Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de vergoeding van stagiairs Verpleegkunde
Vraag om uitleg over het uitblijven van de onkostenvergoeding voor laatstejaarsstudenten van de vierjarige bachelor Verpleegkunde
Vraag om uitleg over de onkostenvergoeding voor vierdejaarsstudenten Verpleegkunde
Verslag
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik begrijp eigenlijk niet goed hoe het kan dat wij hier voor deze vraag moeten staan. Dat is misschien een wat scherpe opener, maar we hebben hier al meermaals het gesprek over gevoerd in deze commissie en gisteren nog lazen we in de krant schrijnende verhalen van mensen die in hun woonzorgcentrum op het belletje drukken maar twee uur moeten wachten tot de juiste hulpverlening komt, tot er een verpleegkundige op de vloer is die tijd en ruimte heeft om de job te doen. Iedere keer wanneer we dat hier aanbrengen, dan hebben we het over hoe we ervoor kunnen zorgen dat die job aantrekkelijker wordt, maar ook dat de opleiding aantrekkelijker wordt. Drie weken nadat het academiejaar is geopend op heel wat hogescholen, dus ook de hogescholen die de opleiding Verpleegkunde aanbieden, moeten we vaststellen dat we nog altijd niet tegen de vierdejaars van dit jaar kunnen zeggen in welke omstandigheden zij hun vierde jaar zullen moeten doorbrengen.
Die opleiding is de enige professionele bacheloropleiding die 240 studiepunten telt en dus vier jaar duurt. Dat vierde jaar kwam er enkele jaren geleden bij omdat de studenten ook voldoende tijd moesten en moeten hebben om zich op de werkvloer klaar te stomen voor het echte werk. In dat jaar lopen ze dan ook 840 uur stage, omgerekend een zestal maanden, dus meer dan de helft van hun laatste jaar. Het is een half jaar waarin ze volop meedraaien in hun dienst, binnen een uurrooster dat gelijkaardig is aan dat van de verpleegkundigen naast hen, een half jaar met vroege, late en nachtshifts, met weekendwerk, met flexibiliteit. In de realiteit zorgen die stagestudenten er immers voor dat de gaten worden gedicht. Daar hebben we het vorig jaar ook al een aantal keren over gehad. Die stage is niet alleen een leerplek, maar vooral ook een oplossing voor tekorten die er op de werkvloer ook zijn.
Ik dacht dus, en daarom verwondert het me dat we het hier vandaag over moeten hebben, dat we het er ondertussen allemaal roerend over eens waren dat we alles op alles moeten zetten om zo veel mogelijk jongeren of minder jonge mensen te verleiden tot een opleiding Verpleegkundige, om de huidige noden op te vangen, maar vooral om de perfecte storm van een tekort aan zorgpersoneel die op ons afkomt door een nakende pensioneringsgolf in combinatie met stijgende zorgnoden, te counteren. We kunnen daar dure woorden over spreken, of we kunnen daden verwachten, en dat is waarvoor wij naar u kijken.
Een aantal jaren geleden, toen de vierjarige opleiding werd ingevoerd, besliste de Vlaamse Regering om de overgang van een driejarige naar een vierjarige opleiding wat meer behapbaar te maken door aan de vierdejaarsstudenten een vergoeding van 1000 euro te geven, een bedrag dat grosso modo overeenkomt met het inschrijvingsgeld voor dat bijkomende jaar. Heel cru gezegd, dat inschrijvingsgeld dient ook om een half jaar gratis te mogen werken, waarbij men natuurlijk ook een cruciale leerervaring krijgt. Maar aan dat stage lopen zijn er ook nog extra kosten verbonden. Denk maar aan kosten voor openbaar vervoer, als je stageplekken en stage-uren je al niet verplichten om voor een auto te gaan.
