Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, op 31 maart communiceerde u over uw crisis- en investeringsplan voor de jeugdhulp. U hebt dat op de tafel van de Vlaamse Regering gelegd. Op eerdere vragen antwoordde u dat u dat voornemen had, recent nog naar aanleiding van de actuele vraag van collega Rousseau.
Het gaat om een aantal maatregelen op korte termijn en enkele op middellange termijn. Het gaat om een aantal maatregelen die u nu kunt nemen en een aantal maatregelen waarvan ik begrijp dat die er in de toekomst aankomen. In totaal wordt 100 miljoen euro uitgetrokken.
Ik heb daarin gelezen dat het vooral gaat om het versterken van crisismeldpunten, het toevoegen van begeleiding wanneer er wordt voorzien in crisisopvang, waardoor meer met de thuiscontext zou worden gewerkt, het uitbreiden van een aantal ‘één gezin - één plan’-begeleidingen, en het voorzien van extra budget voor residentiële voorzieningen die ook willen inzetten op gezinsondersteuning.
Voor alle duidelijkheid: de initiatieven die u neemt, kunnen wij met Vooruit zeker steunen. Er zijn een aantal zeer zinvolle maatregelen. Maar toch roept het plan op dit moment nog een aantal vragen op bij ons.
U hebt het plan op de tafel van de regering gelegd, maar in het overzichtje dat bij ons toekomt met de agenda en de beslissingen van de Vlaamse Regering, vond ik dat niet onmiddellijk terug. Betekent dat dat het niet is goedgekeurd of dat er akte van is genomen? Wat is dan de huidige status van het document?
Zullen met dit plan alle kinderen die zich in een verontrustende thuissituatie en in een onveilige thuiscontext bevinden en die nood hebben aan residentiële opvang, en voor wie het weliswaar misschien helpend kan zijn dat er aan huis hulp wordt geboden, maar voor wie dat tegelijk als onvoldoende wordt ervaren, nu wel een plaats krijgen? Of is mijn indruk juist dat er toch iets minder wordt ingezet op dat residentiële luik dan misschien nodig?
Er is aan de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) gevraagd om hun aantal plaatsen in de crisisopvang voor gezinnen op korte termijn uit te breiden voor crisissituaties binnen de jeugdhulp. Dat is natuurlijk een goed idee, maar is dat nieuw beleid met nieuw budget, of gaat het ten koste van de bestaande werking en wordt er een soort prioriteitsgroep ingeschoven in de bestaande werking? Dat gaat dan toch om een redelijk verschil.
Minister Crevits heeft het woord.
Het is goed dat u de vraag stelt, collega Van den Bossche. Het klopt dat u geen spoor van een document gevonden hebt na de ministerraad. Dat is absoluut juist. Hoe komt dat? Ik ben met een plan naar de regering gegaan. Dat is ook goedgekeurd door de regering: akteneming en goedkeuring. Je zou zo’n plan kunnen omzetten in een conceptnota, maar dat kan alleen maar als er geen budgettaire consequenties zijn. Hier zijn er natuurlijk wel budgettaire consequenties, waardoor het plan meegenomen wordt in de budgetcontrole en je de formele goedkeuring ervan pas kunt hebben via de budgetcontrole en dus via het parlement.
Ik heb wel toelating gekregen van de regering om een communicatie te doen, omdat we de maatregelen onmiddellijk operationeel willen maken, vandaar dus de veeleer ongebruikelijke werkwijze – ik ben daar heel open in – om inderdaad die communicatie te doen. Ik zal proberen u zo specifiek mogelijk uit te leggen wat er allemaal in zit en welke budgetten ervoor voorzien worden, maar u zult het ook allemaal terugvinden in de budgetcontrole. Dat is dus de reden waarom het geen formeel geagendeerde nota was.
Wat is de oorsprong, collega Van den Bossche? U weet dat we begin dit jaar een taskforce hebben samengeroepen om maatregelen voor de jeugdhulp voor te stellen. Ik heb daar een paar weken geleden in de plenaire vergadering nog een actuele vraag over gekregen van collega Rousseau. Collega Vaneeckhout heeft daar ook al vragen over gesteld. Ik heb toen in de plenaire zitting heel veel steun gehad, ook van collega’s uit de meerderheid, om hier extra maatregelen te nemen.
Nadat we die gesprekken met de taskforce hebben gehad, ben ik met een aantal voorstellen naar de regering gestapt. Die voorstellen zijn op 31 maart besproken en aanvaard. Er is ook een brede consensus dat we moeten ingrijpen.
Ik ga met plezier in op de voorstellen. We zetten 30,8 miljoen euro in uit het uitbreidingsbeleid jeugdhulp, 48 miljoen euro vanuit het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) voor kinderen en jongen met een handicap, 2 miljoen euro vanuit het uitbreidingsbeleid geestelijke gezondheidszorg en 20,3 miljoen euro eenmalige middelen. Ik wil hier geen begrotingsbespreking aan wijden, collega’s, maar ik geef gewoon maar mee hoe we aan die 101,1 miljoen euro komen. De uitbreidingsmiddelen zijn uiteraard recurrente middelen. Die hebben betrekking op 2023 en 2024. De eenmalige middelen zijn bedoeld voor dit jaar, dus nog voor 2023.
Wat zit daar allemaal in? Er zijn drie grote luiken. Eerst en vooral gaat het om het versterken van de crisisjeugdhulp op korte termijn. Twee: een duurzame versterking van de hulpverlening in een beweging naar een meer geïntegreerd gezins- en jeugdhulpbeleid. En drie: een aantal administratieve vereenvoudigingen, die ook in de taskforce gesuggereerd zijn.
Ik start met de korte termijn. We hebben ondertussen al samengezeten met de CAW’s en met de collega’s van onze administratie, om een en ander concreet te operationaliseren. Ik luister ook graag naar jullie input, die nog gegeven zal worden.
Waar staan we nu? Eerst en vooral willen we de crisismeldpunten min 18 jaar gaan versterken. U kon dat ook al lezen in het persbericht. Daar wordt 1 miljoen euro voor voorzien. De bedoeling is dat de crisismeldpunten tot 1200 extra oproepen zullen kunnen verwerken. Heel velen onder jullie hebben al gevraagd om de crisismeldpunten te versterken. Daar gaan we nu in alle provincies op in.
