Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer Veys heeft het woord.
Minister, in Vlaanderen tolereren we geen intimidatie, geweld of discriminatie op basis van seksuele oriëntatie en genderdiversiteit. Liefde is liefde, iedereen moet veilig zichzelf kunnen zijn in Vlaanderen, daar komen we voor op. Dat zijn allemaal uitspraken die vorig jaar in de plenaire vergadering werden gedaan naar aanleiding van een zeer triestig voorval, namelijk de moord op een persoon in Beveren. We hebben toen afgesproken om daar werk van te maken, want homofoob geweld is vandaag in Vlaanderen nog steeds een te groot probleem. Gisteren nog lazen we een artikel over een situatie in Deurne waar met eieren werd gegooid op een woning waar een regenboogvlag uithing. Dat is nog steeds pestgedrag en dat willen wij niet, niemand in deze commissie denk ik.
Uit cijfers van Çavaria blijkt dat 89 procent van de lgbtqi+-personen reeds verbaal of psychisch geweld heeft meegemaakt. Eén op de drie maakte reeds fysiek geweld mee en vier op de tien maakte seksueel geweld mee. Om hier een halt aan toe te roepen, naar aanleiding van die plenaire vergadering vorig jaar, hebben we met de vijf democratische fracties een resolutie tegen geweld en discriminatie op lgbtqi+-personen goedgekeurd. Bovendien hebben we samen met alle erkende geloofsgemeenschappen een charter ondertekend dat alle vormen van geweld en discriminatie veroordeelt, waarbij de geloofsgemeenschappen stelden dat zij een veilige haven willen bieden voor de zoekende mensen binnen de regenbooggemeenschap. Het charter stelt ook dat discriminatie en geweld op basis van seksuele oriëntatie niet kan, en al zeker niet uit naam van religie.
Dat was een sterk signaal naar de lgbtqi+-gemeenschap om te laten zien dat zij openstaan om die veilige haven, die ‘safe space’, te bieden. De religieuze instellingen hebben namelijk een grote impact op het gedrag van de leden van de geloofsgemeenschap, waardoor hun communicatie cruciaal is op het vlak van geweld en discriminatie.
Op 16 juni 2021 werd dus die resolutie in de plenaire vergadering aangenomen. Daarin wordt gesteld dat: “... die thematiek en de impact van de communicatie vanuit geloofsgemeenschappen en de seculiere levensbeschouwingen geagendeerd moet worden op de Vlaamse interlevensbeschouwelijke dialoog (VILD)”.
Met het zicht op de volgende Internationale Dag tegen Holebi- en Transfobie (IDAHOT) op 17 mei 2022 en rekening houdende met de impact van de religieuze instellingen op mensen uit hun geloofsgemeenschap heb ik de volgende vragen, minister.
Wat is de stand van zaken van het charter dat vorig jaar werd ondertekend door de leiders van de geloofsgemeenschappen en de politiek? Welke stappen zijn er sindsdien concreet ondernomen?
Zijn het charter en de resolutie het voorbije jaar opgenomen op VILD? Zo ja, wat is er concreet besproken? Welke stappen zijn er in dezen via VILD gezet?
Hoe evalueert u de bereidheid van de geloofsgemeenschappen om werk te maken van een lgbtqi+-vriendelijke omgeving? Ziet u sinds vorig jaar reeds een verandering van mentaliteit? Ziet u vooruitgang of zijn er ergens nog werkpunten?
Welke stappen zult u verder met de geloofsgemeenschappen ondernemen om een lgbtqi+-vriendelijke omgeving binnen de religieuze sferen te garanderen en bij uitbreiding in heel Vlaanderen te realiseren?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Veys, op 17 mei 2021, de Internationale Dag tegen Holebi- en Transfobie, veroordeelden vertegenwoordigers van alle erkende geloofsgemeenschappen en de vijf Vlaamse democratische politieke partijen in een gezamenlijke verklaring alle intimidatie, geweld en discriminatie op basis van seksuele oriëntatie en genderidentiteit. Dat was een heel belangrijke bijeenkomst, een maatschappelijk krachtig signaal. Ook werd op 16 juni 2021 een resolutie door de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement aangenomen die geweld en discriminatie tegen holebi’s, transgender en intersekse personen veroordeelt. In de resolutie staat ook opgenomen dat de thematiek besproken moet worden op de Vlaamse Interlevensbeschouwelijke Dialoog.
