Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Vraag om uitleg over voorbehouden jobs bij de overheid voor mensen met een beperking
Verslag
De heer De Loor heeft het woord.
De Federale Regering lanceerde onlangs een nieuwe maatregel om meer ambtenaren met een beperking in dienst te nemen. De Federale overheidsdiensten kunnen dus vanaf nu een deel van hun vacatures voor mensen met een beperking voorbehouden. De maatregel wordt ingevoerd omdat nog te weinig jobs bij de overheid worden ingevuld door mensen met een beperking. In het geval van de federale overheid gaat dat over slechts 1,09 procent, terwijl de doelstelling, net zoals in Vlaanderen, 3 procent is.
Het zijn de departementen zelf die bepalen welke functies ze voor personen met een beperking voorbehouden, en de maatregel kan ook alleen gebruikt worden als er op een dienst te weinig mensen met een beperking werken.
Ook Vlaanderen, zoals daarnet gezegd, heeft een streefcijfer vastgelegd, van 3 procent, voor mensen met een beperking of chronische ziekte bij de Vlaamse overheid. De doelstelling was om dit cijfer te behalen tegen 31 december 2020. Uit de meest recente cijfers van de administratie blijkt dat het aantal personeelsleden uit de doelgroep weliswaar toeneemt, tot 2,5 procent in 2022, maar aan de doelstelling van 3 procent zitten we echt nog niet.
Voor Vooruit is het belangrijk dat de Vlaamse Regering bijkomend inzet op de instroom en ondersteuning van personeel met een beperking. Bovendien is het met de huidige krapte op de arbeidsmarkt zonde om al die talenten verloren te laten gaan.
Daarom heb ik een aantal vragen, minister. Hoe staat u tegenover het initiatief en de maatregel van de Federale Regering? Bent u bereid om dezelfde maatregel te nemen op Vlaams niveau? Zult u op korte termijn nog andere initiatieven nemen om de tewerkstelling van personen met een beperking bij de Vlaamse overheid te verhogen? Zo ja, welke initiatieven zijn dat en op welke termijn? Wanneer acht u het realistisch dat de doelstelling van 3 procent tewerkstelling van personen met een beperking bij de Vlaamse overheid gehaald wordt? Ik kijk uit naar uw antwoorden, minister.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik ga mijn inleiding kort houden. De heer De Loor heeft de situatie goed geschetst, en ik denk dat onze analyse gelijkaardig is. We willen allemaal die tewerkstelling voor mensen met een beperking vergroten, en in de commissie Werk hebben we het er al vaak over gehad. We willen mensen laten doen wat ze wel kunnen doen, niet dankzij hun beperking, maar wel door de talenten die zij wel hebben. We hebben gezien dat men op het federale niveau daarin een heel extreme maatregel heeft genomen, namelijk echt voorbehouden jobs vanwege een arbeidsbeperking. Het Vlaams personeelsstatuut (VPS) biedt nu al de mogelijkheid om bij gelijkwaardigheid tijdens een sollicitatieprocedure voorrang te geven aan een kandidaat uit een ondervertegenwoordigde groep waarvoor de Vlaamse Regering een streefcijfer heeft bepaald. Mensen met een beperking zitten bij die ondervertegenwoordigde groepen. Dat is natuurlijk nog iets anders dan jobs effectief voorbehouden. Ik denk wel dat mijn mening over die wenselijkheid van dat voorbehouden verschilt met die van de heer De Loor.
Maar ik had alvast voor u de volgende vragen, gelijkaardig aan die van de vorige vraagsteller. Hoe staat u tegenover het uitgangspunt van de federale overheid? Denkt u dat daar op Vlaams niveau heil in zou zitten? Dreigt dat volgens u de personeelsvoorwaarden tussen de federale en Vlaamse overheid wat te vertekenen wat betreft het tewerkstellen van mensen met een beperking? Als iemand een beperking heeft en die heeft op het ene niveau een voorbehouden job en op het andere niet, dan kan dat misschien wel voor rare situaties zorgen.
