Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de stijging van het aantal problematische afwezigheden in het onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Beste collega’s, uit nieuwe cijfers van Statistiek Vlaanderen blijkt dat het aandeel problematisch afwezige leerlingen hoger ligt dan voor de coronacrisis. Voor het schooljaar 2021-2022 bedroeg het percentage leerlingen dat problematisch afwezig was in het secundair onderwijs 3,7 procent. Het gaat hierbij over leerlingen die dertig halve dagen of meer afwezig zijn zonder geldige reden. Voor het schooljaar 2020-2021 lag dit percentage op 2,3 procent. Er is dus een duidelijke stijging vast te stellen. Het aandeel problematische afwezigheden gaat zelfs naar een hoger niveau dan voor de coronacrisis: tijdens het schooljaar 2018-2019 lag het percentage op 2,6 procent.
Collega’s, ik wilde dit toch nog even omzetten in absolute cijfers om daar een beter zicht op te hebben. In 2021-2022 ging het over 17.564 leerlingen, in 2020-2021 over 10.746 leerlingen en in 2018-2019 over 11.648 leerlingen. Dat zijn dus de verhoudingen. Het schooljaar 2019-2020 kunnen we beter buiten beschouwing laten, omdat toen de coronacrisis uitbrak en we aan scholen gevraagd hebben om die cijfers niet meer door te geven, wat ook logisch is.
Binnen de onderwijsniveaus van het secundair onderwijs blijkt het deeltijds secundair onderwijs de koploper te zijn inzake de problematische afwezigheid van leerlingen in het schooljaar 2021-2022, met een percentage van 46 procent. Bijna een op de twee leerlingen was toen dus gedurende dertig halve dagen of meer afwezig zonder geldige reden. Voor het buitengewoon secundair gaat het om 11,8 procent en in het voltijds gewoon secundair onderwijs – waarin het merendeel van de leerlingen zit – om 2,9 procent. Dat wil dus zeggen dat het voor het gewoon secundair onderwijs nog ‘aanvaardbaar’ is, al is elke leerling die niet aanwezig is er een te veel. Dat blijf ik herhalen. Of het nu gaat om 1 procent, 2 procent of 0,5 procent afwezigheid zonder geldige reden, dat is te veel. Ik denk dat er vooral een grote uitdaging ligt in het deeltijds onderwijs.
Binnen het gewoon voltijds onderwijs zien we de hoogste cijfers in het bso en in de onthaalklassen voor anderstalige nieuwkomers (OKAN), met respectievelijk 11,3 en 16,7 procent.
Minister, reeds in de commissievergadering van 2 juni 2022 sprak u over een nieuw actieplan tegen schooluitval. U had toen het advies gekregen van de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) en zou hieruit punten meenemen. U voegde daar onlangs aan toe dat er binnen dit plan gekeken moet worden naar de ouderlijke verantwoordelijkheid en naar de piste om de schooltoelage van leerlingen die wegblijven van school niet langer aan de ouders uit te betalen maar rechtstreeks aan de school waar de leerling ingeschreven is. Het toeval wil dat ik vorige zaterdag aanwezig was op dezelfde studiedag als u, minister. Ik heb daar niet alleen de inleiding maar ook het slot mogen verzorgen en heb ook nog wat kunnen meenemen uit wat de sprekers gebracht hebben. Daarin bleek inderdaad die ouderlijke verantwoordelijkheid, waarvoor we met de N-VA al lang pleiten, terug te komen. Ik hoorde daar een zinnetje dat ik zelf ook al een tijdje uitspreek: “Vraag niet aan uw kinderen: was het leuk op school? Vraag aan uw kinderen: wat heb je geleerd op school?”. Op die manier geef je op zijn minst mee dat onderwijs belangrijk is en dat het ook gaat over de inhoud en dat het niet enkel leuk moet zijn. Dat is iets dat daar, samen met het ambitieniveau, naar voren kwam.
Minister, ik heb een aantal vragen inzake die problematisch afwezige leerlingen.