In het kader van beide initiatieven – die ik ook toejuich – heb ik de thematiek geagendeerd op mijn zesmaandelijks overleg met de hoofden van de erkende levensbeschouwingen. Zoals eerder aangegeven in deze commissie, liet ik onze eerste bijeenkomst in 2021 vervroegen naar begin mei wegens deze Internationale Dag tegen Holebi- en Transfobie. Tijdens dit overleg op 10 mei 2021 stonden een aantal tragische gebeurtenissen centraal, en heb ik de rol die de geloofsgemeenschappen in België kunnen opnemen in de gezamenlijke strijd tegen discriminatie van holebi’s, transgender en intersekse personen in de verf gezet.
Daarnaast liet ik de thematiek agenderen op de Vlaamse Interlevensbeschouwelijke Dialoog met de expliciete bedoeling om over dit thema in dialoog te blijven gaan. De verschillende geloofsgemeenschappen wisselden er goede praktijken uit. Eén geloofsgemeenschap richtte bijvoorbeeld een werkgroep op om na te denken hoe de gemeenschap een veilige haven kan zijn voor holebi’s, transgender en intersekse personen. Een ander concreet voorbeeld is een gesprekstool waarmee de dialoog binnen een andere geloofsgemeenschap wordt gevoerd vanuit het principe dat niet iedereen dezelfde mening hoeft te hebben maar wel dat iedereen het gesprek voert over de diversiteit in de gemeenschap.
Ondertussen werd het thema besproken op de bijeenkomsten van 21 mei, 1 oktober en 26 november 2021. VILD engageerde zich om blijvend goede praktijken uit te wisselen rond het omgaan met en bespreekbaar maken van seksuele diversiteit.
Zoals u zelf al stelde, is de gezamenlijke verklaring die alle vormen van geweld en discriminatie tegen holebi’s, transgender en intersekse personen veroordeelt, een sterk en mooi signaal.
De bereidheid van de verschillende geloofsgemeenschappen om in het kader van VILD hiermee aan de slag te gaan, is voor mij nieuw en positief en geeft aan dat er zich binnen de geloofsgemeenschappen een maatschappelijke evolutie aan het voltrekken is. Een decennium geleden was het – denk ik – ondenkbaar om hierover nog maar het gesprek aan te gaan.
Ik zal ook niet ontkennen dat we nog een weg af te leggen hebben, zeker vanuit mijn perspectief ten aanzien van hoe een samenleving seksuele diversiteit en genderdiversiteit zou moeten bejegenen. Ik blijf dit thema binnen VILD agenderen. Ik wil hierover het gesprek blijven aangaan zodat de geloofsgemeenschappen zich engageren en het in de praktijk realiseren om als veilige haven te fungeren waar holebi’s, transgender en intersekse personen en zoekende jongeren terechtkunnen.
Ik zou tot slot zelf een suggestie willen doen. Ik denk dat het publieke karakter van de vorige verklaring belangrijk was. Je moet daar in de beslotenheid van VILD over praten en een aantal initiatieven nemen, maar mijn suggestie aan het parlement – dat is een heel nederige suggestie van een minister aan het parlement – zou zijn om het initiatief dat u vorig jaar hebt genomen opnieuw te nemen en met hen in dialoog te gaan om te kijken waar we een jaar later staan, wat er gebeurd is, wat men doet omdat ook het publieke forum daarin belangrijk is. Levensbeschouwelijke organisaties die publiekelijk hun engagement herbevestigen en getuigenis afleggen van wat ze ondertussen hebben gedaan, kan volgens mij alleen maar een positief en sterk signaal zijn. Op die manier laten zowel het parlement als de verschillende levensbeschouwingen blijken dat ze dit een ernstige problematiek vinden en kan de dialoog, die niet alleen in VILD moet gebeuren met de minister en de levensbeschouwingen, op het parlementaire forum een grote meerwaarde betekenen. Dat zou mijn suggestie zijn.
