijk toch bestaan als aanbod voor wie de bestaande driejarige opleiding heeft afgerond of de komende jaren zal afronden?
Is het de doelstelling om het concept ‘contractstage’, mogelijk met een vergoeding, al het komende jaar volledig uit te werken, onder meer om instromende studenten van bij de aanvang van hun studies voldoende duidelijkheid en zekerheid te geven? Heeft de sector al engagementen genomen? Zijn er, zo nodig, inmiddels al verkennende gesprekken geweest met de federale overheid en wat zijn de mogelijke resultaten daarvan?
Welke stappen zullen worden gezet om, ten aanzien van de Europese richtlijn, ook innovatieve vormen van praktijkonderwijs expliciet als volwaardig onderdeel van het klinisch onderwijs te erkennen? Plant u samen met de hogescholen en de sector initiatieven, onder meer door het nieuwe concept ‘contractstage’ als onderdeel van de vierjarige opleiding te verduidelijken, om mogelijk ongunstige invloeden van de vernieuwing op de instroom van nieuwe studenten te vermijden?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, dit is een zeer boeiend thema, waarover we nog wel van gedachten zullen wisselen. Het is het gevolg van een conceptnota die is goedgekeurd door de Vlaamse Regering, over de verpleegkunde. U weet waar wij voor stonden. Ik heb er al vrij veel uitleg over gegeven.
Wat de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) betreft, het dossier is opgestuurd en normaal gezien komt er nu een tijdelijke erkenning van de vernieuwde opleiding. De stageproblematiek in de bacheloropleiding verpleegkunde is een dossier dat al heel wat jaren aansleept, zoals ik heb vastgesteld. Het komt niet uit de lucht vallen.
Er moest heel dringend een oplossing voor komen. Het was echt dringend, onze accreditatie was immers aan het verstrijken. We moesten de garantie hebben dat de opleiding het nodige doet om volledig conform de Europese richtlijn te zijn.
De leidraad was voor mij dat een uitbreiding van de studieduur geen onschuldige ingreep is. We zouden dat niet doen, behalve als het niet anders kon. We hebben dus geen concept gemaakt waarbij de studieduur sowieso langer zou worden. We hebben heel goed bekeken hoe dit dossier kon evolueren. Zomaar de opleiding verlengen om extra stage te creëren, leek me dus geen wenselijk denkspoor. Er werd een taskforce opgericht waarin heel veel mensen vertegenwoordigd waren. Daar is een voorstel uitgekomen voor een ‘slimme’ uitbreiding van de studieduur waarbij we de kansen die een verlenging biedt maximaal benutten, zodat het eindresultaat een meerwaarde kan betekenen voor zowel de studenten als voor de zorgsector.
Twee keuzes zijn daarbij belangrijk. Ten eerste is er de introductie van een contractstage waarbij de student in de laatste fase van de opleiding al aan de slag gaat op de werkvloer als ‘verpleegkundige in opleiding’. Dat garandeert dat studenten na drie jaar blijven doorstromen naar het werkveld, dat er dus geen breukjaar is. In overleg met werkgevers en de federale minister van Volksgezondheid onderzoeken we de mogelijkheid om studenten hiervoor al een vergoeding te geven. De contractstage bestaat dus nog niet. Het concept moet nog verder worden uitgewerkt.
Mijnheer De Meyer, het is niet zo dat die contractstage er vanaf volgend jaar moet komen, pas over vier jaar is het eerste uitstroomjaar er.
Ten tweede is er het breder maken van de verlengde opleiding zodat iedere afgestudeerde bachelor verpleegkunde aan de slag kan in alle settings. Dat biedt de kans om de huidige vervolgopleidingen af te bouwen. Want ik weet niet of u het weet, maar bijna de helft van de studenten die start met de opleiding verpleegkunde, volgt een vierde jaar, een banaba. We zouden die dus willen afbouwen en integreren in de basisopleiding. Dat betekent dat men noodzakelijke specialisaties nog wel kan aanbieden via postgraduaten of andere vormen die de overheid niet financiert. In principe zou de banaba al in de vier jaar zitten. Die keuze zorgt ervoor dat de opleiding niet alleen voldoet aan de Europese regels, maar bovendien ook van een heel hoge kwaliteit blijft, studenten nog beter opleidt en de tijd en de kost van het extra jaar beperkt.