Het Vlaams personeelsstatuut biedt de mogelijkheid om bij gelijkwaardigheid een persoon te kiezen uit een ondervertegenwoordigde groep. Ik vroeg mij cijfermatig af of daar dikwijls gebruik van wordt gemaakt. En in hoeveel gevallen ging het om mensen met een beperking? Denkt u dat deze maatregel al volstaat of ziet u daar nog verbeterpunten?
Ten slotte: er is ook zoiets als middelen voor rendementsondersteuning. Die zijn sinds 2016 gecentraliseerd bij de dienst Diversiteitsbeleid, die dat geld gebruikt voor maatregelen voor een handicap of een chronische ziekte. Ik vroeg mij af wat er juist met die middelen was gebeurd, want ik heb daar nog geen duidelijk beeld over – ik kan het gemist hebben, want in 2016 was ik er nog niet. Misschien dat daar ook nog rek in zit om de kansen voor een tewerkstelling voor mensen met een beperking binnen de Vlaamse overheid te vergroten.
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Over deze belangrijke vraagstelling wil ik met de deur in huis vallen. Vlaanderen past het systeem van voorbehouden betrekkingen voor personen met een arbeidshandicap al sinds 2009 toe. Hierbij kan per beleidsdomein maximaal 1 procent van de betrekkingen voorbehouden worden voor personen met een arbeidshandicap. De voorbehouden betrekkingen bij de Vlaamse overheid zijn van onbepaalde duur, zowel contractueel als statutair. De recente federale maatregel is daarentegen beperkt tot contractuele functies van bepaalde duur. Dat is dus een belangrijk verschil met de voorbehouden betrekkingen van de Vlaamse overheid. Wie zien het breder en zijn dus ambitieuzer.
Ik wil er ook op wijzen dat het Vlaams diversiteitsbeleid al jaren inzet op meer tewerkstelling van personen met een handicap. Het aantal personeelsleden met een handicap bij de Vlaamse overheid is de afgelopen jaren gestegen. We zitten nog niet aan de 3 procent, maar zijn wel gestegen van 1,3 procent in 2016 naar 2,5 procent in 2022.
Net zoals de Vlaamse overheid heeft de federale overheid een streefcijfer van 3 procent. Maar bij de federale overheid is de tewerkstelling van personen met een handicap in dalende lijn sinds 2016: van 1,44 procent naar 1,09 procent in 2022. Nu krijg ik applaus van de N-VA. Het is een positief verschil van Vlaanderen tegenover de federale overheid. Dit doe ik meestal niet, maar als het mijn eigen bevoegdheden zijn, heb ik die neiging wel een beetje. Zijn hebben een maatregel van bepaalde duur, enkel voor contractuelen, wij een maatregel van onbepaalde duur, voor contractuelen en statutairen. Aangezien statutair binnenkort niet meer zal bestaan, zal het alleen nog maar contractueel zijn, behalve voor bepaalde gezagsfuncties.
Het kabinet van minister De Sutter, met de federale diversiteitsverantwoordelijke, is meermaals in overleg getreden met mijn kabinet en de Vlaamse Diversiteitsdienst om te bekijken wat ze kunnen leren van onze diversiteitswerking. Dit siert de federale minister, want ze is geïnteresseerd, geëngageerd en ze zoekt nieuwe wegen om het beter te doen. Dat is fantastisch. Ze waren onder andere geïnteresseerd in ons systeem van voorbehouden betrekkingen en hebben dit dan ook recent ingevoerd bij de federale overheid. We moeten goede praktische voorbeelden delen.
