Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Het Kinderrechtencommissariaat heeft de afgelopen jaren redelijk wat signalen en klachten over sancties op scholen ontvangen. Omdat het zo sterk leeft, heeft het Kinderrechtencommissariaat besloten om een dossier te maken over dat sanctioneringsbeleid.
Klachten die heel veel voorkomen, zijn vooral een te snelle uitsluiting van leerlingen en het ontbreken van een tweede kans. Sommige scholen gebruiken dit echter omdat problematische situaties echt wel te vaak voorkomen.
De voorbije jaren bleef het aantal uitgesloten leerlingen tamelijk hoog. In 2013 werden 2862 leerlingen uit het secundair onderwijs definitief uitgesloten. Dat is 0,7 procent van de totale schoolpopulatie. Het werkelijke aantal zou volgens het Kinderrechtencommissariaat zelfs nog hoger liggen. Er worden namelijk nog steeds leerlingen van school gestuurd zonder formele sanctie. Opvallend is ook dat een derde van die uitsluitingen pas in juni plaatsvinden. Voor die leerlingen wordt het dan zeer moeilijk om nog een andere school te vinden.
Definitieve uitsluiting doet zich voor op het eind van het maatregelencontinuüm. Scholen moeten volgens het Kinderrechtencommissariaat verder en meer focussen op minder ingrijpende en meer begeleidende maatregelen om leerlingen aan boord te houden en hun recht op onderwijs te vrijwaren of te garanderen. Dit neemt echter niet weg dat, als het echt niet anders kan, scholen nog steeds een stok achter de deur moeten hebben bij zeer problematische situaties.
Tot slot is het opvallend om vast te stellen dat de meeste leerlingen definitief uitgesloten worden in het buitengewoon secundair onderwijs (buso) en in het deeltijds beroepssecundair onderwijs (dbso). Dat zijn vaak leerlingen die hoog scoren op kansarmoede-indicatoren. Zij zijn sterk oververtegenwoordigd in de uitsluitingscijfers.
Minister, hoe evalueert u de huidige regelgeving ten opzichte van de analyse van het Kinderrechtencommissariaat? Hoe staat u tegenover de analyse van het Kinderrechtencommissariaat dat er te vaak en te snel naar een definitieve uitsluiting gegrepen wordt? Hoe staat u tegenover de vaststelling dat deze uitsluitingen meer gebeuren in het buso en het dbso en bij kansarme leerlingen? Hoe kan men scholen ertoe aanmoedigen om eerst naar andere vormen van tuchtmaatregelen te grijpen alvorens een definitieve uitsluiting op te leggen?
Een erg drastische tuchtmaatregel is de uitsluiting uit de leertijd van leerlingen vanaf 15 jaar. Eén centrum het recht geven om een leerling volledig uit te sluiten van een bepaalde opleidingsvorm, vindt het Kinderrechtencommissariaat zonder meer buiten proportie en een schending van het recht op onderwijs. De maatregel werkt volgens het commissariaat de ongekwalificeerde uitstroom verder in de hand. Minister, hoe staat u tegenover deze uitsluitingen uit de leertijd?
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, ik sluit mij aan bij deze vraag. Ik vind het ook belangrijk dat sancties heel weloverwogen worden genomen, teneinde de zaak niet erger te maken dan ze al is. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Ja, voorzichtigheid in alles. Echt waar. Ik zie u glimlachen.
Ik ben zeer gevoelig voor de vragen van de kinderrechtencommissaris. Hij heeft daarover een degelijke rapportering afgeleverd. Ik zal de vragen van mevrouw Van Eetvelde niet herhalen. Ik onderschrijf haar bezorgdheid.
De heer De Meyer heeft het woord.
Ik vind het signaal vanuit het Kinderrechtencommissariaat ernstig. Maar anderzijds vind ik het vrij moeilijk om daar vandaag voor mezelf een oordeel over te vellen omdat ik daartoe onvoldoende elementen heb. Ik zou het appreciëren mocht de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) om advies worden gevraagd over deze materie. Regelgeving moet gedragen zijn. Het interesseert mij hoe verantwoordelijke mensen bij de Vlor hierover denken. Mogelijk kunnen zij ons behulpzaam zijn, zodat wij ons daarover een beter oordeel kunnen vormen. Maar ik vind wel dat wij het signaal ernstig moeten nemen.