Welke verklaring hebt u voor de stijgende grote afwezigheid van leerlingen in het deeltijds secundair onderwijs?
Wanneer zal het nieuwe actieplan tegen schooluitval uitgewerkt worden? U hebt daar in juni al naar verwezen. Welke actiepunten zullen naar voren worden geschoven om de onwettige of problematische afwezigheid van leerlingen aan te pakken?
Ik heb nog een specifiekere vraag. Zullen er meer doelgerichte maatregelen genomen worden, specifiek gericht op de groepen in het deeltijds onderwijs, het beroepssecundair onderwijs en de onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers?
Werden er al stappen ondernomen in het onderzoek naar de mogelijkheid om de schooltoelage van leerlingen rechtstreeks aan de school uit te betalen in plaats van aan de ouders? Op die manier zou de ouderlijke verantwoordelijkheid wat meer aangewakkerd kunnen worden.
Collega’s, ik geef nog mee, bij de vragen die ik nu stel, dat ik me er wel degelijk bewust van ben dat het als ouder niet altijd evident is om in te grijpen bij een 17-jarige spijbelende leerling. Dat wil ik met zoveel woorden gezegd hebben. Maar we zien toch ook wel dat die problematische afwezigheid al veel vroeger in de schoolcarrière start en niet plots opduikt op 17-jarige leeftijd. Dat begint zelfs al in het kleuteronderwijs, door op tijd op school te zijn. Ouders zijn er wel degelijk volledig verantwoordelijk voor dat hun kleuter op tijd aanwezig is.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
De heer Daniëls zei het al: de cijfers van het aantal problematische afwezigheden voor het schooljaar 2021-2022 werden onlangs vrijgegeven. Een stijging was te verwachten. Door corona werden een groot aantal scholen gesloten. Het is moeilijk om aanwezig te zijn als je gewoon niet op school kunt zijn. Toch zijn de cijfers structureel zorgwekkend. De stijging is nogal fors. In het schooljaar 2018-2019, het schooljaar voor corona, was in het voltijds gewoon secundair onderwijs 2,3 procent van de leerlingen minstens 30 halve dagen ongewettigd afwezig. In het schooljaar 2021-2022 is dat aantal gestegen naar 3,6 procent. Om daar een reëler beeld van te maken, is het interessant om, zoals de heer Daniëls zei, dat uit te drukken in absolute cijfers: 9854 leerlingen in 2018-2019 en 16.250 leerlingen in 2021-2022. Dat is echt veel. Nooit eerder waren er zoveel spijbelaars. Dan moeten de alarmbellen toch echt wel afgaan, omdat we uit onderzoek weten dat spijbelen een belangrijke voorspeller is van vroegtijdig schoolverlaten. Dit is problematisch, want leerlingen die zonder diploma de schoolbanken verlaten zijn vaak een vogel voor de kat op de arbeidsmarkt.
Minister, u beloofde in de vergadering van de commissie Onderwijs van 10 maart met een actieplan te komen tegen vroegtijdig schoolverlaten. Er ligt nu nog altijd niets. Nochtans is het uw verantwoordelijkheid om daar beleid rond te voeren. Inderdaad, mijnheer Daniëls, elke spijbelaar is er een te veel.
Minister, in de media konden we alvast lezen dat u wilt kijken naar de verantwoordelijkheid van de ouders. Daar is natuurlijk niets mis mee, maar ik heb toch vragen bij de piste die u daar naar voren schoof, namelijk dat u de schooltoelage van spijbelende leerlingen niet langer aan de ouders wilt betalen, maar aan de school. Dat is toch een beetje merkwaardig.