U verwijst in uw vraag naar het artikel uit het Vlaams personeelsstatuut dat inderdaad de mogelijkheid biedt om bij gelijkwaardigheid in de eindselectie voorrang te geven aan de kandidaat-sollicitanten uit de ondervertegenwoordigde groep zolang het streefcijfer nog niet behaald werd. De voorrangsmaatregel is een positieve actie in het licht van het streven naar evenredige arbeidsparticipatie van kansengroepen binnen de Vlaamse overheid, die als werkgever een afspiegeling wenst te zijn van de Vlaamse samenleving
Mijn administratie deelde mij mee dat ze niet beschikt over concrete cijfergegevens over de toepassing van deze voorrangsregeling, omdat bij selectieprocedures niet wordt geregistreerd wanneer er een beroep wordt gedaan op deze voorrangsregeling. Naar aanleiding van een recente vraag hierover heb ik aan mijn administratie de opdracht gegeven dat de toepassing van deze maatregel die sinds 2006 is ingeschreven in het VPS, nog dit jaar wordt geëvalueerd. Ik vind het evident dat instrumenten om de diversiteit te bevorderen regelmatig worden gemonitord en geëvalueerd. Voor deze specifieke maatregel ga ik dus aan mijn administratie vragen om dat specifiek te monitoren.
De dienst Diversiteitsbeleid investeert in een brede waaier aan tewerkstellingsondersteunende maatregelen voor personeelsleden met een handicap of chronische ziekte, zoals aangepast kantoormateriaal of -meubilair, aangepaste software zoals vergroting lettertype, spraaktechnologie en dergelijke meer, opleiding, jobcoaching, psychologische ondersteuning, tolkuren en woon-werkverkeer met het openbaar vervoer of met de wagen.
Welke initiatieven zal ik nemen om de tewerkstelling van personen met een handicap te verhogen op korte en lange termijn? Ik ben ervan overtuigd dat er heel veel talent is dat we nu nog onvoldoende warm hebben kunnen maken voor een job bij de Vlaamse overheid, juist omdat ze nog te veel in een hokje geduwd worden van jobs die ze wel zouden kunnen en jobs die ze niet zouden kunnen. In het kader van de modernisering van het hr-beleid van de diensten van de Vlaamse overheid, het vijfsporenbeleid, laat ik daarom de regeling van voorbehouden betrekkingen in het Vlaams personeelsstatuut aanpassen, zodat de selectieprocedure voortaan zal voldoen aan de vereisten van een objectief wervingssysteem. Dit is belangrijk om de kandidaten ook de mogelijkheid te geven om later door te groeien binnen de Vlaamse overheid zonder dat ze daarvoor extra procedures moeten doorlopen. Zo geven we hun meer vrijheid om hun loopbaan in eigen handen te nemen en te solliciteren voor de functies die ze zelf willen. Het Agentschap Overheidspersoneel (AgO) zal hiervoor toegankelijke en aanpasbare selectietesten ontwikkelen in samenwerking met externe partners.
Dit voorjaar wordt alvast een online tool gelanceerd waardoor kandidaten een overzicht krijgen van de meest inzetbare redelijke aanpassingen bij selectieprocedures. Daarenboven zal mijn administratie ook een gerichte wervingsactie lanceren onder jobstudenten bij de Vlaamse overheid die een handicap of chronische ziekte hebben, om hen te leiden naar reguliere vacatures bij de Vlaamse overheid. Mijn administratie zal ook een pilootproject uitrollen met de inzet van tolken Vlaamse Gebarentaal bij de Vlaamse overheid om personeelsleden en sollicitanten met een tolkenbehoefte beter te ondersteunen. We blijven inzetten op onze bestaande maatregelen en optimaliseren die waar nodig.
Wat de doelstelling van 3 procent tewerkstelling betreft: eind 2022 telde de Vlaamse overheid 992 personeelsleden met een handicap of een chronische ziekte. Zoals ik daarstraks al zei, gaat het bij de federale overheid in 2022 over 1,09 procent. De positieve trend zet zich bij de Vlaamse overheid jaar na jaar door. Het was 2,3 procent in 2020 en 2,4 procent in 2021. Ook in absolute aantallen is er een positieve trend. In 2020 werkten er 897 mensen met een handicap, en vandaag dus 992. Wat we ook niet mogen vergeten is dat de monitoring vrijwillig is, waardoor de beschikbare cijfers van het aantal personeelsleden met een handicap een onderschatting zijn. Het is niet zo dat iedereen met een handicap verplicht is om gezien en geregistreerd te worden als een persoon met een handicap. Die 2,5 procent is dus het minimale aantal. Het werkelijke aantal ligt hoger, maar we willen met het minimale aantal naar 3 procent gaan.
