Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de verandering van de richtlijnen voor de prioritering bij aanvragen voor een persoonsvolgend budget
Vraag om uitleg over de hervorming van de persoonsvolgende budgetten voor personen met een handicap
Vraag om uitleg over snel degeneratieve aandoeningen
Verslag
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, tussen het schrijven van deze vraag en de bespreking in de commissie vandaag zit ruim een maand, maar ik neem de verantwoordelijkheid op mij voor het feit dat deze vraag veertien dagen geleden werd uitgesteld. Ik merk op dat mijn vraag werd gekoppeld aan drie andere vragen van collega’s. De vraagstellingen zijn wat verschillend en ik vermoed dan ook dat we een ruime bespreking zullen krijgen van de huidige problematiek.
Een eerste zaak die ik wil aankaarten en die ik ook uitschreef in mijn vraag om uitleg, gaat over een infobrief van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) van 17 augustus. Daarin lezen we dat werd beslist om de huidige beoordelingscriteria voor de bepaling van een prioriteitengroep te versoepelen. Personen met de dringendste ondersteuningsnood zouden zo meer garantie hebben om in de hoogste prioriteitengroep te worden ingedeeld.
Het gaat over twee specifieke situaties waarbij de vragen van een persoonsvolgend budget als dringender zullen worden beoordeeld. Ten eerste, situaties waarbij de draagkracht van een bejaarde mantelzorger, vanaf 70 jaar, die bovendien kampt met ernstige gezondheidsproblemen, wordt overschreden. Ten tweede, situaties waarbij de persoon met een handicap momenteel wel ondersteund wordt, maar waarbij de ondersteuning onvoldoende is aangepast aan de noden van de persoon met een handicap. Het gaat hier over personen die noodgedwongen in een woonzorgcentrum of psychiatrisch centrum wonen.
De aanpassingen van de richtlijnen voor prioritering van de aanvragen worden doorgevoerd voor alle dossiers die vanaf 18 september op de Vlaamse Toeleidingscommissie worden besproken.
Minister, ik heb al meermaals gewezen op het feit dat mensen met een handicap, jonger dan 65 jaar, niet thuishoren in een woonzorgcentrum. Het maakt het voor hen onmogelijk om een sociaal netwerk uit te bouwen. Het personeel is er niet opgeleid om personen met een handicap te ondersteunen. De activiteiten zijn er ook niet aangepast aan jongere mensen. Zij hebben er het gevoel dat ze in een sterfhuis wonen.
Toen ik de infonota las, was mijn eerste reflectie dat er eindelijk wordt erkend dat de ondersteuning in woonzorgcentra onvoldoende is aangepast. Wie in een woonzorgcentrum woont en voor wie het experiment deelbudget geen oplossing is, kan nu eindelijk een volwaardig budget ontvangen. Dat was mijn eerste reactie toen ik de infonota las.
Maar minister, ondertussen hebben een aantal mensen mij erop gewezen dat de punten opgenomen in de infonota slechts een element kunnen zijn om de situatie van de aanvrager als dringender te beschouwen, maar dat dat niet betekent dat ze onmiddellijk een volwaardig budget zullen krijgen.
Met deze vraagstelling wil ik enerzijds duidelijkheid krijgen over hoe ik de inhoud van deze infonota moet interpreteren. Wat raadt u mensen aan die zich in een van deze situaties bevinden, maar een dossier hebben van vóór 18 september? Een herziening aanvragen en de hele procedure nogmaals doorlopen? Als ze dan een hogere prioriteitengroep krijgen, betekent dit dan dat hun registratiedatum wijzigt en dat ze weer achteraan in de rij komen?
Hebt u zicht op de omvang van deze aanpassingen? Over hoeveel mensen zal het hier gaan, schat men? In december 2022 woonden er bijvoorbeeld 1898 mensen jonger dan 65 jaar in een woonzorgcentrum. Dat bleek uit het antwoord op een schriftelijke vraag die ik u begin dit jaar stelde. Dat is een aanzienlijke groep. U had er toen echter geen zicht op hoeveel van hen door het VAPH erkend zijn als persoon met een handicap, vermits er geen gegevensuitwisseling bestond tussen het VAPH en Zorg en Gezondheid. Hebt u daar ondertussen wel informatie over?
Minister, deze infonota handelt ook over personen met een handicap die een mantelzorger ouder dan 70 jaar hebben. Collega Vande Reyde zal daar verder op ingaan, ik laat hem die vraag dus stellen. Vóór de publicatie van deze infonota was er, in november van vorig jaar, ook een besluit van de Vlaamse Regering waarbij de procedure voor maatschappelijke noodzaak werd geïntegreerd in de procedure voor noodsituatie. Zo zou het procesverloop worden geoptimaliseerd, met het oog op een vereenvoudigde, meer klantgerichte en doelmatige aanvraagprocedure.
Ik ga nu in op een concrete situatie. Want ondanks deze mooie doelstelling kunnen we vaststellen dat Joke, wiens achtergrond we ondertussen allemaal kennen, in maart van dit jaar een weigering kreeg binnen deze nieuwe procedure en ook in augustus, bij de nieuwe overweging. Zij is in beroep gegaan, maar kreeg geen erkenning als noodsituatie. De overheid erkende niet dat haar noden groter waren en dat het budget dat ze tot dan ontving, ontoereikend was.
Minister, ik stel vast dat er erg veel procedures en regels zijn, ook aanpassingen van deze regels en nota’s over hoe deze regels moeten worden geïnterpreteerd, en dat men hierin de mens vergeet: een vrouw, een man, een persoon van vlees en bloed die recht heeft op een kwalitatief leven en die, zo merken we, volledig in de kou blijft staan en zijn of haar plan moet trekken. Beseffen we wel dat, wanneer het over een palliatieve diagnose gaat, men elke dag moet strijden om een menswaardig budget, een menswaardig leven te hebben? Beseffen wij wel dat dat zo is?
U zult deze vernieuwde procedure evalueren en bekijken wat er nog moet worden verbeterd. Minister, ik ben eerlijk gezegd mijn geloof en vertrouwen in procedures kwijt. Kunt u mij ervan overtuigen dat u toch nog een manier zult vinden om ervoor te zorgen dat personen met een handicap met een grote zorgnood wél een menswaardig budget kunnen ontvangen?
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik heb twee vragen om uitleg die binnen hetzelfde domein vallen, maar misschien toch wel een ander aspect aanhalen. Ze waren ook uitgesteld omwille van de afspraak die mevrouw De Martelaer had op Terzake vorige week. Ik ga ze nu ook samen stellen.