Ten tweede: het versterken van de crisisopvang en de begeleiding. Hoe doen we dat? Het eerste is voor mij zeer belangrijk. Aan elk verzekerd crisisbed willen we een crisisbegeleiding koppelen, zowel vanuit de expertise verontrusting als vanuit de expertise handicap. Dat is misschien nieuw voor sommige collega’s. Op uitdrukkelijk verzoek van de sector hebben we de sector jongeren met een handicap expliciet meegenomen. Je kunt niet zeggen van die groepen dat er evenveel verontrustende situaties zijn bij jongeren met een handicap, dus we moeten dat echt meer geïntegreerd gaan bekijken, allemaal samen. Zowel vanuit de expertise verontrusting als vanuit de expertise handicap willen we dat er aan elk verzekerd bed ook een begeleiding is. Het gaat om een veertigtal bedden, waarvoor vandaag enkel opvang, maar geen begeleiding voorzien is. Dat betekent dat kinderen daardoor vandaag veel te lang in die crisisopvang blijven. En dat zet ook druk op het systeem. Als je rekent dat een crisisbegeleiding maximaal een maand duurt, dan kun je hier een vierhonderdtal extra begeleidingen mee verzekeren op jaarbasis. We trekken daar 3,6 miljoen euro voor uit. Dat zijn uiteraard recurrente middelen.
Het tweede luikje bij crisisopvang en begeleiding gaat over het operationaliseren van de crisisbegeleiding en de crisisopvang met expertise handicap. Aan de voorzieningen VAPH vragen we om extra verzekerde capaciteit te voorzien. Het gaat hier ook over veertig bedden met daarbij horende begeleiding, waarin we recurrent 5,6 miljoen euro investeren.
Ten derde gaat het over het duurzaam inbedden van crisisbegeleidingen. We hadden al beslist om de crisisbegeleiding te versterken. Vanaf 2024 wordt 1 miljoen euro, dat we vandaag projectmatig inzetten, recurrent gemaakt. We geven nu zekerheid zodat de mensen niet zouden denken dat ze volgend jaar het geld opnieuw kwijt zijn. Vandaar dat we het nu zeker maken.
Het vierde luikje gaat over interventies met vrijwilligers. We willen die in kaart brengen en extra ondersteunen. In de taskforce werd aangegeven dat er ook in het minder formele circuit heel wat mogelijkheden liggen om bij crisissen gezinnen te ondersteunen. We voorzien hier in een budget van 2 miljoen euro om het informele netwerk sterker te maken, zoals de taskforce vraagt.
Er komt ook extra crisisopvang voor gezinnen. De CAW’s organiseren vandaag al opvang voor gezinnen in nood. We hebben hen gevraagd om die opvang op korte termijn ook te linken aan vragen van de crisismeldpunten. We voorzien hier een budget van 1 miljoen euro. Na twee jaar zal deze aanpak worden geëvalueerd.
De vraag om te investeren in expertise handicap was een van de meest opvallende vragen, die zowel vanuit de crisismeldpunten, als vanuit de toegangspoort en vanuit de magistraten kwam. Ook het idee om niet enkel formele hulp, maar ook de mogelijkheden van meer informele hulp te exploreren, kwam als idee sterk naar voor.
Dat wat de tweede rubriek betreft: het versterken van de crisisopvang en de crisisbegeleiding.
Bij de korte termijn is er ook het versterken van partnerschappen in functie van de doorstroom en uitstroom van jongeren.
Een groot probleem is dat crisismeldpunten na de ‘crisisbegeleiding’ te weinig mogelijkheden hebben om vervolghulp te installeren. Collega Van den Bossche, u hebt het er zelf ook al over gehad. Daardoor is het dikwijls ‘terug naar af’, waarbij kinderen enkele weken later opnieuw in een crisissituatie belanden. We moeten daarop ingrijpen en we doen dat op vier manieren.
Eerst en vooral wil men de outreachende begeleiding van ouders versterken. In vele gevallen hebben ook de ouders meer ondersteuning nodig om het voor de kinderen beter te maken. Met een budget van 2 miljoen euro willen we een 120-tal begeleidingen op jaarbasis kunnen realiseren.
We willen ook flexibele vervolghulp koppelen aan crisisbegeleiding en -interventie. We versterken daartoe één gezin - één plan (1G1P). Hiervoor is een budget voorzien van 2,4 miljoen euro. Zo willen we de link tussen crisis en 1G1P versterken. Na twee jaar kan ook dit worden geëvalueerd.
We willen residenties de mogelijkheid geven om hun contextbegeleiding te versterken. Residentiële jeugdhulp is vragende partij om voor kinderen die geplaatst zijn, intensiever met de context aan de slag te gaan. We voorzien nu recurrent 6 miljoen euro om voorzieningen de kans te geven hier sterker op in te zetten. In principe moet dat ook de gemiddelde residentiële begeleidingsduur doen dalen, waardoor er plaatsen vrijkomen voor kinderen die wachten op een plek of op een crisisplek.
Wat voor mij enorm belangrijk is: de multifunctionele centra (MFC) en observatie- en behandelingscentra (OBC) zullen – eindelijk – kinderen zeven dagen op zeven kunnen opvangen. Zo vermijden we situaties waarbij kinderen die in het weekend niet naar huis kunnen, naar een andere voorziening moeten. Dat geeft vandaag veel stress, en is bovendien een vorm van ‘dubbel gebruik’ van onze voorzieningen. We voorzien een recurrent budget van 3,8 miljoen euro om voor een 150-tal plaatsen deze 7/7 mogelijk te maken. Het is niet voor iedereen nodig, maar waar het nodig is, moeten we dat mogelijk maken.