Ten eerste, de schooltoeslag is vandaag een participatieve toeslag. Dat houdt in dat hij wordt toegekend op basis van de aanwezigheid op school. Het is dus al zo, als je het in die termen wilt uitdrukken, dat spijbelaars gestraft worden via de schooltoeslag. Dat is trouwens iets wat Frank Vandenbroucke destijds heeft ingevoerd. Niet, zo blijkt uit de cijfers, dat dit vandaag spijbelaars tegenhoudt. Daarenboven is de schooltoeslag een selectieve toeslag. Dit houdt in dat deze toeslag enkel voorzien is voor de laagste inkomens. Als u de schooltoeslag nog meer wilt inzetten als een antispijbelinstrument, zult u enkel de kinderen raken die ouders hebben met een laag inkomen. De rest ontsnapt. Ook dat vind ik op zijn minst vreemd, en eigenlijk onrechtvaardig.
Tot slot begrijp ik niet goed waarom u de schooltoeslagen die worden ingehouden dan wilt doorsluizen naar de scholen. We hebben die discussie gevoerd toen het ging over de niet-begeleide minderjarigen. Daar kan ik u volgen. Maar dit is toch raar? Waarom zouden de scholen meer geld moeten krijgen? Dan is het principe: hoe meer spijbelaars, hoe meer middelen naar de school. Dat is een heel vreemd principe.
Minister, ik hoor graag uw bespiegelingen daarover. Maar daarnaast heb ik ook de volgende vragen. Ik heb vooral vragen over het actieplan tegen vroegtijdig schoolverlaten.
Hoe analyseert u de stijgende cijfers?
Hoever staat u met het nieuwe actieplan tegen schooluitval? Wanneer mogen we het actieplan verwachten?
De Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) gaven dit voorjaar een proactief advies uit over het nieuwe actieplan. Ze verwijzen naar de nood aan verankering van structurele initiatieven rond vroegtijdig schoolverlaten. Nu zijn acties al te vaak versnipperd. Hoe zult u deze versnippering aanpakken?
Wat zijn uw plannen met de provinciale netwerken ‘Samen tegen schooluitval’? Krijgen zij een structureel karakter? Indien niet, wie zal de opdrachten opnemen die zij nu uitvoeren?
Minister Weyts heeft het woord.
Eerst en vooral wil ik zeggen dat deze statistieken belangrijk zijn. In Vlaanderen hebben we een uniek systeem, waarbij de aan- of afwezigheden van leerlingen zeer gedetailleerd geregistreerd worden en dat ons in staat stelt om kort op de bal te spelen. Een spijbelproblematiek is inderdaad een goede voorspeller van vroegtijdig schoolverlaten. Achter die cijfers gaan veel verschillende lokale situaties schuil, maar ik denk dat corona toch een gemeenschappelijke factor was. De pandemie heeft een bijzonder grote impact gehad op zowel de leerlingen en de scholen als de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s).
Uit onderzoek blijkt dat schoolbinding een belangrijke beschermende factor is in het voorkomen van problematische afwezigheid. Door de schoolsluitingen, de omschakeling naar afstandsonderwijs en aanhoudende onzekerheid in de coronaperiode is het ook niet verbazingwekkend dat jongeren zich minder verbonden voelden met het schoolleven. Dat zal onmiskenbaar een belangrijke factor geweest zijn en misschien nog zijn. Ook de scholen en CLB’s worstelen met de nasleep van de pandemie.
De CLB’s hebben tot eind januari van dit jaar contactonderzoek moeten opnemen in hun takenpakket, waardoor ze hun reguliere taken een beetje hebben moeten opzijschuiven. Ook de aanklampende begeleiding van leerlingen is op dat moment naar achteren geschoven. Scholen en CLB’s werken momenteel echt hard om de opgelopen achterstand in te halen. Ik heb de CLB’s hiervoor ook extra middelen gegeven: in het kader van het relanceplan ‘Van kwetsbaar naar weerbaar’ is 14 miljoen euro naar de CLB’s gegaan voor de opdracht contactonderzoek en de opdracht detecteren van leerlingen met extra zorgnoden, de doelgroep waarop we gefocust hebben.