Mijn eerste vraag om uitleg gaat over het verslag van de auditeur van de Raad van State die, herinner u, een hervorming van de persoonsvolgende budgetten voor personen met een handicap had bekritiseerd. Die hervorming zou – ik zeg opnieuw: volgens de auditeur – vernietigd moeten worden, omdat het standstillprincipe niet gerespecteerd lijkt en er geen afdoende elementen van algemeen belang gegeven werden bij die hervorming.
We hebben dat hier al eens besproken in de commissie, op aangeven van collega De Martelaer. U hebt destijds aangegeven het advies te onderzoeken en te kijken wat er eventueel moet gebeuren, in het licht van een definitief arrest. Voor zover ik weet, is er nog geen definitief arrest, maar mijn vragen gaan eigenlijk over of dat nu binnen uw administratie of binnen uw kabinet ondertussen geanalyseerd is.
Ten eerste: tot welke conclusies bent u intussen gekomen bij het onderzoeken van het arrest?
Ten tweede: zult u de hervorming van de budgetten aanhouden, eventueel aanpassen of terugdraaien?
Ten derde, en wat ik mij vooral afvraag: heeft het VAPH ook bijkomend juridisch advies ingewonnen of bijkomende argumentatie voorbereid om de hervorming verder te kaderen in de algemene betaalbaarheid van de wachtlijsten? Ik zal die laatste vraag misschien nog even kort toelichten: dat standstillprincipe wordt tegenwoordig wel meer ingeroepen, ook bij arresten in andere domeinen in het Grondwettelijk Hof. Dat is een grondwettelijke grendel die heel verstrekkend is. Dat standstillprincipe wil eigenlijk zeggen dat je geen enkele hervorming kunt doen die de toestand van een bepaalde persoon achteruitgang laat kennen, zonder dat je voldoende argumenteert – en dat is belangrijk – dat de betaalbaarheid van het algemene systeem het noodzakelijk maakt dat die hervorming gebeurt. Dus mijn vraag is eigenlijk concreet of die hervorming nog mogelijk is? Was de motivatie misschien onvoldoende? Moeten er bijkomende berekeningen gemaakt worden? Heeft het VAPH misschien ondertussen geconcludeerd dat het de hervorming nog steeds wil voortzetten, maar dat het dat beter gaat argumenteren? Of is het d’office gewoon niet mogelijk en moet er eigenlijk vanaf nul begonnen worden? Bedankt alvast daarvoor.
Ik ga dan onmiddellijk over naar mijn tweede vraag. Het is hetzelfde topic als wat collega De Martelaer al heeft gesteld over de prioritering van de groepen. Ik ga niet alles herhalen. Mijn vragen zijn ook over welke omvang het gaat, over hoeveel mensen, voor de beide groepen? En een bijkomende vraag daarbij: vanwaar komt die leeftijdsgrens van 70 jaar voor mantelzorgers eigenlijk? Want ik kan mij inbeelden dat gezondheidsproblemen op de limieten stoten van de draagkracht om voor iemand te zorgen, ook bij mensen van jonger dan 70 jaar. We hebben daar ook de getuigenis van onder andere Shanna Wouters over gehoord de afgelopen weken. Die 70 jaar lijkt op het eerste gezicht een beetje arbitrair, maar misschien zijn er gegronde redenen om die leeftijd te kiezen?
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Ik heb nog een aansluitend onderwerp daarover en dat gaat over de snel degeneratieve aandoeningen. Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap omschrijft een snel degeneratieve aandoening als een snelle onomkeerbare achteruitgang, waarbij de beperking op zeer korte termijn toeneemt en/of waarbij er steeds beperkingen bij komen.
Aangezien de aandoeningen een snel en progressief karakter hebben, kunnen personen in bepaalde gevallen een beroep doen op de spoedprocedure voor het persoonsvolgend budget. Dan wordt er aan hen onmiddellijk een persoonsvolgend budget toegekend.
Dat is natuurlijk zeer goed. Personen komen in aanmerking voor die spoedprocedure als zij een van de negen ziektebeelden vertonen die onder andere op de website van het VAPH worden weergegeven. Daarnaast moet er ook een snelle progressie van de ziekte zijn. Een van die ziektebeelden is bijvoorbeeld amyotrofische laterale sclerose (ALS) of multipele systeem atrofie (MSA).
Hoewel er negen ziektebeelden in aanmerking komen voor die spoedprocedure, zijn er natuurlijk ook nog tal van andere snel degeneratieve aandoeningen, waarbij het niet mogelijk is een persoonsvolgend budget aan te vragen via die spoedprocedure.
Het is hier al aangehaald, we hebben het inderdaad via verschillende mediaberichten kunnen lezen, waarvan onder andere bijvoorbeeld Joke aangaf dat het zorgbudget te laag was om dan menswaardig te kunnen voortleven.
Ik heb daarover verschillende vragen voor u, minister.
Personen die lijden aan een snel degeneratieve aandoening die niet op de lijst van het VAPH staat, kunnen dus geen beroep doen op die spoedprocedure. Op welke manier wordt deze lijst dan eigenlijk samengesteld en waarom werd er specifiek voor die negen aandoeningen gekozen?
Mijn tweede vraag: bent u van mening dat de lijst met snel degeneratieve aandoeningen volstaat?
Ik kom tot de derde vraag: bent u bereid om de lijst van snel degeneratieve aandoeningen eventueel uit te breiden, zodat de personen met bijvoorbeeld een ernstige bindweefselziekte in aanmerking komen voor zo’n spoedprocedure?
En dan heb ik nog een laatste vraag, want daar heb ik eigenlijk geen zicht op: wanneer het persoonsvolgend budget voor personen met een snel degeneratieve aandoening niet langer meer voldoet, kunnen zij een meervraag indienen. Maar mijn vraag is dan op welke manier die meervraag eigenlijk wordt beoordeeld? Krijgen ze die dan ook onmiddellijk ter beschikking? Of worden zij dan in een of andere prioriteitengroepen ingedeeld? Waar komen zij dan bijvoorbeeld terecht, 1, 2 of 3? Hoe moeten we dat juist bekijken?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, bedankt voor de vragen. Het is goed dat de problematieken, de dossiers en de vragen behandeld worden. Ik wil eerst even reageren op het citaat van mevrouw De Martelaer dat mensen niet als mensen behandeld worden. Ik vind dat een heel zware aantijging omdat de commissies die oordelen over de aanvragen van iemand, worden bevolkt door dokters, psychologen en gebruikers die elk dossier grondig gaan bekijken en ook een beslissing gaan nemen. De beslissingen over mensen worden door mensen genomen, niet door een computer of een of ander systeem. Het VAPH vindt trouwens niet gemakkelijk mensen.
Ik kan jullie ook melden dat ik gisteren een bijzonder geëmotioneerde leidend ambtenaar heb gehoord die zei dat na de communicatie van beide casussen, de mensen in de commissies ook wel steun willen voor hoe zij naar dossiers kijken en de beslissingen die ze nemen. Ik wil gewoon de andere kant van het spectrum ook eens laten zien, vooraleer de punctuele vragen te beantwoorden.