In heel deze context komt vandaag dan naar boven – onbegrijpelijk – dat het allerminst zeker is dat die vergoeding van 1000 euro ook dit jaar zal worden uitbetaald, niet voor diegenen die deze zomer afstudeerden, noch voor diegenen die nu starten in hun laatste jaar. Het is nooit een geheim geweest dat die 1000 euroregeling een tijdelijk gegeven was. Dat hebt u ook nooit weggestoken. Het was een tussentijdse oplossing in afwachting van een algemeen kader rond verpleegkundigen in opleiding. We zijn heel sterk vragende partij voor dat kader, we dringen er ook al heel lang op aan, maar dat is er nog niet. Intussen staat de tussentijdse oplossing wel op losse schroeven, in feite zelfs met terugwerkende kracht, want zoals gezegd, dit is ook zo voor mensen die afgelopen zomer afstudeerden. Dat is niet alleen beschamend, maar ook beschadigend, want als er één ding is dat we vandaag niet mogen doen, dan is dat de zekerheid ondergraven die studenten hebben over hun opleiding Verpleegkundige en die opleiding minder aantrekkelijk maken.
Minister, daarom heb ik enkele zeer eenvoudige vragen. Hoe is het mogelijk dat er tot op vandaag geen duidelijkheid is over de vergoeding voor de ondertussen afgestudeerde vierdejaars Verpleegkunde? Erkent u dat een dergelijke onduidelijkheid nefast kan zijn voor beginnende studenten die nog twijfelen over een opleiding Verpleegkunde? Wat is de stand van zaken met betrekking tot het opmaken van een echt statuut voor verpleegkundigen in opleiding? Volgens welke contouren, ook op financieel gebied, wordt daarbij gewerkt?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Goedemiddag, voorzitter, minister, mijn vraag gaat inderdaad ook over de vergoeding van de stagiairs verpleegkunde.
In 2015 besliste de Vlaamse Regering om de bacheloropleiding Verpleegkunde vanaf het academiejaar 2016-2017 te verlengen van 180 naar 240 studiepunten. Een standaardtraject duurt sinds toen minstens vier in plaats van de klassieke drie jaar. Omdat het laatste jaar bijna volledig wordt ingevuld door stages, werd toen ook aangegeven dat het billijk zou zijn om de studenten voor dat vierde jaar een vergoeding te geven. In het Vlaamse regeerakkoord wordt hiervoor verwezen naar een bijdrage van de werkgevers waar de studenten stage lopen.
In 2020 studeerde de eerste generatie studenten in dat nieuwe systeem af. Omdat er op dat moment nog geen definitieve regeling was getroffen met de werkgevers over het betalen van een onkostenvergoeding, besloot de Vlaamse Regering om dit eenmalig op zich te nemen. Elke student die afstudeerde in het nieuwe systeem ontving in 2020 een onkostenvergoeding van 1000 euro. Hoewel het in principe om een eenmalige, voorlopige maatregel ging, zorgde de Vlaamse Regering ook in de twee daaropvolgende jaren voor een vergelijkbare vergoeding voor afstuderende studenten in de bachelor verpleegkunde. Het is echter nooit de bedoeling geweest om die vergoeding vanuit Vlaanderen structureel te blijven betalen, zoals ook duidelijk blijkt uit het regeerakkoord.
Bij eerdere besprekingen van deze kwestie kwam naar voren dat het, met het oog op het regelen van deze vergoeding, de bedoeling was om de contractstage van bachelors verpleegkunde te verankeren in een statuut verpleegkundige in opleiding (VIO). Dit moet gebeuren in samenspraak met de federale overheid. Tot op heden lijkt er echter geen sprake te zijn van dergelijk statuut. Van belang is ook dat het gaat om een onkostenvergoeding en geen arbeidsvergoeding. De nadruk moet blijven liggen op de leerkansen die de contractstage biedt en niet op de geleverde arbeidsprestaties. In dat kader moet ook gewezen worden op het belang van een goede stageplaats voor de ontwikkeling van de student verpleegkunde en op een goede begeleiding daar. Eerder dit jaar nog bleek immers dat de stages in de zorg niet overal even kwaliteitsvol worden ingevuld en dat er op een aantal plekken nood is aan betere begeleiding en coaching.
Minister, hoever is de uitwerking van het VIO-statuut al gevorderd? Wat zijn eventueel nog de struikelblokken?
Is er al zicht op een akkoord met de werkgevers over de vergoeding van studenten verpleegkunde die hun stage volbrengen?
Op welke manier nemen ook de studenten zelf deel aan deze onderhandelingen? Wat is hun standpunt over de vergoeding?
