Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over het nieuwe onderzoek van het Vlaams Expertisecentrum Alcohol en andere Drugs over gebruik bij jongeren
Vraag om uitleg over de recente steekproef van het Consortium Tabak
Vraag om uitleg over het nieuwe interfederale alcoholplan
Verslag
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Het nieuwe rapport van het Vlaams Expertisecentrum Alcohol en andere Drugs (VAD) is eind maart uitgebracht. Dit is het eerste syntheserapport sinds de uitbraak van de coronapandemie. De onderzoekers zeggen dan ook dat de beleidsmaatregelen die hiermee gepaard gingen mogelijk een invloed hadden op de resultaten. Zoals gebruikelijk werd er in de leerlingenbevraging tussen 12 en 18 jaar in alle graden gepeild naar gebruik van tabak, e-sigaretten, alcohol, medicatie, cannabis en andere drugs, lachgas, gokken, gamen en sociale media.
De bevindingen zijn de volgende. Wat tabak en e-sigaretten betreft: het gebruik van tabaksproducten daalt, maar is de laatste jaren afgevlakt. De gemiddelde beginleeftijd steeg van 14,1 naar 15,1 jaar. Na de wetsverandering in 2019 kent 9 op de 10 leerlingen de geldende wetgeving, wat een duidelijke stijging is. Het regelmatig gebruik van de e-sigaret stijgt.
Wat alcohol betreft: de gemiddelde leeftijd is gestegen van 13,6 naar 14,6 jaar; prevalentie en frequentie van alcoholgebruik zijn gedaald, maar risicovolle drankpatronen zijn al manifest aanwezig. Wat medicatie betreft: slaap- en kalmeermiddelen zijn de meest gebruikte medicatie, zijn gestegen en worden vooral gebruikt door meisjes. Wat cannabis en andere drugs betreft: het cannabis- en ander drugsgebruik is gedaald, maar de onderzoekers denken dat dit wel een gevolg is van de maatregelen tijdens de coronapandemie. Wat lachgas betreft: dit krijgt een aparte vermelding omdat het voor het eerst is opgenomen in de bevraging. Gebruik blijkt beperkt te zijn, maar blijft op te volgen. Wat gokken en gamen betreft: dit blijft iets om op te volgen maar de maatregelen tijdens corona zullen daar ook wel niet vreemd aan zijn.
Minister, hoe kijkt u zelf naar de resultaten uit het rapport van het VAD?
De e-sigaret zit bij de jongeren duidelijk in de lift. Het is een goed alternatief voor mensen die willen stoppen met roken, maar blijkbaar is een derde van de bevraagde jongeren gestart met de e-sigaret zonder eerst andere tabaksproducten te gebruiken. Het is misschien wel interessant om in de volgende bevraging te vragen naar deze andere motieven. Hoe kunnen we in tussentijd via sensibilisering de jongeren duidelijk maken dat de e-sigaret wel degelijk nog schadelijk is?
Bij alcohol vallen vooral de zorgwekkende cijfers op over het bingedrinken. Belangrijk is daar het initiatief van de oprichting van een alcoholpolikliniek in samenwerking met het Gasthuis Zusters Antwerpen. Kunnen jongeren via andere ziekenhuizen doorverwezen worden naar de alcoholpolikliniek of blijft dit voorbehouden voor jongeren die binnenkomen via een ziekenhuis in Antwerpen?
Hoe kan de daling van het cannabisgebruik ook na corona geconsolideerd worden, waarbij het misschien minder evident was voor jongeren om eraan te geraken en te gebruiken?
Lachgas is voor het eerst opgenomen in de bevraging en ondanks het beperkte gebruik, lijkt dit best wel een zorg om dit verder op te volgen en is ieder wetgevend initiatief om het lachgas te verbieden, aanbevolen. Wat kan er vanuit Vlaanderen gedaan worden om het federaal initiatief hieromtrent te ondersteunen?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik zal niet herhalen wat al gezegd is. Ik zal beginnen met het goede nieuws. Nooit scoorde de Vlaamse jeugd beter op elk van de drie vlakken – tabak, alcohol en cannabisgebruik – in deze grootschalige steekproef. Het onderzoek, dat normaal jaarlijks wordt uitgevoerd maar door corona twee jaar stillag, toont dus een positief beeld. We zouden onszelf niet zijn als we geen vragen hadden over de toekomst. Er kwamen wel zaken naar boven die misschien wat bedreigender zijn.
Wat het roken betreft, is de e-sigaret zeker een uitdaging. Het blijkt een opstap naar roken te zijn. Een ander onderzoeksresultaat is dat er bij de 'oudere' jongeren minder wordt gerookt, maar dat we bij de 12- tot 14-jarigen wel weer een toename zien.