Minister, ik sluit mij hier graag bij aan omdat dit een materie is waarop ik al vele jaren vanuit verschillende posities werk. Ik stel mij bij dit advies en bij alle dingen waarmee wij nu bezig zijn, de vraag of wij het volledig verwijderen van leerlingen van school mogelijk moeten houden. Als wij straks zeggen dat wij het studieaanbod zullen rationaliseren, wat er mogelijk toe zal leiden dat vooral in het secundair onderwijs, waar de problematiek zich voordoet, het niet vanzelfsprekend is voor een jongere die van een school wordt uitgesloten, om een andere school te vinden met eenzelfde studierichting, denk ik dat wij er goed moeten over nadenken wat wij aanrichten als wij aan jongeren de toegang tot de school ontzeggen, want dat heeft een serieuze impact op de schoolloopbaan van die jongere. Als wij in het kader van de modernisering van het secundair onderwijs zeggen dat de schoolloopbaanbegeleiding moet worden versterkt, dan moeten wij daar ook bij dit item aandacht voor hebben. Wij hebben de flexibele leertrajecten mogelijk gemaakt. U hebt zelf al gezegd dat de time-ins van groot belang zijn. Dat betekent dat scholen mogelijkheden krijgen om aangepaste trajecten aan te bieden aan leerlingen die het gewone traject niet meer kunnen volgen. Scholen hebben nu die mogelijkheid. We hebben ook de time-outs. Als het op school niet meer lukt in die context, dan heeft de school de mogelijkheid om de jongere tijdelijk een andere omgeving te geven. Met al deze mogelijkheden, en met de evolutie die wij willen, stel ik mij de vraag of het echt nodig is om een school die toch wel drastische maatregel te laten blijven nemen.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, u weet wellicht dat mijn kabinet op de studiedag van het Kinderrechtencommissariaat een speech heeft gehouden. We hebben daarin zeer duidelijk aangegeven dat het Kinderrechtencommissariaat een straf dossier heeft afgegeven. Ik zal de kernelementen die aan bod kwamen in die speech gebruiken voor mijn antwoord hier. Anders zou ik nogal inconsistent zijn.
Het decreet over de rechtspositie van leerlingen dateert van 4 april 2014 en is pas op 1 september 2014 in werking getreden. Ik denk dat het belangrijk is dat scholen de tijd krijgen om een en ander te implementeren. Het is allemaal nog heel recent.
Daarnaast bekijken we hoe we het decreet goed kunnen monitoren en evalueren. We bekijken ook welke beleidsaanbevelingen die het Kinderrechtencommissariaat in zijn dossier Straffe School heeft geformuleerd, op een snelle wijze opvolging kunnen krijgen. Zo zullen we proberen na te gaan of de invoering van een aparte code in DISCIMUS voor tuchtmaatregelen in het basisonderwijs zinvol en haalbaar zou zijn. De secundaire scholen brengen onze administratie al elektronisch op de hoogte van elke definitieve uitsluiting.
Daarnaast wil ik in overleg met verschillende stakeholders de toepassing van de definitieve uitsluiting kritisch onder de loep leggen. Het gegeven dat vier op de tien definitieve uitsluitingen nog in juni worden getroffen, is zo ernstig door de impact op de verdere schoolcarrière van leerlingen dat we dat niet zo maar naast ons mogen neerleggen.
U vraagt hoe ik sta tegenover de analyse dat er te snel naar wordt gegrepen en ook hoe we andere vormen kunnen stimuleren. Die overlapt eigenlijk een beetje de vraag om uitleg van vorige week over de time-out. Ik glimlachte daarnet naar mevrouw Brusseel, omdat we het deze ochtend met de Vlaamse ombudsman hadden over het afnemen van studietoelagen als sanctie. Ik heb toen gezegd dat ik daarvan een koele minnaar ben. Mevrouw Brusseel zei dan dat ze ook niet zo van sancties houdt. Dat is de reden waarom ik naar haar glimlachte. We krijgen op het kabinet soms schrijnende mails van ouders wier zoon of dochter definitief is uitgesloten. Dat is verschrikkelijk. Dat moet echt wel het allerlaatste zijn. Voor mij is het van belang dat elke school in Vlaanderen zeer breed vertrouwd is met alle bestaande alternatieven.
Bij de vraag om uitleg over het luxeverzuim van mevrouw Gennez komen we weer uit bij het actieplan Leerrecht. Daarin komen al die sporen weer samen. Ik heb vanmiddag getwitterd dat het zeer interessante discussies zijn. Alle mensen die in de commissie Onderwijs zitten, zijn altijd hyperempathisch en gevoelig voor wat er gebeurt. Dat zie ik op andere gremia soms wat minder. Het woord sanctionering wordt op de ene plaats helemaal anders uitgesproken dan hier in de commissie Onderwijs. Onderwijs gaat bij uitstek over het opvoeden van kinderen. Je gaat daar dus veel genuanceerder mee om. Ik hou daar wel van. Ik voel dat in de vragen die worden gesteld. Het is een ander signaal dan wat ik op andere plaatsen krijg. Ik wilde dat toch een keer zeggen.
Over het te snel inzetten van die definitieve uitsluiting zijn de signalen die het Kinderrechtencommissariaat capteert zeker bijzonder ernstig te nemen. Het legt namelijk een zware hypotheek op de onderwijsloopbaan van – vaak jonge – kinderen. Jullie hebben dat allemaal gezegd. Daarom zal het actieplan Leerrecht daar veel aandacht aan besteden.