Het is niet verwonderlijk dat de scherpste stijgingen zich ook voordoen in die onderwijsniveaus die al te maken hadden met hoge spijbelcijfers: het bso, deeltijds beroepssecundair onderwijs (dbso) en het onthaaljaar anderstalige nieuwkomers. Die onderwijsniveaus hebben heel wat kwetsbare leerlingen die door een moeilijke schoolloopbaan, al dan niet in combinatie met een moeilijke persoonlijke situatie, een moeilijke band hebben met de school.
Ik denk dat, net door die grote verschillen tussen onderwijsvormen, scholen en gemeenten, een lokale aanpak belangrijk is, zowel gericht op het voorkomen van spijbelen als op de aanpak ervan, waarbij de ouders op hun verantwoordelijkheid gewezen worden en die ook nemen. Ook dat is essentieel om leerlingen aan boord te houden. Daar komen we straks misschien nog even op terug.
Scholen kunnen spijbelen voorkomen met wat men met een duur woord een ‘autoritatief schoolklimaat’ noemt. Daarmee bedoelt men – ik verwijs nog even naar de discussie van daarnet – dat je én hoge verwachtingen moet creëren, de lat hoog moet leggen én toch zorgzaam kunt zijn. Het ene sluit het andere niet uit. Integendeel, ze liggen in elkaars verlengde en versterken elkaar. Ook daar is er aandacht voor ouderbetrokkenheid.
In functie van de actualisering van het plan vroegtijdig schoolverlaten heb ik advies gevraagd aan de Vlor, die ook diezelfde focus legt op preventie en de rol die de school heeft om leerlingen te verbinden aan de school. De Commissie Beter Onderwijs maakt een gelijkaardige aanbeveling. Als het dan toch moeilijk loopt, moeten de school en de ouders alert zijn voor spijbelgedrag en kort op de bal spelen: een goed detectie- en registratiebeleid is noodzakelijk. Waar de registratie in tijden van corona, om begrijpelijke redenen, moeilijker verliep, is het van belang om nu opnieuw accuraat te gaan registreren. Wie onder de radar blijft, krijgt geen begeleiding of krijgt die te laat. We leggen momenteel de laatste hand aan een nieuw actieplan tegen schooluitval. De lokale samenwerking zal daarin net een belangrijk aandachtspunt zijn. Op die manier kan worden ingespeeld op de diverse lokale noden en de uiteenlopende behoeftes.
Sommige leerlingen zijn echter de binding kwijt met de school. Dan is schooloverschrijdend werken noodzakelijk. Ik ben dan ook verheugd dat de CLB’s vanaf 1 januari volgend jaar gaan samenwerken in regionale ondersteuningscellen om niet alleen de spijbelproblematiek in de regio beter te begrijpen, maar ook om leerlingen met een schoolcarrière met spijbelen en met schoolwissels beter op te volgen en te begeleiden, en om, ten derde, bemiddelend op te treden tussen ouders, school en leerling als de communicatie moeilijk loopt.
Wat de politieke discussie betreft en de vraag waarom ik, in het kader van de ouderlijke verantwoordelijkheid, wil ingrijpen op bepaalde overheidstoelagen, vind ik dat je dat het best kunt doen wanneer ouders tekortschieten in hun ouderlijke verantwoordelijkheid, dat je wel degelijk kunt ingrijpen op overheidstoelagen, of ze nu specifiek of algemeen zijn. U noemt dat de piste-Vandenbroucke. Prima, laat ons dan vooral doorgaan op de piste-Vandenbroucke. Ik vind dat heel goed. ‘What’s in a name.’ Het is maar kwestie van het aan elkaar te koppelen. Als je vaststelt dat ouders tekortschieten in hun ouderlijke verantwoordelijkheid, verbind je daar ook consequenties aan met betrekking tot overheidsbetoelaging. Ik vind dat een goede ratio. Ik denk dat, als u die onderschrijft, we verder kunnen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel, minister.
Ik sluit mij toch wel heel sterk aan bij uw antwoord. Het is inderdaad niet alleen de leerling, het gaat ook om de ouders, de school, maar ook om het lokale beleid.