Als keerzijde bij de globale daling van alcoholgebruik zien we dat de groep jongeren die regelmatig, wekelijks, drinkt wel stijgt. In eerdere studies hadden we ook al signalen gekregen dat wie drinkt, ook meer drinkt.
Cannabis blijkt heel fel te hebben ingeboet aan populariteit en het VAD stelt tevreden vast dat er ook geen verschuiving merkbaar is richting XTC of lachgas.
Wat zij wel vaststellen, is dat er meer jongeren zijn die slaap- of kalmeringsmiddelen gebruiken, en daar moeten we toch oplettend voor zijn. Vaak gaat het om occasioneel gebruik, bijvoorbeeld in examenperiodes, omdat dat blijkbaar kan helpen om die periode door te geraken. Dat is absoluut een slecht idee, niet alleen omdat het geen oplossing is, maar ook omdat het niet zonder gevaar is met het oog op de verslavingsgevoeligheid van dergelijke medicatie.
Minister, ik heb een aantal vragen die in dezelfde lijn liggen. Hoe reageert u zelf op de resultaten van de VAD-enquête?
Hoe kijkt u naar de populariteit van de e-sigaret? Hoe wilt u die opmars stoppen en omkeren?
Is de stijging van het aantal rokende 12- tot 14-jarigen voor u een signaal om hier een tandje bij te steken?
Hoe wilt u verder inzetten op het matigen van alcoholgebruik bij de jeugd?
Hoe reageert u op de cijfers rond slaap- en kalmeringsmiddelen? Hoe wilt u de jongeren zelf, maar ook hun ouders sensibiliseren over de gevaren van het doorgeven van dergelijke medicatie, zeker in bepaalde periodes van stress of onrust?
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, ik laat de inleiding achterwege en beperk mij tot mijn vraag.
Hoe zult u het preventiebeleid aanpassen aan deze nieuwe cijfers om vooral de e-sigaret en het regelmatig alcoholgebruik waarover de collega’s het hadden terug te dringen?
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, mijn vraag is inderdaad gebaseerd op een nieuw interfederaal alcoholplan. Maar, minister, mijn vraag wordt eigenlijk nog versterkt door de getuigenis van de CEO van Club Brugge Vincent Mannaert die in een uitgebreid interview in Humo maar ook in andere media bekende wat eigenlijk algemeen geweten was. Het was ferm van hem om daarmee naar de publieke opinie te trekken.
Ongeveer 200.000 Vlamingen zouden overmatig alcohol gebruiken. Het is dan ook goed dat er een alcoholplan is en dat er allerlei plannen zijn. Ik zal de 75 maatregelen uit het interfederale plan niet opsommen, u kent ze waarschijnlijk beter dan ikzelf. Een aantal daarvan zijn heel goed. De algemene teneur is dat er iets moet worden gedaan aan overmatig alcoholgebruik. Iedereen is daar voorstander van, maar er is ook kritiek, bijvoorbeeld vanuit de sector. Zo wordt er vooropgesteld dat overal waar er alcohol wordt geserveerd, ook gratis water aangeboden moet worden. U begrijpt dat de horecasector daar niet voor staat te springen. We zitten niet in Frankrijk, waar dat wel het geval is. Het heeft ook een economische impact. De sectororganisatie stelt zich daar vragen bij.
Een aantal actoren zijn ook van mening dat het plan te weinig ambitieus is en niet concreet genoeg om de problematiek efficiënt aan te pakken.
Hoe reageert u op de kritiek die er vanuit de sector komt op het plan?
Voor jongeren en jongvolwassenen zal er een zorgtraject alcohol worden uitgewerkt en geïmplementeerd. Op welke manier wordt u hierbij betrokken? Welke partners worden hierbij betrokken en hoe zullen zij worden ondersteund?
Er zal ook een extra vormingsaanbod worden ontwikkeld voor beroepsbeoefenaars die met kinderen of familieleden werken van mensen met een alcoholproblematiek. Voor welke beroepsbeoefenaars zal dit concreet worden uitgewerkt en binnen welke termijn?
Zult u in samenspraak met uw collega weer in overleg gaan met de sector om de uitwerking van het plan te optimaliseren?
Ik wil daar nog iets aan toevoegen, minister. Ik verwees daarnet naar het geval Mannaert. Blijkbaar wordt ook de begeleiding van mensen die met een alcoholprobleem kampen erg onderschat. De heer Mannaert heeft het geluk bij Club Brugge te werken, waar bijstand wordt voorzien op de werkvloer. In vele gevallen kunnen mensen echter nergens terecht voor begeleiding. Dat is een bijkomende vraag.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel voor de vragen, collega’s. Over het algemeen gaan de cijfers wel de goede richting uit. We zien in de resultaten een genuanceerd beeld van een jonge generatie die op een gezondere manier met middelen omgaat dan de vroegere generaties. Het belang daarvan voor hun gezondheid, hun lichaam en hun geest in hun latere leven is heel groot. Het is ook het resultaat van een jarenlang, consequent en effectief preventief gezondheidsbeleid. Het is absoluut een aanmoediging om ook in de toekomst verder in te zetten op brede tabak-, alcohol- en drugpreventie. Toch zitten er in het rapport een aantal alarmsignalen, waar ik straks ook dieper op inga.
