Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
De sprint van Wout Van Aert is inderdaad heel snel in de rittijden, maar in dezen gaat het om de toch wel wat tragere doorlooptijden voor opstartende kinderopvanginitiatieven.
In onze kinderopvang hebben we nood aan extra initiatieven, niet alleen omwille van het aantal plaatsen, maar ook om het mogelijk te maken voor de ouders en kinderen. Als er dan mensen zijn die een opvanginitiatief willen opstarten, minister, beste collega’s, moeten we er eigenlijk voor zorgen dat dat op een goede manier gebeurt en met zo weinig mogelijk drempels. En daar gaat mijn vraag over.
Collega’s, jullie weten dat elk opvanginitiatief een vergunning moet hebben. Sinds 1 april 2014 kan geen kinderopvanginitiatief meer worden gestart zonder vergunning. In de regelgeving staat dat Kind en Gezin uiterlijk 30 kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag beslist of de aanvraag ontvankelijk is. Dat is dus de eerste stap. Die termijn wordt met maximum 30 kalenderdagen verlengd als er bijkomende informatie of documenten zijn gevraagd. Uiterlijk 60 kalenderdagen na de beslissing tot ontvankelijkheid beslist Kind en Gezin of een vergunning wordt toegekend of geweigerd. De termijn van 60 kalenderdagen wordt met maximum 30 kalenderdagen verlengd als Kind en Gezin om bijkomende gegevens vraagt of de initiatiefnemer uitnodigt om gehoord te worden, en dan staat er tussen haakjes bij: als er gegronde indicatie is waaruit blijkt dat er geen kwaliteitsvolle kinderopvang zal kunnen worden georganiseerd.
Recent is de interne procedure voor de aanvraag van een vergunning blijkbaar aangepast waardoor deze termijn nu geen 30 dagen, maar 60 dagen bedraagt als er bijkomende info wordt gevraagd. Voorheen bedroeg die ongeveer een tweetal weken. Initiatiefnemers die een aanvraag indienden met de oude termijn in gedachten zien hun dossiers nu dus nog sterker verlengd en komen hierdoor in de problemen, omdat er zich reeds ouders hadden aangemeld. Zo gaat dat als er een nieuw opvanginitiatief opent. Vandaag de dag moet men best nog altijd zorgen voor een opvangplaats voor men aan kinderen begint. En zelfs niet alleen voor men begint aan kinderen, men heeft best al een opvanginitiatief voor men denkt te beginnen aan kinderen. Een partner kan zich op dit moment volgens mij als een goede bruid of bruidegom profileren als die kan zeggen: ‘Ik heb al een opvang voor we eraan beginnen.’ Zo kan men zeker en vast mensen overtuigen, denk ik. Maar alle gekheid op een stokje, collega’s, ik begrijp dat opvanginitiatieven wel zekerheid en duidelijkheid willen hebben als ze een aanvraag doen. Namelijk: als alles in orde is, hoe loopt het proces dan verder?
Ik stel twee zaken vast, minister. Ten eerste stel ik vast dat er bijkomende vragen zijn voor opvanginitiatieven. Blijkbaar is het niet altijd duidelijk welke documenten of stukken moeten worden aangeleverd en welke datum er maximum op mag staan. Zo ontstaat er een pingpong met vragen als: ‘Wat wordt er bedoeld?’ De opvanginitiatieven mailen dan terug, maar krijgen er geen antwoord op. Als men vraagt hoe de ruimte er moet uitzien, krijgt men het antwoord ‘zie de regelgeving’. Mensen kijken dan naar de regelgeving, hebben een vraag, stellen die, maar krijgen geen of een onduidelijk antwoord, in de zin van: ‘We zullen het beoordelen als we langskomen.’ Maar ja, wat zal men dan beoordelen? Geef toch een checklist mee. Er zijn dus toch een aantal openstaande vragen.
Voor alle duidelijkheid, collega’s, wil ik bij deze vraag ook vermelden dat ik absoluut begrijp dat de overheid, in de situatie van vandaag, zeker wil zijn. En dat, als er vragen zijn over opvanginitiatieven, men niet in de val wil trappen dat een opvanginitiatief dat al eens werd gesloten, nadien weer wordt geopend. Die vraag heb ik zelf in 2020 gesteld. Ik heb er dus alle begrip voor dat men dat onderzoek grondig wil doen, minister.
Toch zit ik dus met een aantal vragen, die ik u graag voorleg.
Wat is uw reactie en standpunt op die wijzigingen? Volgens mij zijn die wijzigingen, de data en termijnen, in besluiten van de Vlaamse Regering (BVR) en decreten opgenomen. Ik weet niet of daar zomaar eenzijdig van kan worden afgeweken.
Waarom is er eigenlijk geen overgangsperiode voorzien voor initiatieven die al werden aangevraagd voor de verlenging eenzijdig werd gewijzigd?
Welke extra stappen worden er overlopen waardoor de termijn wordt verlengd? Wat is er extra, waardoor die termijnverlenging nodig is?