Heel concreet stelde ik deze week in de gemeenteraad bij mij nog een vraag bij de NAFT-trajecten (naadloos flexibel traject) die worden uitgerold – als gemeente subsidieerden wij die NAFT-trajecten mee. Ik stelde de vraag op welke manier er terugkoppeling was van die leerlingen in dat NAFT-traject naar het Welzijnshuis en naar het OCMW. Want die leerlingen hebben natuurlijk ook een thuis. En we weten dat er jammer genoeg een vrij hoge correlatie is tussen leerlingen die problematisch spijbelen en die thuissituatie waar het OCMW, het Welzijnshuis en dergelijke al dan niet al bij betrokken zijn, en waar die info vlot wordt gedeeld.
En plots kwam daar het woord waar je vandaag de dag elke discussie mee kunt stoppen. Op het moment dat je gezond, logisch verstand denkt van het zo te doen, is er allicht wel iemand die het vierletterwoord GDPR (General Data Protection Regulation) zegt, en dan stopt het. We stoppen met het gezond, logisch verstand. Dat gaat niet, want we moeten oppassen. En dan krijg je creatieve situaties: zorg dat je belt en dat die telefoon dan niet traceerbaar is, en dat de maatschappelijk assistent van het Welzijnshuis het zeker niet in het dossier zet dat hij telefoon heeft gekregen van de school. Want dan weet je het. Ik wil toch eigenlijk echt een oproep doen, ook in het kader van het spijbelactieplan: daar moeten we echt over. We moeten ervoor zorgen dat we op zulke zaken niet vastlopen en dat mensen die zich daarmee bezighouden, om die problemen op te werpen, dan ineens ook de oplossing op tafel leggen over hoe we daar dan wel kunnen ingrijpen.
Ten tweede moeten we snel ingrijpen. We spreken altijd over de cijfers in het secundair onderwijs. En dat is waar, want dat zijn de hoogste. Maar je ziet – zoals ik ook zag in mijn vroegere school – dat die leerlingen ook in het lager onderwijs al heel dikwijls te laat waren. Dat waren de leerlingen bij wie de afwezigheidsbriefjes in de agenda in het lager onderwijs al vlot op waren. Dus ik denk dat we daar sneller moeten ingrijpen.
En dan is er, ten derde, de ouderverantwoordelijkheid. Het is, wat mij betreft, collega’s, op dat vlak vrij eenvoudig. Toelage van de gemeenschap komt van de andere belastingbetalers. We verwachten daar iets van, namelijk dat kinderen op school zijn. Ik vind dat dat een verankering is die we absoluut mogen vragen.
En er is nog een laatste iets. In die regio zei u daarnet beter samen te werken, minister. Die regio, zijn dat dan die eerstelijnszones in de zorgregio’s? Of zit dat meer in die onderwijszones? Want het is soms zo, zeker in het secundair onderwijs, dat een leerling niet altijd woont in de eerstelijnszone waar de school gevestigd is. Die combinatie is er niet altijd, zeker niet in het secundair.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, schoolbinding, ouderbetrokkenheid, hoge verwachtingen voor elk kind: in een zorgzaam schoolklimaat zijn dat allemaal termen waarin wij ons volmondig kunnen vinden. Want inderdaad, school hoeft niet leuk zijn. Op school moet er worden geleerd, maar er moet wel aandacht zijn voor het mentaal welzijn van kinderen, want dat is cruciaal als voorwaarde om tot leren te komen. Op zich kunnen wij ons allemaal vinden in de concepten die u hier naar voren schuift.
Maar de vraag is: hoe gaat u die nu vertalen in een visie? Want die heb ik vandaag opnieuw niet gehoord. Er is vandaag vooral nood aan een plan met een aantal concrete acties, waarin ook een antwoord komt over wat u gaat doen om de versnippering van acties samen te brengen binnen zo’n visie. Bon, wij wachten vooral op dat plan tegen schooluitval, zodat we daar de discussie ten gronde kunnen voeren, op basis van de concrete acties die u daar, als minister, voorstelt. Dat is waar we nood aan hebben, niet – met alle respect – aan het zoveelste ballonnetje waarover, wat ons betreft, eigenlijk toch niet zo goed is nagedacht.