Eerst en vooral stijgt het e-sigaretgebruik bij jongeren. Het aandeel regelmatige gebruikers verdubbelt tot 5 procent, maar dat is wel een verdubbeling in vergelijking met het schooljaar 2018-2019. De meerderheid van de e-sigaretgebruikers in het afgelopen jaar doet het maar occasioneel en stopt er ook mee binnen het jaar. Dat wijst eigenlijk een beetje op experimenteergedrag. Er is maar een kleine minderheid die regelmatige gebruiker wordt. Degenen die het meest vapen, zijn ook degenen die het meest roken. En dat zijn vooral jongeren uit het bso en het tso.
Wat betreft het analyseren van concrete motieven tot gebruik van de e-sigaret, geeft het VAD aan dat op een steekproef van gemiddeld 35.000 leerlingen het VAD onmogelijk de antwoorden op een open vraag kan verwerken en analyseren. Daar hebben we dus nog geen duidelijkheid over.
Vandaag wordt de e-sigaret meegenomen in de methodiek ‘Bullshit Free Generation’, die gericht is op scholen. Naar aanleiding van de nieuwe cijfers zal Kom Op Tegen Kanker in zijn jaarlijkse campagne naar jongeren dit jaar ook de e-sigaret meenemen. Er is een overkoepelende campagne, #WhatTheSmoke. En er is een meer op jongens gerichte campagne, #RIProken. Dat zijn campagnes van en door jongeren, met een specifieke focus op jongeren uit de B-stroom van 12 tot 15 jaar.
Als het over het rookgedrag gaat, zien we een aantal tendensen. Er is over het algemeen een daling, maar die daling lijkt te slabakken. De daling bij jongeren gaat niet snel genoeg meer. Zeker in tso en bso blijft roken zeer hoog scoren. We zien ook een stijging in het laatstejaarsgebruik bij de 12- tot 14-jarigen. Dat wijst veeleer op experimenteergedrag. Het gaat meestal nog niet over regelmatige rokers. Maar het betekent dus wellicht dat voor die groep roken uitproberen zeer aantrekkelijk blijft. We zien ook dat de thuisomgeving een enorme impact heeft. Als beide ouders roken, dan verdubbelt het laatstejaarsgebruik bij de leerlingen en is regelmatig roken zelfs vier keer hoger. Dus voorbeelden werken nog altijd.
Het Consortium Tabak gaat samen met het VAD verdere analyses uitvoeren op de beschikbare gegevens en de verbanden tussen roken en de e-sigaret verder doorgronden. Gezien de huidige evoluties zal ik bij mijn collega’s van de andere regio’s aandringen op het uitvoeren van de acties die we overeengekomen zijn in het interfederale tabaksplan, meer bepaald de acties rond het verbieden van e-sigaretwegwerpmodellen, het verbod op nicotinezakjes en het uitbreiden van het rookverbod.
Dan kom ik bij de vragen rond alcohol, collega’s. De stijgende cijfers voor risicovolle drinkpatronen gaan in tegen de globale trend die aangeeft dat jongeren minder alcohol drinken. We leren daaruit dat een deel van de jongeren niet bereikt wordt door de huidige preventiemethodieken of dat zij er niet voor openstaan. Belangrijk daarbij is dat we die jongeren en de context waarbinnen zij alcohol drinken, beter leren kennen. De leerstoel alcohol aan de Universiteit Antwerpen kan daarbij belangrijke informatie aanleveren, aangezien zij data verzamelen over de minderjarigen die met alcoholintoxicatie op spoed terechtkomen. Wat de alcoholpolikliniek betreft, verwijs ik naar mijn eerdere toelichting in de commissie bij vraag om uitleg 1548 van collega De Reuse over de opstart van de alcoholpolikliniek in Antwerpen.
Belangrijk is dat we voor die groep van moeilijk te bereiken jongeren een selectieve preventiestrategie opzetten. Ik geef een aantal voorbeelden. Er is het pakket ‘Samen Op Stap’ van het VAD naar aanleiding van de honderddagenviering, maar het materiaal kan ook breder gebruikt worden. Er is de brochure alcoholpreventie ‘Drink drank dronk’ van de Druglijn. Die is duidelijk gericht op jongeren die al alcohol drinken en waarschuwt voor bingedrinken. Er is een VAD-brochure ‘Zot op kamp’ voor jeugdbewegingen. En er is het ATTENT-kwaliteitslabel om jeugdhuizen te ondersteunen bij het opmaken van een alcohol- en drugbeleid.