Wat mij betreft, is het een goede keuze om de opleiding wat te vernieuwen en ervoor te zorgen dat ze de studenten blijft aanspreken. Ik heb gemerkt dat studenten niet enkel kiezen op basis van studieduur. Ook de Vlaamse zorgambassadeur, Lon Holtzer, zat mee aan tafel en gelooft heel erg in dit project. Ook voor haar is het cruciaal dat de vernieuwing jongeren goesting in een zorgopleiding blijft geven. Ik ga ervan uit dat men een voorstel dat de jongeren niet zou aanspreken, niet zou steunen.
Ik geef u enkele concrete voorbeelden. Momenteel zijn ouderenzorg en geestelijke gezondheidzorg aspecten die voornamelijk in banaba’s aan bod komen. Dat staat een beetje haaks op de ontwikkelingen die vandaag bestaan in de zorg. Psychische problemen komen steeds vaker voor en de spectaculaire gevolgen van de vergrijzing kennen we allemaal. Op de werkvloer kom je die problemen overal tegen, niet alleen op een afdeling geriatrie of in een psychiatrische instelling. Er zijn heel veel voorbeelden denkbaar van oudere mensen die na psychische problemen worden binnengebracht op spoed. Ouderenzorg en geestelijke gezondheidszorg horen thuis in de basisopleiding van iedere verpleegkundige. Binnen een vierjarig curriculum is dat perfect mogelijk zonder in te boeten op stage of theorie.
Ik geef u een tweede voorbeeld. Ik zei daarnet al dat ongeveer de helft van de afgestudeerde bachelors nog een extra opleiding volgt. Anderen doen een schakelprogramma en daarna de master verpleegkunde, ook daar is veel interesse voor. Voor hen wordt de totale studietijd niet langer, want we hebben niet gekozen voor een langere bachelor met daarnaast ook het behoud van de vervolgopleidingen. De banaba’s zouden verdwijnen en we gaan nu ook met de universiteiten bespreken of het schakelprogramma kan worden geïntegreerd, bijvoorbeeld als een keuzetraject voor wie naar de master zou willen gaan.
Om ook aan de andere helft van de studenten, dat zijn degenen die vandaag niet voor een vervolgopleiding zouden kiezen, een stuk tegemoet te komen, hebben we de oplossing van de contractstage uitgedokterd. Het is dus de bedoeling dat iedereen die in het laatste jaar al meedraait op de werkvloer, dat op een goede manier kan doen. We bekijken ook of daar effectief een vergoeding tegenover kan staan. Zo wordt de uitbreiding van de studieduur draaglijk, in de eerste plaats voor de studenten, maar ook voor het werkveld. Dit laatste is immers een grote zorg van mij. We moeten instroom hebben, maar door het verlengen van de opleiding lopen we het risico dat we een jaar lang geen uitstroom hebben. En het is al een beroep waarvoor heel veel krachten nodig zijn. Het is een moeilijk evenwicht dat we hier moeten proberen te vinden.
Ik heb nu de opdracht gegeven aan de hogescholen om tijdens de komende maanden in nauw overleg met het werkveld het nieuwe curriculum uit te tekenen. De hogescholen zullen dat grotendeels gezamenlijk aanpakken, zoals ze de problematiek ook al samen in kaart hebben gebracht en hebben geanalyseerd. Er ligt heel veel materiaal klaar. De stageproblematiek is al lang een issue, dat weet u ook.
Volgende donderdag, 8 oktober, bespreekt de overleggroep verpleegkunde dit binnen de VHLORA. Daar zal ook een vertegenwoordiger van de NVAO toelichting geven bij de stappen die de NVAO verwacht om de vernieuwde opleiding ook te accrediteren. We doen dit dus in heel nauw overleg met de NVAO. Zowel voor de NVAO als voor de toekomstige studenten is het belangrijk dat de blauwdruk snel duidelijk wordt.