Ik zal het niet verheerlijken en ik heb het al een aantal keer in de pers gezegd, maar zeker het dossier van Joke Mariman heeft me persoonlijk getroffen. Ik denk dat de collega’s dat ook weten. Collega De Martelaer, ik ben een aantal maanden geleden ook eens naar Terzake geweest. Daar werd ik geconfronteerd met drie klachten van mensen met een handicap. Een van die mensen was Joke Mariman. Ze gaf toen aan dat ze een aandoening had die snel verslechterde, dat ze met een dossier zat en dat ze zich niet geholpen voelde. Ik dacht toen echt dat we zoiets zouden moeten kunnen oplossen. Daarom is Joke bij ons op het kabinet geweest. Ik ben niet de beslissende overheid als het over de dossiers gaat, maar ik vond de problematiek wel belangrijk genoeg om samen met mijn raadgever te zoeken naar hoe we dat zouden kunnen oplossen. Net omwille van talrijke situaties zoals die van Joke, hebben we een aantal ingrepen gedaan in de procedures. Het heeft er toch niet toe geleid dat Joke haar laatste vraag werd ingewilligd. Dus het is goed om te bekijken hoe dat komt en of het terecht is, en of we dat kunnen vermijden, maar ik ben de laatste om een steen te gooien naar mensen die te goeder trouw beslissingen hebben genomen.
Wat hebben we gedaan? Sinds 18 september zijn de aanpassingen aan de criteria om in aanmerking te komen voor een budget binnen prioriteitengroep 1 van toepassing. Het is belangrijk dat we het systeem constant evalueren. Ik heb dat uiteraard al een paar keer gedaan sinds ik bevoegd ben. Zo heb ik al de richtlijnen om als noodsituatie erkend te worden laten bijsturen. Ik heb ook gevraagd naar een vereenvoudiging van de aanvraagprocedure voor een persoonsvolgend budget. Die vereenvoudiging staat in de steigers. Ik heb nu ook aan mijn diensten gevraagd om bij bepaalde specifieke situaties het mogelijk te maken om een hogere prioriteit toegekend te krijgen.
Het gaat om twee specifieke versoepelingen van de richtlijnen in prioriteitengroep 1. Het gaat om de situatie waarbij een mantelzorger ouder wordt en zelf kampt met gezondheidsproblemen. Dat zal in de toekomst mee doorwegen in de beslissing tot prioritering. Er zal ook meer kwalitatief gewerkt worden, waarbij men kijkt of de persoon wel de juiste gepaste ondersteuning krijgt binnen een bepaalde situatie, zoals bijvoorbeeld in een woonzorgcentrum of psychiatrie. Daar krijgt men wel ondersteuning, maar, zoals collega De Martelaere heeft gezegd, deze is vaak niet op maat voor personen met een handicap. Dat aspect zal in de toekomst een grotere rol spelen.
Collega De Martelaer, specifiek wat uw vraag over de woonzorgcentra betreft, er is tot op vandaag nog geen structurele gegevensuitwisseling tussen het VAPH en het Departement Zorg. De cijfers over het aantal mensen met een handicap jonger dan 65 jaar die én een vraag naar een persoonsvolgend budget hebben én momenteel verblijven in een woonzorgcentrum, zijn dus nog niet sluitend. Bij de invoering van de nieuwe richtlijnen hebben we wel een indicatieve raming gemaakt van het aantal aanvragen die bijkomend in prioriteitengroep 1 zouden worden ingedeeld op basis van de nieuwe richtlijnen. In 2022 waren 33 aanvragen ingedeeld in prioriteitengroep 2 die naar aanleiding van de versoepeling waartoe we hebben beslist in prioriteitengroep 1 worden ingedeeld, omdat de persoon met een handicap zich in een situatie van onaangepaste ondersteuning bevindt, bijvoorbeeld in de psychiatrie of een woonzorgcentrum. Er wordt in navolging van de communicatie van de aangepaste richtlijnen wel een stijging van het aantal aangevraagde herzieningen van de prioriteitengroep verwacht, waardoor dit aantal vermoedelijk nog zal toenemen. Dat dat wellicht zal gebeuren, is echter ingecalculeerd.
Dan was er de vraag hoeveel mensen naar schatting de overstap zullen kunnen maken. Ook wat dat betreft, heeft het VAPH een raming gemaakt. Er wordt geschat dat op jaarbasis 127 aanvragen die momenteel worden ingedeeld in prioriteitengroep 2 of prioriteitengroep 3, naar aanleiding van de versoepeling in prioriteitengroep 1 zullen worden ingedeeld omdat de persoon met een handicap wordt ondersteund door een bejaarde mantelzorger die zelf kampt met gezondheidsproblemen. Ook hier wordt wegens het effect van de communicatie van de aangepaste richtlijnen een stijging van het aantal aangevraagde herzieningen verwacht. We hebben er ook rekening mee gehouden dat ook dit aantal nog zou kunnen toenemen.
Wat de leeftijdsgrens betreft, de vuistregel is bepaald in overleg met de commissieleden van de Vlaamse Toeleidingscommissie en de heroverwegingscommissie, om tot een zo uniform mogelijke toepassing voor de verschillende beoordelaars te komen. De leeftijdsgrens van 70 jaar wordt als vuistregel gehanteerd, maar is geen strikte ‘cut-off’.
Wat met de mensen die zich in een van deze situaties bevinden, maar een dossier hebben van vóór 18 september? Dat is natuurlijk ook belangrijk. Voor mij is het echt van belang dat de organisaties die de mensen bijstaan, daar ook samen met hen over nadenken. Dat is een wezenlijke taak van bijvoorbeeld de diensten ondersteuningsplan (DOP’s), de bijstandsorganisaties en de multidisciplinaire teams (MDT). Als mensen zich dus herkennen in de situaties waarop de nieuwe richtlijnen een impact kunnen hebben, kunnen zij zich richten tot het multidisciplinair team. Voor alle duidelijkheid, voor een herziening van de dringendheid van de vraag moet men niet de hele procedure doorlopen. Ik wil niet te technisch worden, maar het volstaat dat een module C, dus de inschatting van de objectivering van de dringendheid, wordt ingediend door het MDT. We hebben dus wel ergens een vraag nodig: mensen moeten zich daarin herkennen en dan de vraag stellen.
Die aanvraag tot herziening wordt vervolgens beoordeeld door de toeleidingscommissie. Als men dan in een hogere prioriteitengroep terechtkomt, en in dezen zal dat dan prioriteitengroep 1 zijn, dan wordt de prioriteringsdatum aangepast naar de datum waarop de herziening werd aangevraagd. Dat is dus een heldere lijn, denk ik. Het zorginvesteringsplan voorziet dat personen in prioriteitengroep 1 op korte termijn in aanmerking komen voor een terbeschikkingstelling van het persoonsvolgend budget.