In hoeverre geven zorginstellingen al zelf bepaalde onkostenvergoedingen of voordelen aan de studenten die bij hen stage lopen?
Hoeveel studenten studeerden dit jaar af in de bachelor verpleegkunde en hoeveel van hen liep stage in een Vlaamse zorginstelling?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, het is niet de eerste keer dat ik hier vragen stel in verband met die onkostenvergoeding voor de bacheloropleiding verpleegkunde.
Het is inderdaad zo dat sinds het academiejaar 2016-2017 de bacheloropleiding verpleegkunde 240 studiepunten omvat in plaats van de vroegere 180. Het verschil zit nu in een langere periode van praktijkstage. Laten we eerlijk zijn: eigenlijk bestaat dat laatste jaar nagenoeg volledig uit stage, leren op de werkvloer.
Dat vierde jaar werd toen toegevoegd op basis van de Europese richtlijnen die daarrond werden ingevoerd. Die stagiairs, die studenten draaien nu eigenlijk gewoon mee op de werkvloer. Waar ze vroeger tijdens dat vierde jaar, eigenlijk het eerste jaar na afstuderen, een vol loon ontvingen, te betalen door de ziekenhuizen, hebben zij nu een vierde jaar waarin ze in dienst zijn van ziekenhuizen en ziekenhuizen ten volle op hen rekenen, maar waarvoor zij, althans vanuit de ziekenhuizen, op dit moment geen enkel loon ontvangen.
Daarom werd toen die onkostenvergoeding van 1000 euro op jaarbasis ingevoerd. Er is toen telkens gestipuleerd dat dit een tijdelijke maatregel zou zijn, in afwachting van het VIO-statuut, verpleegkundige in opleiding, naar analogie met het statuut van de artsen in opleiding. Daarmee zouden laatstejaars verpleegkunde een robuuster kader krijgen waarin niet alleen de onkostenvergoeding, maar eventueel ook andere statutaire zaken zouden kunnen worden geregeld.
Het regeerakkoord zegt dat een onkostenvergoeding voor vierdejaarsstudenten Verpleegkunde kan worden voorzien, maar moet worden gefinancierd door de werkgevers. Ik verwijs naar wat ik daarnet zei: in het eerste jaar na afstuderen, was het vroeger vol loon, nu is dat vierde jaar nog een extra jaar stage, waarbij de werkgevers rekenen op de studenten en hen ondersteuning bieden – daarover mag er geen misverstand bestand. Dat is de situatie die zich vandaag voordoet in de ziekenhuizen.
Tot nog toe is die jaarlijkse onkostenvergoeding, in afwachting van dat VIO-statuut, in afwachting van die financiering door de werkgevers, betaald door de Vlaamse Regering.
Uit het laatste debat over dit thema bleek dat het VIO-statuut nog steeds vastzit bij de federale overheid. Ook al keurde de Vlaamse Regering het functiemodel, de contractstage en het VIO-statuut reeds goed in 2021, het is de Federale Regering die dit VIO-statuut moet verankeren in de zogenaamde wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen (WUG). We zijn ondertussen het academiejaar 2023-2024 gestart, en die verankering is helaas nog niet gebeurd.
Minister, ik heb een aantal concrete vragen die aansluiten bij die van collega Schryvers.
Hebt u contact gehad met federaal minister Vandenbroucke over het uitblijven van een verankering van het statuut van verpleegkundige in opleiding in de WUG-wet? Waar zitten de knelpunten precies, aangezien dit nog niet is gebeurd?
Welke resultaten hebben eventuele gesprekken met de koepels en werkgevers opgeleverd om deze onkostenvergoeding te laten uitbetalen door de werkgevers?
Het ging in 2021 om ongeveer 1400 studenten die de onkostenvergoeding hebben ontvangen. Zijn er gegevens beschikbaar over het effect dat dergelijke vergoeding kan hebben om studenten over de streep te trekken naar de bacheloropleiding Verpleegkunde – we hebben immers ook nog de mooie opleiding hbo5 (hoger beroepsonderwijs 5) Verpleegkunde?
Uit schriftelijke vraag 164 van collega Warnez kon ik opmaken dat er eind januari 2022 een rapport zou verschijnen over het statuut van de verpleegkundige. Werd dit rapport ondertussen opgeleverd en welke gevolgen werden daaraan gegeven?
