Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Laeremans heeft het woord.
Dank u wel dat ik nog even in deze commissie mag langslopen – dat is al geleden van voor COVID-19 – met hetzelfde thema. Maar ondertussen zijn er toch wel een aantal zaken veranderd. De netwerkvorming van de ziekenhuizen heeft communautaire gevolgen voor de Vlamingen uit Brussel en de Vlaamse Rand. Eerst en vooral is er Curoz, met UZ Brussel, AZ Sint-Maria uit Halle, het OLV Ziekenhuis van Aalst-Asse-Ninove en dan het Stedelijk Ziekenhuis van Aalst (A.S.Z). In dat netwerk kunnen de Vlamingen steeds terecht in hun taal en ook anderstaligen worden daar perfect geholpen.
Ten tweede heb je het Irisnetwerk, dat zijn de openbare ziekenhuizen van de Iriskoepel – Brugmann, Sint-Pieters, Elsene, Bracops, Bordet en het Koningin Fabiolaziekenhuis – en twee privéziekenhuizen en dan ook het universitaire ULB-ziekenhuis Erasme en Chirec. De incidenten met Nederlandsonkundig personeel, zowel in de spoed als in het ziekenhuis Erasmus zijn daar schering en inslag. Vlamingen uit Dilbeek bijvoorbeeld die met spoed worden weggevoerd, hebben helemaal niet te kiezen waar zij naartoe worden gevoerd bij een acute situatie. Dat moet naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis zijn. Als die naar VUB Jette zouden worden gevoerd, was er geen probleem. Maar in Erasmus is het een groot probleem.
Ten derde heb je GIBBIS, wat staat voor Gezondheidsinstellingen Brussel - Bruxelles Institutions de Santé. Wie zit daar in? Het universitair UCL-ziekenhuis uit Woluwe, Saint-Luc dus, Sint-Jansziekenhuizen uit Brussel, dan heb je de Europaziekenhuizen uit Ukkel en zelfs Saint-Pierre uit Ottignies maakt daar deel van uit. Dat laatste netwerk is nu sinds 1 juli voltooid, met voornamelijk openbare ziekenhuizen, die officieel tweetalig moeten zijn, maar in de praktijk dreigt dit alles een puur Franstalig vehikel te worden. In de Europaziekenhuizen was voordien bijvoorbeeld de raad van bestuur paritair samengesteld met vertegenwoordigers van KU Leuven en UCL, maar in de nieuwe structuur heeft de KU Leuven enkel een zetel gekregen met adviserende bevoegdheid, dus dat is nul medezeggenschap, nul macht, bloempot. De Vlaamse directeur en de Vlaamse medisch directeur van Sint-Jan zijn ondertussen buitengegooid en er worden, naar wij vernemen, steeds meer Nederlandsonkundige artsen benoemd.
Niet alleen de Brusselse Vlamingen, maar ook vooral de zuidelijke Vlaamse Rand en de oostelijke Vlaamse Rand – ik denk daarbij aan Dilbeek – dreigen daarvan het slachtoffer te worden. Niet voor niets was er daar toch wel protest tegen gerezen bij de Vlaamse burgemeesters in die regio.
Een van de mogelijke oplossingen die naar voren worden geschoven is de oprichting van een Vlaams ziekenhuisnetwerk in het zuiden van Brussel door de integratie van de Europaziekenhuizen in een netwerk van de KU Leuven met erkenning en steun door de Vlaamse Gemeenschap.
Een tweede aspect is een financiële implicatie. Blijkbaar staat er in de statuten van die drie netwerken dat alle schulden van het verleden, het heden en de toekomst betaald zullen worden door het Brusselse Gewest. Ik bedoel twee netwerken, de Franstalige netwerken, want VUB is ook met Vlaamse ziekenhuizen verbonden en dat zal Brussel zeker niet op zich nemen. Maar dat het gewest failliet is, maakt blijkbaar niets uit voor de initiatiefnemers. Wij vrezen dat de Vlaamse belastingbetaler ooit via via zal opdraaien voor de put of de putten.
Vandaar enkele vragen.
Deelt u de vrees dat de Nederlandstalige patiënten uit Brussel en de Vlaamse Rand niet goed bediend zullen worden in de ziekenhuisnetwerken van Iris en GIBBIS?
Kunt u hier bevestigen dat de Vlaamse Regering rechtstreeks noch onrechtstreeks zal opdraaien voor de financiële put van deze netwerken?
Is de Vlaamse Regering bereid om op langere termijn voor een oplossing te zorgen, namelijk de uitbouw van een eigen netwerk in het zuiden van Brussel, een beetje in de geest van het succesvolle onderwijsnetwerk dat Vlaanderen in Brussel uitbouwt?
Dank u wel voor uw antwoord.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Laeremans, ik had een paar maanden geleden ook niet gedacht dat ik uw vraag zou beantwoorden maar bij dezen. ‘Het kan verkeren’, wist Brederode al. U weet dat de 19 gemeenten van Brussel officieel tweetalig gebied zijn. Dat betekent echter niet dat de dienstverlening in de ziekenhuizen altijd in de twee talen moet verlopen. Dat hangt een beetje af van het soort ziekenhuis en het soort dienstverlening.