En ten slotte is er de zeer gewaardeerde methodiek ‘Als kleine kinderen groot worden’. Ouders zijn, zoals ik al zei, de belangrijkste vertrouwenspersoon van jongeren. Uit deze leerlingenbevraging blijkt dat de meeste leerlingen die met iemand zouden praten over alcohol en drugs, daarmee naar hun ouders zouden gaan. Dat gaat om 68 procent.
Collega De Rudder, de voorbije jaren trad de gemeenschapsgerichte aanpak voor preventie sterk op de voorgrond binnen preventie. Daarom werkte het VAD onder andere de methodiek ‘Bijzonder Zonder’ uit. Met dit concept kunnen lokale besturen aan de slag om jongeren tussen 15 en 17 jaar te sensibiliseren over cannabis. Bijzonder Zonder wil jongeren die geen cannabis gebruiken, bevestigen in hun keuze vanuit een positieve insteek, verwijzend naar de sociale norm: ‘vier op vijf jongeren gebruiken nooit cannabis’. Een tiental gemeenten zijn al succesvol aan de slag gegaan met deze methodiek. Andere gemeenten kunnen hierop inschrijven en worden bij de uitwerking ondersteund door preventiewerkers.
De VAD-cijfers geven – eindelijk – een betrouwbaar, actueel en representatief beeld van het lachgasgebruik bij minderjarigen. Deze cijfers leren ons dat globaal gezien dit gebruik erg laag ligt. Dit wil niet zeggen dat er bij bepaalde groepen geen problematiek rond lachgasgebruik is. Het VAD geeft aan dat gezien de lage gebruikscijfers, de makkelijke beschikbaarheid en het ‘veilige’ imago betekenen dat een universele aanpak niet zinvol of zelfs contraproductief kan werken.
Selectieve preventie gericht op kwetsbare jongeren en jongeren die lachgas gebruiken, is wel aangewezen en daarvoor zijn verschillende materialen en methodieken van de VAD beschikbaar. In overleg met onder andere jeugdwelzijnswerkers, straathoekwerkers en outreachers wordt een aanpak op maat uitgewerkt, waarin zowel productinfo, hulpaanbod als risicobeperking aan bod kan komen. Er worden ook initiatieven voorzien naar de ouders van deze kwetsbare jongeren.
Wat wetgeving betreft, is er nu reeds een verbod op verkoop aan minderjarigen. We nemen vanuit Vlaanderen deel aan een interfederale werkgroep rond lachgas binnen de Algemene Cel Drugs (ACD), met het oog op het realiseren van een wetgevend initiatief om oneigenlijk gebruik van lachgas te verbieden.
Collega Vaneeckhout, Vlaanderen zet in op verschillende initiatieven rond geestelijkegezondheidsbevordering en ook het VAD heeft enkele specifieke materialen rond het gebruik van psychofarmaca. Het sensibiliseren van ouders is de keuze die we hier maken. Bij jongeren in het secundair onderwijs is dit effectiever dan het informeren en sensibiliseren van de jongeren zelf over slaap- en kalmeringsmiddelen. Zo is psychoactieve medicatie toegevoegd aan de daarnet vernoemde methodiek voor ouderavonden ‘Als kleine kinderen groot worden’ om aandacht te hebben voor opvoeding rond medicatiegebruik. Zodra jongeren ouder worden en bijvoorbeeld gaan studeren, is het wel belangrijk om hen hierover zelf te informeren zodat ze weloverwogen keuzes kunnen maken.
De cijfers volgen op de corona-epidemie, waarvan we weten dat ze een heel zware impact had op het mentaal welzijn van jongeren. Daarom benadrukt het VAD hoe belangrijk het is om bij slaapproblemen of mentale problemen bij jongeren in te zetten op niet-farmacologische alternatieven zoals bijvoorbeeld slaaphygiëne, het verhogen van de veerkracht of psychologische ondersteuning zodat men niet meteen naar een arts gaat.
Daarnaast moet het belang van het niet-farmacologische aanbod beter bekend worden bij de artsen. Zorg en Gezondheid zal deelnemen aan een werkgroep vanuit het Belgian Psychotropics Expert Platform met het oog op het lanceren van een campagne naar huisartsen, apothekers en psychologen om het adequaat gebruik van psychofarmaca te bevorderen.
Naast het gericht sensibiliseren en informeren van ouders en artsen is het belangrijk om blijvend de algemene bevolking te sensibiliseren over het belang van mentaal welzijn. Er wordt nog te vaak gedacht dat we steeds een farmaceutische oplossing nodig hebben.
