Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, ik heb deze vraag ook al aan uw collega van Landbouw gesteld. Wat mij betreft mag u relatief kort antwoorden, maar ik neem aan dat de burgemeesters die hier nog zitten, ook wel interesse hebben in het antwoord.
Het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO), dat in een paar provincies de eigendommen van gemeenten, OCMW’s en kerkfabrieken doorgelicht heeft, zegt dat er heel veel natuur- en landbouwgrond ter beschikking is. We stellen vast dat de meeste gemeenten – zoals de mijne, maar ja, ik zit in de oppositie, ik zou dat in het andere geval niet doen – die landbouwgronden inderdaad gewoon verkopen aan de hoogst biedende, waardoor die niet noodzakelijk voor landbouw gebruikt worden. Dat geldt ook voor de natuurgronden, maar het is vooral een probleem van landbouw. De gemeenten verkopen die gronden vanwege hun financiële toestand en zijn beleidsmatig helemaal niet bezig met het beleid daaromtrent. Als je het globaal voor Vlaanderen bekijkt, gaat het enerzijds over een serieus pakket dat zou kunnen worden gebruikt om aan een andere manier van landbouw en voedselproductie te doen, ook aan lokale voedselproductie, maar anderzijds ook om grond die op een bepaalde manier naar jonge landbouwers zou kunnen gaan. Er zijn een aantal steden en gemeenten die op dat vlak bepaalde projecten hebben, maar de meeste hebben die niet, ze verkopen het gewoon, en er gebeurt beleidsmatig niets mee.
Daarom heb ik volgende vragen.
Hoe staat u tegenover de opinie van ILVO en de vraag naar een tijdelijk moratorium op de verkoop van die publieke landbouwgronden tot errond een visie zou kunnen worden ontwikkeld voor Vlaanderen of zeker voor een deel van Vlaanderen, bijvoorbeeld via experimenten of projecten? Overweegt u een dergelijk moratorium? Ik heb de vraag aan uw collega van Landbouw, die inhoudelijk verantwoordelijk is, gesteld, maar u bent verantwoordelijk voor en eigenlijk de baas van de steden en de gemeenten.
Ziet u een rol voor de lokale overheden in het voeren van zo’n doordacht grondenbeleid dat rekening houdt met duurzame landbouw- en voedselproductie? Hoe zult u hen eventueel aansporen om hierover een visie te ontwikkelen?
Zult u hierover overleg plegen met de lokale overheden, OCMW’s, kerkfabrieken of met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG)? Ik ben nogal realistisch: deze legislatuur zal er nog weinig gebeuren. Maar misschien kunt u uw beleid verankeren voor uw opvolger en hierrond bepaalde dingen ondernemen?
Mijnheer Vandenhove, we hebben in deze commissie de ambitie om in deze legislatuur nog veel te realiseren.
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Vandenhove, ik ben niet de baas van de gemeenten, ik ben de dienaar van de gemeenten, de supporter van de gemeenten, de spionkop van de gemeenten, en daarom heb ik heel veel respect voor de lokale autonomie. Mocht u de kans hebben om opnieuw burgemeester te worden, dan zou u een minister van Binnenlands Bestuur willen hebben die zo weinig mogelijk verbiedt. (Opmerkingen van Ludwig Vandenhove. Gelach)
Uw eerlijkheid is altijd ontwapenend. Ik denk dat ik niet verder meer hoef te antwoorden. U hebt zelf het antwoord op uw vragen gegeven. Ik begrijp dat u die vraag vanuit uw partijcenakels moet stellen, maar als u vanuit uw burgemeestershart spreekt, het mooiste en warmste hart dat u hebt, bent u niet geneigd om een verbod of moratorium op te leggen. Ik ben vanuit uw eigen filosofie, die u ootmoedig en heel eerlijk toont, ook niet geneigd om dat te doen. Een moratorium opleggen is precies wat ik niet wil doen, want dat kan ook een tegenstrijdig effect hebben. Dat kan betekenen dat er nog minder grond beschikbaar komt en dat in sommige regio’s landbouwgrondprijzen nog sterker stijgen. Als men het verbiedt, kunnen ze nog sterker stijgen, want dan creëert men kunstmatige schaarste.