We moeten eerlijk zijn, mijnheer De Loor: die 3 procent gaan we niet halen deze legislatuur, maar we gaan er wel stapsgewijs naartoe. We zitten in een positieve evolutie. Ik was daarnet wel wat plagerig tegenover de federale overheid, maar ik ben eigenlijk wel blij dat er een goede samenwerking is, dat we van elkaar willen leren. Mevrouw De Sutter omarmt de goede instrumenten die in het verleden al ontwikkeld zijn, en wil ze ook introduceren op federaal niveau, weliswaar aangepast en een beetje anders, maar dat is ook geen schande.
De heer De Loor heeft het woord.
Bedankt voor uw bevlogenheid en uw enthousiasme, minister, maar zoals u weet: ‘alles voor de maar is niet waar’. De eerlijkheid gebiedt toch om te zeggen dat er federaal een andere definitie wordt gehanteerd dan Vlaams wat betreft de streefcijfers in verband met personen met een beperking. Als ik me niet vergis wordt federaal de RIZIV-definitie (Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering) gehanteerd. Als je die afzet tegenover de Belgische bevolking, dan valt ongeveer 8 procent van de bevolking daaronder. De definitie die op Vlaams niveau wordt gehanteerd, gaat breder. Als ik me niet vergis is dat de Europese definitie, en als je die afzet tegenover de Vlaamse bevolking, dan zou het gaan over 13 procent dat daaronder valt. Er worden hier dus geen appels met appels vergeleken. Het zou goed zijn mocht er één definitie gehanteerd worden om die vergelijkingen te maken.
Ik stel vast dat de 3 procent in deze legislatuur geen haalbare kaart meer is, maar ik ben er ook van overtuigd, minister, dat we er alles aan moeten doen om mensen met een beperking, die sowieso al moeilijker toegang hebben tot de arbeidsmarkt, maximale kansen te geven op tewerkstelling bij overheidsdiensten. Wij hebben als besturen, zowel lokaal als Vlaams en federaal, een voorbeeldrol te vervullen.
U hebt daarnet de redelijke aanpassingen vernoemd opdat sollicitanten maximaal hun kansen kunnen benutten. Ik wil dat toch nog eens benadrukken. Ik ben er blij mee dat u dat ook vermeldt en dat u ook die problematiek inziet. Op die manier kan er ook doorstroming zijn en hebben zij ook de mogelijkheid om naar leidinggevende functies door te groeien. Dat wilde ik nog eens benadrukken.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Bedankt voor het uitgebreide antwoord. In tegenstelling tot wat u misschien zou vermoeden, ben ik persoonlijk geen voorstander van voorbehouden betrekkingen zoals in het federale systeem dat nu is ingevoerd. Ook al verschilt het licht van het Vlaamse, het vertoont een aantal gelijkenissen.
De redenen daarvoor zijn, ten eerste, dat ik fundamenteel van mening ben dat je mensen met een beperking niet moet beoordelen op hun beperking, maar op de dingen die ze wel kunnen. Als je jobs voor hen gaat vrijhouden, en de diensten mogen zelf kiezen welke betrekkingen dat zijn, dan verklein je de scope, het aanbod, van de jobs juist vanwege hun arbeidshandicap. Dat is net wat je moet vermijden. Je moet mensen beoordelen op hun talent, en we weten allemaal dat talent in overvloed aanwezig is, ook bij mensen met een beperking. Als je ziet, op het federale niveau, welke functies daar in eerste instantie zijn voorbehouden, dan gaat het vooral over administratieve functies zoals baliemedewerker of dossierbeheerder. De overheid zegt dus eigenlijk: “Dat is het soort jobs waar jij geschikt voor bent, de rest niet.” Ik denk dat we dergelijke systemen moeten vermijden. Ik weet dat ik hier wat kort door de bocht ga, maar dat is wel waar je fundamenteel naartoe gaat als je dat systeem tot in het oneindige zou doortrekken.