Collega’s, tot slot waren er ook nog enkele specifieke vragen over het recent goedgekeurde interfederale alcoholplan, waarbij het wel degelijk gaat over schadelijk alcoholgebruik. Door deze interfederale strategie en actieplan zetten de verschillende overheden hun schouders onder de gezamenlijke doelstelling om te werken rond schadelijk alcoholgebruik.
We blijven in Vlaanderen verder inzetten op het voeren van een preventiebeleid in verschillende settings in navolging van de Vlaamse Gezondheidsdoelstelling ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’. We werken daarvoor samen met partnerorganisatie VAD (alcohol, drugs, gamen, gokken en psychoactieve medicatie), de organisatie met terreinwerking ‘De Sleutel’ voor vormingen naar onderwijs, de Logo’s (lokaal gezondheidsoverleg) voor de disseminatie van methodieken en ten slotte de ondersteuning bij de implementatie op het terrein door CGG-preventiewerkers.
Het huidige interfederale plan tegen schadelijk alcoholgebruik is het resultaat van een lang politiek traject – voor collega’s die vinden dat het soms allemaal lang duurt, dit is er eentje om ‘u’ tegen te zeggen – waarbij consensus gezocht en – jubelt en juicht – gevonden werd tussen de verschillende standpunten.
Ik kom tot uw tweede vraag. In het interfederale alcoholplan is opgenomen dat de mogelijkheden om een zorgtraject alcoholverslaving voor jongvolwassenen uit te werken wordt onderzocht. De doelgroep van jongeren en jongvolwassenen is voor mij prioritair, omdat het de doelgroep is waarop we volop inzetten in het kader van de geestelijke gezondheidszorg. Ook het bevorderen van samenwerking tussen organisaties is een fundamentele beleidskeuze. De netwerken geestelijke gezondheidszorg zullen hierin een cruciale rol spelen. Op initiatief van de federale overheid zullen we de komende periode inzetten op het concretiseren en uitwerken van deze actie uit het interfederale alcoholplan.
Uw tweede vraag ging over het vormingsaanbod. Er bestaat op dit moment al heel veel. Er is materiaal voor kinderen van ouders met een afhankelijkheidsprobleem (KOAP), zelfzorg voor kinderen en partners op GRIP en informatie voor KOAP en partners op www.druglijn.be.
In 2023 worden de noden onderzocht, zoals bijvoorbeeld de rol van de grootouders, collega Sintobin, en in 2024 wordt daarrond een methodiek ontwikkeld. Wij zullen samen met het VAD bekijken hoe we de beroepsbeoefenaars kunnen betrekken bij de uitwerking van het project gericht op de steunfiguren van kinderen van ouders met een afhankelijkheidsprobleem.
Voor de uitwerking van de acties binnen het interfederale plan doen wij een beroep op de gekende deskundige partners binnen het Vlaams preventie- en hulpverleningslandschap.
Ten slotte, collega Sintobin, voor de begeleiding bij alcoholverslaving zet het federale niveau vooral in op de huisartsen. Zij krijgen specifieke bijscholing en kunnen indien nodig gericht doorverwijzen naar specialisten of gespecialiseerde instellingen. Er is ook ondersteuning van een aantal organisaties die werken rond preventie. Er bestaat dus veel, maar ik erken wel dat niet alle mensen de stap willen of kunnen zetten. Via de huisarts zou je al ver moeten kunnen geraken.
En dan heb ik nog goed nieuws voor u, collega Sintobin. Het verplichte gratis water is niet weerhouden als actie. Het kan zijn dat er daartoe een oproep gebeurt, maar het is geen verplichting bij ons.
Dit was opnieuw een lang antwoord, maar jullie hadden ook uitbundig vragen gesteld, collega’s.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw zeer uitgebreid antwoord.
Ik wil kort op een aantal zaken ingaan. Ten eerste, zoals u aangeeft, is het vooral experimenteel gedrag bij de e-sigaret. Dat lezen we ook. 82 procent geeft aan dat het vooral uit nieuwsgierigheid is. Daarom is er nood aan een analyse van de link tussen het tabaksgebruik en nicotinegebruik. Als die resultaten er zijn, kunnen we bekijken op welke vlakken er moet worden ingespeeld.
We zien positieve evoluties wat het alcoholgebruik betreft, maar men geeft aan dat we nog meer moeten inzetten op een aantal preventiestrategieën om een aantal jongeren die we vandaag niet bereiken, ook te kunnen bereiken. Het VAD kan daar zeker verder op inzetten via alle acties die vandaag al zichtbaar zijn op het terrein en ook tot resultaten leiden.