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Het is voor mij wel de eerste keer dat ik hier een vraag over stel. Het is fijn om eens in deze commissie langs te komen voor een thema dat mij, ook vanuit mijn rol in de Commissie voor Onderwijs, nauw aan het hart ligt, namelijk onze studenten verpleegkundigen. Ik denk dat collega Vaneeckhout de situatie zeer helder geschetst heeft wat betreft die nood die we hebben inzake verpleegkundigen. Zoals verschillende collega’s hebben geschetst, is het inderdaad zo dat er, omtrent de verlenging van de opleiding en de kosten die dat met zich meebrengt voor studenten en vanuit de realiteit dat zij, de facto, volledig worden ingeschakeld op het werk, vanuit het regeerakkoord het volgende geschreven is: “Voor laatstejaarsstudenten Bachelor in de Verpleegkunde (vierde jaar) kan een forfaitaire onkostenvergoeding voorzien worden, gefinancierd door de betrokken werkgevers.”
Zoals collega’s ook al hebben geschetst, is er, in afwachting van het VIO-statuut, vanuit de Vlaamse Regering gezegd dat er een tijdelijke onkostenvergoeding voorzien zou worden. De reden waarom wij hier vandaag zitten met deze vragen, is omdat de studenten zelf aan de alarmbel hebben getrokken in een open brief, waarbij zij aangeven dat er nog steeds zeer veel onduidelijkheid is over de onkostenvergoeding voor het academiejaar 2022-2023.
Zult u voor de afgestudeerde verpleegkundigen uit de bacheloropleiding de onkostenvergoeding voorzien, zoals dit de afgelopen jaren ook is gebeurd? Wat is de stand van zaken van het overleg met de werkgevers, zodat zij in de toekomst deze onkostenvergoeding kunnen betalen? Hoe komt het dat er nog steeds geen duidelijkheid is gegeven aan de studenten of ze al dan niet de onkostenvergoeding voor hun vierde jaar zullen verkrijgen?
Minister Crevits heeft het woord.
Zeker aan de collega’s van Groen en Vooruit wil ik toch meegeven dat wij inderdaad in blijde verwachting zijn van een duurzaam VIO-statuut. Voor mij is dat iets elementairs als we het serieus menen met onze verpleegkundigen. Ik kijk speciaal naar jullie, omdat jullie ook deel uitmaken van de Federale Regering. Collega Vaneeckhout zei daarnet, met relatief veel pathetiek, dat hij het niet begrijpt, maar ik wil meegeven dat ik het ook niet begrijp. Ik begrijp niet dat datgene wat wij zo graag willen, namelijk dat statuut voor verpleegkundigen in opleiding, waarbij de studenten in een laatste opleidingsfase een uniek statuut krijgen waarbij ze student zijn, maar toch meer verantwoordelijkheid en autonomie in de opleiding krijgen als voorbereiding op hun rol op de werkvloer, maar niet opgelost raakt.
Meer nog, dit VIO-statuut werd uitgebreid besproken op de interfederale interkabinettenwerkgroep (IKW) rond gezondheidszorgberoepen, naar aanleiding van mijn vraag tot verankering in de WUG-wet. Er werd tot op heden geen steun voor de vraag gevonden. Dus ik vind dat enorm lastig omdat – en collega Vaneeckhout, u hebt gelijk hé – het een gebrek aan respect toont voor onze studenten Verpleegkunde.
Op dit moment zijn we in overleg met de sociale partners over een breder kader voor een kwalitatief stagebeleid. Doel van deze gesprekken is om maatregelen te nemen om de kwaliteit van de stages en de stagebegeleiding te optimaliseren, zowel voor de werkgevers als stagiairs. Wij willen de gesprekken met de sociale partners afronden, alvorens verder in dialoog te gaan met de studenten.
Het behoort nu reeds tot het prerogatief van werkgevers om studenten en stagiaires een vergoeding te verlenen tijdens hun stage. In andere sectoren – en dat is ook iets wat mij zo verbaast, collega’s – is dit een courante praktijk. Ik heb geen objectief overzicht, maar de werkgeverskoepels stellen dat er in de meeste voorzieningen wel reeds tegemoetkomingen of voordelen van andere aard zijn voor onze stagiairs. Dus ook hier is er een groot vraagteken, namelijk waarom dit niet opgelost raakt. Ik vind dat enorm spijtig.