Morgen, op 2 oktober, komt ook de taskforce terug samen. Het is de bedoeling om met de vertegenwoordigers vanuit de VLHORA en vanuit het werkveld duidelijke afspraken te maken over hoe de verschillende aspecten van de conceptnota concreet worden uitgewerkt, welk overleg daarvoor nodig is en met welke actoren, en tegen wanneer alles moet zijn geregeld.
Ik herhaal dat het de bedoeling is om de banaba’s te integreren in de basisopleiding. Zolang er studenten afstuderen uit de driejarige opleiding, blijven ze uiteraard gewoon bestaan. Het eerste moment waarop de integratie een feit kan zijn, is het academiejaar 2019-2020. Dan pas komen we immers uit in het vierde jaar. Dat wil niet zeggen dat we van verpleegkundigen niet verwachten dat ze zich tijdens de loopbaan niet verder zouden bijscholen, integendeel. Ze moeten dat doen, net zoals alle andere beroepsgroepen. Dat kan via vormen van levenslang leren, zoals de postgraduaten die worden georganiseerd in samenwerking tussen de hogescholen en het werkveld.
De contractstage is natuurlijk een heel belangrijk gegeven in dit dossier. Het klopt dat de modaliteiten nog moeten worden afgestemd op heel wat partners, zeker ook op het federale niveau. Dat is ook de reden waarom we een conceptnota hebben gemaakt, het is nog geen uitgewerkte regelgeving. Het betreft het concept dat we in de toekomst zouden willen uitwerken. Het gaat over een soort statuut, sociaal en fiscaal. En het gaat ook over bevoegdheden om als verpleegkundige in opleiding al medische handelingen te mogen uitvoeren, uiteraard onder supervisie, maar toch met een grotere autonomie. Daarvoor moet federaal worden overwogen om iets als een tijdelijk visum uit te reiken. Die zaken moeten heel goed op elkaar worden afgestemd.
Vanuit de taskforce weten we dat er binnen de opleidingen en het werkveld enthousiasme is voor het idee om met dat concept te werken. Met de federale kabinetten werden al verkennende gesprekken gevoerd en werd er afgesproken dat de betrokken niveaus en administraties binnenkort de nodige gemengde werkgroepen zullen opstarten.
We bekijken op dit ogenblik ook welke andere al bestaande systemen als voorbeeld kunnen dienen. Ik denk dan aan het systeem van artsen-specialisten in opleiding, of apothekers, advocaten en architecten die een stage moeten doorlopen. Deze systemen kunnen we niet zomaar kopiëren naar het concept van ‘verpleegkundige in opleiding’, maar het is zeker het onderzoeken waard.
De eerste contractstages zullen lopen in 2019-2020, wanneer het vierde jaar voor de eerste keer zal worden georganiseerd. We hebben dus nog wat tijd. Alles gebeurt in nauw overleg met de NVAO. Maar we moeten wel snel, dat wil zeggen de komende maanden, duidelijkheid krijgen over de contouren, zodat studenten die voor de opleiding kiezen in 2016-2017 perfect weten waar ze aan toe zijn. De eerste stap is uiteraard de conceptnota, die je nodig hebt om uit te tekenen wat je precies wenst.
Mijnheer De Meyer, ik vind uw opmerking over de ‘skill labs’ zeer interessant. Innovatieve vormen van praktijkonderwijs hebben een bijzonder grote didactische meerwaarde. Met de huidige technologie kun je voor studenten op een zeer veilige manier levensechte situaties simuleren die ze op hun stage normaal gezien nooit zouden tegenkomen. Ik vind dus dat dergelijke praktijken zeker een plaats hebben in wat de Europese richtlijn omschrijft als ‘adequate klinische praktijk’. Het is echter zo dat de rest van de richtlijn uitgaat van een zeer traditioneel stageconcept: ‘aan het bed van de patiënt’. Die stage moet er natuurlijk ook zijn, maar wat mij betreft is het niet meer van deze tijd om het belang, en zelfs de noodzaak van andere vormen van praktijkonderwijs te negeren. Ik vind het ook een beetje spijtig, maar nu ga ik iets verder dan wat mijn antwoord op papier mij geeft, dat mijn voorgangers blijkbaar niet actief werk hebben gemaakt van het bijsturen van de Europese richtlijn om die innovatieve vormen breder ingang te laten vinden. Ik vind dat zeer eigenaardig. Ik zal een poging ondernemen om dat zelf te doen.
