Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer De Roo heeft het woord.
Op het European Innovation Scoreboard 2023, dat de prestaties van EU-landen voor onderzoek en innovatie weergeeft, blijft België het goed doen. Met een innovatiescore van 125,8 procent is ons land een innovatieleider en bezet het de vijfde plaats binnen de Europese Unie. Enkel Nederland, Finland, Zweden en Denemarken doen het nog beter. Ook Vlaanderen is met een score van 130,3 procent een innovatieleider tussen de 239 Europese regio’s. In 2021 ging 3,65 procent van het bruto binnenlands product in Vlaanderen naar innovatieonderzoek. Vlaanderen is hierdoor de onbetwiste leider in de Europese Unie. Op deze cijfers mogen we terecht trots zijn. Dat hebben we in deze commissie al verschillende keren gezegd. Het is het resultaat van het harde onderzoekswerk van velen en van een gedeelde lange termijnvisie.
We mogen natuurlijk niet op onze lauweren rusten. Een recent rapport van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), ‘Strategische autonomie als drijver van technologische soevereiniteit en innovatieve slagkracht’, wijst hierop en doet talrijke aanbevelingen.
Wat is uw reactie op dit rapport? Deelt u de mening van de SERV omtrent strategische autonomie en de noodzaak om minder afhankelijk te zijn en worden van de Verenigde Staten, China en andere niet-EU-landen? Hoe staat u tegenover het verder uitbouwen van een missiegedreven innovatiebeleid met maatschappelijke impact zoals de SERV voorstelt?
De SERV stelt ook waakzaam te zijn en te blijven over buitenlandse zeggenschap in de economie: in 2021 viel in Vlaanderen ongeveer 60 procent van alle ondernemingen die investeren in onderzoek en ontwikkeling (O&O), onder buitenlands zeggenschap, over sectoren en technologieklassen heen. Uiteraard zijn buitenlandse bedrijven en investeringen erg welkom in Vlaanderen en is die waakzaamheid vooral vereist in bepaalde sectoren. In die zin: hoe verloopt de werking van de interfederale screeningcommissie die zulke dossiers opvolgt, tot nu toe? Ziet u bijkomende mogelijkheden in het intensifiëren van het beleid rond proeftuinen en living labs zoals de SERV voorstelt?
Alvast bedankt voor uw antwoord.
Minister Brouns heeft het woord.
Het debat rond strategische autonomie is uiteraard van zeer groot belang en bijzonder actueel. Ik zeg dit als minister van Landbouw, maar zeker ook als minister van Economie en voorzitter van de Raad Industrie van de Europese Unie, bijvoorbeeld met de Net-Zero Industry Act (NZIA) of de Critical Raw Materials Act (CRMA) waaraan op Europees niveau de nodige aandacht wordt besteed. We moeten als Europa niet op onszelf terugplooien. Meer dan ooit is het belangrijk om onze strategische positie ten aanzien van de andere blokken in de wereld te versterken. We mogen ook niet naïef zijn en ook niet de protectionistische toer opgaan, maar ik zeg wel vaak dat wat meer economisch chauvinisme zeker geen kwaad kan en dat we zeker meer moeten inzetten op die strategische autonomie, zeker in de turbulente geopolitieke tijden van vandaag.
Ik deel wel de mening van de SERV als men stelt: “Open waar het kan en beschermen waar het moet.” Als het gaat over bijvoorbeeld het meest duurzame vlees dat we hier produceren en waarvan het merendeel van onze export naar buurlanden gaat, de productie en toelevering van batterijen, wat duidelijk bij Van Hool een probleem bleek te zijn, of meer inzetten op circulaire economie, zodat we voor de belangrijke edelmetalen minder afhankelijk worden van het buitenland, of nog verder werk maken van de duurzame transitie van onze industrie zodat we minder fossiele brandstoffen nodig hebben: het zijn allemaal beleidsmaatregelen die goed zijn voor onze strategische autonomie en daardoor ook onze bedrijven en economie beter beschermen in die geopolitieke tijden.
Die transitie naar duurzaamheid is natuurlijk alleen mogelijk dankzij innovatie. Met Vlaanderen zetten we ook in op een missiegedreven innovatiebeleid dat mikt op maatschappelijke uitdagingen en impact. Zo hebben we bijvoorbeeld ons bio-economiebeleidsplan, dat meer biomassa wil omzetten in circulaire bio-based producten, het beleidsplan rond de circulaire maakindustrie, het Moonshotinitiatief, innovatie met de Klimaatsprong voor een CO2-arme industrie en de beleidsplannen rond cybersecurity en artificiële intelligentie, waarover we vandaag nog verder gaan spreken.