Wat uw tweede en derde vraag betreft, kan ik u meedelen dat ik van mening ben dat er heel veel lokale besturen zijn die bijdragen aan een duurzame landbouw- en voedselproductie door de gronden via de pachtwetgeving langdurig ter beschikking stellen van landbouwers. Er zijn er heel veel die dat doen.
Sommige lokale besturen werken ook actief mee aan nieuwe landbouwverdienmodellen, bijvoorbeeld via stadslandbouw, korte keten of door gronden gericht via openbare aanbesteding ter beschikking te stellen van nieuwe en actuele landbouwmodellen.
Overigens heeft de Vlaamse Regering binnen het stikstofakkoord ook de nodige aandacht besteed aan de nieuwe landbouwverdienmodellen en zich ertoe geëngageerd eventuele hindernissen weg te werken. Dan spreken we over eetbare landschappen, maar daar zal ik verder niet op ingaan.
Een lokaal bestuur kan ook bijvoorbeeld binnen een beleidsplan ruimte een eigen visie ontwikkelen over de eigen eigendommen.
Kortom, mijnheer Vandenhove, ik ben ervan overtuigd dat de lokale besturen vandaag de dag al een grondenbeleid voeren en over de nodige instrumenten beschikken om die, wanneer ze dat wensen, in te zetten voor een duurzaam landbouwbeleid. U weet wat ik zal antwoorden wanneer bepaalde lokale besturen zeggen dat ze te klein zijn om zo’n duurzaam landbouwbeleid op te zetten.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, ik ga uw laatste antwoord niet herhalen, want ik ben het daar niet mee eens. Dit gezegd zijnde was de vraag helemaal niet ingegeven door partijcenakels. De vraag is ingegeven doordat ik in de commissie Landbouw vaststelde dat de minister van Landbouw ook nogal vrij formeel was. De mensen van ILVO – ik geef het toe – zijn wetenschappers en neutraal. Ik voel aankomen dat op een bepaald ogenblik vanuit bepaalde organisaties – om ze niet te noemen – dit probleem hoe dan ook weer op tafel zal komen. Dat was de draagwijdte van mijn vraag.
Ik denk dat het inderdaad tot de autonomie van de lokale besturen behoort om te beslissen of ze grond al dan niet verkopen. Ik stel toch vast – en daar deel ik minder uw mening – dat er inderdaad een aantal goede voorbeelden zijn van gemeenten en steden. Maar laten we eerlijk zijn: dat is eigenlijk een minderheid. Op die manier dreigt er natuurlijk echt landbouwgrond verloren te gaan, omdat het dan niet bestemd wordt voor landbouw maar eventueel voor andere dingen zodat het een soort ‘oneigenlijk gebruik’ wordt.
Ik denk dat de mensen van ILVO een goed werkstuk afgeleverd hebben en dat dat aanleiding moet geven tot nadenken op Vlaams niveau, maar ook op het niveau van de steden en gemeenten. Ik zou, eerlijk gezegd, niet willen dat dat dossier op een bepaald ogenblik, zoals tegenwoordig in landbouw alle dossiers gekoppeld worden, op tafel komt zoals nu het geval is met het dossier van de nationale parken en andere fenomenen.
Ik ben tevreden met uw antwoord. Ik had niets anders verwacht, aangezien zelfs Jo Brouns u eigenlijk langs de meest liberale kant probeerde voorbij te steken.
De heer Warnez heeft het woord.
Ik denk dat de minister gelijk heeft: respect voor de lokale autonomie is hierin essentieel. Ik ben blij dat iedereen het daarover eens is. Maar ik vind het vooral ook belangrijk dat we zeggen – ik zie dat ook in mijn omgeving – dat lokale besturen ook soms heel bewust landbouwgronden verpachten omdat ze vinden dat dat passend is in die omgeving, dat het daar goed is voor het openruimtegebied en dat men daar ook dat engagement aangaat. Als men dan toch nog verkoopt, wil dat niet zeggen dat dat landbouwgebruik weg is. Het ene heeft niets met het andere te maken. Het is vooral belangrijk dat die gronden, of ze nu in publieke of private handen zijn, van die landbouwers beschermd zijn. De Pachtwet die nu hervormd is, is een belangrijk beschermingsmechanisme.