Het waarderen van alternatieve stagevormen zullen we zeker niet gebruiken zonder verdere ingrepen. De richtlijn bestaat en kan niet zomaar veranderd worden. Het is een en-enverhaal: studieduuruitbreiding met contractstage en minder vervolgopleidingen maar daarbinnen ook innovatieve vormen van praktijkonderwijs naar waarde schatten. Dat signaal zal ik ook geven als Europa ons zou vragen om onze maatregelen toe te lichten. Ik trek de richtlijn zelf niet in twijfel, maar ik vind het logisch, zeker als we in Vlaanderen investeren in innovatieve vormen van zorg – kijk maar naar de Flanders’ Care van minister Vandeurzen – dat we vandaag rekening houden met die ‘skill labs’ en alles wat daarrond bestaat als volwaardige leerplekken.
Mevrouw Soens, u had nog zeer relevante extra vragen over hbo5. De conceptnota heeft het enkel over de opleiding tot professionele bachelor. De twee konden niet worden samengenomen omdat de opleidingen verpleegkunde visitaties hebben gehad. Die zitten aan het einde van een accreditatieperiode, of ik weet niet precies hoe dat heet. Die moesten nu een verlenging krijgen van de accreditatie. Dat zal nu tijdelijk gebeuren op de bestaande opleiding. Hbo5 maakt hetzelfde mee. Dat zit nu volop in de uitwerking van de toekomstnota. Het verschil tussen hbo5 en de professionele bachelor, wat de stage-uren betreft, is wel vrij groot. De stage aan het bed is in de professionele bachelor al veel praktischer georganiseerd dan in hbo5. In die zin is hbo5 praktijkgerichter.
Het is niet omdat de beslissing is genomen om de professionele bachelor naar vier jaar te laten gaan, dat de hbo5-opleiding naar vier jaar gaat. Wij proberen binnen het bestaande hbo5-kader de duur van de opleiding niet langer te maken, maar wij moeten er ook voor zorgen dat hbo5 binnen de Europese krijtlijnen kan blijven bestaan. Dat is de prioriteit voor mezelf. Ik heb dat al vaak gezegd. Wij zijn nu samen met de hbo5’ers dat dossier aan het onderbouwen, om dat doel zeker te kunnen bereiken.
Aan de actuele vragen van de voorbije maanden in het Vlaams Parlement te horen, heb ik toch het gevoel gekregen dat iedereen, kamerbreed, toch wel wenst dat hbo5 ook in de toekomst blijft bestaan. Het is onze prioritaire opdracht om dat op een goede en duurzame manier aan te tonen.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord, maar er blijven toch veel bezorgdheden en bekommernissen bestaan. Die nieuwe opleiding gaat al volgend jaar van start. Het zou goed zijn om die onrust al voor een groot deel te kunnen wegnemen omdat jongeren in de komende maanden zullen beslissen wat ze volgend jaar gaan studeren. Dan zitten ze nog niet in het vierjarige systeem, ze zullen nog niet weten hoe die vier jaar er precies zullen uitzien. Maar het heeft toch al een effect op de beslissing van de jongeren die nu zullen moeten kiezen wat ze gaan studeren, of ze al dan niet verpleegkunde gaan studeren.