Laat ons dan kijken naar wat we de voorbije jaren hebben gedaan. Collega Verbeurgt of collega Vaneeckhout, een van u zei dat in het regeerakkoord staat dat we dat in afwachting zouden voorzien. Ik erken dat absoluut.
In 2021 en 2022 werden er 1389 en 1582 onkostenvergoedingen uitbetaald. Voor mij geeft dat niet de doorslag in dat vierde jaar Verpleegkunde om het niet te doen. Het is wel een compensatie omdat je vroeger na drie jaar een loon had en nu krijg je na vier jaar een loon. Maar men rekent er in de ziekenhuizen op dat ze er zullen zijn. Er zijn al zoveel tekorten. Als je dan nog eens een jaar langer laat studeren, ontstaat er mogelijk een gap. Om dat te vermijden, werd er 1000 euro voorzien.
De vergoeding is er gekomen op het moment dat de bacheloropleiding Verpleegkunde van drie naar vier jaar is verlengd. Dat hebben jullie zelf ook gezegd.
Met het uitwerken van het VIO-statuut – ook collega Schryvers verwijst daarnaar – heb ik getracht om de extra verantwoordelijkheid en autonomie die gepaard gaat met deze stage in het vierde jaar te verankeren en er een statuut rond te creëren. Ik wil nog altijd die verantwoordelijkheid en die autonomie, net zoals de kwaliteitsvolle stagebegeleiding, weerspiegeld zien in het kader voor stagebeleid dat ik met de werkgevers en de werknemers tracht vorm te geven.
Het duurt dus langer dan voorzien. Ik hoop dat we elkaar kunnen steunen om dat statuut te verankeren. Het zou me heel veel plezier doen, mocht dat nog kunnen. Maar ik ben het met jullie eens dat de studenten hier niet het slachtoffer van mogen zijn. Dus wil ik eindigen met goed nieuws, namelijk dat we ook naar aanleiding van de besprekingen in de regering afgesproken hebben om ook dit jaar te voorzien in de vergoeding van 1000 euro voor de afgestudeerde vierdejaarsstudenten verpleegkunde. Ik ga daar heel binnenkort mee naar de Vlaamse Regering. We hebben daar een principiële afspraak over gemaakt. Dat betekent dat alle studenten die in het academiejaar 2022-2023 hun diploma behaalden, waarbij dus de contractstage van 800 uur, de vergoeding van 1000 euro zullen krijgen. Voor mij is het eigenlijk heel eenvoudig, collega’s: dat wordt betaald zolang het nodig is. Dat statuut moet er komen. Ik hoop dat jullie dat absoluut blijven steunen.
Ik kan ook tot mijn grote blijdschap meegeven dat het deze keer vermoedelijk over 1700 studenten gaat. Dat zijn dus betere cijfers dan de jaren ervoor.
Dus na enige kritische bedenkingen is er dan toch witte rook. Maar ik vind het spijtig. Dat blijf ik zeggen. Ik doe het, met veel enthousiasme. Ik vind dat we het moeten doen, maar ik had het liever anders opgelost. Ik heb aan de werkgevers gezegd om toch hun verantwoordelijkheid te nemen. Het is spectaculair wat vierdejaars voor hen al kunnen doen en betekenen. Het zijn geen grote vergoedingen. Het zou toch klein bier moeten zijn om dat fatsoenlijk uit te werken. Ik zou dat heel graag nog voor de volgende verkiezingen rond krijgen. We zijn op zoek hoe we dat nog fatsoenlijk verankerd kunnen krijgen. Maar jullie hebben een punt: het zijn niet de studenten die daar het slachtoffer van moeten zijn. We gaan dus engagementen nemen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, alvast dank voor dat engagement. Ik denk dat studenten niet het slachtoffer mogen worden van de traagheid van onze stiel. Sta me toe, u drukt het wat scherp uit dat ik hier pathetisch ben maar ik denk dat het vooral de studenten zijn die hiervan wakker liggen en dat moet onze bezorgdheid zijn.