Zijn er nog bijsturingen gepland? Zoals ik al zei, wij sturen permanent bij. Ik heb aan het VAPH gevraagd om te bekijken waar we de richtlijnen kunnen aanpassen. We moeten die evaluatie heel regelmatig doen, vooral met de betrokkenen. U weet dat ik niet houd van onderbenuttingen. We hebben het hier daarover al uitgebreid gehad. Nu hebben we een opportuniteit om een goede beslissing te nemen over iets wat veel mensen aanbelangt die er ook toe kan leiden dat de onderbenutting kleiner wordt.
Dan is er de vraag over het ‘arrest’. Dat stond zo in de vraag, maar het gaat hier natuurlijk niet over een arrest, wel over een negatief advies van de auditeur van de Raad van State. Omdat de Raad van State populair is vandaag, wil ik toch meegeven dat het niet gaat over een advies bij een decreet, maar over een advies in een rechtszaak. De Raad van State vervult diverse rollen. Naar aanleiding van het advies zijn de mogelijke juridische en financiële gevolgen van een eventueel negatief arrest in kaart gebracht, maar het is sowieso niet zo evident om dat in te schatten, aangezien het dictum en de motieven van een arrest het kader bepalen waarbinnen eventuele aanpassingen aan de regelgeving moeten worden doorgevoerd. Te uwer informatie, collega’s, het is helemaal niet zo dat wij altijd procedures verliezen. Nog niet langer dan een paar dagen geleden is er weer een niet oninteressante beslissing genomen door het Hof van Cassatie. Het ging dan over iets anders, over de correctiefases, maar ik wil dat toch ook eens meegeven omdat hier soms wordt gezegd dat we verliezen over alles wat we doen. Dat is helemaal niet zo. Er zijn ook diverse procedures waaruit blijkt dat we correct bezig zijn.
Ik kan nog niet vooruitlopen op de hervorming van de budgetten omdat we natuurlijk eerst een beslissing van de Raad van State willen hebben en die is er nog niet.
Collega Vande Reyde, u vraagt naar de algemene betaalbaarheid van de wachtlijsten. Er werd een raadsman aangesteld die een laatste memorie heeft ingediend met bijkomende argumenten waarom er geen schending zou zijn van het standstillbeginsel. U moet begrijpen dat ik uiteraard voluit de argumentatie van onze raadsman volg.
Dan komen de zeer interessante vragen over de degeneratieve aandoeningen die niet op de lijst van het VAPH staan. De aandoeningen op de lijst voor de spoedprocedure hebben allemaal gemiddeld een zeer snelle progressie. Het overgrote merendeel van de mensen die effectief een beroep doen op de spoedprocedure zijn mensen met ALS.
Hoewel er recent hoopvol nieuws is voor enkele subgroepen van ALS, bestaat voor het merendeel van de patiënten nog geen behandeling. De snelheid van progressie is van dien aard dat overlijden gemiddeld enkele jaren na de diagnose optreedt, zeker bij de bulbaire vorm van ALS, waarbij slik-, spraak- en ademhalingsspieren eerst uitvallen.
De grote instabiliteit in de toestand van deze mensen laat niet toe om de reguliere aanvraagprocedure te volgen waarbij de zorgzwaarte in kaart wordt gebracht. Om deze reden werd de spoedprocedure ontworpen. Trouwens ook voor hulpmiddelen bestond dit probleem. Hulpmiddelen kopen heeft weinig zin, er zijn voortdurend aanpassingen nodig. Dit werd opgelost door de huurpakketten die het VAPH in samenwerking met de Vlaamse sociale bescherming (VSB) aanbiedt. Ook hier hebben we een lijst met aandoeningen.
De aandoeningen die op de lijst staan, zijn de aandoeningen die gekend zijn met de meest snelle progressie. Het is zeer weinig frequent dat een andere aandoening op volwassen leeftijd systematisch dergelijke snelheid maakt of in dezelfde mate tot een versneld overlijden leidt. Als men de snelle progressie bij de spoedprocedure zou loslaten, komen heel veel aandoeningen in aanmerking: multiple sclerose en parkinson om er maar enkele te noemen.
Mensen met bindweefselziektes kunnen ook een ernstige lijdensdruk ervaren, waar ik uiteraard begrip voor heb. Ik wil me niet uitspreken over een lijst van snel degeneratieve aandoeningen, maar ik wil wel wijzigingen aan het besluit doorvoeren. Ik heb met name gevraagd om het huidige besluit aan te passen zodat we automatisch – met de nadruk op automatisch – voor personen met een acute, medisch precaire en levensbedreigende noodzaak een persoonsvolgend budget (PVB) kunnen toekennen. De doelgroep zijn personen met een progressieve zorgnood waarvoor de actuele wachttijd op een hoger budget in prioriteitengroep 1 te lang is gezien hun levensverwachting.
Het VAPH heeft me gezegd dat ze eerstdaags met een voorstel komen waarmee we naar de regering kunnen gaan, maar we kunnen er uiteraard ook hier over spreken. Ik had gehoopt dat ik het nu kon meebrengen om er ook met jullie over te spreken. Ik sta trouwens open voor alle wijzigingen die goed zijn wat dat betreft.
Dan kom ik aan de vraag over de meervraag. Personen die in aanmerking komen voor de spoedprocedure komen automatisch in aanmerking voor budgetcategorie 16, het gaat hier over 67.393 euro. Indien de ondersteuningsnood toeneemt, kan een hoger budget verkregen worden. Om de nood aan een hoger budget te objectiveren, volstaat de afname van het zorgzwaarte-instrument (ZZI). Als we daar zien dat 16 niet volstaat, gaan we onmiddellijk het hogere, noodzakelijke budget toekennen. De meervraag hoeft dus niet te worden geprioriteerd.
Ik hoop dat dit de komende dagen tot volle wasdom komt, maar dat is het plan. Ik denk dat dat ook een oplossing zou kunnen bieden in bepaalde situaties of voor mensen die nu tussen de mazen van het net vallen, waarvoor geen accurate, voldoende snelle oplossing geboden kan worden.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden. Ik geef mijn reflecties daarop.
U hebt de commissieleden die oordelen over de dossiers verdedigd en hebt u mij gezegd dat ik geen stenen moet werpen naar die mensen. Maar iedereen heeft zijn rol. Als politica hoor ik de signalen van de mensen en is het mijn rol om die signalen hier in het parlement naar voren te brengen.