In Brussel hebben jeugdhulppartners elkaar gevonden om samen de crisis aan te pakken. Ze hebben ons gevraagd of we die samenwerking kunnen faciliteren. We trekken een budget uit van 1 miljoen euro gedurende twee jaar om de jeugdhulp te versterken, zodat zij onder meer extra kunnen inzetten op aanbod voor 0 tot 3-jarigen, de samenwerking met pleegzorg en initiatieven met vrijwilligers. De middelen zullen ook worden gebruikt om een crisismanager aan te stellen om het crisisnetwerk robuuster te maken. Dit is absoluut noodzakelijk in Brussel. Ik ben in overleg met Opgroeien, Aide à la Jeunesse, de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), de Commission communautaire française (COCOF) en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) om na te gaan hoe we het beter kunnen maken.
De kortetermijnmaatregelen zijn goed voor een budget van 29,4 miljoen euro. We hopen op die manier meer dan tweeduizend extra begeleidingsmogelijkheden, residentieel of mobiel, voor kinderen en gezinnen in crisis te creëren.
De maatregelen die moeten zorgen voor een duurzaam effect op langere termijn situeren zich op elk niveau van preventie: van het universele over het meer selectieve.
Wat gaan we doen? Eerst en vooral het extra versterken van hulplijnen voor kinderen en jongeren. We doen hier bovenop de inspanningen die al voorzien waren nog een extra inspanning van 1,2 miljoen euro gedurende de komende twee jaar.
We willen ook de Huizen van het Kind duurzaam versterken. Hiervoor is 1,5 miljoen euro voorzien in het uitbreidingsbeleid jeugdhulp vanaf 1 januari 2024.
Collega Vaneeckhout zal zeer blij zijn want we willen in elke eerstelijnszone minstens één OverKophuis realiseren. Dat is heel belangrijk voor onze jongeren. U weet dat er nu zestien zijn, maar we willen er in elke eerstelijnszone. De budgetten zijn voorzien. We kunnen ons nu voorbereiden om dit zo snel mogelijk te realiseren.
Er is ook gevraagd om een proefproject ‘shelter’ voor jongeren op te starten. Dat is een plek waar een jongere heel even tot rust kan komen. Binnen Therapeuten voor Jongeren (TEJO) en OverKop en ook bij de Vlaamse Jeugdraad leven daar sterke ideeën rond. We willen de partners nu de kans geven om daarrond samen een formule te bedenken.
De hou-vast-beweging van TEJO moet worden versterkt. TEJO is een schitterende werking, ik weet niet of u het kent. TEJO vangt momenteel bijzonder veel eerstelijnspsychologische noden bij jongeren op. Ik vind het belangrijk om hun werking te blijven steunen.
Het plan bevat maatregelen voor jongvolwassenen die zich in een kwetsbare situatie bevinden, jongeren met een groter risico op dak- en thuisloosheid bij jongvolwassenen, al dan niet met een vermoeden van handicap of begeleid wonen voor jongeren met een psychische kwetsbaarheid. Ik overloop de maatregelen omdat ik zo volledig mogelijk wil zijn. Ik heb geen nota en daarom vind ik het van belang om er hier een spoor van te hebben. Zowel vanuit het uitbreidingsbeleid jeugdhulp als projectmatig vanuit het VAPH en onze ggz (geestelijke gezondheidszorg) zal hierin worden geïnvesteerd. We willen hiervoor een budget van 5 miljoen euro vrijmaken.
We willen ook een aangepast organisatiemodel voor diagnostiek – daarover spraken we al eerder in de commissie. Er moet echt een betere samenwerking met onderwijs komen, zowel met de onderwijsinternaten als op het vlak van de preventie van schooluitval. Er zijn middelen voor voorzien.
In de taskforce was ook het thema ‘complexe echtscheidingssituaties’ belangrijk. Ik heb gevraagd om daar een zorgpad voor op te maken. Dat kost geen geld, maar is inhoudelijk wel erg relevant.
We versterken de vertrouwenscentra en we doen dat ook voor de consulenten van het OCJ (ondersteuningscentrum jeugdzorg) en de jeugdrechtbank.
Ik wil een pilootproject opstarten om de samenwerking tussen jeugdhulp en gezinszorg te versterken.
Wat ik belangrijk vind, is de uitbreiding van het programma vroegdetectie en vroeginterventie, maar ook de perinatale geestelijke gezondheid. Het budget hiervoor bedraagt 4 miljoen euro.
Heel concreet en gelinkt aan de jonge kinderen die thuis niet veilig zijn, voorzien we extra middelen voor de netwerken ‘zorggarantie voor het jonge kind’. Er is een budget van 1 miljoen euro.
We breiden intensieve contextbegeleiding voor kinderen en jongeren waar uithuisplaatsing dreigt, uit.
Ik voorzie daarnaast nog middelen om complexe zorg met een sterke ggz-component te versterken. Het gaat onder andere over de begeleiding van slachtoffers van tienerpooiers. Het is een problematiek waar we het ook al over hebben gehad. Hoe kan men vermijden dat jongeren opnieuw in de situatie belanden?
Het plan voorziet ook in versterking bij het personeel van onze gemeenschapsinstellingen in functie van de realisatie van de laatste fase van de uitbreiding van De Grubbe. Het budget hiervoor is 2,65 miljoen euro, en dat budget zal dit jaar nog worden ingezet. We moeten in dit dossier nu een sprong voorwaarts doen.
Collega Van den Bossche, een belangrijk punt voor u is de capaciteit in de MFC’s. U hebt absoluut een punt. Er moet capaciteit worden vrijgemaakt. We willen eigenlijk op twee sporen werken. Enerzijds willen we persoonlijkeassistentiebudgetten (PAB) vrijmaken voor kinderen en jongeren op de wachtlijst. Er zijn jongeren die nu in een MFC verblijven maar via een PAB perfect weg zouden kunnen. Daarvoor is 10 miljoen euro recurrent voorzien bij het VAPH. Er zou extra PAB bij komen voor meer dan 3 miljoen euro.
We zullen de PAB’s kunnen realiseren voor de priordossiers in 2023 en 2024. Het is de bedoeling dat kinderen en gezinnen zorg op maat krijgen, en dat dit ook zal leiden tot minder conflicten.
En tot slot wil ik een belangrijke inhaalbeweging in de MFC’s realiseren. Naast de maatregelen op de korte termijn voor de MFC komt er nog een budget van 6,65 miljoen euro. Ik zou dat nog wat willen verhogen.