Het VAD geeft aan dat er een maatschappelijke uitdaging is omdat het gebruik van de e-sigaret in stijgende lijn gaat. Het rookgedrag neemt niet af, maar de e-sigaret is vandaag een van de zes erkende rookstopmethoden. We moeten nagaan hoe we ervoor kunnen zorgen dat de e-sigaret onder controle blijft. Als het wordt aangemoedigd als een rookstopmethode, moeten we vermijden dat het voor sommigen die nog niet roken een nieuwe methode wordt om toch te gaan roken. Het VAD geeft aan dat dat zeker in de gaten moet worden gehouden en een uitdaging is.
Tot slot, ik was blij met de resultaten rond lachgas. In de media werd er op een aantal momenten uitvoerig weergegeven dat lachgas een groot probleem is, zonder dat men daarbij veel cijfers gaf. Uit deze bevraging blijkt heel duidelijk dat dat gebruik zeer laag is, dat een algemene campagne geen zin heeft, zoals u al aangaf, en dat het vooral de bedoeling is om op maat te werken voor lachgas.
Ik ben zeer blij dat preventie werkt, maar het blijft natuurlijk een uitdaging waaraan we verder moeten blijven werken. Ik dank u.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik sluit aan bij de laatste zinnen. Het is heel goed dat het werkt, maar het is inderdaad geen reden om minder ambitieus verder te doen want het zou heel snel opnieuw kunnen kantelen. In dat opzicht is de oplijsting die u maakt van alle initiatieven die er lopen en allerlei actoren die er in de samenleving mee bezig zijn heel goed. Een nog wat onderbelicht gedeelte – maar dat was ook geen deel van deze vraag en uiteraard ook niet van de bevraging – is het voorzien van tijdige hulpverlening op het moment dat problematisch gebruik het eerst aangevoeld wordt of in beeld komt, dat er dan snel genoeg geschakeld kan worden. Dat kan in de schoolomgeving zijn, in de vrijetijdsomgeving. Maar het gaat niet alleen over het bewust maken van ouders, maar ook het bewust maken van bijvoorbeeld sportcoaches, mensen in andere vrijetijdssectoren waar jongeren hun tijd doorbrengen. Ik denk dat het daar wel wat van belang is.
Twee, als het gaat over het sensibiliseren van de ouders, hoor ik heel graag dat daar ook nieuwe zaken aan toegevoegd worden zoals die slaapmiddelen, enzovoort, die daar toch een belangrijke rol in spelen. Ook rond alcohol is er nog heel veel werk want we weten uit andere onderzoeken dat het problematisch alcoholgebruik minstens evenveel zit bij mensen van middelbare leeftijd, eerder dan bij jongeren, waar er inderdaad een dalende evolutie is. Bij mensen van middelbare leeftijd hangt er nog veel meer een soort sfeer rond dat dat allemaal niet schadelijk is. Ik wil daar niemand mee culpabiliseren. Het is een hele periode ook anders verteld, maar zowel de maatschappelijke impact als de gezondheidsimpact is heel duidelijk. Ik heb begrepen dat antikankerorganisaties zoals Kom op tegen Kanker daar ook mee aan de slag gaan om naast roken nu ook stilaan rond de impact van alcohol te gaan werken.
Afsluitend, wat betreft het interfederaal alcoholplan: de traagheid waarmee het tot stand gekomen is, toont ook nog altijd de complexe relatie die we als samenleving hebben met alcohol. Een commissie kan een start zijn om het gesprek daarover te voeren. We moeten daar toch nog altijd een aantal dingen over durven te bespreken. Ik ga eerlijk zijn wat betreft de verplichting om gratis water aan te bieden: het is onbegrijpelijk dat dat vandaag in 2023 met alle inzichten die we hebben, ook met de buitenlandse voorbeelden die er massaal zijn, blijkbaar nog altijd zo moeilijk is om gewoon in te voeren. Dat gaat over het feit dat je een heel duidelijk signaal geeft dat de alcoholconsumptie een stuk ingeperkt wordt doordat mensen naast een pintje ook iets anders drinken en dat je op die manier zorgt voor een veel betere omgang met alcohol. Het gebeurt in zoveel andere landen. De horeca is daar niet failliet van gegaan. In dat opzicht moeten we dat soort vreemde redeneringen ook niet gebruiken.
Los van het concrete voorstel, is het voor mij wel een toonbeeld voor het feit dat we als samenleving, ook als beleid, toch nog altijd een dubbele houding hebben rond de impact van alcohol op het leven. Dit is geen pleidooi voor een totaalverbod van alcohol, maar wel een pleidooi om daarover zonder te veel schroom een open gesprek durven te voeren dat zeker problematisch alcoholverbruik echt slecht is voor mensen, maar dat ook een basisalcoholverbruik een bepaalde gezondheidsimpact heeft. Ja, sorry, ook dat is de wetenschap. Mensen moeten daar vooral hun eigen afweging kunnen maken. Maar de afweging mag niet zijn dat dat is omdat water te duur is op een fuif of op een andere plek, zoals ik – ik ga geen ideeën afnemen – daarnet bij de collega’s van de N-VA hoorde als een voorbeeld.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Dat hoor ik graag, dat de N-VA een voorbeeld is.