Ik weet ook dat het heel moeilijk is om die commissies te bemannen of bevrouwen. Die commissies vergaderen momenteel nog altijd online en krijgen elke keer over de dossiers ook een advies van het VAPH. Vanuit de administratie krijgen zij dus een voorgekauwd advies en dan moeten zij argumenteren om dat advies al dan niet te volgen. Ik zal niet zeggen dat ze dat niet heel oordeelkundig proberen te doen, maar het gaat wel over mensen. En op tien minuutjes een advies uitspreken over iemand die in een heel penibele situatie zit ... Ik stel mij er soms toch wel vragen over waarom men zo’n dossier eigenlijk niet op een andere manier behandelt. Dat is mijn eerste opmerking.
Een tweede opmerking gaat over het besluit van de Vlaamse Regering om de noodsituatie en de maatschappelijke noodzaak te veranderen naar aanleiding van uw bezoek met Joke aan Terzake. Uiteindelijk merken we dat dat besluit van de Vlaamse Regering geen zoden aan de dijk heeft gebracht om de situatie van Joke op de een of andere manier te verbeteren. Want ze heeft haar dossier opnieuw ingediend, volgens de nieuwe procedure en de nieuwe regels, en toch werd ze geweigerd, en zelfs in beroep, tijdens de maand augustus, werd zij nogmaals geweigerd. Zij is zich zelfs persoonlijk gaan verdedigen bij de commissie. Dat is de situatie. Zij heeft mij nadien gebeld en gezegd dat het voor haar zo hopeloos was. Ze vertelde over de manier waarop er met haar werd omgegaan en over het feit dat ze duidelijk in een palliatieve fase zat en totaal niet meer wist van welk hout pijlen te maken. Dat zegt mij toch ook dat de vernieuwde procedure die u vorig jaar in leven hebt geroepen, eigenlijk nog altijd onvoldoende is.
Mijn derde opmerking gaat over de personen die in een woonzorgcentrum wonen. Achter de meeste dossiers die ik hier breng, zitten er voor mij ook gezichten. Ik ga het nog maar eens over Herman hebben. Uw collega van het kabinet kent Herman ook. Herman is zo oud als ik en woont al ruim vijf jaar in een woonzorgcentrum. Hij zit momenteel in de experimentele fase, met de helft van het budget. Maar iemand die 24 uur op 24 uur ondersteuning nodig heeft, kan niets doen met de helft van het budget. Ik hoopte dat er met deze infonota een oplossing zou komen voor Herman, maar uit het antwoord dat ik van u ontvang, blijkt dat hij geen oplossing zal krijgen, behalve als Herman opnieuw een herziening van zijn dossier met dringendheid vraagt. Ik kan u nu al op papier geven dat de commissie zal zeggen: ‘Ja, maar Herman, ondertussen woon je al vijf of zes jaar in het woonzorgcentrum, waarom kun je daar dan niet langer wonen?’ En dan zal dat weer negatief worden geadviseerd. En dat vind ik heel spijtig, want Herman heeft niet zoveel tijd meer. Binnenkort wordt hij 65 en dan zal men zeggen dat hij in het woonzorgcentrum op zijn plaats zit. Uw antwoord frustreert mij dus wel wat.
Ik ga even de brug maken naar Shana. U hebt zelf naar haar verwezen. Die mevrouw zit ook in het experiment. Ze heeft dezelfde ziekte als Joke en krijgt op dit moment de helft van het budget. Vanuit de overheid verwachten wij dat zij met de helft van het budget in een palliatieve fase haar zorgen volledig kan organiseren. Wij verwachten ook van mensen dat zij dag in dag uit strijden om toch een beetje meer budget te krijgen. Want welke procedure kan zij volgen? Dat antwoord heb ik van u niet gekregen. Zij zit in het experiment. De conclusies van het experiment zullen pas volgend jaar worden voorgelegd. Maar sorry, mensen zoals Shana, dat zijn geen proefkonijnen, hè? Dat zijn mensen van vlees en bloed, zij hebben vandaag een zorgvraag.
Het is mij totaal niet duidelijk uit uw antwoord en zelfs met de procedure die u nu met het VAPH uitwerkt. Ik heb er alle respect voor dat dat goed bedoeld is en op papier misschien een goede procedure is, maar in de feiten merk ik toch dat heel wat mensen, zoals Herman en nu Shana, die in dat experiment zitten, daardoor toch niet de nodige zorg zullen krijgen.
Minister, ik vraag mij iets af. Waarom schrijft de Vlaamse Regering het recht op ondersteuning niet in? Want als u kanker hebt of een been gebroken hebt, wordt u geholpen. Waarom helpen we mensen met een handicap die in penibele situaties zitten niet?
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik wil beginnen met de constatering dat ik de enige ben in deze zaal die hierover nog niet in Terzake is geweest. Bij dezen een oproep. (Opmerking van de voorzitter)
Ik ben blij dat de collega’s en de minister dit onderwerp wel naar buiten brengen.
Collega De Martelaer, ik vind uw vraagstelling terecht maar u moet ook wel luisteren naar wat de minister gezegd heeft. Ik heb van de minister een engagement gehoord om te zorgen dat die budgetten die momenteel verkokerd zijn, meer flexibel kunnen worden ingezet zodat de situaties die u beschrijft in de toekomst niet meer moeten voorkomen. Ik vind dat wel een zeer goed engagement. Ik ga akkoord met de situaties die u beschrijft en met het feit dat die tot actie nopen, maar ik heb hier wel een bereidheid tot oplossing gehoord en u lijkt dat in uw antwoord volledig te negeren. Maar goed, dat is mijn conclusie. Misschien denkt u daar anders over.
Minister, ik vind het heel goed dat wat betreft het prioriteren u de cut-off-datum van 70 jaar niet te stringent hanteert. Ik denk dat we echt moeten kijken naar de draagkracht van mensen. Ook mensen die 50 of 60 jaar zijn kunnen in een situatie komen waar die draagkracht echt niet meer groot genoeg is. Dan moeten we niet te stringent gaan kijken en zeggen dat men nog twintig jaar moet wachten tot men 70 jaar is. Ook daar is het goed dat dat niet te strikt wordt toegepast.
Dan kom ik tot mijn tweede topic, het standstillprincipe. Ik heb daarover een bijkomende vraag. U zegt dat het VAPH daar een juridisch advies over heeft gemaakt. Zouden wij dat eventueel kunnen krijgen? Ik vraag dat omdat ik echt wil nagaan wat de argumentatie van het VAPH is. Ik neem aan dat het ook dat advies was dat de auditeur uiteindelijk naast zich neer heeft gelegd of gaat het over een nieuw advies? Ik wil goed weten wat de argumenten zijn die het VAPH heeft aangehaald, waar die eventueel zijn tekortgeschoten en hoe we dat in de toekomst kunnen verbeteren. Ik vind het heel bedreigend dat het weliswaar nobel grondwettelijk principe van de standstill, in het heden en de toekomst telkens kan worden toegepast om de nodige hervormingen terug te draaien en te zorgen dat ook mensen die wel varen bij die hervormingen, niet de kans krijgen om een budget te krijgen. Dat vind ik gevaarlijk.