De heer Veys heeft het woord.
Ik dank u voor uw antwoorden, minister. Ik was even aan het afwachten wat uw suggestie zou zijn. Soms gaat het met deze meerderheid over een onderzoekscommissie oprichten, maar ik zal die suggestie zeker opnemen want ik denk dat het een goede suggestie is.
Wat heb ik gehoord in uw antwoord? Het wordt geagendeerd. Het wordt daar besproken. Dat is het minimum minimorum vanuit het engagement dat men genomen heeft in dat charter.
U hebt ook gelijk als u zegt dat er nog een hele weg af te leggen is. België – op dat niveau worden nog altijd heel veel wetten gemaakt – staat goed op de ILGA-index (International Lesbian, Gay, Bisexual, Trans and Intersex Association). Dat is de internationale index die landen codeert op hun lgbtqi-vriendelijk beleid. Ik denk dat we daar goed zitten, maar je kunt natuurlijk niet altijd een decreet of wet maken over de mentaliteit want die moeten we vooral tonen. ‘Allies’ – mensen die samen met de regenbooggemeenschap willen opkomen voor hun rechten – zijn heel belangrijk. Ik ben blij dat u dat aangeeft. Ik denk dat u ook een goede ‘ally’ bent. Ik denk dat enkele collega's van u in de regering dat nog ietsje meer in de verf zouden mogen zetten, maar dat is om in andere commissies te bespreken.
Vorig jaar werd het charter ondertekend op de Internationale Dag tegen Homofobie, Bifobie, Transfobie en Interseksefobie. We hebben al stappen vooruitgezet, maar dagen als vandaag blijven noodzakelijk. Inspanningen van ons allemaal zullen ook nog nodig zijn. We mogen ook niet vergeten dat mensen van de regenbooggemeenschap belastingen betalen en dat religies en levensbeschouwingen belastinggeld ontvangen. Het zou dan toch wel jammer zijn dat mensen die belastingen betalen voor iets niet in dat huis welkom zijn. Dat zou het bare minimum mogen zijn. We mogen niet op onze lauweren rusten. Het is nu bijna een jaar geleden dat we het hebben afgesloten. Omtrent de resolutie die we ook een jaar geleden hebben afgesloten, zijn er enkele weken geleden in de commissie al wat vragen geweest. Steekvlampolitiek is niet goed. Ik denk dat we het daar allemaal over eens zijn. Ik zou dan ook graag de collega's oproepen om daar samen, over de grenzen van meerderheid en oppositie heen, verder aan te werken.
Neemt u zelf nog bijkomende initiatieven, los van het blijvend agenderen – wat natuurlijk belangrijk is? Hebt u nog bijkomende plannen? Ik denk dat dit zeker aangewezen zou zijn.
Is het mogelijk dat wij de verslagen zouden kunnen inkijken van dat overleg?
U sprak over een werkgroep die door een van de religies werd opgericht. Zouden wij mogen weten welke dat is?
De heer Van Miert heeft het woord.