Ik wil even terugkomen op het gebrek aan steun dat er blijkbaar zou zijn. U bent minister van Volksgezondheid op Vlaams niveau. Frank Vandenbroucke is minister van Volksgezondheid op federaal niveau. Ik denk dat mijn fractie hier in het parlement in elke vergadering die hierover plaatsvindt, heel duidelijk laat weten dat wij dat zullen goedkeuren en dat wij daarin een bondgenoot zijn en wij in dezen niet de vertragende factor zullen zijn. Ik heb gezien dat u heel goed opschiet men federaal minister Vandenbroucke, ook in studio’s enzovoort. Dat is misschien een reden te meer om samen aan de tafel te gaan zitten en dit gewoon waar te maken.
Ik heb het even gecheckt bij onze federale collega’s. Die waren alvast niet uitgenodigd op die interfederale IKW. In dat opzicht kon er ook geen steun zijn van onze ministers, want zij waren daar niet. Maar op onze steun zult u alvast kunnen rekenen. Ik denk dat het het laatste jaar zal zijn dat we het engagement van die 1000 euro moeten nemen en dat we inderdaad voor de verkiezingen nog een statuut van verpleegkundige in opleiding moeten kunnen afronden. Daarvoor zult u in ons alvast een bondgenoot vinden.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord en voor het positieve nieuws dat ook dit jaar die 1000 euro zal worden uitbetaald als onkostenvergoeding, aan nog meer studenten, want ze zijn met meer, wat ook goed nieuws is. In totaal zijn het er 1700. Dat betekent dat Vlaanderen eens te meer, ook dit jaar zijn verantwoordelijkheid neemt. Ik denk dat dat goed is, want de studenten mogen inderdaad niet het slachtoffer zijn van het feit dat dat VIO-statuut niet goedgekeurd raakt.
Collega Vaneeckhout, ik hoor u hier nu ook zeggen dat uw steun er federaal zal zijn, maar u begon daarstraks uw vraag met eigenlijk alleen maar te wijzen op de verantwoordelijkheid van Vlaanderen, terwijl het VIO-statuut natuurlijk federaal moet worden geregeld. We zijn er blijkbaar dus allemaal vragende partij voor dat dat er zo snel mogelijk komt. Ik kan ook moeilijk begrijpen waar dan nog de moeilijkheden liggen. We hebben dat vierde jaar ingevoerd. Dat gaat voornamelijk over stage, maar dat dat ook studenten zijn die al veel worden ingezet en dus ook al meer verantwoordelijkheid krijgen, dat ziet iedereen. Dat is vanzelfsprekend wat zij zelf ook vragen, maar dan moet het statuut daar natuurlijk ook wel aan vasthangen en dan moeten de werkgevers vanzelfsprekend ook voor een stuk hun verantwoordelijkheid nemen.
Die 1000 euro is dus goed nieuws. Hopelijk komt het VIO-statuut er nog deze legislatuur. Minister, ik had nog een vraag gesteld over aantallen. Als ik me niet vergis, is het overgrote deel van die laatstejaarsbachelorstudenten Verpleegkunde tewerkgesteld in de ziekenhuizen, dus binnen federale instellingen en niet binnen onze Vlaamse welzijnssector. Niettegenstaande dat neemt Vlaanderen hier nu opnieuw zijn verantwoordelijkheid. Ik ben daar blij om, want de studenten verdienen dat, maar ze verdienen nog veel meer dat er een goede stage komt, een meer begeleide stage, en dat dat VIO-statuut er komt.
De heer Daniëls heeft het woord.
Bij dezen dank aan de Vlaamse Regering om inderdaad opnieuw in die 1000 euro te voorzien, in afwachting van een definitieve regeling met het federale VIO-statuut en via de werkgevers. Nu, ik heb ooit wel geleerd dat niets zo definitief is als de voorlopige oplossing. Ik stel vast dat, zolang het VIO-statuut en de afspraak met de werkgevers er niet zijn, Vlaanderen dan patcht. Voor de betrokken studenten kan ik alleen maar onderschrijven dat dat goed is, maar dit is alweer een voorbeeldje om bij te schrijven in het dikke boek over waarom bevoegdheden beter in één hand zitten en dit beter volledig in Vlaamse handen was geweest.