Ik heb het gevoel dat deze beslissing wat ‘out of the blue’ is genomen en dat er niet echt werd nagedacht over de gevolgen ervan. Het feit dat er nog zoveel vragen en bekommernissen openliggen, en dat u daar vandaag niet echt een antwoord op kunt bieden, baart mij toch wel wat zorgen. Ik heb het gevoel dat u op deze manier gewoon wilt rationaliseren dat er een verschraling van het aanbod zit aan te komen. De vraag is of dat allemaal wel conform de Europese richtlijn is waarmee we conform moeten zijn.
Minister, ik heb u toch goed horen zeggen dat het schakeljaar zou verdwijnen? Dat het zou ingekanteld worden in die vierjarige opleiding? Ik vrees dat we met een verrommeling van het landschap zullen zitten. De ene bacheloropleiding duurt vier jaar, de andere drie jaar, misschien wordt er dan weer een andere opnieuw vier jaar. Terwijl we toch hebben geprobeerd om daarin wat logica te krijgen: een bacheloropleiding met drie jaar en een master eventueel één of twee jaar. Met de verhoging van het aantal studiepunten voor een bachelor verpleegkunde ontstaat er opnieuw enige verrommeling.
Minister, ik vind het toch wat vreemd dat u in amper vijf maanden compleet van gedacht bent veranderd. In de commissie zei u eind april letterlijk op het voorstel van mevrouw De Meulemeester om de extra stages in de vakanties te laten doen, dat u dat een creatief voorstel vindt, “creatiever dan een jaar extra want daar ben ik niet zo voor”. Ik vind het dan een beetje vreemd dat dan vijf maanden later plots die beslissing komt, en dat u er precies weinig over nagedacht hebt welk effect dat zal hebben op de sector. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Er had daar op zijn minst wel wat over nagedacht kunnen worden. U hebt vandaag de bekommernissen niet kunnen wegnemen. Er is weinig antwoord gekomen op de ongerustheid die leeft in de sector en bij toekomstige studenten. Er blijven een pak vragen over. Bijvoorbeeld met betrekking tot studenten die studievertraging oplopen en tussen twee systemen zouden vallen: wat gebeurt er met hen? U hebt al wat verduidelijking kunnen geven over hbo5-verpleegkunde. Ik vind het vreemd dat de ene verpleegkundige – want ze dragen allemaal dezelfde titel, als ik het zo mag zeggen – vier jaar zal studeren en de andere drie jaar, terwijl ze eigenlijk hetzelfde werk zullen doen. Of is het de bedoeling dat er daar meer onderscheid in komt? Zullen de bijkomende stage-uren worden verspreid over die vier jaar of zullen die allemaal in het laatste, het vierde jaar plaatsvinden? Misschien kunt u daarop nog wat doorgaan. Zullen wij hier de conceptnota bespreken? Tegen januari moet het nieuwe curriculum er liggen.
Wij hebben vorige week afgesproken dat we met het Vlor-advies bij de conceptnota rekening zouden houden. Dat advies is pas tegen het einde van het jaar ter beschikking. Bovendien hebben wij gewoon niet meer tijd.
De heer De Meyer heeft het woord.
Vergis ik me als ik zeg dat ik meende te horen dat na de bekendmaking van de conceptnota de welzijnssector en de meeste hogescholen positief reageerden? Ik dacht dat er één uitzondering daarop was. Dat neemt niet weg dat men voor een immense opdracht staat. De hogescholen, de welzijnssector en de administratie moeten de komende maanden nog bijzonder veel werk op zeer korte termijn verrichten, in overleg met het federale niveau, en met een terugkoppeling naar de NVAO. De opdracht is immens.