Collega Saeys gaat straks over een andere case praten, maar we moeten echt zien hoe we omgaan met het standstillprincipe en hoe we op een degelijke manier kunnen motiveren dat hervormingen wel degelijk nodig zijn om de betaalbaarheid en de afbouw van de wachtlijsten voort te kunnen zetten. Mijn vraag is dus of we eventueel kunnen beschikken over dat juridisch advies want dat lijkt me wel interessant.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Minister, ik denk dat we voor die mensen in die commissie alleen maar ons petje kunnen afdoen. Zij moeten altijd oordelen over menselijke zaken. Dat is niet simpel. Zij beoordelen die natuurlijk volgens de regelgeving die er is. Die regelgeving moet dus best zo duidelijk mogelijk zijn zodat het voor hen vlotter kan verlopen.
In de aanpassing die er gebeurd is, lezen we dat er een ontschotting komt tussen de gehandicaptenzorg en de ouderenzorg psychiatrisch centrum. We kunnen er alleen maar blij om zijn dat die ontschotting er eindelijk komt. Ik vond die nota vrij vaag. Er wordt bijvoorbeeld gesproken over de mantelzorger. Moet de persoon in kwestie dan nog thuis wonen bij die mantelzorger of niet? Dat is voor mij niet helemaal duidelijk.
Over de 70 jaar is het hier ook al gegaan. Ik ben blij dat u zegt dat het niet echt een strikt getal is. Ik denk dat we heel blij mogen zijn dat er heel veel ouders lang voor hun zoon of dochter willen en kunnen zorgen. Maar op het moment dat dat niet meer kan, moet de overheid er staan om die zorg over te nemen. De ouders hebben al heel lang de zorg gedragen. Het heeft dus voor de overheid al minder gekost. Maar dat moet gebeuren zodra dat moment er is, of dat nu op 65, 72, 80 of 55 jaar is. Dat is heel belangrijk. Minister, u zegt dat het niet echt een strikte leeftijd is maar u plakt er wel het getal zeventig op. Die commissie moet dat dan weer beoordelen. Als u nu zegt dat 70 jaar niet echt een vast getal is en men dat kan switchen, dan begint het voor die mensen ook weer moeilijk te worden. Ik vond de nota dus heel vaag en als men nu al begint te zeggen dat men die leeftijd kan switchen? Voor mij moet het helemaal niet de 70 jaar blijven. Het is een garantie voor wanneer het nodig is. Dat is heel belangrijk.
De groep zal worden uitgebreid. U zegt dat u dat hebt ingecalculeerd. Ik heb daarover een bijkomende vraag. Blijft die periode van achttien maanden nog altijd gegarandeerd als de groep wordt uitgebreid?
U spreekt over het hogere budget. Dat is heel goed. Ze krijgen sowieso 67.000 euro. Dat wist ik zelfs niet. Ik heb dus weer wat bijgeleerd. U zegt dat het hoger budget wordt afgenomen door het ZZI en dan wordt het niet meer geprioriteerd. Dan krijgt men meteen het hogere budget. Daar ben ik zeer tevreden over. Ik denk dat de doelgroep daar ook zeer tevreden over is. Daar mag een duidelijke communicatie over komen zodat het voor iedereen duidelijk is. Zeker en vast een dank u wel voor de aanpassing die er binnenkort zal komen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Deze reeks vragen, maar eigenlijk ook de vragen waarmee we gestart zijn, maakt duidelijk wat de kerntaak is hier, in onze commissie. Wij spreken hier altijd over mensen, vaak mensen op hun meest kwetsbaar, vaak mensen die lijden, vaak mensen die – in dit geval – beperkingen hebben. En mensen die in elk geval direct of indirect de gevolgen voelen van het beleid dat we hier maken en uittekenen.
Maar we spreken hier ook over mensen die inderdaad vaak, vaak uit engagement ook, zeer moeilijke afwegingen moeten maken. En ik denk dat het ook wel belangrijk is dat we ook dat voor ogen houden, dat iedereen doorheen zijn eigen bril probeert op de best mogelijke manier om te gaan met de situatie, dat we altijd spreken over kwetsbare, moeilijke situaties en dat we keuzes moeten maken.
Keuzes zijn gemaakt wat betreft de aanpassing van de criteria. Minister, de belangrijkste keuze vind ik daar dat we rekening houden, dat we versoepelen en dat we kijken naar de leeftijd van de mantelzorgers. Dat is ook iets wat naar voren is gekomen uit verschillende studies. Mijn vraag is daar eigenlijk aan u dat u hebt gezegd dat die leeftijd geen ijzeren gordijn is; wij gaan proberen om daar soepel mee om te springen. Wanneer mensen aangeven dat ze het niet meer aankunnen of dat ze ouder worden, hoop ik ook dat we er vanuit het beleid alles aan zullen doen om ervoor te zorgen dat dat op een klantvriendelijke, op een mensvriendelijke manier aangetoond kan worden, dat we daar niet te veel administratie en bewijslast op zetten.
Ik kom tot mijn tweede vraag: er verandert veel, we passen procedures aan, er komen nieuwe criteria bij, dat komt allemaal tot stand samen met alle stakeholders. Maar hoe gaat u erop toezien dat alle mensen met een handicap en hun familie bijblijven, dat die mee blijven met alles wat er verandert, en dat zij, wanneer er iets is waar zij voordeel uit kunnen halen of dat voor hen gunstig is, daarvan zeker gebruikmaken? Hoe houden we iedereen mee in dit verhaal?
En ten slotte gaat het hier inderdaad over heel concrete mensen gaat, mensen met verhalen. Dat gebeurt niet zo heel vaak. Er is het verhaal van mevrouw Mariman, en ook het verhaal van mevrouw Wouters, dat mij ook wel aangreep: iemand van 38 jaar die een complexe aandoening heeft, een heel zeldzame aandoening. Dat heeft mij toch ook wel een en ander doen inzien. Natuurlijk spreken wij in deze commissie over de Vlaamse bevoegdheden. We zijn een Vlaamse commissie, met Vlaamse bevoegdheid. Maar ik lees dan dat er voor haar aandoening één arts toegankelijk is in het Universitair Ziekenhuis Gent (UZ Gent), maar daar is een agendastop ingevoerd. Van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) krijgt ze daarop een weigering om naar een ander multidisciplinair team te gaan. Dat sterkt mij enkel in de overtuiging dat we echt wel moeten gaan kijken naar geïntegreerde zorgpaden Vlaams-federaal. Want voor die mensen die – letterlijk en figuurlijk – al zo veel beperkingen kennen, vind ik dat we er vanuit het beleid voor moeten zorgen dat we hun zorgpad niet nog meer bemoeilijken door allerlei schotten en andere zaken.