Een openbaar ziekenhuis, zoals de ziekenhuizen die behoren tot de Iriskoepel, is integraal onderworpen aan de taalwetgeving. Dat betekent dat de patiënt er recht heeft op dienstverlening in het Nederlands of het Frans. De toezichthoudende overheid, in dit geval de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC), moet toezien op de naleving van de taalwetgeving. Ook de Vaste Commissie voor Taaltoezicht kan een onderzoek instellen en klachten behandelen.
De private ziekenhuizen worden beheerd door privéverenigingen. Die vallen niet onder de taalwetgeving in bestuurszaken. Er is sprake van taalvrijheid, met uitzondering van de erkende spoedgevallendiensten en de medische urgentiegroepen, die wel onderworpen zijn aan de Bestuurstaalwet. Een dergelijke spoedgevallendienst en/of mobiele urgentiedienst is namelijk een publieke opdracht, die de grenzen van een privaat bedrijf te buiten gaat. In Brussel-Hoofdstad moeten deze spoedgevallendiensten en mobiele urgentiegroepen in elk geval een tweetalige dienstverlening in het Nederlands of in het Frans kunnen aanbieden, zowel tijdens de interventie als tijdens de verdere administratieve afhandeling. De vorming van ziekenhuisnetwerken op zich verandert die plicht voor de ziekenhuizen en het gebruik van de taal in de ziekenhuizen niet.
Wat de financiële putten betreft: de financiering van de ziekenhuizen is een federale aangelegenheid. Het budget van financiële middelen voor de ziekenhuizen wordt bepaald via federale regelgeving. Er is nog geen regelgeving over de financiering van ziekenhuisnetwerken. De financiering blijft tot op heden dus op het niveau van individuele ziekenhuizen.
Het Vlaamse Gewest draagt geen financiële tekorten van de ziekenhuizen. Ik zal uiteraard ook nooit aanvaarden, collega – mocht u daaraan twijfelen – dat de financiële tekorten van de Brusselse netwerken doorgerekend zouden worden aan de Vlaamse netwerken. Daar kan geen sprake van zijn.
Wat de lange termijn betreft, bepaalt de Ziekenhuiswet dat er voor het Rijk maximaal 25 locoregionale klinische ziekenhuisnetwerken worden opgericht. Die maximaal 25 locoregionale klinische ziekenhuisnetwerken worden als volgt verdeeld over het grondgebied: maximaal 13 netwerken exclusief op het grondgebied van het Vlaamse Gewest, maximaal 8 netwerken exclusief op het grondgebied van het Waalse Gewest en maximaal 4 op het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest maar die ook ziekenhuizen kunnen bevatten die gelegen zijn buiten het bedoelde gewest. Van deze maximaal 4 netwerken wordt één netwerk erkend door de Vlaamse Gemeenschap. Zo heeft de Vlaamse Gemeenschap het ziekenhuisnetwerk Curoz erkend, bestaande uit UZ Brussel, AZ Sint-Maria te Halle, OLV Aalst en het Stedelijk Ziekenhuis in Aalst.
De Vlaamse Gemeenschap heeft binnen de huidige regelgeving geen mogelijkheid om nog een extra netwerk in het zuiden van Brussel te erkennen met daarin een ziekenhuis gelokaliseerd op het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Tot hier een stand van zaken.
De heer Laeremans heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord, maar dat is niet van dien aard dat het mij echt gerust stelt. Wat die financiering betreft, is het oké dat u zegt dat u dat zeker niet gaat doen. Ik hoop maar dat dat ook niet via het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest zal gebeuren op termijn. U hebt veel herhaald van wat ik gezegd heb, en dingen gezegd die we al wisten. U hebt bijvoorbeeld dan ook gezegd dat er van die 25 netwerken maximaal 4 voor Brussel zijn. Momenteel zijn er 3, opgericht dus ik denk dat er nog ruimte is voor een vierde.
Maar ik wou er toch een aantal zaken aan toevoegen. U zegt dat het allemaal federaal is, en dat is wat minister Beke ook de vorige keer ook heeft geantwoord op mijn opmerkingen. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is voor een stuk verantwoordelijk, de GGC en de Federale Regering en zo verder. Ik vind het dus compleet verkeerd om daarop voort te bouwen. We hebben nog maar twee weken geleden het rapport gekregen van de vicegouverneur van Brussel-Hoofdstad over de taalwetgeving die iedere keer weer wordt overtreden door de gemeenten en de OCMW’s. 11 procent van de OCMW’s is in orde met de benoeming van personeel. Als we dat samentellen met de gemeenten, zitten we aan 18 procent. Dat zijn heel dikke buizen, en het wordt ieder jaar erger.