Ik zei het daarnet al: de schooltoelage is participatief. De logica van Vandenbroucke was – en ik denk, terecht – dat de schooltoelage bedoeld is om ouders te ondersteunen om hun kinderen goed naar school te kunnen laten gaan. En heel eerlijk: als kinderen niet naar school gaan, moeten ze natuurlijk minder recht hebben op die schooltoelage, want ze zijn gewoon minder aanwezig op school. Dus wij staan volmondig achter dat principe, maar dat bestaat dus al.
En daarnaast onthoud ik toch ook vooral dat er meer moet gebeuren dan dat. Want ik heb ook de heer Daniëls hier horen zeggen dat er ouders zijn die hun verantwoordelijkheid moeten nemen, omdat hun kinderen spijbelen. En ouders hebben daar een cruciale rol in te spelen. Maar er zijn ook 17-jarigen waar de ouders misschien alles uit de kast halen om ervoor te zorgen dat hun kinderen niet spijbelen, en het gebeurt toch. Dus er is zoiets als ouderlijke verantwoordelijkheid, maar er is ook de verantwoordelijkheid van de overheid. En dan kijk ik naar u, dan kijk ik naar uw plan. Ik heb dus eigenlijk niet echt veel extra vragen. Ik kijk er vooral naar uit om de discussie te kunnen voeren over uw visie en uw plan.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Er werd nooit eerder zoveel gespijbeld als in het schooljaar 2021-2022. Dat zijn cijfers die ons zorgen moeten baren. Problematisch spijbelen voorspelt dat men in zeer veel gevallen geen diploma zal halen. Steeds meer ouders nemen blijkbaar minder hun verantwoordelijkheid op als het over het schoolse gebeuren gaat. Het is niet louter meer een schoolse crisis, maar ook een opvoedcrisis. We horen dat steeds vaker bij de leerkrachten.
Het is ook een feit dat er bij bepaalde allochtone nieuwkomers veel minder cultureel belang wordt gehecht aan een goede schoolcarrière. Uit cijfers, die ik onder andere terugvond via Dataloep, blijkt dat de groep problematische spijbelaars vier keer zo groot is bij niet-Belgen als bij leerlingen die wel over onze nationaliteit beschikken.
Nu, vanuit de Vlaams Belangfractie vinden wij het zeker positief dat u strenger wilt optreden ten opzichte van de ouders. Maar we stellen ons ook de vraag of het doorsluizen van die toeslag naar de school wel de juiste oplossing is. Scholen worden op die manier in zekere zin ‘beloond’, want hoe meer spijbelaars ze hebben, hoe meer financiële middelen ze krijgen. Spijbelen is ook een kwestie van preventie in onze scholen. Ik denk dat er daarom meer middelen zullen moeten worden vrijgemaakt voor de CLB’s. Er zijn al meer middelen vrijgemaakt, maar ik vraag me af of het voldoende zal zijn. Want zij kampen nu al met bakken werk en er zijn momenteel heel veel leerlingen met zorgvragen.
Minister, preventie kan ook niet zonder repressie. Daar moet het beleid volgens ons verstrengd worden. De schooltoeslag zou al na een jaar problematisch spijbelen moeten worden teruggevorderd, in tegenstelling tot de huidige vastgelegde twee jaar. Iemand die halverwege het vijfde middelbaar zit en er lustig op los spijbelt, kan dat zo goed als ongestraft doen, als het gaat over het terugvorderen van die schooltoeslag. En er moet ook verder gekeken worden dan enkel de schooltoeslag. Want ook bij meer kapitaalkrachtige gezinnen komt de spijbelproblematiek voor. Ik denk dan eerder aan een soort boetesysteem. Als aan de leerplicht verzaakt wordt, is dat uiteindelijk ook een wetsovertreding.