Een tweede reden – het is hier door u en door andere sprekers al aangehaald – is dat de definitie van een arbeidshandicap of een chronische ziekte niet altijd eenduidig is. Het is zeker niet altijd zichtbaar. Er bestaan verschillende definities, van het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA) of van VDAB, of passend binnen collectief maatwerk: het is niet zo eenduidig te definiëren. Op den duur krijg je een soort tweesplitsing tussen de haves en de havenots, op basis van hun arbeidsbeperking. Ik denk dat we dat moeten vermijden.
Ten derde denk ik dat er veel efficiëntere manieren bestaan om de tewerkstelling te vergroten. U hebt een aantal zeer terechte punten aangehaald, zoals aanpassing van de werkomgeving en een algemeen stimuleringsbeleid. Het lijkt me beter dat Vlaanderen daar verder op inzet, eerder dan die 1 procent voorbehouden vacatures nog verder te gaan uitbreiden. Uiteindelijk kom je dan terecht in een systeem waarbij je gaat beoordelen op basis van de beperking, en dat moeten we echt vermijden.
Ik heb geen bijkomende vraag gesteld, maar bij dezen heb ik toch mijn korte analyse daarover gedeeld.
De heer Aerts heeft het woord.
Ik vind het wat verwarrend, en ook boeiend, hoe de lijnen binnen OpenVld tegen elkaar lopen.
Als ik terugga naar wat u in uw betoog aanhaalt, dan denk ik dat we het er allemaal over eens zijn dat een deelname, vandaag, van 1 procent mindervaliden aan de arbeidsmarkt problematisch is. Daar moet iets aan gebeuren. Vandaag heeft iedereen de kans om te solliciteren op eender welke functie, maar we stellen vast dat de deelname problematisch is. Ook Stijn Baert erkent dat, en hij kan niet bepaald een groene econoom genoemd worden. Dit is dus een maatregel om een aantal jobs meer te stimuleren en om plaatsen voor te behouden. Betekent dit dat je daar zomaar automatisch aangeworven wordt? Neen, je moet nog altijd laten zien dat je talent hebt en je moet nog altijd goed bevonden worden voor de job. Betekent het dat alle andere functies ineens uitgesloten worden? Nee, dat ook niet.
Ik vind dit dus eigenlijk een heel positieve maatregel om iets te doen aan de achterstand, want 1 procent is een achterstand, en aan de stagnatie – een kleine vooruitgang ten opzichte van vorig jaar, een achteruitgang ten opzichte van een aantal jaren geleden – en om mensen die mindervalide zijn aan het werk te kunnen zetten, ook binnen de Federale Overheidsdiensten. Ik vind het heel goed dat er op Vlaams niveau, maar ook op federaal niveau, initiatieven worden genomen, want gewoon verder doen zoals vandaag werkt duidelijk niet. Ik wil dit dus alleen maar ondersteunen, zowel hier als in het federale parlement, maar daar zit ik natuurlijk niet. Ik denk dat dit belangrijke maatregelen zijn voor meer arbeidsparticipatie.
Collega’s, ik wil ook even aansluiten, niet omdat de minister daarstraks zei dat er applaus was van de N-VA, maar omdat ik ook meer op de lijn zit die collega Vande Reyde naar voren bracht.