Mijn vraag over de contractstage stelde ik bewust. Ik weet uiteraard dat dit pas het laatste jaar aan bod zal komen. Het is toch wel belangrijk dat hierover grote duidelijkheid heerst voor men zich volgend jaar kan inschrijven. Of men wel of niet in een vergoeding zal voorzien, zal voor een bepaald segment van potentiële inschrijvers – niet de sterkste groep – misschien een invloed hebben of ze al of niet voor die richting kiezen. Het is dus aangewezen om de komende maanden volledige duidelijkheid te scheppen over het al of niet vergoeden van de contractstage in het vierde jaar, en dat nog vooraleer de eerste studenten zich zullen inschrijven. Minister, ik spoor u aan om erop toe te zien dat het immense werk dat de komende maanden moet gebeuren, met spoed en deskundigheid wordt verricht.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Collega Soens zei dat er verwarring zou kunnen ontstaan over de hbo5-opgeleide verpleegkundigen en de andere verpleegkundigen. Ik denk dat over de titulatuur duidelijkheid moet worden gecreëerd. Beiden zijn nodig: zowel de hbo5’ers, die eigenlijk eerder zorgkundigen zijn, en de andere verpleegkundigen die evidencebased werken. Het verschil is reëel en moet worden erkend.
Mijn bijkomende vragen gaan in de richting van deze van de heer De Meyer. Is een vergoeding haalbaar? Is daarover al overlegd? Een vergoeding voor een contractstage zal niet gering zijn – zeker wanneer het zo veel stage-uren betreft. Wilt u dat het om een echte compensatie voor dat bijkomende jaar gaat? De financiële consequenties zijn belangrijk, want de opleidingen tot verpleegkundige zijn goed gefinancierd. Het financieringsgewicht bedraagt 1,6, terwijl STEM-opleidingen (Science, Technology, Engineering and Mathematics) – ik maak een onderscheid tussen zorg-STEM-opleidingen en andere STEM-opleidingen – een financieringsgewicht van 1,2 hebben. Dat verklaart misschien waarom bepaalde hogescholen niet tegen dat extra vierde jaar zijn. We moeten een kat een kat durven te noemen: dat is gewoon zo.
Anderzijds ben ik benieuwd naar wat de specialisatie is die in dat vierde jaar kan worden geïncorporeerd. Zal het gaan om een volledige specialisatie, goed voor zestig studiepunten? Dat is behoorlijk veel. Onze verplegers krijgen nu al een sterke theoretische vorming. Misschien schuilt daarin het verschil met andere Europese landen, waar men het vaak in drie jaar doet. Zou het niet interessant zijn om een benchmark uit te voeren? Maar die dient dan zeker niet om te nivelleren en om onze kwaliteit terug te schroeven, om toch maar te kunnen beantwoorden aan een Europese richtlijn over het aantal uren stage. Ik denk niet dat de conceptnota er out of the blue is gekomen. Het is erg moeilijk om de juiste keuzes en de juiste financiering te maken. Ik kijk dus uit naar het vervolg.
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Minister, zoals u het al zei: het probleem van het tekort aan stageplaatsen bestaat al heel lang. Studenten kunnen uit boeken en op seminaries heel wat leren, maar de praktijkervaring is nog steeds de beste manier om dat te doen. Toen ik werd opgeleid, liepen we stage in de vakanties. Het nijpend personeelstekort in veel ziekenhuizen en voorzieningen leidt ertoe dat heel wat afgestudeerden op de werkvloer terechtkomen zonder dat men nog tijd heeft om hen alles wat ze hebben aangeleerd in de praktijk te helpen omzetten. Het is dus positief dat ze al tijdens hun opleiding ervaringen kunnen opdoen.
Minister, ik heb begrepen dat u de vierjarige opleiding opvat als een basisopleiding. Na vier jaar verwerven de studenten het bachelordiploma van verpleegkundige. Zo heb ik het toch begrepen. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Een bachelor na bachelor: betekent dat dat men na die vier jaar een basisopleiding achter de rug heeft, of gaat het al om een specialisatie? Ik kreeg vorige maandag die vraag van mensen van de Beroepsvereniging voor verpleegkundigen en vroedvrouwen in Vlaanderen (NVKVV), die hier in het Vlaams Parlement een rondleiding kregen. Voorts zijn er hogescholen die zich afvragen wat het betekent als ze het wel in drie jaar kunnen? Mag dat, of mag dat niet?
Het is vooral belangrijk dat de hbo5-opleiding tot verpleegkundige wordt gehandhaafd. Het is een grote bekommernis.