Ik heb zelf bij een recent bezoek aan de Gemeenschapsinstelling De Zande kunnen vaststellen dat daar – ook al is het dan voor een time-out – nog veel kinderen terechtkomen met een mentale beperking omdat voorzieningen over onvoldoende draagkracht of onvoldoende capaciteit beschikken. Het is een enorm probleem. Ik heb ook moeten vaststellen – en ik weet dat u daar zeer bezorgd over bent, collega Van den Bossche – dat er meerdere jaren nauwelijks in is geïnvesteerd. Dat zorgt voor heel wat situaties waarbij voorzieningen onvoldoende draagkracht hebben om om te gaan met gestegen zorgzwaarte. Het gaat enerzijds om meer plaatsen maar anderzijds ook over veel complexere problematieken waar mensen ook veel moeilijker mee kunnen omgaan. Daardoor komen jongeren niet op de plek terecht waar ze moeten zijn. Heel veel crisissituaties zijn daaraan te wijten.
We zoeken ook hoe we administratieve vereenvoudigingen kunnen doorvoeren. Dat vraagt in principe geen budget.
En we hebben in de paasvakantie ook samengezeten met de federale collega’s om te bekijken hoe de investeringen die daar gebeuren in de kinder- en jeugdpsychiatrie, maximaal op onze investeringen kunnen inhaken. De komende weken zal het thema ook op de IMC (interministeriële conferentie) aan bod komen.
Er komen nog gedetailleerde toelichtingen uiteraard, dat zult u bij de budgetcontrole zien. Ik ben nu veel aan het vertellen, maar de vraag was er, het is aan mij om de duidelijkheid te verschaffen.
De partners in Brussel en de CAW’s zijn ondertussen op het terrein al acties aan het voorbereiden. We hebben hen gevraagd om niet te wachten. Ik mocht erover praten, dus moeten we aan de slag. Ik ben zeer tevreden dat we deze maatregelen hebben kunnen afspreken en dat de sector zijn ding heeft kunnen doen.
Collega Van den Bossche, ik heb uw artikel gelezen in de paasvakantie, het interview in De Morgen. Ik deel uw bekommernis. Het is de bedoeling om met dit plan in verschillende vormen van hulp en ondersteuning te investeren, ook in residentiële capaciteit. We moeten ook maximaal vermijden dat situaties residentieel worden en in de voorafgaande stappen zoveel mogelijk doen. Vele crisissen vloeien voort uit een gebrek aan begeleidingsmogelijkheden in het reguliere circuit. Mijn ambitie is dat zo weinig mogelijk kinderen een residentiële opvang nodig hebben. Daarmee kunnen we een heel grote stap voorwaarts zetten. Het is nog niet af, we zullen zien hoe ver we daarmee geraken.
De CAW’s hebben een aantal heel concrete opties aangereikt om de crisis mee te bestrijden. Eentje daarvan is om op korte termijn te kijken wat de opvang van gezinnen kan betekenen in relatie tot de vragen die de crisismeldpunten krijgen. De capaciteit die daar gecreëerd kan worden, komt dan rechtstreeks en onmiddellijk ter beschikking van de crisismeldpunten die op die manier extra dispatchmogelijkheden krijgen. We voorzien op deze lijn een extra budget van 1 miljoen euro. De CAW’s willen graag zo snel mogelijk starten. Als het van hen afhangt op 1 mei al. Ik heb een provisie staan, in afwachting van de budgetcontrole kan ik al provisies inzetten op bepaalde artikelen.
Tot hier een eerste overzicht, we zitten volgende week samen met de sector om de details te bekijken. U kunt ook nog suggesties doen. Ik sluit verschuivingen niet uit. Het is natuurlijk van belang dat we met hen bekijken of de budgetten goed berekend zijn. Dat is doorgesproken voor de paasvakantie. We moeten nu kijken hoe snel we extra plaatsen kunnen realiseren, hoeveel tijd we daarvoor nodig hebben, en of we de mensen daarvoor gaan vinden. Het is hier vaak de ‘menskracht’ die ontbreekt.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ik begrijp dat u al aan de slag wilt met wat al is goedgekeurd maar nog geen papier verdraagt. Is er geen manier waarop wij een overzicht kunnen krijgen van uw intenties? U bent er al mee aan de slag, u praat erover met de sector. Ik vind het prima dat u uw provisies al gebruikt, er bestaat een heel brede consensus in het parlement over de maatregelen die u neemt. Er zullen hier en daar nog bijkomende vragen zijn, maar in essentie wacht iedereen allang op een dergelijk plan. Ik reken een beetje op uw creativiteit om het parlement de kans te geven om meteen mee te zijn en niet als laatste op de hoogte te zijn van wat daar gebeurt.
Komt die 100 miljoen euro netto bij bij de budgetcontrole of is dat netto bij het bedrag dat erbij komt? Dat is wat kleiner. Hebt u wat middelen kunnen verschuiven? Hebt u geld opgehaald dat nog niet besteed is? Hoe moet ik die 100 miljoen euro zien ten opzichte van de begroting?
U hebt het over eenmalige en over recurrente middelen. Die recurrente middelen koppelt u aan 2023-2024. Betekent dat dat u dat gewoon doet omdat de huidige legislatuur tot dan loopt? Of betekent dat dat u voor twee jaar gegarandeerd budget hebt gevonden, maar dat uw opvolger, voor zover dat u dat zelf niet zou zijn, daarna opnieuw op zoek moet om die middelen te kunnen bestendigen? Welke vorm van recurrent mag ik hier begrijpen?
Welke maatregelen zult u kunnen nemen om de eenmalige middelen te schrappen? Dat gaat dan toch over een vijfde van het pakket?