Als we kijken naar het aantal mensen met een beperking, dan zien we dat niet iedereen met een beperking geschikt is om arbeid te verrichten. Daar moet je dus al abstractie van maken. Maar waar ik vooral de focus op wil leggen – en ik denk dat we dat in Vlaanderen ook al doen –, is dat we de obstakels die mensen tegenkomen om arbeid te verrichten, moeten wegwerken. Op die manier moeten we ervoor zorgen dat mensen met een beperking kunnen participeren. Ik ben ook wat huiverachtig om voor bepaalde jobs als het ware quota te gaan opleggen. Neen, laat ons een algemeen beleid voeren waarbij obstakels weggewerkt worden, waar ondersteuning geboden kan worden, waar hulpmiddelen aangeboden kunnen worden, om zo aan een hoger percentage te komen. Ik denk dat je dan inclusie creëert en aan gelijke kansen werkt.
Dus, minister, laat ons het beleid op die manier verderzetten. Ik denk dat we op die manier tot die streefcijfers kunnen komen. Geen quota, maar streefcijfers.
Minister Somers heeft het woord.
Collega’s, dit zijn allemaal interessante en geëngageerde tussenkomsten, en zo hoort het ook. Het is een vorm van een inclusieve samenleving, een vrije en gelijke samenleving, waar iedereen kansen moet krijgen. Ik denk dat we het allemaal eens zijn over waar we willen geraken. De vraag is wat de weg is om daar te geraken.
Ik overloop enkele elementen. We hebben een zelfbevraging gedaan in 2020 aan onze ambtenaren. Er werd gevraagd naar een zelfidentificatie: hebt u een handicap, of niet? Het resultaat was 6,2 procent. Dat is een belangrijke indicatie. Uit de vraag of men een persoon met een beperking is, kwam dus als resultaat dat 6,2 procent van onze ambtenaren zegt dat ze een beperking hebben.
Ten tweede is er de vraag naar de definitie. Het is een terechte vraag om dat beter op elkaar af te stemmen. ‘Great minds think alike’. We zijn daar volop mee bezig. We gaan die definities op elkaar afstemmen. Wij gaan de federale definitie overnemen. Het gevolg zal zijn dat de cijfers gaan stijgen. We zullen er beter voor staan. Ik heb niet graag dat je ‘en cours de route’ definities verandert, want dan word je plots ‘een goeie’ omdat de definitie veranderd is, maar je hebt eigenlijk geen persoon meer aan het werk. Omdat u het nu gevraagd hebt, kan ik het wel gebruiken. Nee, nee, dat gaan we niet doen, maar ik vind dat we altijd appelen met appelen moeten vergelijken. We moeten onszelf vergelijken met ons eigen verleden. Maar als we federaal en Vlaams in beeld willen brengen, dan mogen we die twee definities gelijk behandelen. We gaan daar niet zo slecht uit komen, zeker niet als je naar die zelfidentificatie kijkt.
Ten derde moeten we volgens mij drie dingen doen. Dat is mijn overtuiging. Het is toch mooi dat we soms niet helemaal hetzelfde denken? Dat is toch de rijkdom van een partij. Bij ons is dat niet stalinistisch. Je kunt niet geloven welke zotte meningen er bij ons in de fractie allemaal worden verteld. (Opmerkingen)
Niet alleen in de fractie, ook in de gazet. Maar we verstaan elkaar goed.
Ik denk dat er drie dingen zijn die we moeten doen. Ik denk dat dat het beleid is dat we voeren. De eerste en belangrijkste zaak is dat we voor iemand die bij ons komt solliciteren met een beperking, een handicap, redelijke accommodatie moeten voorzien. Redelijke accommodatie stopt ook op een zeker moment, in alle eerlijkheid. Maar het moet wel om redelijke accommodatie gaan, zodat die persoon op zijn talenten beoordeeld wordt en de organisatie inclusiever wordt. Die persoon heeft geen beperking, de werkvloer heeft een beperking. Ik heb onlangs iemand met een handicap horen zeggen dat hij geen handicap heeft, met dat de samenleving een handicap heeft. Ik vond dat een heel mooi beeld. Dat is dus het belangrijkste, die accommodatie. Daar hebben we een mooi beleid voor, dat functioneert. Dat kan nog altijd verbeterd worden, maar onze administratie, de dienst Personeelszaken, en AgO, zijn daar goed mee bezig. Dat is het belangrijkste.