Ik sluit aan bij wat collega Vaneeckhout net allemaal over alcohol zei, ik ga het niet herhalen. Er zijn meerdere elementen. Ten eerste op het niveau van deze bevoegdheid, namelijk preventie: ik ben het er zeker mee eens dat preventie helpt. Preventie is iets heel belangrijks. Dat is echt nodig. Ik denk dat we ook op heel wat fronten zien dat er een dalende tendens is. Dat kunnen we alleen maar toejuichen. We kunnen ook alleen maar hopen dat de generatie die na ons komt, verstandiger en gezonder in het leven staat. Ik kijk naar niemand.
Ik wil wel een kanttekening maken, dat we niet te snel de conclusie mogen maken dat die daling van cannabisgebruik nu bestendigd zou zijn. Het is misschien een te gemakkelijke conclusie. Ik denk vooral dat het dalende gebruik evenzeer het gevolg kan zijn van de lockdowns of dat er op dat moment moeilijker aan cannabis te geraken was. Als we een hiërarchie moeten maken van schadelijke stoffen, dan moet cannabisgebruik prioritair zijn in onze preventieaanpak.
Voor het overige deel ik zeker de analyse van het VAD, dat we bijzondere aandacht moeten hebben voor de e-sigaret en de kwalijke gevolgen daarvan.
Het gebruik van lachgas valt eigenlijk wel mee, maar ik denk dat vooral de combinatie van het gebruik van lachgas en autorijden bij jongeren echt wel zeer gevaarlijk is en dat er ook slachtoffers bij gevallen zijn. Dat mogen we zeker niet vergeten.
Voor de rest heb ik geen vragen meer. Voorzitter, u mag deze tussenkomst als mijn slotrepliek beschouwen.
De heer Sintobin heeft het woord.
Ik heb een paar opmerkingen en bijkomende vragen, minister. Ik ben zelf ex-kettingroker, maar ben al een hele tijd gestopt. Ik ben trouwens op karakter gestopt. Dat kan ook, zonder allerlei stopmiddelen. Ik ben niet tegen maatregelen en preventie en zo, maar ik hoorde u wel spreken over een uitbreiding van het rookverbod. Ik weet niet wat u daar juist mee bedoelde.
Wat overmatig alcoholgebruik betreft, gaan de vragen in deze commissie voornamelijk over jongeren en de maatregelen ten aanzien van jongeren. Maar collega Vaneeckhout is mij bijgetreden dat we moeten erkennen dat de problematiek bij ouderen ook nog altijd bestaat, en misschien meer en meer. Er zijn meer en meer eenzame mensen en mensen die in armoede leven. Het zijn vooral die mensen die dan naar de fles grijpen en die ook niet de nodige zorg krijgen of zelf niet kijken om de nodige zorg te krijgen. U zegt dat we naar de huisarts gaan. De huisarts schrijft misschien wel een pilletje voor of zal misschien wel verwijzen naar gespecialiseerde hulp, maar die is niet beschikbaar. Dat is toch wel een probleem. Ik hoop ook dat het interfederale alcoholplan geen dode letter blijft en dat er inderdaad op gewerkt wordt.
Wat alcoholgebruik bij jongeren betreft, wil ik er nog op wijzen dat er in iedere gemeente of stad diverse nachtwinkels zijn. Ik merk dat bij ons in Brugge. De min 16-jarigen gaan uit en gaan zich eerst bevoorraden in een nachtwinkel om zware dranken te kopen. Voordat ze op café gaan, zijn ze eigenlijk al van de kaart. Bij ons is er nu wel verhoogd politietoezicht. Dat wordt eigenlijk wel strikt opgevolgd. Uitbaters van nachtwinkels worden ook gestraft als ze betrapt worden op het verkopen van alcohol aan jongeren. Misschien kunt u aan de lokale besturen een extra inspanning vragen om alcoholmisbruik te voorkomen.
Ik ga niet akkoord wat betreft gratis water. Ik heb niets tegen water, maar ik denk dat dat wel een economische impact heeft. Bovendien, collega Vaneeckhout, heeft dat voor de horeca zelf ook een praktisch probleem. Ik nodig u uit om met mij op een zaterdag- of zondagnamiddag bij mooi weer op een terras te gaan zitten op de markt in Brugge. Dan zult u zien dat dat praktisch eigenlijk niet haalbaar is. Ik weet dat dat maar een detail is, maar soms moet er eens wat meer over nagedacht worden in plaats van direct zulke zaken te gaan lanceren.