Tot daar de budgettaire impact, dan heb ik nog inhoudelijke vragen. Het valt me op dat u aan de crisisopvang begeleiding wilt koppelen, dat vind ik zeer goed. Maar u rekent er ook op dat u extra begeleiding zult kunnen opnemen omdat de kinderen en jongeren sneller zullen uitstromen. Maar crisisopvang is sowieso vrij beperkt in de tijd. Ook als we daar gezins- en contextbegeleiding bij voorzien, denk ik dat u voldoende realistisch moet zijn om te beseffen dat u een gezinssituatie die kampt met jongeren in een sterke crisis, waardoor ook binnen het systeem een crisis bestaat, niet zoveel sneller de baas zult kunnen dan zonder die begeleiding. Wat u wel zult kunnen doen, dat begrijp ik zeer goed, is de kans verkleinen dat het kind moet terugkomen, omdat u het hele systeem sterker maakt. Op dat punt, alle ondersteuning van ons.
Ik zie ook dat u sterk investeert in die vervolghulp. Prima. Hoe strak wilt u dat regelen? Ik verwijs naar de federale outreachende hulp in de kinder- en jeugdpsychiatrie. Dat zijn fantastische maatregelen, een beetje analoog hieraan, maar eerder strak geregeld. Men mag gedurende zoveel maanden dit en dat doen. Het ene kind heeft soms langer en meer nodig dan het andere, het ene gezin meer en langer dan het andere. Zal daar flexibel mee kunnen worden omgesprongen op het terrein? Of zult u van hieruit beslissen hoelang begeleiding als vervolg na een crisis mag duren? Op het terrein, merk ik, is dat de voornaamste bekommernis rond de bestaande outreachende middelen. Dat is te rigide geregeld.
Het is prima dat u ook de context in de residentiële jeugdhulp systemisch zult bekijken. U koppelt daar opnieuw de wens aan dat de opvangduur zal dalen. Dat kan zo zijn, maar dat zal niet altijd zo zijn. Dat is de beweging die ik zie. Men streeft dat na, en dat begrijp ik heel goed, maar in de praktijk mag u niet alle heil verwachten van een kortere opvangduur.
Ik heb een concrete vraag over de vrijwilligers. U wilt het informeel netwerk sterker maken. Gaat dat dan om vrijwilligers die mee de jongeren opvangen? Of gaat het om vrijwilligers die niet gekoppeld zijn aan specifieke jongeren, maar net zoals werknemers, zij het dan onbetaald, iets opnemen binnen de zorg. Dat zijn twee verschillende groepen mensen. Wat bedoelt u daar precies mee?
U wilt linken leggen binnen het CAW. U zegt dat we over twee jaar zullen evalueren. Betekent dit dat het budget tijdelijk werd voorzien en het dus eerder iets projectmatigs is?
U neemt ook andere concrete maatregelen rond jongvolwassenen in kwetsbare situaties. U zegt dat u daarin investeert, maar op welke manier doet u dat? Investeert u daarin geld om hen een dak boven het hoofd te geven? Voorziet u extra geld voor een meer aanklampende begeleiding? Vaak is bijvoorbeeld huisvesting een belangrijk probleem voor die jongeren. Gaat het om meer mogelijkheden om hen op andere plekken op te vangen? Dat was mijn vraag naar het hoe.
Vervolgens heb ik vragen over de hulp bij het perinatale project. Gaat u nog een oproep lanceren om die middelen te besteden? Wilt u een samenwerking met bestaande prima projecten rond perinatale zorg, zoals er bijvoorbeeld in het Gentse bestaan, met onder andere de Universiteit Gent en KARUS? Hebt u al een idee hoe u dat wilt inzetten? Of komt er nog een concrete oproep?
U wilt meer budget voor plaatsen in de MFC’s, en daar ben ik heel blij mee. U lijkt dat vrij strak te koppelen aan persoonlijkeassistentiebudgetten. Heb ik goed begrepen dat u ervan uitgaat dat, indien u daar meer PAB’s kunt toekennen, die jongeren daar uitstromen om elders iets te kunnen doen? Of hoe ziet u die extra plaatsen dan? Of zou u die extra plaatsen financieren dankzij die PAB’s? Moet ik het eerder zo zien?
U erkent ook dat er lang weinig is geïnvesteerd in dat residentiële luik, waarvoor dank. De problemen worden complexer. Ik denk dat u een verdere evolutie zult moeten voorzien. Als u er dan in slaagt om meer problematieken sneller op te sporen en meer te kunnen interveniëren in de thuiscontext en te vermijden dat jongeren doorstromen, dan zult u – wat overigens nu sowieso al steeds meer het geval is – de complexere problematieken waaraan men het hoofd niet kan bieden, zelfs ondanks snel interveniëren thuis en begeleiding, allemaal samen krijgen in de residentiële hulp. Daar ben ik zeer bezorgd over. Vroeger waren groepen vrij heterogeen samengesteld: de wat mildere problemen, samen met jongeren die een toch wel wat grotere problematiek toonden, net zoals je heterogene groepen hebt met hier en daar een jongere die externaliseert, wat agressief gedrag toont, maar dan binnen een groep van jongeren waar dat weinig gebeurt. Daardoor wordt een en ander gemilderd en is het nog draagbaar voor begeleiders. Als je echter die heel complexe problematieken samen opvangt, en dat zijn de grootste zorgnoden, dan is dat ook voor het personeel het allerzwaarst om te dragen.
Dat is een grote zorg die ik heb, omdat ik vrees dat het personeel steeds meer zal afhaken aangezien de complexiteit groter wordt wanneer men denkt – dat is een denken dat erin sluipt en waarmee ik het niet altijd eens ben – dat enkel bij de zeer zware en complexe problematieken deeltijdse opvang en opvang buiten het thuismilieu aangewezen is. Er zijn heel wat kinderen voor wie een stukje structuur los van de thuisomgeving zeer zinvol is en voor wie dat enorm deugddoend is. Ik vind het jammer dat men ertoe neigt om dat enkel nog te doen bij die jongeren waar de problematiek zo complex en zwaar zou zijn dat niet enkel ouders er niet meer het hoofd aan kunnen bieden, maar vaak ook niet meer de mensen die die jongeren opvangen.