Heel kort, voorzitter, namens onze fractie: er is veel gezegd, we hebben vorig jaar in elk geval een kantelmoment gekend, of toch een heel belangrijk moment, en ik denk dat we dat niet mogen loslaten. We zien in de tussentijd nog te vaak voorbeelden van hoe het niet moet, de collega heeft er ook al naar verwezen. Wat betreft de suggestie van de minister: wij zijn het parlement en ik denk dat wij de initiatieven moeten nemen om herhaaldelijk de vinger op de wonde te leggen. Niet nog één keer, maar waarschijnlijk het best elk jaar, toch zeker voor zolang deze legislatuur nog duurt. We hebben vanuit bepaalde geloofsgemeenschappen immers weer fraaie voorbeelden gezien van hoe het niet moet.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Voorzitter, ik wilde oorspronkelijk niet tussenkomen, maar het geval van een aantal dagen geleden – het is te zeggen, het stond een aantal dagen geleden in de krant – dat ook de heer Veys heeft aangehaald, heeft mij persoonlijk zwaar aangegrepen. Het heeft namelijk plaatsgevonden in de straat in Deurne waar ik ben opgegroeid, de Van Den Hautelei, waar ik een 22-tal jaar, als kind en als tiener, heb gespeeld en rondgewandeld. Mijn ouders zijn er een aantal jaar geleden weggetrokken, weggevlucht zeg maar, toen zij een zogenaamd ‘Conner Rousseaugevoel’ kregen, ik zal het vanaf nu zo noemen. Zij voelden zich er namelijk niet meer thuis, zij voelden zich in die wijk niet meer in België, wegens de islamisering van die wijk. Dat heeft de heer Rousseau er natuurlijk niet aan toegevoegd, wegens zijn politieke correctheid, nog altijd. Het verbaasde me dus niets toen ik las dat een bewoner, een homoseksueel, daar blijkbaar al gedurende een langere periode wordt getreiterd door die zogenaamde jongeren, die een regenboogvlag van hem in brand hebben willen steken, die de deur hebben proberen intrappen, die met eieren hebben gegooid enzovoort en zo verder. Als de socialisten dat ‘Conner Rousseaugevoel’ wat vroeger hadden gehad, waren dit soort wijken misschien niet ontstaan en waren homoseksuelen, zoals deze man in kwestie, heel wat veiliger en vrijer geweest.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
In de politiek duren de dagen en weken heel lang, maar een jaar vliegt voorbij. We zijn nu al een jaar verder na dit initiatief. Twee zaken: enerzijds het charter dat we samen met de erkende geloofsgemeenschappen hebben opgemaakt en anderzijds de resolutie die we hebben aangenomen in het parlement. Ik denk dat we het belang van dat charter echt niet mogen onderschatten, en als er wordt gewezen op een aantal terechte problemen binnen geloofsgemeenschappen, mogen we daar niet blind voor zijn.
Het voorbeeld dat wordt aangehaald in Deurne, daar zijn de erkende geloofsgemeenschappen opnieuw zo’n belangrijke partner. Het feit dat zij zich er ook publiekelijk over uitspreken dat de persoonlijke integriteit zo belangrijk is, ongeacht seksuele geaardheid, genderidentiteit enzovoort, is in dezen echt cruciaal.
Ik ben dus heel blij, minister, dat u daar ook in VILD mee aan de slag bent gegaan, dat was een initiatief van het parlement. Ik ben ook heel blij met uw suggestie. Ik denk dat we dat inderdaad moeten opnemen, het initiatief opnieuw moeten aangaan en het gesprek moeten blijven voeren, ook publiek, dat is iets van het parlement.
Die resolutie was een vraag aan de regering, maar ik heb begrepen dat we hebben afgesproken dat we er na de zomer uitgebreid zullen op terugkomen hier in de commissie, dus ik zal mijn vragen voor de verdere uitvoering laten voor dan. Ik kijk echt uit naar de discussie die we dan kunnen voeren en naar de gesprekken die we ook publiek met de geloofsgemeenschappen kunnen verderzetten.
Collega, wat dat laatste betreft, dat zit in de planning voor het najaar, voor september.
Minister Somers heeft het woord.
Ik zal kort op een aantal elementen antwoorden. Eerst en vooral heb ik een kleine technische opmerking, mijnheer Veys. Het was geen charter, maar een engagement van de geloofsgemeenschappen samen met de parlementsleden om daar ter zake werk van te maken. Er zijn de verslagen van de Vlaamse Interlevensbeschouwelijke Dialoog. Daarnaast is een resolutie goedgekeurd, maar dat is iets anders. Het is een engagement van de geloofsgemeenschappen en mijn engagement als minister om dat bespreekbaar te maken op VILD en daarover te praten.
VILD heeft geen verslagen die openbaar zijn. Dat is een platform, geen openbare instelling. Die verslagen zijn vertrouwelijk. Dat is nuttig om dat gesprek te faciliteren tussen de geloofsgemeenschappen die zich vrij en open kunnen opstellen en van gedachten kunnen wisselen. Het instrument is door de Rooms-Katholieke Kerk gecreëerd. Het is mijn opdracht als minister om dat regelmatig ter sprake te brengen, uiteraard met respect voor de scheiding der machten en voor de eigenheid van elke geloofsgemeenschap, en om hen te wijzen op de verklaring die ze hebben afgelegd en op het engagement dat ze hebben genomen. Ik ga daarover met hen in permanente dialoog om hen op die manier aan te moedigen tot het zetten van concrete stappen. Ik kan hen daartoe niet dwingen. Ik kan alleen maar het gesprek gaande houden en vragen om dat op een heel ernstige manier te doen.