Minister, wat is uw reactie op het terugvorderen van de schooltoeslag na een jaar problematisch spijbelen? Hoe staat u tegenover een boetesysteem: zult u dat bepleiten of niet?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik heb al meerdere keren vragen gesteld over het bevorderen van verbindend schoolklimaat op school. Ik heb telkens gewezen op de ouderlijke verantwoordelijkheid. Hoe kunnen we daarin ondersteunen? Als er wordt gevraagd om een onderzoek te doen naar de schooltoelage, denk ik dat daar geen onderzoek hoeft naar te gebeuren. Het is inderdaad een participatieve toeslag. Er zijn financiële voorwaarden, niet iedereen heeft er recht op. En er zijn ook pedagogische voorwaarden, de 29 halve dagen. Het is een onvoorwaardelijk recht van het kind. Het is zeer selectief en het zou juridisch ook geen stand houden om dit aan de scholen toe te sturen. (Opmerkingen)
Je kunt bovendien niet ingrijpen op het recht van een kind om de ouders te responsabiliseren. Dat wil niet zeggen dat we daar geen werk van moeten maken, minister. Ik kijk in elk geval heel sterk uit naar het vernieuwde actieplan, waarvan u zegt dat u er de laatste hand aan legt. Ik kreeg onmiddellijk een aantal vragen van collega’s die zeer benieuwd zijn en zeggen dat ze er nog niets van gezien hebben. Ik ben zeer benieuwd wanneer u bereid bent om in overleg te gaan met de betrokkenen. Ook vanuit Welzijn is dat belangrijk.
Ten laatste is het heel belangrijk om de lokale binding te behouden. In de lokale context kun je gaan zoeken naar instanties die zeer nabij zijn – Huizen van het Kind, OverKophuizen – om ouders te ondersteunen om hun kinderen naar school te sturen. Ik ben zeer benieuwd naar het vernieuwde actieplan.
Minister Weyts heeft het woord.
We zullen natuurlijk de discussie nog ten gronde kunnen voeren op grond van het actieplan. Als u zegt dat u vreest dat er ter zake nog weinig gebeurd is, kan ik u zeggen dat er toch al input gevraagd is van Agodi, de onderwijsinspectie, de netwerkcoördinatoren, de strategische transformatiesteun (STS), de InternettenSamenwerkingsCel (ISC), VDAB, Werk en Sociale Economie (WSE), Welzijn, het flankerend onderwijsbeleid, de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), het Kinderrechtencommissariaat en onderzoekers van de VUB. En momenteel zegt men mij dat er wordt afgestemd tussen het Departement Onderwijs en Vorming en Werk enerzijds, en Welzijn en VDAB anderzijds. De problematiek van de NAFT komt daar natuurlijk ook ter sprake. Ik denk dat een evaluatie daar zeker op zijn plaats is, na de overdracht richting het beleidsdomein.
Ook wat betreft die praktische samenwerking: dat kunnen we zeker ook meenemen. En als het gaat over sanctionering: ik geloof echt wel in een lokale samenwerking die verdergaat dan zuiver de school en het CLB. Ook het OCMW moet daartussen zitten, net zoals politie en parket. Ik denk dat de vroegere samenwerking met het parket wat verwaterd is. We willen dat zeker opnieuw opnemen.
Ten gronde, wat de discussie betreft over de koppeling van overheidstoelagen aan spijbelen: ik beperk de actieradius van die ratio niet tot schooltoelagen, schoolbonussen of groeipakketten. Ik denk dat dat allemaal overheidstoelagen zijn die worden toegekend aan ouders om hen te stimuleren, te ondersteunen in het uitoefenen van hun ouderlijke verantwoordelijkheid. Dus als men op dat vlak tekortschiet, dan vind ik ook dat je de mogelijkheid moet hebben om daar van overheidswege op te kunnen ingrijpen. Dat is eenvoudigweg de ratio die ik zou willen hanteren.