Ik denk dat we in Vlaanderen steeds het evenwicht trachten te respecteren tussen missiegedreven onderzoek en bottom-uponderzoek vanuit de individuele onderzoeker, ondernemingen of kennisinstellingen. We hebben immers als overheid niet de waarheid in pacht en niet-gericht fundamenteel onderzoek kan ook tot innovaties leiden. Ik verwijs daarvoor graag naar het CERN, waar de computer en de medische beeldvorming, de zaken die daaruit worden afgeleid, zijn ontstaan. Dat debat hebben we hier in de commissie ook al vaker gehad, onder andere bij de evaluaties van de middelen voor het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen (FWO), het Industrieel Onderzoeksfonds (IOF) en het Bijzonder Onderzoeksfonds (BOF). Ik pleit dus ook steeds voor een goed evenwicht tussen niet-gericht onderzoek, maar dat een overheid tegelijkertijd enkele maatschappelijke prioriteiten naar voren kan schuiven, is natuurlijk ook belangrijk.
Dan is er uw derde vraag. Het interfederaal samenwerkingsakkoord rond de screening van directe buitenlandse investeringen is operationeel sinds juli van vorig jaar. In de tweede helft van vorig jaar werden 32 notificaties ontvangen, waarvan er 21 betrekking hadden op Vlaanderen. We merken een gestage stijging van instromende dossiers over de eerste zes maanden. De drie meest betrokken sectoren zijn data, energie en gezondheid. De meerderheid van de dossiers had betrekking op investeerders uit het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. De werking van de Interfederale Screeningscommissie en de samenwerking tussen verschillende administraties, zowel interfederaal als intra-Vlaams, verloopt goed en vlot, zonder noemenswaardige interventies op hoogtepunt of incidenten.
Tot slot, proeftuinen en living labs bieden inderdaad een interessante piste om die samenwerking te versterken en zo innovaties ook sneller te kunnen implementeren. Een belangrijk voorbeeld daarvan zijn de living labs rond circulaire economie: er is 18,4 miljoen euro steun toegezegd aan 22 circulaire living labs. Dat zijn brede en diverse partnerschappen met alle stakeholders die de implementatie van circulaire oplossingen in de maakindustrie en de bouwsector onderzoeken. Een tweede bekend voorbeeld is het Open Thor Living Lab in EnergyVille in Waterschei, Limburg. Dat is een regelluwe zone waarbinnen de energieconcepten van de toekomst uitvoerig getest kunnen worden. Tevens hebben we daar proeftuinen ingericht die de verspreiding van technologie voor meer werkbaar werk in de industrie en de zorg moeten versnellen. Dat zijn enkele heel concrete voorbeelden die aantonen dat we verschillende concepten toch echt wel omarmen in het toekomstige innovatiebeleid. Bijkomende initiatieven zijn dit jaar niet meer gepland. Evaluaties zullen moeten aantonen of deze methode de gewenste resultaten oplevert.
De heer De Roo heeft het woord;
Minister, dank u voor uw antwoord. Als ik het heel kort mag samenvatten, zegt u dat de SERV een nuttig rapport heeft geschreven, maar dat u eigenlijk al heel wat stappen zette wat de opmerkingen en suggesties die ze gaven betreft. Ik denk dat dat een goede zaak is, en dat dat een zeer goed antwoord was.
Wat die 21 notificaties betreft die zijn binnengekomen: ik denk dat het nodig blijft om dat soort waarschuwingen zeer goed en van kortbij op te volgen. Mijn bijkomende vraag is: op welke manier wordt dat dan verder opgevolgd?
Wat de proeftuinen en de living labs betreft, ik denk dat het regelluwe kader dat in ThorPark is opgericht, een goede zaak is. Ik denk dat we daar een aantal lessen uit kunnen leren en dat het invoeren van een aantal regelluwe zones voor specifieke domeinen effectief kan bijdragen tot een betere en grotere innovatiekracht, waardoor we ook in de top kunnen blijven spelen. Dat is dus een piste die we zeker nog verder moeten verkennen, denk ik, in deze en ook de volgende legislatuur. Die geeft immers kansen inzake een aantal obstakels waarvoor we niet direct een wettelijke oplossing hebben, natuurlijk onder een aantal voorwaarden, binnen een juist kader. Dat kan ervoor zorgen dat dingen uitgetest kunnen worden en dat er nieuwe innovatieve toepassingen ontwikkeld kunnen worden.
Minister Brouns heeft het woord.
Wat de notificaties betreft, begrijp ik dat Flanders Investment & Trade (FIT), het Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken (DKBUZA) en Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) een analyse maken om te bekijken hoe men daar dan verder mee moet omgaan.
Met Open Thor Living Lab hebben we recent een heel aantal zaken kunnen ondersteunen. Innoveren is proberen, is inderdaad regels opzoeken. Dat betekent dat je inderdaad een aantal fases van regelluwte moet hebben om die innovatie echt mogelijk te kunnen maken. Wat daar vandaag gebeurt, is dus heel, heel belangrijk. Dat is baanbrekend. Ik verwijs naar de twee identieke woningen die daar zijn gebouwd. Ondernemend Vlaanderen wordt uitgenodigd om daar met technieken te experimenteren qua isolatie in combinatie met verwarming. Dan vergelijkt men de twee woningen met elkaar om tot de meest optimale situatie te komen wat energie-efficiëntie en -gebruik en dergelijke betreft. Slimme energiesystemen worden daar toegepast. Er wordt dus met van alles geëxperimenteerd, wat goed is en wat nodig is om de omslag te kunnen maken. Enige regelluwte is nodig om dat te kunnen installeren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.