Dat is het enige meer principiële onderliggende waarbij ik twijfels heb. Voor de rest wil ik u sterk danken voor de inhaalbeweging die u wilt doen. Ik hoop dat wij parlementsleden ook voldoende kunnen worden betrokken in de verdere uitwerking van een en ander. Ik dank u alvast om hier veel belang aan te hechten en er niet enkel geld voor te willen voorzien, maar er ook overleg met de sector over te organiseren.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw duidelijk antwoord. Ik had hier ook een vraag om uitleg over, net zoals collega’s Schryvers en collega Saeys. Die vragen zijn vervallen door de interpellatie. Ik stel me wat vragen rond de keuze van dat instrument, maar het is zo. Ik respecteer ook het parlementaire vraagrecht natuurlijk, maar ik vind het een beetje balen want ik wilde wat meer in de diepte gaan. Nu is mijn tijd beperkt.
Minister, ik ben natuurlijk heel blij met wat ik hier allemaal hoor, ook die 100 miljoen euro aan maatregelen die voorzien zijn. Ik heb al vaker in de commissie gevraagd naar meer maatregelen. Ik heb hiervoor ook lang genoeg mee aan de boom moeten schudden. Ik ben zeker tevreden. Ik heb een aantal dingen onthouden en een aantal dingen genoteerd. Ik ga zeker het verslag nog eens nalezen om het allemaal diepgaander te bekijken.
Ik heb een algemene vraag. Ik ben vooral nieuwsgierig naar het tempo, naar de timing van de nieuwe maatregelen, ook van de bestaande maatregelen die versterkt en verlengd worden. Ik heb begrepen dat we aan de slag zijn, dat het werkveld al aan de slag is. Voor alle duidelijkheid: het is toch niet zo dat wij moeten wachten op de start van de maatregelen tot de budgetcontrole, tot dat goedgekeurd is? Nee, u zei dat we nu echt aan de slag gaan. Dat wilde ik hier toch even bevestigd hebben.
Ik heb ook genoteerd dat er de ambitie is om in elke eerstelijnszone een OverKophuis te hebben. Gaat dat over volwaardige OverKophuizen? Of zijn antenneposten ook oké? Want in mijn eigen eerstelijnszone hebben we een heel goed OverKophuis in Genk. In mijn eigen gemeente is dat een antennepost van Genk. We hebben het dan echt over volwaardige OverKophuizen in elke eerstelijnszone.
Minister, u eindigde met te zeggen dat we vooral menskracht nodig hebben. Dat is inderdaad zo. Ik ben heel blij dat daarin geïnvesteerd wordt, in extra personeel, zeker in gemeenschapsinstellingen, De Grubbe. Ik hoop echt van harte dat we daarvoor ook personeel gaan vinden, dat iedereen de job wil doen en ook vooral wil blijven doen.
Collega Verheyen, kort: ik heb inderdaad een positief advies gegeven voor de interpellatie. De interpellatie werd ook goedgekeurd door het Bureau waar uw fractie ook aanwezig is. Als u het reglement wilt veranderen, mij niet gelaten. Het is de procedure. Ik kan er nu eenmaal ook niet aan doen. Ik moet natuurlijk ook de procedure volgen. (Opmerkingen van Katja Verheyen)
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, onze fractie is zeer tevreden dat u gehoor geeft aan deze noodkreten uit de sector en dat uw ambitie hierrond heel groot is. Want ook onze fractie heeft in het verleden over deze problematiek al heel wat vragen gesteld. We kijken dan ook uit naar het crisis- en investeringsplan. We zullen het van nabij opvolgen.
Minister, ik heb toch een bezorgdheid en een vraag die bij deze interpellatie aansluit. Vanochtend las ik in de krant dat een jeugdadvocate een cliëntje van 12 jaar zelf in huis genomen had omdat er voor hem geen geschikte opvang voorhanden was. Hij was geplaatst in een gesloten gemeenschapsinstelling. Hij zat daar tussen jongens van 16 en 17 jaar waarvan er een aantal zelfs zware feiten gepleegd hadden. Nu zou het zo moeten zijn: sinds de inwerkingtreding van de tweede fase van het Jeugddelinquentiedecreet, sinds 1 maart dus, wordt de VOS-capaciteit (verontrustende opvoedingssituatie) in de gemeenschapsinstellingen afgebouwd en het aanbod veilig verblijf in een private voorziening jeugdhulp wordt opgebouwd. Is die inwerkingtreding van deze tweede fase goed verlopen? Is het zo dat er momenteel enkel nog delictplegers in de gemeenschapsinstellingen terechtkomen?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het ruime antwoord. Ik sluit wel aan bij de vraag van collega Van den Bossche. Ik steun het helemaal, als het snelheid kan maken, om hier een antwoord op te formuleren. Maar het is nogal complex om dan op basis van een mondelinge toelichting te proberen het overzicht te krijgen van die 100 miljoen euro. Vanwaar komt die? Naar waar gaat die? Want ik was aan het meetellen. Ik kom ook nog niet aan 100 miljoen euro. (Opmerkingen van minister Crevits)
Alle begrip daarvoor, maar om zowel die opmerking als de opmerking van collega Verheyen op te vangen, zouden we hierover misschien in een volgend stadium een korte gedachtewisseling kunnen organiseren om op die manier ons meer in de diepte over een aantal dingen te buigen.
Ik heb een paar algemene opmerkingen. Het is heel goed dat hier nu eindelijk stappen in gezet worden. Het is wel jammer dat daarvoor toch wel al een aantal jaren na elkaar noodkreten nodig geweest zijn vanuit de sector op allerlei aspecten. Dat is geen persoonlijk verwijt, maar u weet dat we dat vanuit verschillende fracties al heel lang aankaarten. Het heeft toch heel lang geduurd voordat de urgentie in de regering blijkbaar van die orde was dat er nu plots nog voor de begrotingscontrole budgetten vrijgemaakt kunnen worden, wat een heel goede zaak is. Maar het is bijzonder dat dat bij de gewone begroting van vorig jaar niet aan de orde was. In dat opzicht vind ik het toch belangrijk om te weten hoeveel van de 100 miljoen euro nieuw vrijgemaakt budget is, hoeveel daarvan bestaande budgetten zijn die verschoven zijn of hoeveel daarvan budgetten zijn die – wat in de politiek ook wel een keer kan gebeuren – opnieuw aangekondigd worden, gewoon om het overzicht te houden.