Het is zonde dat dit opnieuw moet gebeuren voor studenten en een job waar er absoluut knelpunten zijn, niet alleen in Vlaanderen, maar ook op andere vlakken. Ik verwijs ook nogmaals naar de discussies over hbo5. Wij in Vlaanderen vinden dat het absoluut een knelpuntberoep, en ‘bekwaam is bevoegd’, maar in de WUG-wet blijft vastzitten dat zij allerlei zaken niet meer mogen doen. Ik denk dat ook dat urgent is en ik roep alle partijen die in Vivaldi zitten op om daarover de handen in elkaar te slaan. Minister, u hebt net ook de oproep aan de collega’s gedaan om dat te steunen. Ik noteer dat een aantal daar niet worden uitgenodigd op vergaderingen. Ik neem aan dat diegenen die wel worden uitgenodigd, dat daar ook steunen.
Minister, het is nu al drie keer na elkaar gebeurd dat Vlaanderen telkens inspringt voor iets dat men federaal had moeten regelen. Ik wil toch ook het engagement van de collega’s, maar we zullen het dadelijk horen, dat dit de laatste keer was dat Vlaanderen moet inspringen omdat het VIO-statuut en het overleg met de werkgevers eindelijk zijn geregeld. Ik neem aan dat collega Verbeurgt dat dadelijk met dezelfde passie zal brengen als die waarmee hij de vraag heeft gesteld aan u.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Collega Daniëls, ik wil u de kans niet ontnemen om ook de komende jaren op het spreekgestoelte te kunnen blijven klagen over alles wat de federale overheid niet goed heeft gedaan. Ook in dezen zal ik u die kans niet ontnemen.
Alle gekheid op een stokje. Minister, eerst en vooral denk ik dat u uw federale collega minister Vandenbroucke niet kunt verdenken van een gebrek aan respect ten aanzien van de mensen die elke dag werken in onze zorg. Wat de federale overheid doet aan investeringen in het gezondheids- en zorgbeleid is duidelijk een teken van respect. Dat neemt niet weg dat het verankeren van het VIO-statuut in de WUG, de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, een complex gegeven is. Niemand ontkent dat.
We zitten met de realiteit van de verschillende landsdelen. De Franse Gemeenschap is geen vragende partij voor een vergoeding voor de vierdejaarsstudenten. Dat is een realiteit waar wij op het federale niveau nu eenmaal mee zitten. De Vlaamse Regering is een engagement aangegaan ten aanzien van de studenten. En ja, collega Daniëls, u zegt dat het federale niveau dat maar moet doen. Maar op het federale niveau zitten we nu eenmaal met die realiteit. We moeten ook daar enige realiteitszin aan de dag leggen en rekening houden met de complexe realiteit van dit land, tenzij u ook dit in een-twee-drie denkt te kunnen regelen met een staatshervorming.
Dit gezegd zijnde, minister, ben ik zeer dankbaar voor uw antwoord. De studenten hebben ons vooral daarvoor opgejaagd, om hier een duidelijk antwoord te krijgen. Ik ben blij met uw engagement. Zolang er geen structurele oplossing is, is dit aangegane engagement, deze tijdelijke oplossing lopende. Voorlopig zullen we, zolang er geen andere oplossing is, op deze weg moeten voortwerken.
U hebt verwezen naar de Federale Regering en collega Daniëls zelfs zeer uitgebreid. U hebt zelf ook naar de werkgevers verwezen. U wijst hen op hun verantwoordelijkheid. Welke stappen ziet u daar nog richting de werkgevers, om ook hen verder mee te nemen in dit verhaal?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, dank u wel. Ik weet dat je geen oorlogen wint door alsmaar op elkaar te schieten. Maar ik wilde ook even wat ventileren. Er wordt gezegd dat ik dat allang had moeten oplossen. Ik zeg soms dat ‘it takes three to tango’ moeilijk is. (Opmerkingen van Thijs Verbeurgt)
Zondag heb ik inderdaad een zij-aan-zijoptreden gedaan met collega Vandenbroucke. Het was goed om dat te doen. Het ging over mentaal welzijn en het was goed voor ons beider mentaal welzijn dat we dat hebben gedaan. Het is ook goed om de krachten te bundelen in zulke belangrijke problematieken waarin we beiden onze verantwoordelijkheden hebben. Als je heel veel noden hebt, maar een beperkt budget, kun je je wagentjes maar beter aan elkaar hangen dan beiden in een andere richting te rijden.