Artikel 123/6 van de Codex Secundair Onderwijs somt de drie tuchtmaatregelen op die in de leertijd kunnen worden genomen: tijdelijke of definitieve uitsluiting uit het centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, en de uitsluiting uit de leertijd. Bij die laatste wordt de leerling het recht ontnomen om – met het oog op de praktijkopleiding – een erkende leerovereenkomst te behouden of te sluiten en om een bijbehorende theoretische vorming te volgen.
Bij de tijdelijke of definitieve uitsluiting is de directeur-afgevaardigd bestuurder of zijn afgevaardigde bevoegd. Dat is in tegenstelling tot de bevoegdheid voor uitsluiting uit de leertijd. Die ligt niet bij het centrum zelf, zoals het Kinderrechtencommissariaat ten onrechte stelt, maar bij de praktijkcommissie, een decretaal ingeschreven paritair samengesteld orgaan. Dat is toch een nuance op wat het Kinderrechtencommissariaat vertelt.
Ik heb cijfers met betrekking tot de schooljaren 2010-2011 tot en met 2013-2014 opgevraagd bij Syntra Vlaanderen. Het percentage leerlingen dat werd uitgesloten uit de leertijd schommelt rond de 5 procent. Op basis van de cijfers vroegtijdig schoolverlaten in het stelsel Leren en Werken weten we dat leerlingen binnen dit stelsel nu al een grote kans op uitval vertonen. Een uitsluiting uit die leertijd dreigt inderdaad de kansen op het behalen van een kwalificatie zeer drastisch te verlagen. Die maatregel kan alleen maar worden genomen als alle andere maatregelen en alle minder zware tuchtmaatregelen niet tot resultaat hebben geleid.
Collega’s, ik zal zeker de beleidsaanbeveling van het Kinderrechtencommissariaat over de afschaffing van de uitsluiting uit de leertijd meenemen in het kader van de evaluatie van het decreet Rechtspositie waarover ik zonet sprak. U moet er wel rekening mee houden dat het iets heel recent is. Anderzijds is er nu al werk aan de winkel om iedereen er goed van te overtuigen dat er heel veel andere maatregelen zijn en dat uitsluiting echt het allerlaatste is. Indien nodig, zal ik daarover overleg plegen met mijn collega-minister van Werk.
Er zijn suggesties gekomen om dat sowieso te liquideren. Maar ik vind: eerst evalueren en dan liquideren. Het zijn wel zeer drastische maatregelen. Na die uitsluiting uit de leertijd zit je gewoon vast. Het wordt dan zeer moeilijk. En 5 procent is toch nog altijd 5 procent. We gaan daarmee aan de slag.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord.
Ik heb nog één bijkomende vraag. In de inleiding van mijn vraag om uitleg heb ik het al aangehaald: wat mij vooral opvalt, is dat een derde van die uitsluitingen in juni plaatsvindt. Zoals ik zei, is het niet evident om dan nog een nieuwe school te vinden.
Minister, ik ben er zeker van dat u ook op de hoogte bent van dit probleem. Ik vraag me evenwel af of u op dit vlak nog maatregelen plant.
De heer De Meyer heeft het woord.
Ik was uiteraard aanwezig tijdens de besprekingen toen dit is ingevoerd. Ik heb toen ook mijn bezorgdheid geuit. Ik herhaal nogmaals dat we het signaal van het Kinderrechtencommissariaat ernstig moeten nemen. Ik zou echter ook graag eens weten wat de Vlor hierover denkt.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik ben dat daarnet vergeten. Zodra we het krijgen, zal de Vlor natuurlijk zeer uitgebreid over het actieplan leerrecht worden geconsulteerd. Ik stel voor het verslag van het Kinderrechtencommissariaat gewoon mee te sturen. Op die manier wordt het geen kipkap, maar wordt alles als een geheel bekeken. Die punten van het Kinderrechtencommissariaat kunnen rechtstreeks in het opvolgingsbeleid worden ingebracht.
Minister, dat lijkt me bijzonder nuttig. Dit is echter niet mijn opdracht, maar uw opdracht.
Mijnheer De Meyer, ik wil het hier gewoon meedelen. Dit was al mijn idee, maar ik had het nog niet gezegd.
Mevrouw Van Eetvelde, de scholen zijn autonoom om die beslissing te nemen. De school moet wel aantonen dat het de laatste stap is en dergelijke. Nu merken we voor het eerst dat de beslissingen vaak in juni worden genomen. Hier past een beleid dat de administratie contact met de scholen laat opnemen. Wat het sanctioneringsbeleid betreft, hebben de scholen echter enige vrijheid.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik wil hier gewoon nog een zin aan toevoegen. In verband met deze problematiek moeten we steeds de gulden middenweg zoeken. Wat definitieve uitsluitingen betreft, lijkt dit me nog steeds de beste strategie. Als het kan, moeten we zeker en vast kansen blijven geven. Als het nodig is, moeten we echter ook ingrijpen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.