Wanneer ouders verstek laten gaan in de uitoefening van hun verantwoordelijkheden, dan vind ik dat de belastingbetaler ook iets meer in verstek moet gaan als het gaat over de toekenning van overheidsmiddelen, van belastingsmiddelen aan betrokken ouders. Dat is ongetwijfeld nog een discussie die zich zal aandienen. Maar ik vind dat een gezonde ratio.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, collega’s, ik onthoud een paar zaken. Er is het eerste antwoord, dat de schoolsluitingen allerlei negatieve effecten hebben gehad. Maar het heeft ook de binding tussen school, leerling en ouders minder sterk gemaakt, met bijgevolg dus ook een aantal ongewenste effecten op het vlak van spijbelen, op het vlak van problematische afwezigheden.
Ten tweede, ik sta toch een beetje versteld van de toch wat cynische bedenking van de collega’s van het Vlaams Belang, dat scholen dan zouden inzetten op meer spijbelaars om dan meer schooltoelagen te krijgen. Nu, u zult allicht wel begrijpen dat als een school een schooltoelage krijgt, dat enkel en alleen ten belope van de betaling van de factuur van de school is. Het is niet een of andere cashkoe om extra middelen … (Opmerkingen)
Tussen aanhalingstekens, oké. Dan zet ik die cynisch ook tussen aanhalingstekens. Maar het blijft wel wat cynisch dat scholen zo zouden denken. Ik ben ervan overtuigd dat dat niet het geval is.
Ten derde, het gegeven van lokale verbondenheid, en mensen maximaal daarbij betrekken, daar ben ik het absoluut mee eens. Ik denk dat dat een driehoek is die we veel sterker moeten opzetten, en dat niet het OCMW en de welzijnshuizen in hun koker zitten, dat NAFT en begeleidingen in hun koker zitten, en dat onderwijs iet of wat in hun koker zit – niet noodzakelijk met allemaal langdurende verslagen en dossiers, maar wel met snelle lijnen. En dat is voor mij een telefoon.
Ik heb nog even gezocht naar de inhouden van het groeipakket. Er staat wel degelijk zo dat je het recht op toeslag verliest, maar het gaat er inderdaad om dat dat pas voor het tweede jaar is. De collega’s hebben erop gewezen. En dat is natuurlijk vrij lang; die duurtijd is te lang. Het moment waarop er wordt ingegrepen versus het moment waarop het misgaat: als dat te ver van elkaar ligt, dan heeft dat minder impact. Daar treed ik de minister wel bij.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat we er allemaal alle belang bij hebben dat we de spijbelproblematiek aanpakken, en dat we zo weinig mogelijk jongeren kwijtraken in ons onderwijssysteem. We hebben hier de discussie over de krapte op de arbeidsmarkt al een aantal keren gevoerd. We gaan gewoon iedereen nodig hebben; we kunnen het ons eenvoudigweg niet permitteren om te morsen met talent.
Dus ja, collega’s, dan moet iedereen zijn verantwoordelijkheid nemen. Dat gaat over ouders, dat gaat over scholen, maar dat gaat ook over het beleid. En dat beleid mag wat ons betreft gerust streng maar rechtvaardig zijn. Maar dan moet het ook wel eerlijk zijn.
Minister, ik heb u op geen enkele manier horen antwoorden hoe het bijvoorbeeld rechtvaardig zou zijn dat een school de schooltoelage krijgt van kinderen die spijbelen, want dat betekent dat ze meer geld gaan krijgen als er meer scholen spijbelen. Ik heb u ook niet horen antwoorden wat die scholen daarmee moeten doen. Ik vind dat een compleet onzinnig idee.
Ik denk dat er vooral nagedacht moet worden over hoe scholen aanklampend en met een netwerk – ouders, OCMW, eventueel lokale overheden – nadenken over hoe je kinderen en jongeren zoveel mogelijk op school houdt. Maar zoals gezegd, ik kijk heel erg uit naar uw actieplan, dat we hopelijk asap hier in de commissie kunnen bespreken als het over de concrete invulling gaat.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.