Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, in oktober vorig jaar ondertekenden maar liefst 293 Vlaamse steden en gemeenten het Lokaal Energie- en Klimaatpact (LEKP), een engagement waarmee de lokale besturen zich betrouwbare en ambitieuze actoren en partners tonen om de klimaatdoelstellingen te behalen.
Het sterke van dit pact, zeker tegenover de burgemeestersconvenanten, is dat het gaat over heel concrete doelstellingen, waaruit concrete acties kunnen volgen. Een van die doelstellingen is om de CO2-uitstoot van het gemeentelijk patrimonium met 40 procent te verminderen tot 2030. Europa vraagt ondertussen evenwel een verscherpt engagement tegen 2030 van 55 procent CO2-reductie.
Dat is een heel straffe opdracht voor de lokale besturen, zeker voor die lokale besturen die de afgelopen jaren al veel inspanningen hebben gedaan. Dat is niet zo evident. Maar u schiet dan te hulp en uw wilt de lokale besturen daarbij ondersteunen. Daarom lanceerde u vorige week innovatieve klimaatprestatiecontracten. U omschrijft deze contracten als een nieuw type innovatieve aanbestedingen, met name langetermijncontracten met energiedienstbedrijven die garanderen dat de beoogde energiebesparingen gehaald worden.
Klimaatprestatiecontracten bestaan natuurlijk al langer. Ik wil u daar dan ook een aantal vragen stellen. Hoe ziet u de uitrol van deze klimaatprestatiecontracten? In welke mate is deze actie innovatief of vernieuwend ten aanzien van wat vandaag al bestaat? Welke rol zal Vlaanderen of zult u als minister exact spelen bij de lancering van deze klimaatprestatiecontracten? Wat is de timing van het project? Welke doelstelling beoogt u te bereiken? Van hoeveel steden en gemeenten verwacht u dat ze zullen ingaan op dit aanbod?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Warnez, ik dank u voor uw derde vraag.
De uitrol van de klimaatprestatiecontracten zal gepaard gaan met de zoektocht naar een versnelde methode om meer gebouwen diepgaand te renoveren. In gespreide slagorde individuele energiebesparende maatregelen aanbesteden, zal ons niet in staat stellen de Europese ambitieuze doelstellingen die ik in het Lokaal Energie- en Klimaatpact van een vertaalslag heb voorzien, tijdig te halen.
Op acht jaar tijd moeten we immers onze publieke gebouwen, met name onze gemeentehuizen, bibliotheken, gemeentelijke scholen, zwembaden, crèches, cultuur- of sportvoorzieningen van een metamorfose voorzien. Quick wins zijn daarbij niet langer voldoende.
Expertise hoe je dat het beste doet, is beschikbaar en zit bij de private markt, meer bepaald bij de energy service companies (ESCO’s). Zij stellen een mix van maatregelen voor over een cluster van gebouwen heen en garanderen de CO2-reductie, de klimaatprestaties. Wanneer ze minder reductie realiseren dan beloofd, dragen ze het verschil uitgedrukt in energiekosten zelf bij. Wanneer er meer wordt bespaard, kunnen de privésector en het lokaal bestuur de winst delen.
We starten daarom het beste met een vastgoedstrategie, een overzicht voor het volledige patrimonium waarin de gemeente zich afvraagt welke gebouwen van strategische waarde zijn en welke gebouwen we niet nodig hebben voor onze dienstverlening of efficiënter kunnen worden benut.
De rest kan men afstoten, waardoor er middelen vrijkomen om het eigen patrimonium te verduurzamen, niet door overal een beetje aan te passen, maar om met een paar gebouwen meteen zo ver mogelijk te springen richting een fossielvrije oplossing. Zo bereiken we zo kostenefficiënt mogelijk de klimaatdoelstellingen in onze gebouwen, en de klimaatprestatiecontracten zullen daar een handig instrument voor zijn.
We klaren de klus met partners. Voor je met een ESCO in zee gaat, zijn er verschillende private en publieke facilitatoren, zoals het Vlaams Energiebedrijf en enkele studiebureaus die de aanbestedingen voorbereiden. Ook Fluvius speelt een belangrijke rol. Zij voorzien digitale meters, waardoor we exact weten hoeveel energie de gebouwen vandaag verbruiken en hoeveel de reductie is, dankzij de uitgevoerde renovaties.