Een tweede belangrijke punt volgens mij is dat we moeten duidelijk maken dat wij een organisatie zijn die inclusief wil zijn. Sommige mensen hebben een drempel en vragen zich af of dat wel voor hen is. “Ja, dat is ook voor u.” Die redelijke accommodatie is daar om mensen daarin bij te staan.
Een derde spoor is het spoor van de voorbehouden plaats. En dat is maar een minderheid. Ik geef u de cijfers. In 2022 ging het bij de vacatures om 31 plaatsen die voorbehouden zijn, als ik het juist optel. Mijn kabinetschef moet me maar corrigeren. Er werken negenhonderd mensen met een beperking. En dan is er een leidinggevende die aangeeft dat men voor een bepaalde functie goed moet weten dat, als er twee zijn die komen solliciteren … Niet enkel vanwege je handicap, want je moet wel nog altijd de beste zijn. Bij de Vlaamse administratie is het niet zo dat je altijd in een ranking terechtkomt. Je bent geslaagd of niet geslaagd. Maar als je bij de groep van de geslaagden bent, dan gaan we die plaats toch aan jou geven. Dan is die handicap een doorslaggevend argument. Dat is een argument om daar een booster op te zetten. Maar voor mij is dat tijdelijk. We hebben ook gezegd dat we dat doen tot we aan die 3 procent zitten. Daarna stoppen we daarmee. Ik vind dat verdedigbaar.
Ik weet dat dat op het randje is van wat een liberaal zou willen, maar voor mij valt dat niet onder positieve discriminatie; dat valt onder positieve actie. Je kunt daarover discussiëren, maar ik zou dat niet willen loslaten tot we aan die 3 procent zijn. En daarna is het ‘à la guerre comme à la guerre’. Ik bedoel dat iedereen dan gelijk is. Je zult nog altijd moeten kiezen uit die mensen. Je zult nog altijd iemand moeten aannemen. Maar dan zul je dat inderdaad moeten loslaten als je aan dat percentage zit. Waarom? Als er 3 procent mensen met een handicap in de organisatie zitten, dan heeft die organisatie voldoende impulsen getoond, en is er ook voldoende zichtbaarheid van mensen met een beperking in die organisatie. Zo vallen die drempels die er zijn, voor een stuk weg.
Ik denk dat we op die manier wel op kruissnelheid zitten, en dat we op die manier een coherent beleid aan het voeren zijn. Als we de huidige definitie hanteren, zullen we niet aan die 3 procent geraken, collega De Loor. Als we de nieuwe definitie hanteren, geraken we er volgens mij wel.
De heer De Loor heeft het woord.
Bedankt voor het antwoord. Ik vind het positief dat er met eenzelfde definitie aan de slag wordt gegaan. Maar ik betwijfel wel of u dan ruimschoots het streefcijfer van 3 procent zult halen. Aangezien de Vlaamse definitie breder is en de federale enger, denk ik dat het net het omgekeerde zal zijn. Maar ‘the proof of the pudding is in the eating’. Dus ik kijk zeker uit naar die cijfers, want we zijn er ook met Vooruit van overtuigd dat ook het personeelsbestand van de Vlaamse overheid een afspiegeling moet zijn van onze samenleving, zowel wat betreft de tewerkstelling van vrouwen – ook in een topkader, waar ook nog altijd het schoentje knelt –, als wat betreft mensen met een migratieachtergrond en personen met een handicap of chronische ziekte.
Ik heb misschien nog een korte noot. Minister, Ik had getracht om wat meer cohesie te kunnen brengen tussen de Vlaamse regeringspartijen, maar ik stel nu vast dat ik daar zelfs niet in geslaagd ben binnen uw eigen partij. Sorry daarvoor.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.