Ten tweede doe ik een heel grote oproep – ik ga niet te veel in de details duiken – om naast alle zaken die hier liggen toch ook voldoende echt in te zetten op waar u helemaal mee afsluit op het einde van de rit, namelijk mensen vinden. Wij kunnen 100 miljoen euro vrijmaken, maar als volgend jaar blijkt dat we geen mensen hebben om dat werk te doen dat die 100 miljoen euro zou moeten kunnen genereren, dan kunnen we hier eeuwig cirkels draaien. Als het gaat over het statuut, de erkenning, de arbeidsvoorwaarden, de omkadering van mensen die in de hele sector van preventie tot crisishulp, tot vervolghulp werken, dan is het vinden van de mensen om het te doen – en dat is in de hele zorgsector trouwens hetzelfde – even uitdagend als het vrijmaken van de budgetten. Wat ons betreft moeten we hierover een verdere gedachtewisseling organiseren, misschien na het contact met de sector en daarbij aansluitend ook het gesprek voeren over de manier waarop we kunnen zorgen dat we de snelheid kunnen maken in het vinden van de mensen om dit cruciale werk te doen.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Ik zal proberen mijn creativiteit aan te wenden in de mate van het mogelijke. Ik kan geen goedgekeurde regeringsnota bezorgen. De regering heeft groen licht gegeven voor de manier van werken. Ik wilde daar echt met de sector mee aan de slag, want anders zaten we meteen na de paasvakantie. Daar heeft men ook groen licht voor gegeven. Wat we nu aan het overwegen zijn, is om het schema dat we hebben, misschien als een intentie te bezorgen, zodat jullie ermee aan de slag kunnen. Thierry en ik gaan kijken om het op die wijze te bezorgen. Sowieso hebben we nu al afgesproken om het helemaal aan de budgetcontrole te hangen. Dan zien jullie het daar ook. Maar het duurt natuurlijk nog een paar weken voordat het in het parlement komt. Bij ons is dat sneller dan in het parlement. We gaan bekijken of we dat de komende dagen kunnen organiseren. Dan maken we het over aan de commissie en dan krijgen jullie het allemaal tegelijk, als dat een oplossing kan zijn. Het is ook de eerste keer dat ik zo moet werken. Het is een beetje een atypische manier. Ik had het kunnen omzetten naar een conceptnota, maar dat ging dus niet, vanwege de budgettaire consequenties die eraan hangen.
In totaal zitten we dus aan 101,1 miljoen euro, collega’s. 30,8 miljoen euro komt uit het uitbreidingsbeleid. Dat zijn dus middelen die we hebben, maar die niet ingevuld zijn. Die worden nu toegewezen aan jeugdhulp. 48 miljoen euro komt vanuit het VAPH voor kinderen en jongeren met een handicap. Daar zit ook een pak onderbenutting bij. Ik weet de precieze details niet. We hebben hier ook een discussie gehad over de onderbenutting van een aantal middelen. We zien dat bepaalde onderbenuttingen recurrent zijn. Een stuk van die recurrente onderbenutting wordt nu gebruikt om de jeugdhulp te versterken. Waarom kan ik dat doen met middelen van het VAPH, collega’s? Dat is eigenlijk vrij eenvoudig. Ik heb net gezegd dat het hier gaat om jeugdhulp. En dat zijn ook jongeren met een handicap. We moeten die echt ook meenemen in het verhaal en in de aanpak. Dat was een heel expliciete vraag vanuit de sector.
2 miljoen euro komt vanuit het algemene uitbreidingsbeleid en gaat naar geestelijke gezondheid. Dat is ook superbelangrijk. En 20,3 miljoen euro zijn eenmalige middelen. Als je al die cijfers optelt, kom je dus aan 101,1 miljoen euro. Dat is de samenstelling van het totale bedrag.
Collega Van den Bossche, recurrent betekent duurzaam. Dat betekent dus: geen last op de volgende minister, wie dat ook moge zijn. Als het eenmalige middelen zijn, zijn het uiteraard eenmalige, hetzij voor 2024, hetzij voor 2023. En dat is natuurlijk wel een last, omdat er dan beslist moet worden of dat verlengd moet worden, ja dan neen.
Wat de begeleidingen betreft, begrijp ik u, collega Van den Bossche, maar de sector heeft expliciet gevraagd om aan elke plaats een begeleiding te koppelen. Ze zeggen dat het niet meer kan dat er plaatsen zijn zonder dat daar een begeleiding aan hangt. Zij zijn er echt van overtuigd dat als we er een begeleiding aan koppelen, dat tot resultaten kan leiden die goed zijn, ook in functie van een terugkeer. Ik begrijp dat u daar wat kritisch over bent, maar het is eigenlijk het gevolg van het gesprek met de sector.
Ik wil nu gewoon de sector versterken. We gaan monitoren wat de effecten zijn. Ik ga hier ook geen grote beloftes doen dat het allemaal opgelost zal raken. Er zal wellicht nog veel meer nodig zijn. Ik maak me daar geen illusies over. Maar ik heb echt geprobeerd om nu een maximale inzet te doen op heel veel fronten.
De maatregelen met betrekking tot de CAW’s zijn nu voor twee jaar. En dan moet er geëvalueerd worden, wat betekent dat we dan zullen moeten beslissen over die extra middelen: zal het langer zijn of niet?
Het plan jongvolwassenen wordt nog verder uitgewerkt. We gaan daarbij onder andere in gesprek met professor Hermans. We willen ook veel leren uit het project ‘Back On Track’. Ook de ggz-middelen willen we samen met de sector inzetten. Eigenlijk moet ik dat over een aantal rubrieken zeggen. Er is overleg bezig. Dat overleg loopt nu door, sinds we beslist hebben. We willen daar echt in goed overleg met de sector gaan werken.