De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en BELESCO, het netwerk van ESCO’s, kan helpen de lokale besturen over goede praktijken te informeren. Samen zorgen we voor een stroomversnelling in de uitrol van de klimaatprestatiecontracten.
In welke mate is die actie innovatief ten aanzien van wat vandaag al bestaat? Ik ben vertrokken van wat er al vandaag geweten is, maar nog niet breed in de praktijk wordt toegepast. Er zijn al verschillende bestaande projecten in Geel, aan de Universiteit Antwerpen, in Sint-Niklaas, in Dilbeek, in Beersel, in Londerzeel en in Meise, en er bestaan gestandaardiseerde bestekken. Er bestaat een specifieke gids voor een dergelijk type aanbestedingen wanneer het een sloop en heropbouw of een nieuwbouw betreft.
Er bestaat een ESCO-charter met belangrijke handvatten. Ik mis daarin de reflex naar diepgaande renovaties. Vroeger werd er bij een energieprestatiegarantiecontract alleen gekeken naar maatregelen die zich binnen de looptijd van het contract terugbetalen. Dat is standaard in de technische installaties, ledverlichting en zonnepanelen, maar daarmee alleen gaan we er niet komen, mijnheer Warnez. We zullen ook de energievraag drastisch moeten reduceren door veel meer te isoleren, bijvoorbeeld het schrijnwerk aan te pakken en in fossielvrije verwarming te voorzien.
Kortom, het vernieuwende is het hogere ambitieniveau en het loskoppelen van de reflex dat alles zich moet kunnen terugverdienen op korte termijn. Dat is geen leuke boodschap om te brengen, maar wel noodzakelijk voor de snelheid en de omvang van CO2-reducties.
Wat betreft de vraag welke rol Vlaanderen of ik exact zal spelen bij de lancering van deze klimaatprestatiecontracten, heb ik een Lokaal Energie- en Klimaatpact gelanceerd. Dat hebben 293 van de 300 lokale besturen ondertekend. Ze hebben zich geëngageerd om 40 procent minder CO2 uit te stoten in het publieke patrimonium tegen 2030. Ondertussen zien we met de Europese ‘Fit for 55’- voorstellen een ambitieverhoging op ons afkomen: 55 procent CO2-reductie tegen 2030. Nu zoveel lokale besturen de doelstellingen omarmen, wil ik ook actief mee nadenken over de oplossingen. De kous is niet af door hoge percentages af te spreken. We moeten dat omzetten in de realiteit.
Wat is de timing van het project? Veel lokale besturen zijn nu met hun voorbereiding bezig. Meer dan zestig lokale besturen maken een vastgoedstrategie op. Dat is toch niet weinig en misschien zijn er wel meer.
De volgende stap is het opbouwen van voldoende data. De lokale relatiebeheerders van Fluvius staan klaar om de lokale besturen te informeren over de timing van de digitale meters in hun patrimonium. Facilitatoren, ondersteunende partners, staan klaar om de Klimaatprestatiecontracten in de markt te zetten. ESCO’s staan klaar om in te tekenen. Dat was de boodschap die ik vorige week woensdag 27 april op de rondetafel te horen kreeg. De informatie en de goede voorbeelden die we verzameld hebben, bundelen we nu in een infopakket dat breed verspreid zal worden onder de lokale besturen. Samen met de VVSG bekijk ik wanneer we een vervolgrondetafel kunnen organiseren. Lokale besturen zijn vragende partij voor zo concreet mogelijke uitwisselingen over de ‘do’s and dont’s’.
Welke doelstelling beoog ik? Momenteel zijn er meer dan dertig prestatiecontracten in voorbereiding voor de publieke sector, ook bovenlokaal. Mijn doelstelling gaat over waar je de lat op het vlak van de CO2-reductie legt. Houd daarbij meteen de 2030- en bij voorkeur de 2050-doelstellingen voor ogen. Rijd jezelf niet vast in te weinig ambitieuze langetermijnverbintenissen. Dit was mijn concrete novum dat ik heb opgestoken op de rondetafel waarop ik ook aanwezig was: sommige lokale besturen hebben een energieprestatiecontract voor twintig jaar afgesloten en zich geëngageerd voor die periode. Ze verlagen de CO2-uitstoot met 15 procent. Ze moeten nu versneld te werk gaan. Ze zijn de gevangene van dat langetermijncontract, omdat ze daar twintig jaar aan gebonden zijn. Ze kunnen in dat geval heel moeilijk die 50 of 100 procent reductie realiseren. Daarom is het signaal dat we nu geven: als je dat doet, ga ineens ver genoeg in je ambitie. Doe het misschien in minder gebouwen, maar op een drastische en heel verregaande wijze.