Minister Crevits heeft het woord.
Wat hbo5 betreft, deel ik alle zorgen en vragen. Het is ook een taak voor de sector om het dossier rijp en sterk te maken, zodat men ook in de toekomst een accreditatie krijgt. We doen dat samen. Vandaag is het dossier nog niet klaar; het vergt tijd om dat te doen.
Collega Soens, ik heb veel sympathie voor u en uw vragen, maar hier zeggen dat de beslissing out of the blue is genomen, doet echt afbreuk aan wat is gebeurd. Toen ik pas minister werd, stelde ik vast dat het dossier al jarenlang lag te sudderen. Ik gebruik niet het woord ‘etteren’, maar ‘sudderen’. We hebben onmiddellijk een taskforce samengesteld met daarin het hele werkveld en de opleiders. En met het werkveld bedoel ik dan de sector van de ziekenhuizen en van andere instellingen waar verpleegkundigen worden tewerkgesteld. Het was de bedoeling om na te gaan hoe we daarmee moeten omgaan, ervan uitgaand dat de verlenging van de opleiding geen optie was, tenzij het niet anders kon. Op een bepaald moment is gezegd om dat in de vakantie te doen, maar dat is een zeer moeilijke optie. Uiteindelijk kwam men dus uit bij een vierjarig traject.
Mevrouw Brusseel, u vraagt zich af hoe we 60 studiepunten zullen integreren. Die banaba’s bestaan uit 30 studiepunten theorie en 30 studiepunten praktijk. Iemand met dat diploma is dus een verpleger of een verpleegster die in een bepaalde richting is gespecialiseerd. De stage-uren worden meegenomen, zodat men het volledige pakket ter beschikking heeft. Zo is uw vraag beantwoord. Ik probeer te beantwoorden wat ik al kan beantwoorden. Dit is een knelpuntberoep, en dus echt een dossier waar zorg naar uitgaat. We moeten, gezien de nood aan het toekomstige aantal verplegers, erg weloverwogen beslissingen nemen.
Op één na hebben alle hogescholen positief gereageerd: dat hebt u goed gehoord, mijnheer De Meyer. Eén hogeschool reageerde niet positief, en ik vind dat raar, want er is een unaniem advies van de VHLORA waarin de verlenging van de studieduur wordt gevraagd. Vreemd toch dat die negatieve reactie er kwam, want hoe is dan dat unaniem advies mogelijk? Ook de sector zelf vroeg die verlenging. Het klopt dus niet dat de ziekenhuizen er niets van moeten weten. Ze hebben zelf gesuggereerd om de contractstages in te voeren. Zelf vind ik dat een erg interessant iets. We moeten nu de moed hebben om dat uit te werken. Dat kan zorgen voor een verantwoorde overgang tussen de bestaande driejarige opleiding en de vierjarige opleiding. Zo kunnen we ook vermijden dat er een gap in de uitstroom ontstaat.
Sommige mensen zeggen dat we minder studenten gaan hebben. Het zou wel de allereerste keer in de geschiedenis zijn dat de VLHORA een maatregel vraagt om minder studenten te krijgen. Het zou me sterk verbazen dat ze zoiets zouden wensen, ik geloof dat niet. Ze hebben zelfs een formele brief gestuurd om naar 240 studiepunten te gaan, de beroepsverenigingen ook.
Mijnheer De Meyer, mevrouw Soens, mevrouw Brusseel, mevrouw De Meulemeester, ik volg jullie wel alle vier op dit punt, en de heer De Meyer heeft het het scherpst uitgedrukt: er is een draagvlak, maar dat zal maar blijven bestaan als er spoedig en zorgvuldig duidelijkheid komt op alle punten. Die duidelijkheid moet er nu komen. Het dossier moest nu wel worden ingediend bij de NVAO om die tijdelijke erkenning te krijgen. We werken in een spoedtempo, met vergaderingen gisteren en op 8 oktober.