Het is ook aan Vlaanderen om die lokale besturen bewust te maken van landbouw in hun gemeente, om hen te ondersteunen in een goed landbouwbeleid, maar ik vind niet dat dat de bevoegdheid is van de minister van Binnenlands Bestuur. De minister van Landbouw doet dat uitstekend.
De heer Aerts heeft het woord.
Dank u, collega, voor de vraag. Mijn collega’s in de commissie Landbouw hadden zich ook aangesloten bij die vraag. Ik heb ook heel veel respect voor de autonomie van gemeenten. U weet dat ik dat hoog in het vaandel draag maar…(Gelach)
Ik zal nog even iets anders zeggen voor de ‘maar’. Er zijn inderdaad gemeentebesturen die hun landbouwgronden aan het inzetten zijn voor voedselvoorziening, er zijn er inderdaad ook die de pachtwetgeving toepassen. In mijn eigen gemeente is daar ook zo’n voorbeeld van. Die voorbeelden zijn er dus, maar we kunnen toch ook niet ontkennen dat, zeker door de financiële druk op gemeenten de laatste jaren – met de energiecrisis is dat nog meer naar boven gekomen –, je her en der continu in de lokale persberichtgeving ziet dat gemeente x of y gronden verkoopt. Dat gebeurt heel vaak. Ik heb daar geen cijfers over, maar ik voel aan dat het meer en meer aan het gebeuren is dat lokale besturen hun patrimonium aan het afstoten zijn.
Dan kun je pleiten voor een stop op verkoop van patrimonium, een moratorium dus, maar je zou dat ook een pauzeknop kunnen noemen. Je zou een pauzeknop kunnen invoeren om na te denken over hoe we met die schaarse landbouwgrond in publieke handen – want dat is een grondpositie – omgaan in plaats van dat op korte termijn te verkopen. Dat lost dan misschien wel op korte termijn de problemen op, maar dat maakt dat je misschien in de toekomst voor andere problemen komt te staan wanneer je bijvoorbeeld echt wilt gaan nadenken over die voedselvoorziening omdat je buurgemeente misschien zijn landbouwgronden wat slimmer heeft ingezet.
Ik wil toch een pleidooi houden om er goed over na te denken of het niet mogelijk is om een pauzeknop in te drukken totdat er goed nagedacht is over hoe die landbouwgronden in te zetten in plaats van ze allemaal op de markt te brengen uit financiële overwegingen. Want dat is toch wat in de overgrote meerderheid van de gevallen aan het gebeuren is.
Minister Somers heeft het woord.
Eerst en vooral de vaststelling: eens burgemeester, altijd burgemeester. Dat is iets wat bezit neemt van uw ziel, van uw hart, van uw geest. Daarom was ik zeker van het antwoord van collega Brouns, die een uitstekende collega is en een positieve kracht in de regering, op tal van domeinen – ik zal niet zeggen op alle domeinen – maar in zijn diepste kern een burgemeester is, wat ik voel als ik met hem in de regering zit. Ik wist dat dat zijn antwoord zou zijn. Het was het antwoord dat u eigenlijk ook zelf wilde horen, mijnheer Vandenhove: respect voor de lokale autonomie.
Mijnheer Aerts, een pauzeknop …Wij hadden grond in de Ardennen, wij hadden grond in Oost-Vlaanderen, wij hadden grond in Limburg van kloosterordes die dat ooit geschonken hebben. Wij hebben dat allemaal verkocht. Wij hadden honderd woningen, die wij allemaal verkocht hebben aan de huisvestingmaatschappij. In het verleden konden wij zelf beslissen wie daarin ging wonen. Dat was de techniek die wij in Mechelen gebruikten om toch ook nog wel wat mensen eigenlijk een soort van sociale woning te geven. In 2001 was dat gelukkig gedaan. Mijnheer De Loor, het was gedaan met die nonsens.