Ik heb mijn engagement verduidelijkt. De studenten mogen er niet het slachtoffer van zijn. Zolang dit niet is opgelost, vergoeden we hen. Ik heb de werkgevers gehoord. Er is een alternatief mogelijk, maar ik ben daar minder happig op. Dus ofwel geven we dat een plaats in de WUG-wet. Dat is belangrijk, omdat wij niet bevoegd zijn voor tewerkstelling in ziekenhuizen. Daarom is het zo belangrijk dat we het daarin een plaats kunnen geven. In het andere geval zou je tot een stageovereenkomst kunnen komen tussen de werkgevers en de onderwijsvoorzieningen. Dat is een alternatieve mogelijkheid. Als je het echter verankert in de WUG-wet, is het meteen allemaal geregeld. Dat zijn wat mij betreft de twee scenario’s die mogelijk zijn en waarvoor ik graag een kader uitgewerkt zou kunnen krijgen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
We moeten het heel nauw opvolgen. Ik heb het al gezegd: ik heb geen zin om naar deze of gene te wijzen, maar er zal vanuit de Groenfractie en vanuit de groene leden van de Federale Regering alleen maar medestand zijn om dit concreet verder uit te werken.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik ben alleszins blij met uw engagement en met het feit dat de laatstejaars bachelors Verpleegkunde nu gerust kunnen zijn dat ze ook dit jaar die 1000 euro zullen krijgen. Ik blijf samen met velen hier hopen op een definitieve verankering van het VIO-statuut, zodat deze discussie hier niet jaar na jaar moet worden gevoerd.
De heer Daniëls heeft het woord.
Het is absoluut goed dat de onkostenvergoeding opnieuw voor dit jaar geregeld is voor deze studenten. Uiteraard stelt de volgende generatie, de generatie die nu start, de vraag wat het voor hen zal zijn. Vanuit de N-VA-fractie kan ik alleen maar stellen dat het VIO-statuut, dat meer is dan alleen die onkostenvergoeding, maar dat een volledig statuut omvat voor die studenten, echt dringend nodig is, net zoals de afspraken met de werkgevers. Dat is niet alleen in het belang van het aantrekken van studenten, het behouden en gemotiveerd houden van studenten, maar ook om ervoor te zorgen dat we effectief dat vierde jaar dat er is bij gekomen ten volle en juist invullen. Ik hoop dat dit het laatste jaar was dat we dat op deze manier moesten regelen, op verzoek van, en dat het nu eindelijk structureel wordt opgelost. Als ik alle positieve geluiden hier hoor, hoop ik dat we deze vraag hier niet meer moeten stellen en dat het ook effectief wordt geregeld.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Als ik altijd zo’n positief resultaat krijg van de minister, zal ik hier wat vaker komen. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Ik herinner het mij nog zeer goed, minister. We missen u daar nog elke dag en ik had niet gedacht dat ik dat ooit zou zeggen. Maar dit geheel terzijde.
Minister, uw laatste antwoord lijkt mij het interessantste, los van de financiering voor studenten. U geeft terecht aan dat de inbedding in de WUG-wet complex is en dat die de deur opent voor een reeks andere zorgberoepen die dan ook hun stagiairs op die manier willen inbedden. Collega’s, het is te gemakkelijk om te zeggen dat het een-twee-drie op het federale niveau moet gebeuren. Dat brengt een hele complexiteit met zich mee. Ik ben dan ook heel blij, minister, dat u aangeeft dat er een alternatief is. Dat moeten we bekijken. Ik zou u absoluut aanraden om dat alternatief van die stageovereenkomst ten volle uit te werken, wetende dat de complexiteit van de inbedding van de WUG-wet morgen niet weg zal zijn, om het met veel w’s te zeggen.
Ik dank u voor uw engagement. Ik kijk uit naar het uitwerken van een alternatief binnen de stageovereenkomsten.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.