In de ziekenhuizen is het van hetzelfde laken een broek, net als op de spoeddiensten. Officieel, wettelijk zijn onze Vlamingen beschermd maar in de praktijk is dat helemaal niet het geval. Je moet maar het slachtoffer zijn. Als je naar zo een ziekenhuis als Erasmus gevoerd wordt, zijn de gevolgen er. En ze trekken er zich niets van aan. Ik denk dat de enige oplossing is, minister, dat we zelf initiatief nemen. Ik dacht dat u, nog maar deze week, initiatief hebt genomen inzake het examen en de quota van de artsen en zo verder. U wilt ervoor zorgen dat er genoeg huisartsen zijn in de toekomst, en als u dat kunt realiseren, minister, staan we echt een stap verder. Dat is een drama aan het worden, zeker in de rand rond Brussel, waar we amper nog artsen gaan hebben. Ik vind het belangrijk dat daar iets aan gebeurt. Maar hier moet ook iets aan gebeuren. En als u zegt dat u niet zelf nog een vierde netwerk gaat oprichten en dat door de ziekenhuizen moet gebeuren, kunt u misschien toch eens aan tafel gaan zitten met de KU Leuven, die in heel deze aangelegenheid forfait heeft gegeven. Zij zaten mee in die ziekenhuizen en hadden daar echt wel een dikke vinger in de pap. Ik zou u toch willen vragen, minister, dat u echt uit een ander vaatje gaat tappen in plaats van te zeggen dat het wettelijk allemaal in orde is.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Minister, ik zou me toch willen aansluiten bij collega Laeremans. We hebben het er inderdaad ook al met minister Beke over gehad. Ondertussen is dat toch al van januari 2020 geleden, en ook in 2021 nog eens. Ook wij krijgen de meldingen dat de huidige netwerkvorming in Brussel toch wel leidt tot taalmistoestanden of dat er toch weer wat bedreiging voor is. Ik zou u toch willen oproepen om dat inderdaad grondig te bekijken en om daar toch de nodige aandacht aan te besteden. In de commissie Brussel is er enkele weken geleden toch ook wel duidelijk aangeklaagd dat de taaltoestanden in Brussel, en zeker in het geneeskundig gegeven, zeer zwaar getart worden. Voor de Vlaamse Brusselaars is het toch wel een belangrijk gegeven. Niet in het Nederlands behandeld kunnen worden is toch wel iets dat onaanvaardbaar is. Toen heeft Minister Beke, ook naar aanleiding van deze discussie, gezegd dat hij een werkgroep tussen de kabinetten, dus Vlaams, federaal en Brussel, zou opstarten met de administraties, over die taalproblematiek en de ontvangen klachten over de gebrekkige Nederlandstalige dienstverlening in de Brusselse ziekenhuizen en spoeddiensten. Dat is natuurlijk van de voorgaande minister, dus ik zal u daar niet op afrekenen. Maar mijn vraag is of u daar weet van hebt. Is dat gebeurd en is die werkgroep opgestart? Ik denk toch dat het echt wel klachten zijn die we serieus moeten nemen. Er moet toch wel iets gebeuren zodat de Vlamingen, de Nederlandstaligen, in het Nederlands kunnen worden behandeld in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s.
Eerst en vooral, ik weet niet of er een werkgroep beloofd is, collega Sleurs. Dat moet ik dus bekijken in de historiek. De mensen van het kabinet die dit antwoord voorbereid hebben, zijn nochtans dezelfden als diegenen die de vorige vraag beantwoord hebben. Ik wil dat uiteraard zeker bekijken. Die werkgroep zal er hoogstwaarschijnlijk ofwel zijn ofwel komen. Ik vraag daar de stand van zaken op. Maar dat moet sowieso interfederaal zijn. Dat kan niet anders, anders heeft het weinig zin: wij kunnen er alleen niet aan.
Collega Laeremans, wij mogen vanuit Vlaanderen maar één netwerk met Brusselse ziekenhuizen erkennen, wat gebeurd is met Curoz. Of Brussel al dan niet nog netwerken kan erkennen, doet niet ter zake. De oplossing zit niet bij de netwerken maar bij de naleving van de taalwetgeving. Daar knelt het schoentje.
Ik ga het opnemen en ook eens kijken of er een werkgroep is, en zo ja, wat de stand van zaken is daar.
De heer Laeremans heeft het woord.
Het meeste is gezegd, maar ik blijf erop aandringen, in naam van al de Vlamingen in Brussel en in de Vlaamse Rand die hier het slachtoffer van zijn. Dat is nu al tientallen jaren aan een stuk dat daar niets aan gebeurt. Ik weet, minister, dat u echt wel power in u hebt om zaken te realiseren. Dat is zo, en ik vind dat positief. Maar u zou dat hier ook moeten kunnen doen. Ik weet dat u maar twee jaar meer hebt met deze regering. Misschien mag u met wat geluk nog verder doen nadien, ik wens het u toe. Maar echt waar, hier moet iets aan gebeuren. Ik hoop dat u het bij uw prioriteitenlijstje wilt zetten. Dank u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.