Op welke manier kunnen aanvragende opvanginitiatieven beter worden geïnformeerd over de voortgang van hun dossier? Dat is ook in het belang van de ouders en de mensen die ze willen tewerkstellen.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik dank u voor de vraag, collega Daniëls. U weet dat een aantal van uw opmerkingen ook onderdeel zijn van de audit en de onderzoekscommissie en u hebt er ook zelf naar verwezen. Aan de wettelijke termijnen voor aanvraag van een vergunning is recent niets gewijzigd. De vorige periode heeft het agentschap er wel voor gekozen om in het kader van de screening van nieuwe initiatieven, onder meer, kennismakingsgesprekken te organiseren met nieuwe organisatoren.
Ook bij de bestaande organisatoren die een nieuwe vergunning aanvragen, zal er een grondige toets gebeuren, waarbij, onder meer, wordt bekeken of er geen historiek met problemen is. Er gebeurt een risicoanalyse om in te schatten of organisatoren de gevolgen van bijvoorbeeld een schaalvergroting voldoende in kaart gebracht hebben. Ook de controle van een aantal ondernemingsgegevens, op het vlak van bestuurlijke, fiscale en financiële organisatie, vraagt voldoende tijd. Het werk maken van de herwaardering van de vergunningsaanvraag gebeurt nog altijd binnen de vooropgestelde regelgevende deadlines.
Waarom is die overgangsperiode niet voorzien? Omdat we de regelgevende termijnen niet aanpassen, is een overgangsperiode in principe niet aan de orde. Het agentschap zal wel verder inzetten op duidelijke en eenduidige communicatie over de vergunningsprocedure. Die communicatie zal verlopen langs een aantal communicatielijnen, website, brochures, leermodules, starterswijzer, zodat elke starter ook een realistisch beeld heeft van de termijn die nodig is om effectief te kunnen opstarten. Ook de koepels, en de ondersteuningsorganisaties zoals Mentes en de pools, spelen hierin een belangrijke rol. Maar nog eens: een aantal van de dingen die u aanhaalt, zitten ook in de audit vervat en zullen ook in de … (onverstaanbaar) … aan bod komen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik denk dat deze vraag niet zo zeer kadert in de onderzoekscommissie. Het gaat over opvanginitiatieven die een nieuwe vraag stellen en over de communicatie daarover. Het is een uiteraard een vraag dat er een goede screening gebeurt, minister, daar ben ik het absoluut met u over eens en daar zijn we, vanuit N-VA-fractie, vragende partij voor. Ik denk dat we er alle belang bij hebben om nieuwe opvanginitiatieven dienstverlening te geven, wat niet wil zeggen dat het onderzoek niet nauwgezet moet gebeuren. Ik ben het er absoluut mee eens dat die historiek moet worden nagekeken, dat er moet nagekeken worden of die omgeving veilig is, maar zeker en vast dat ook de mensen die erin gaan werken, veilig zijn. Daar ben ik het absoluut mee eens, minister.
Maar het gaat mij over duidelijkheid en transparantie. Er moet heel concreet omschreven zijn wat in orde moet zijn en er moet op vragen ook heel concreet geantwoord worden. Ik heb inzage gekregen in de e-mailcommunicatie die een van die opvanginitiatieven gehad heeft. Dat zijn antwoorden waar mensen niets aan hebben. ‘We zullen uw situatie bekijken aan de hand van de vigerende regelgeving.’ Dan wordt er verwezen naar regelgeving en dan stelt die dame of heer een concrete vraag met een foto erbij om te weten of het veilig is. Dan wordt er geantwoord dat er niet op geantwoord kan worden. Dat zijn toch zaken die niet door de beugel kunnen. Ten tweede, als er gevraagd wordt naar een termijn waarbinnen een antwoord gegeven zou worden, dan krijgen ze de reactie dat ze dat niet weten. Daar gaat het mij over, minister, over die communicatie. Als je dan de toelating krijgt om te starten, dan hopen die ouders natuurlijk dat het dan ook opengaat en dat je ook personeel hebt. Als je na heel die zoektocht naar personeel mensen hebt geëngageerd en je moet hun dan zeggen dat het uitgesteld wordt met dertig kalenderdagen, zestig kalenderdagen, dan gaan die misschien in een andere sector werken. Dat is toch geen goed idee. Vandaar de insteek van mijn vraag.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik begrijp het absoluut goed. Een aantal van die punten zitten ook in de actielijst van Leo Van Loo, dus wel een service maar ook een grondig onderzoek. In die zin heb ik het ook een beetje meegepakt, maar het wordt verder opgenomen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik ben echt vragende partij, minister, voor een betere communicatie. U moet eens op die website gaan zoeken: je moet eigenlijk al weten wat je moet hebben om het te kunnen vinden. Dat is wat ik bedoel met dienstverlening, ondersteuning en een duidelijke communicatie over wat nodig is en wat al dan niet kan. En ten tweede vraag ik ook dat er op vragen die worden gesteld, ook duidelijk wordt geantwoord. Ik zal het anders formuleren. Ik denk dat opstartende initiatieven, in 80 procent van de gevallen, dezelfde vragen stellen. Dan zou er eigenlijk een soort van Frequently Asked Questions (FAQ) moeten zijn in duidelijk en begrijpbaar Nederlands die niet verwijzen naar alle koninklijke besluiten (KB’s) en decreten. Dat is juridisch juist maar dat is niet altijd begrijpelijk. Dat is eigenlijk mijn vraag. En ten tweede vraag ik ook een duidelijke communicatie naar het opvanginitiatief over de termijn en eventueel een online opvolging over de volgende stappen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.