Dat is een dynamisch beleid, dat van gemeente tot gemeente moet worden bekeken. We mogen daar geen pauzeknop induwen. Waarom zouden we daar een pauzeknop induwen? Dat is toch een keuze, dat is toch de lokale democratie die ten volle moet spelen. Als men in een lokale gemeente beslist om met zijn gronden iets anders te doen en dat geld te gebruiken voor andere zaken, is dat lokale autonomie. Je kunt niet zeggen dat je voor lokale autonomie bent, maar … Dat is iets waarover ik de voorbije vijf jaar heel hard gewaakt heb. Ik ben naar hier gekomen als minister van Binnenlands Bestuur en ik heb gezegd dat ik, wanneer ik ’s morgens opsta en wanneer ik ’s avonds ga slapen, elke keer tegen mezelf zal zeggen dat ik in de eerste plaats burgemeester ben, omdat dat de beste methode is om de lokale autonomie te beschermen en te verdedigen.
Waarom zouden we die pauzeknop indrukken? Om binnen twee jaar toch verder te gaan, om het beleid af te remmen? Uw partij is een progressieve partij, mijnheer Aerts. Progressie is vooruitkijken, is dingen veranderen, in beweging brengen, dynamiek creëren. Dat is wat we nodig hebben, geen conservatief beleid dat alles blokkeert en vastlegt, erop gaan liggen en verhinderen dat er nog iets beweegt. Dat mogen we niet doen. We moeten progressief zijn in lokale autonomie, mijnheer Aerts, geen stop, geen stulp, doordoen.
Ik vind dat geen goede manier van werken. Ik vind niet dat we daarop een moratorium moeten zetten omdat we vaststellen dat een aantal gemeenten om diverse redenen, soms goede, soms slechte, verkopen. Om er dan in 2025 mee verder te gaan? Ik vind dat een hele zware ingreep op de lokale autonomie. Dat is willekeurig. Denkt u dat ik ineens aan de stad Gent zou zeggen dat ze niets meer mogen verkopen, aan de stad Leuven, aan de stad Mechelen, aan de stad Antwerpen, aan de stad Diest? Denkt u dat ik ga zeggen dat ze dat verder in hun bezit moeten houden, dat ze dat in eigendom moeten houden, dat ze er eigenaar moeten van blijven, ook al kunnen ze er niets meer doen? En dat dat ook geldt voor de grond buiten hun gemeente? De gemeenten hebben ook grond buiten hun gemeenten. Denkt u dat ik ga zeggen dat ze ook van die grond eigenaar moeten blijven? Dan kun je toch niet maken. Dat is toch geen goed beleid. Dat kun je toch niet centralistisch aanpakken, dat moet je toch lokaal, dicht bij de mensen, bij de middenveldorganisaties, bij de verenigingen laten gebeuren. Hoeveel gronden heb ik niet verkocht aan Natuurpunt? Ik mag dat niet zeggen van jullie. We hebben bijna al onze gronden aan Natuurpunt verkocht. Dat zou dan ook niet meer mogen. Zij hebben niet al die landbouwgrond voor landbouw gebruikt zoals sommige landbouworganisaties dat wilden. We hebben ze wel verkocht. Zou u daarop een moratorium gezet hebben? Neen toch? Dit is toch het beleid dat u wilt.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Het was een goed debat. Ik zeg nogmaals dat mijn vraag niet ingegeven was vanuit de vraag of de autonomie moet worden gerespecteerd. Ik stel vast dat een niet onbelangrijke wetenschappelijke, bovendien Vlaamse, instelling een goed rapport gemaakt heeft en daarmee ook de boer – om het zo uit te drukken – op gaat. Ik denk dat het signaal zeer duidelijk is, ook voor de mensen van ILVO die eventueel op basis van hun rapport bepaalde beleidsconclusies proberen te trekken voor sommige steden en gemeenten, in die zin dat ze meer die gronden zou moeten gebruiken om errond beleid te voeren. Maar goed, dat weten we dan weer.
De vraag om uitleg is afgehandeld.