In de uitstroom PAB heb je twee sporen, collega’s. Het eerste spoor zijn extra plaatsen voor jongeren die op de wachtlijst staan door uitstroom PAB. Er zijn nu dus jongeren die een vraag tot PAB lopen hebben. Die hebben dat PAB nog niet gekregen, maar die zitten nu in een multifunctioneel centrum. Dat zijn 110 jongeren. Als we die jongeren een PAB kunnen geven, kunnen ze daarmee zelfstandig aan de slag en krijg je ook plaatsen vrij. We moeten bekijken hoe ze dat PAB willen inzetten, maar we willen elk van die jongeren een PAB geven.
Dat is dan het eerste spoor. Het tweede spoor zijn de absolute extra plaatsen. U weet dat we veertig plaatsen hebben in de crisisopvang. We moeten ook bekijken waar en hoe we die 6,65 miljoen euro het meest efficiënt kunnen inzetten.
Dan, collega Van den Bossche, was er uw analyse over de evolutie naar een grotere zorgzwaarte in de MFC’s. Dat klopt. De anderen hebben een PAB. Je zit dan met een zwaardere groep in de MFC’s, dat is waar. Ook dat element willen we laten bekijken in het kader van de versterking van onze MFC’s. Het VAPH is nu ook in overleg met onze MFC’s om te bekijken wat nodig is om die extra zorgzwaarte te remediëren, op welke manier men dat kan doen. Maar we werken dat eigenlijk lijn per lijn allemaal uit, op maat en in overleg met de stakeholders. Dat is voor mij echt van belang. Sommige dingen zijn eenvoudig: als het gaat over een versterking van TEJO bijvoorbeeld. Maar het uittekenen van een MFC 2.0 – om het zo te zeggen – vraagt wat meer tijd. Ik heb nu het geluk gehad om al een paar MFC’s te kunnen bezoeken. Dat is indrukwekkend. Maar ik moet nu niet vertellen wat men daar presteert en in welke omstandigheden men die dingen presteert.
Ik zal u een schema proberen over te maken, maar weet dat een aantal zaken ook nog ingevuld worden. Ik luister ook met plezier naar jullie opmerkingen. Ideologisch ben ik met geen enkele maatregel getrouwd, maar ik wil de budgetten nu wel zo goed mogelijk ingevuld krijgen.
De OverKophuizen, collega Verheyen, dat is een interessante vraag. Elke antenne moet in de beleving van een jongere eigenlijk een volwaardig OverKophuis zijn. Je kunt niet zeggen dat we een light en een full monty hebben. Dat is nog niet overal zo, maar eigenlijk is dat de bedoeling. Ik heb de focus nu op de eerstelijnszones gelegd. Ik ken, zeker in West-Vlaanderen, een blinde vlek op dit ogenblik waar ik ook wel wat ambities wil zien.
Collega Van den Bossche, wat ik u ook nog wil meegeven: sinds de overgang van de oude internaten en de semi-internaten naar MFC’s stroken de oude personeelskaders, die gebaseerd waren op de oude doelgroepen die men opving, compleet niet meer met de huidige ondersteuningsvragen die zich stellen, zeker niet met de vraag naar de stijgende weekendopvang, die enorm is. Dat moet eigenlijk ook nog aangepast worden. Ik stel het nu vast. We hebben heel veel punten waarop er gewerkt moet worden, maar dat is een van de problemen die er vandaag ook zijn.
Collega Wouters, u had het over die jongen. Het is echt toevallig, maar ik heb die jongen ontmoet bij mijn bezoek aan De Zande. Het is een typisch geval van een jongere waarvoor een voorziening is geïndiceerd, maar waar de draagkracht ontbreekt, en dan wordt er in de gemeenschapsinstelling voor een time-out gekozen. Dat was een heel fijn gesprek dat we daar gehad hebben. Het is nu toevallig dat ik net die ontmoeting daar gehad heb.
Fase 2, collega Wouters, betekent dat er geen nieuwe opnames van VOS’ers meer gebeuren in de gemeenschapsinstelling, maar de mogelijkheid tot een time-out blijft wel bestaan. Het is niet zo dat je ze daar nooit meer zult zien.
Voilà, collega’s, hierbij mijn eerste antwoorden. Zoals gezegd probeer ik iets creatiefs te bedenken om het schema toch zo snel mogelijk aan het parlement te bezorgen, maar zonder dat daarop ‘nota van de Vlaamse Regering’ zal staan. Het is dan mijn persoonlijk kader.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Dank u wel, minister.
Als we dat document krijgen, kan ik eens goed kijken naar die begrotingsmiddelen. Daar ga ik nu nog niet helemaal op reageren.
Ik heb nog twee hele korte dingen. Die extra begeleiding vind ik zeker goed. U zegt dat de effecten gemonitord zullen worden. Misschien is er wat sneller uitstroom hier en daar, en dat zou ook kunnen. Zolang u geen push organiseert en niet zegt dat er een norm komt en dat zij hen sneller moeten doen stoppen, zolang men zelf nog mag inschatten wat het goede moment is, dan ben ik het daar absoluut mee eens.
Ik ben ook blij dat u weet dat er ergens een correctie nodig zal zijn binnen de MFC’s, gezien de gestegen zorgzwaarte. Heeft dat te maken met meer personeel, ander personeel of kleinere leefgroepen, de situatie van nu wordt in ieder geval helemaal niet meer correct gedekt door de personeelsorganisatie van ooit. Het is goed dat u dat gaat doen, en dat u vooral met de stakeholders wilt bespreken op welke manier u dat zult doen.
Mogelijk kon u nog niet antwoorden op mijn vraag rond prenatale zorg en wat u daar precies plant, een oproep of zo. Maar misschien kan dat nog worden nagestuurd, mocht u dat nu niet weten. Dank u wel.
Wat de perinatale zorg betreft: voor elk van die maatregelen gaan we in overleg met de sector. Er moeten ook nog veel besluiten komen van de Vlaamse Regering, want daar zitten ook wel veel nieuwe dingen bij. U had ook nog een vraag gesteld rond een aantal versoepelingen. Het is perfect mogelijk om dat mee te nemen in een besluit van de Vlaamse Regering. Dit is eigenlijk een kader, waarvan de invulling nog ettelijke weken in beslag zal nemen om dat allemaal op punt te zetten.
De interpellatie is afgehandeld.