Ik ben het eens met uw opmerking over nivellering, mevrouw Brusseel. Er zijn plaatsen in Europa waar er veel minder theorie is. Maar we mogen die voorsprong niet opgeven, we moeten die juist houden. We zijn trots op onze opleidingen.
Zorgkundige is niveau 4 en niet niveau 5. Hbo5 is niveau 5, en dan heb je 6 en 7. Ik begin een specialist te worden in de leerlijn. Wie afstudeert in hbo5, is geen zorgkundige maar een verpleegkundige. Er is vandaag ook een verschil tussen hbo5 en de professionele bachelor. Er zijn perfect scenario’s denkbaar om de beide te laten bestaan, maar we moeten nu het dossier hbo5 ook versterken. Stage is veel minder een probleem. Ook de theorie moet goed zijn uitgewerkt. Het vraagt zeker nog wat tijd.
We hebben het zeer grondig laten voorbereiden. Inderdaad, mevrouw Soens, op een bepaald moment moet je keuzes maken, een concept uittekenen, en ermee naar de regering stappen. Dan heb je een kader waarbinnen men kan beginnen werken. Dat kader is er.
Ik heb, in tegenstelling tot veel andere dossiers waarin we keuzes proberen te maken, voor dit dossier zeer veel positieve reacties gekregen. Elke keer dat je met iets komt, denk je: wat gaat er nu gebeuren? Er zijn wel veel vragen en zorgen, maar ook veel goodwill om te komen tot een goede oplossing. Ik wil ook federaal minister De Block bedanken. We hebben ook met haar moeten overleggen. We gaan haar ook nodig hebben om dat profiel uit te tekenen. Ik voel eenzelfde bezorgdheid. We moeten de verpleegkundeopleidingen op een hoog niveau houden.
Mevrouw Soens, de schakeltrajecten zijn een mogelijkheid. Dat is een van de elementen die we nog moeten uitklaren. Ik ben ook gevoelig voor ‘verrommeling’, zoals u zegt. Dat wil ik niet graag. Ik ga erop toezien dat het niet gebeurt. Maar ik denk dat het perfect mogelijk is om dat heel netjes te regelen.
We zijn door de conceptnota aan het gaan, de eerste lezing. U hebt heel veel zorgen geuit. Dat is een goede zaak. De Vlor geeft ook nog een advies op het einde van het jaar. Het lijkt me goed om dat hier te laten toelichten zodra het er is. Zij die mij tot inzicht hebben gebracht – wat geen evidente zaak was – om een weloverwogen keuze te maken, kunnen u ook toelichting geven. Het is zeer verhelderend om met de hele sector te spreken.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Dank u voor de bijkomende uitleg. Ik zou graag die samenstelling van de taskforce en het vergaderschema zien. Als u mij dat schriftelijk kunt bezorgen, zou dat fijn zijn. Tussen 30 april en halverwege september zitten ongeveer vijf maanden. Dat lijkt me een korte tijd om met een conceptnota te komen, waarin nog heel veel vragen en bezorgdheden zitten.
U zegt dat het een moeilijke optie was om die stage te organiseren in de vakantie en in de weekends. Kunt u daar wat meer uitleg over geven?
Door het inkantelen van de banaba’s zijn studenten die na vier jaar afstuderen, ‘gespecialiseerd’. De richtlijn van de EU heeft het over een ‘algemeen ziekenverpleger’. Ik zie een verschil. Ik hoop voor u dat de beslissing door Europa wordt goedgekeurd, want ik zie een probleem bij die gespecialiseerde of algemene verpleegkundigen.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, uw repliek bevestigt dat u de situatie juist inschat. Mij blijft vooral bij dat u zegt: opdat de beslissing gedragen zou blijven, moet er snel werk van worden gemaakt. We staan voor een immense opdracht. Na de paasvakantie 2016 moeten er duidelijkheid en zekerheid zijn. Dan gaan studenten kiezen en zich inschrijven. Zij verwachten een correct inzicht in de opleiding waarvoor ze zich inschrijven.
Minister, u mag niets meer zeggen. Het laatste woord is aan de vraagstellers.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.