Vanuit de sector was er ook de opmerking dat in alle onderzoeken en bevragingen en zo meer nooit rekening wordt gehouden met het alcoholgehalte. Er wordt altijd gesproken over alcohol. Maar je hebt natuurlijk alcohol en alcohol. Daar wordt nooit aandacht aan besteed. De vraag vanuit de sector is om daar toch eens over na te denken.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Ik begin bij het gratis water. Je hebt collega Vaneeckhout, die zegt dat dat eigenlijk het minste is. Je hebt collega Sintobin, die zegt dat dat niet waar is. Wel, in dat plan is het niet opgenomen als een verplichting, maar wel als een aanbeveling. Dat betekent, collega’s, dat de horecabedrijven die dat willen, zich daar ook op kunnen profileren. Ik denk dat dat een elegante oplossing is om door die zaken heen te raken. Het klopt wel dat niets gratis is. Ook kraantjeswater is niet gratis. Ik vind het wel aangenaam, moet ik eerlijk bekennen. Er zijn ook al restaurants die zich daarop profileren. Als je sowieso water op tafel staan hebt, ga je dat gemakkelijker drinken. Je kunt het bestellen, maar als het er sowieso bij geleverd wordt, drink je daar wat mij betreft gemakkelijker van. Maar dat is een persoonlijke noot, geen beleidsaanbeveling.
Ik dank iedereen voor de beschouwingen. Er had nog iemand iets gezegd over het cannabisgebruik. Het is net daarom dat we een jaarlijkse leerlingenbevraging doen, om dat zeer goed te monitoren. Ik vind dat we met het plan wel stapjes vooruit zetten qua sensibilisering.
Collega Sintobin, u had een heel concrete vraag over het rookverbod. Ik heb even mijn notities genomen. Ik had het over de acties die in het plan staan rond het verbieden van de wegwerpmodellen van de e-sigaret, het verbod op nicotinezakjes en het uitbreiden van het rookverbod. Dat gaat bijvoorbeeld over wat nu recent goedgekeurd is rond de speelpleinen, waar veel kleine kindjes zijn. Het is dus geen algemeen rookverbod. Het gaat over maatregelen op maat van bepaalde situaties.
Wordt vervolgd. Heel veel vragen gingen natuurlijk over de leerlingenbevraging, vandaar dat ik daar heel veel aandacht aan besteed heb, maar ik onderschrijf absoluut de laatste vaststellingen die hier gedaan zijn over problematisch drinkgedrag. Dat was trouwens mijn eerste opmerking, dat de jongeren het beter doen dan mijn generatie, om het cru te zeggen. Mijn generatie doet het niet goed. Onze generatie. (Opmerkingen. Gelach)
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Als kort besluit kunnen we zeggen dat preventie belangrijk is en blijft. Ik wil ook nog aanvullen in verband met het gratis water. Ik denk dat de lokale besturen daar ook wel een verantwoordelijkheid in kunnen nemen. Wij geven als gemeente bijvoorbeeld subsidies aan jeugdverenigingen die fuiven organiseren en gratis water en niet-alcoholische dranken aanbieden. Wij hebben daar een reglement voor opgemaakt en er subsidies aan gekoppeld. Dat werkt, bij de jeugdverenigingen. Ik denk dat de lokale besturen daar ook al heel wat inspanningen voor leveren.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik denk inderdaad dat lokale besturen daar ondersteuning kunnen bieden. Aangezien we eventjes uitweiden over gratis water: ook in Anzegem hebben we fuiven die subsidies krijgen. We vragen zelfs dat ze dat doen.
Collega Sintobin, het zal misschien niet zo snel gebeuren, maar als we toch ooit samen op een terras in Frankrijk, Portugal of het Verenigd Koninkrijk zouden belanden, dan zult u zien dat daar ook horeca bestaat, en dat die niet allemaal failliet zijn gegaan omdat de marges blijkbaar te klein worden. Ik geloof echt wel dat een rendabele horeca mogelijk is, die een kan water op iedere tafel zet op het ogenblik dat mensen aan een tafel aanschuiven.
De heer Sintobin heeft het woord.
Ik wil enkel nog ingaan op het laatste punt: de uitbreiding van het rookverbod, zoals op speelpleinen bijvoorbeeld, daar ben ik voorstander van, maar er is natuurlijk ook het probleem van de handhaving. Je kunt van alles verbieden, maar als het niet gehandhaafd wordt, dan blijft het probleem bestaan. Maar ik ben er toch voorstander van. En ook van water.
Maar natuurlijk, we zitten met een droogteproblematiek, dus als er te veel gratis water wordt geserveerd … (gelach)
.. dan wordt het wel een probleem (Opmerkingen)
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.