De heer Anaf heeft het woord.
Heel veel collega’s hebben het al gehad over de mensen die in die commissies inderdaad heel moeilijke afwegingen moeten maken. Zoals collega van der Vloet terecht ook zegt, doen die dat wel op basis van de bestaande regelgeving. Het is u, minister, het is deze meerderheid die het kader schept waarbinnen die mensen moeten opereren – en ook het budget waarbinnen zij moeten opereren. Ik denk dat we dat toch niet uit het oog mogen verliezen.
Ik wil het toch ook even over de Raad van State hebben. De Raad van State doet verschillende belangrijke uitspraken deze week. Ik ben benieuwd of die tweede uitspraak – of diegene die er een van de komende dagen zit aan te komen – evenveel aandacht zal krijgen als die andere uitspraak van eerder deze week. Ik vind wel dat ze dat verdient. Ik ben heel erg benieuwd naar die uitspraak. Die kan ook wel wat serieuze consequenties hebben, want het gaat toch over 80 miljoen euro aan besparingen die mogelijk ongrondwettelijk gaan blijken te zijn. Het is mogelijk, we gaan zien wat de Raad van State daarover zegt. Maar als ik dan zie dat u aangeeft dat er eigenlijk overschotten zijn – dat is trouwens een uitspraak die heel slecht is binnengekomen bij heel wat mensen – dan vraag ik mij af of dat effectief nog zo zal zijn, als de Raad van State u ongelijk geeft in een aantal zaken.
Er is iets wat ik zeker ook nog wilde aanhalen. Het is hier al heel vaak over mevrouw Mariman gegaan. Een van de aspecten die daar nog niet naar voren is gekomen – of bijna niet – is dat mevrouw Mariman ook wel een van de gedupeerden was van Triamant. Zij woonde ook in een Triamantvoorziening. Dat moet ons toch allemaal doen beseffen wat het gevolg is als iemand onvoldoende financiering krijgt voor de zorg die hij of zij nodig heeft, of onvoldoende snel extra financiële middelen krijgt als die zorg moet worden opgeschaald. Dan komen mensen bij de cowboys in de sector terecht. Dat moeten we toch echt te allen prijze proberen te vermijden. Als we willen dat iedereen toegang heeft tot kwalitatieve zorg, als we die uitwassen willen aanpakken, dan begint en eindigt dat bij zorg correct financieren voor wie dat nodig heeft.
Minister, ik wil u nog één vraag stellen, op het einde van mijn tussenkomst. Hetgeen mij het meest heeft gestoord in heel uw antwoord, was dat u op een bepaald moment zegt dat er geen structurele gegevensuitwisseling is tussen het VAPH en het Departement Zorg. We hebben vorige week met een aantal collega’s in een debat bij Voka Health & Care gezeten en dat ging dan over uitwisseling tussen Vlaamse en federale gegevens en de nieuwe metahub die er nu is. Maar we zijn toch nog wel heel ver van huis als er zelfs binnen uw eigen diensten geen uitwisseling is? Dat is toch ongelooflijk? Bent u het met mij eens dat we zorg veel meer gaan moeten bekijken vanuit de patiënt, vanuit het individu die de zorg nodig heeft en minder vanuit het VAPH of via ouderenzorg? Die zouden toch minstens met elkaar moeten spreken en zouden gegevens moeten kunnen uitwisselen. Bent u van plan om daar de komende maanden nog op in te zetten? Want ik denk dat dat echt cruciaal is om die zorg eindelijk weer op het spoor te krijgen, ook in Vlaanderen.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor alle aanvullende opmerkingen.
Eerst en vooral, collega De Martelaer, wat betreft uw eerste opmerking: het klopt niet altijd, er wordt wel degelijk overlegd. We voorzien ook dat mensen van het VAPH kunnen langsgaan om zich van bepaalde situaties te vergewissen. Maar het is voor mij heel moeilijk om hier in te gaan op particuliere dossiers. Ik heb dat eigenlijk nog nooit gedaan. Ik ben al vrij ver gegaan omdat mevrouw Mariman ook op het kabinet geweest was.
Je kunt me verwijten dat het nog niet perfect is, maar je kunt me niet verwijten dat ik niet probeer om zeer menselijk in te spelen op situaties waarvan ik zelf denk dat we er iets aan kunnen doen, ook al zijn het mensen die, collega’s, inderdaad binnen de budgetten van de Vlaamse overheid en binnen het geheel van regels die we hebben, zich bewegen en keuzes moeten maken. Als het beter kan of als je voelt dat we een situatie niet goed vatten, dan moeten we daarin bijsturen.
Collega’s, er is de opmerking dat er overschotten zijn. Jullie weten ook dat de budgetten niet opgebruikt worden. Dat komt omdat mensen soms halfweg het jaar instappen of nog niet onmiddellijk de gepaste hulp kunnen kiezen. Er zijn veel redenen waarom we niet elke euro onmiddellijk recurrent kunnen inzetten.
Als ik dan een goede oplossing meen te vinden om die ‘recurrente eenmalige’ – om het zo te zeggen – in te zetten, dan verwacht ik dat daar openheid voor is in dit parlement. Je kunt je dan verstoppen achter: “Je moet er maar voor zorgen dat alles onmiddellijk buiten geraakt.” Dat gaat niet, tenzij je op 1 januari van elk jaar mensen in staat zou stellen om het hele budget vast te leggen. Dat lukt niet, dat weten jullie ook. Als jullie daar andere commentaar over spuien, dan is dat echt te kwader trouw.
Ik heb het VAPH inderdaad de opdracht gegeven om te bekijken hoe we administratief beterschap kunnen hebben. Dat geldt voor dossiers van Mark, Jozefien en Herman. Als je een nieuwe procedure hebt: we financieren ook de multidisciplinaire teams omdat ze er ook samen met de mensen naar zouden kijken. Ik ben voor een zeer klantvriendelijke overheid die ook, zelfs als iemand misschien beter via een andere procedureweg behandeld werd, zou zeggen dat die dat beter anders gedaan had, maar er is ook een verantwoordelijkheid voor de begeleidende organisaties om mensen toe te leiden op een gepaste manier. Het is precies alsof wij als overheid alles moeten doen, terwijl daar ook in het veld organisaties zijn die mee hun verantwoordelijkheid hebben om mensen goed te begeleiden.