Lokale besturen zijn natuurlijk vrij om hun eigen keuzes te maken qua verduurzaming in het publieke patrimonium, maar ik geloof wel dat een heel aantal via dat type contract ontzorgd is en versneld meer gebouwen kan aanpakken.
Voor mij is dat een puzzelstuk, een deel van het instrumentarium van klimaatoplossingen. Ik verwacht nog tientallen lokale besturen die daarmee in de nabije toekomst aan de slag zullen gaan. De markt van facilitering en uitvoering zal nog sterk uitbreiden. Samen met onze partners, waaronder de Vlaamse Confederatie Bouw en de VVSG, gaan wij daar mee onze schouders onder zetten. Als we een Lokaal Energie- en Klimaatpact tekenen, is het mijn taak als minister om te faciliteren, te informeren en de ambities in concrete acties te laten omzetten. Dat was de grote ambitie van die rondetafel en alles wat daarop volgt.
De heer Warnez heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik heb begrepen dat u bij die klimaatprestatie een aantal dingen helpt aanbesteden en coördineren, eigenlijk een beetje een kader creëren als ik het zo mag noemen. U sprak over meer dan zestig lokale besturen die een vastgoedstrategie opnemen. Is dat iets dat Vlaanderen begeleidt? Of zit de opmaak van die vastgoedstrategie ook in dat project? Of niet? Dat lijkt me ook wel een belangrijke conditio sine qua non om te beginnen. Dat gaf u zelf ook aan. Verder is er het rondetafelgesprek. Meestal is dat al een waardemeter. Was er wat volk aanwezig? Of was het geen open oproep voor alle lokale besturen?
Minister Somers heeft het woord.
Het Vlaams Energiebedrijf volgt die vastgoedstrategie mee op. Ze doen dat met Sutainable Real Estate 2050 (SURE2050). Met dat project wordt die vastgoedstrategie verder opgevolgd, daar heb je dus een partner.
Wat uw tweede opmerking betreft, denk ik dat het inderdaad een oproep was. Ik zou het moeten nakijken of het een open oproep was. Er waren wel een vijftiental gemeenten, uit het hoofd – ik wil u de juiste cijfers geven. Ze kwamen vooral uit de regio, een paar van iets verder. Kortrijk was er bijvoorbeeld ook aanwezig, ook een aantal Kempische gemeenten waren er. Dat was een eerste aanzet. We hebben nu natuurlijk de mogelijkheid om dat verder uit te rollen en de informatie te delen. Ik denk dat het nuttig kan zijn om daarrond nog een tweede rondetafel op te zetten, een vervolgtraject. Ook de Confederatie Bouw was aanwezig. Het algemeen aanvoelen was dat men dit wel een heel nuttige bijeenkomst vond. Ze bood die hands-on informatie die lokale besturen nodig hebben en ze konden van elkaar leren wat de valkuilen zijn. Een van de valkuilen heb ik daarjuist beschreven. Er was ook het besef dat we de illusie voor een stuk moeten loslaten om binnen de looptijd van dat contract dusdanig diepgaand te kunnen renoveren dat binnen de contracttermijn alles is afbetaald. Dan is het complementair. Binnen de vastgoedstrategie kun je het patrimonium eens echt grondig analyseren, en zien of daar niet een aantal gebouwen in zitten die men niet echt nodig heeft. Kunnen we die afstoten en kunnen we dat geld gebruiken om de andere gebouwen energetischer te maken dan we vandaag de dag eigenlijk ambiëren? Dat is eigenlijk een beetje het onderliggende waarvoor we de verschillende partners bij elkaar brengen. De rondetafel is goed verlopen, het was echt de moeite waard. Vandaar de suggestie om er in de toekomst nog zo een te organiseren.
De heer Warnez heeft het slotwoord.
Ik dank de minister voor zijn antwoord.
Wij treden u bij.
De vraag om uitleg is afgehandeld.