Daarnaast is er de Klankbordgroep en dat is mijn job. De Vlaamse Regering heeft op basis van de resolutie een Klankbordgroep opgericht die probeert om gestalte te geven aan en een antwoord te bieden op de verschillende elementen in de resolutie. Ik heb me geëngageerd om in september-oktober daarover een eerste evaluatie te maken. Er zal ook gerapporteerd worden tegen het einde van het jaar. Dat engagement blijft behouden. Het is een heel belangrijke problematiek. Ik ben ook blij dat verschillende commissieleden dat nog eens gaan hernemen. Ik zou dat ook doen omdat ik in de vertrouwelijkheid van VILD daarover heel open kan spreken en kan zoeken hoe de geloofsgemeenschappen daarin stappen kunnen zetten – dat is geen evidentie want er is nog een lange weg te gaan – en vooruitgeholpen worden. Hoe kun je een ‘safe space’ creëren en het gesprek op een respectvolle manier voeren? Hoe kunnen mensen met een andere seksuele oriëntatie zich daar ook thuis voelen? Hoe kun je dat mee organiseren? Ik kan vooral die vragen stellen en suggesties doen. VILD blijft dat doen. Dat staat heel regelmatig op de agenda. Ook het publieke momentum kan heel nuttig zijn om op verschillende manieren beweging te krijgen in onze samenleving ten aanzien van meer respect en inclusiviteit op het vlak van seksuele diversiteit. Daarbij zeg je wel onder de spotlights: vorig jaar hebben we een engagement genomen en we zijn nu een jaar verder. We zijn hier opnieuw met de geloofsgemeenschappen en we herbevestigen dat, maar tegelijkertijd vragen we wat u ondertussen al hebt gedaan en waar u staat.
De heer Veys heeft het woord.
Ik dank de minister voor zijn antwoord.
Ik wil me eerst richten tot collega Van Rooy die de naam van mijn voorzitter tot vijf keer toe noemt. Ik kijk daar niet van op. Hij zegt waarschijnlijk zaken die u raken. Dat is een goede zaak. Ik dacht eerst dat u over Deurne zou zeggen dat u daar woonde en een ei tegen uw gevel had gekregen omdat u de regenboogvlag had uitgehangen, maar dat zult u natuurlijk niet doen. U bent lid van een partij en een fractie die zeker over dit thema met een gespleten tong spreekt. (Opmerkingen van Sam Van Rooy)
Op zich verbaast me dat niet.
Minister, ik geef grif toe dat ik geen geduldig man ben. U spreekt over het publieke moment. Ik ben daar wat bang voor. Een van de vertegenwoordigers was toen niet bereid om een regenboogmasker aan te doen. Op zich is dat niet iets om over te vallen, maar ik voelde dat er misschien wat meer achter zat. Ik zou die verslagen graag eens kunnen inkijken. Misschien is dat achter gesloten deuren mogelijk via de griffier. Ik wil u graag op uw woord geloven, maar ik zou het jammer vinden mochten er geen resultaten komen. Als die resultaten op termijn uitblijven, kunnen die zaken – die toch essentieel zijn in het Vlaanderen van 2022 – eventueel in het erkenningsdecreet worden opgenomen. Ik zeg maar iets. Het is mijn suggestie aan u. Het is hier toch de suggestienamiddag.
Het belangrijkste is dat we niet blijven stilzitten en dat we dat thema blijvend op de agenda zetten. We zullen het van dichtbij blijven opvolgen en ik kijk alvast uit naar uw terugkoppeling in september-oktober over de verdere werkzaamheden.
Uw manier van handelen siert u, maar geduld is een schone deugd. (Opmerkingen)
De vraag om uitleg is afgehandeld.