Wat betreft het project met de deelbudgetten – ik herhaal het nu voor de 35ste keer: mensen stappen er al of niet vrijwillig in. Collega’s, ik heb ook een aantal positieve reacties gekregen. Ik zie dat dat ook vlot gaat. We krijgen ook mails van mensen die zeggen dat ze versteld staan hoe hun leven ermee verandert. Het is dus absoluut niet allemaal kommer en kwel.
Collega Vande Reyde, dank om goed te luisteren. 70 jaar is inderdaad een richtlijn, geen ‘cut-off’. We gaan dat ook nog eens nadrukkelijk met de organisaties bespreken die de persoon met een handicap (PmH) bijstaan. Zij staan de mensen bij. Ik wil dat ook nog eens met hen opnemen, zodat dat zeker geldig is.
De argumentatie in het kader van de standstill wordt trouwens ook altijd aangehaald bij andere rechtszaken. Dat kan ook nagelezen worden.
Collega van der Vloet, wat betreft de vaagheid van de nota: ik weet dat alle verwijzers ook de nodige uitleg en verduidelijkingen krijgen. Het VAPH investeert daarin, maar ik wil ook vermijden dat door zodanig regels vast te leggen, je weer met situaties zit die je niet opgelost krijgt. We moeten daar een evenwicht in vinden. Als je vindt dat het helderder kan, dan zeg ik nog eens: hoe helderder, hoe beter voor mij, maar ik wil niet dat we weer de zuurstof wegnemen. Dat is absoluut niet mijn bedoeling. Daar maak ik me dan omgekeerd wat zorgen over.
Die achttien maanden of die termijn blijft gegarandeerd. Dat is trouwens een goede vraag. Het is dus niet de bedoeling dat we door het extra laten instromen van mensen de wachttijd gaan vergroten. Ik heb net gezegd vanwaar de budgetten komen. We kunnen die budgetten dus beter zeer zinvol gaan investeren.
Collega Jans, het klopt wat u zegt. Daarom willen we ook meer inzetten op huisbezoeken. Organisaties rond PmH hebben hier ook een belangrijke taak om dat mee op de kaart te zetten.
Er veranderen een aantal zaken in de goede zin. Ik wil er ook voor zorgen dat de beslissingen en de procedures transparant zijn voor de gebruiker, maar ook voor de organisaties zoals de verwijzers, de bijstandsorganisaties, de RTH, de DOP’s. Dat zal ervoor zorgen dat mensen ook via de goede weg naar een persoonsvolgend budget toegeleid worden.
Collega Anaf, uw basisassumptie over de uitwisseling met PmH deel ik. Er zijn zoveel mogelijkheden om info te delen. Gisteren heb ik trouwens mijn leidend ambtenaren allemaal gezien. Daar was de informatiedeling een van de topprioriteiten. Ik heb trouwens ook wat informaticabudgetten vrijgemaakt om beter te kunnen delen. Maar, collega Anaf, over dit item onder de 65-jarigen is er twee keer een vraag naar een PVB. Ik ga die informatiedoorstroming zo goed mogelijk laten lopen, maar het is een item dat sinds kort op de agenda gekomen is.
Voilà, collega’s, er is nog veel werk aan de winkel, maar het is toch ook een sprong voorwaarts als u het mij vraagt.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, er is inderdaad nog heel veel werk aan de winkel. Uw voor-voorganger had een perspectiefplan 2020. Je kon daar goede en negatieve dingen over zeggen, maar die had tenminste een plan. Wat ik merk, is dat u eigenlijk blijft morrelen aan regels en procedures en dat u vanuit het VAPH blijft vragen om met hetzelfde budget meer te doen en meer mensen stukjes te geven, maar dat u een groep mensen in de kou laat staan. Er stoort mij ook iets aan dat experiment. Eigenlijk worden die mensen ook al gevat door de actualisatie en krijgen ze niet 50 procent van het beloofde budget, maar slechts 40 procent. Daar moeten ze het mee doen. Wat me het meeste stoort, is dat wij pas volgend jaar het resultaat van dat experiment zullen krijgen en dat er op dit moment geen vangnetten zijn voor mensen die in dat experiment zitten en daar niet mee toe komen. Dat vind ik heel erg en dat is moreel niet verdedigbaar. Ik zou toch heel graag hebben dat u daar nog een mouw aan past.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Wat de budgetten betreft: sommige collega’s zijn verbaasd dat er onderbezetting is, maar dat is niet alleen dit jaar of deze legislatuur het geval en is iets van alle domeinen en alle tijden. Ik hoor minister Crevits net zeggen dat ze meer flexibiliteit wil inbouwen om die onderbenutting te gebruiken om meer mensen te helpen. Dat wordt dan afgedaan als een habbekrats of iets schandaligs, maar ik vind het een heel goede zaak dat dat gaat gebeuren. Goed, het is een verschil in interpretatie, maar ik denk wel dat de onderbenutting geen ongelofelijk schandalig voorval is waarvan enkel dit jaar sprake is.
Collega Anaf, ik ga zeker samen met u dat definitief arrest grondig bestuderen. Ik heb me misschien niet helemaal duidelijk gemaakt, maar wat mij echt interesseert, is of er een motivatie te maken valt voor de voorgestelde hervormingen. Of is het echt iets waar het VAPH maximaal zijn motivering voor op tafel heeft gelegd, en dat dan toch nog door de Raad van State van tafel is geveegd? Dat is voor mij cruciaal en belangrijk in alle toekomstige hervormingen die te maken hebben met het afbouwen van de wachtlijsten. Want als we bij elke hervorming gaan stuiten op het standstillprincipe, als elke motivatie voor de gehele wachtlijsten op lange termijn af te bouwen, tekortschiet, dan hebben we natuurlijk een groot probleem en moeten we juridisch kijken wat we daar aan kunnen doen. Wat die motivatie betreft: ik zal het nog eens op mail zetten, mocht dat vertrouwelijk zijn of zo. Daar zijn procedures voor. Ik zou die graag eens in detail bekijken om dat te onderzoeken.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Minister, ik denk dat het nu aankomt op duidelijke communicatie, daar hamer ik wel meer op. Maar ik denk dat er hier wel heel wat positieve zaken zijn gezegd: het hoger budget, dat je niet meer op een wachtlijst komt en dat je dat in de toekomst meteen zult krijgen. Die 70 jaar of ernstige gezondheidsproblemen … Wat we nu zien, is dat de ouders, ook al zijn ze jonger, meer en meer vragen. Dus ze vragen dagbesteding, maar ook meteen een nachtbesteding, maar ik denk dat dat heel vaak nog niet meteen nodig is. Als ze weten dat, als het echt niet meer lukt of er sprake is van een ernstig gezondheidsprobleem, hun zoon of dochter wel een plaats heeft … Ik denk dat dat een grote verandering kan teweegbrengen in de vraag die wij zien op de wachtlijsten. Dus ik denk dat hierover heel duidelijke communicatie nodig is.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.