Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Minister, collega’s, het Afstammingscentrum bestaat ondertussen 1 jaar, het mag 1 verjaardagkaarsje uitblazen. Daarover wil ik een paar vragen stellen. Ik zal mijn inleiding sterk verkorten aangezien we nog heel wat op de agenda staan hebben. Zoals u weet, zijn er sinds ik de vraag opstelde al 162 aanmeldingen geweest. Dankzij de omkadering en ondersteuning van het Kenniscentrum Pleegzorg kunnen het Afstammingscentrum en haar teamleden zich ontwikkelen tot een echt expertisecentrum. De dienstverlening is zeer laagdrempelig. Via een geïntegreerde aanpak en duurzame samenwerkingen met relevante professionals en organisaties wil het centrum ook het grotere publiek sensibiliseren en beleidsadviezen formuleren.
Onlangs werd het jaarverslag gepubliceerd waarin bepaalde uitdagingen staan. Ik ga ze niet allemaal opnoemen, maar het gaat bijvoorbeeld over een betere regeling, de beperking tot de eerste graad, de hoge kostprijs enzovoort. De auteurs stellen zich ook vragen bij de verdere uitbouw van het Afstammingscentrum zowel op het vlak van personeel als financieel. Verder willen zij de samenwerking met het Rijksarchief decretaal verankeren en zien ze het beleidskader voor het DNA-onderzoek liever anders.
Daarom stel ik de volgende vragen, minister. Op welke manier zult u de uitdagingen en de toekomst van het Afstammingscentrum aanpakken? Welke voorstellen kan men verwachten? Zijn er voorstellen die op middellange termijn kunnen worden uitgevoerd? En welke timing wordt hier aangehouden? Welke hefbomen zult u inzetten om de Federale Regering te doen bewegen om bepaalde regelingen te treffen, zoals bijvoorbeeld rond het discreet bevallen, wat toch tot afstammingsvragen leidt? In welke mate wordt het Afstammingscentrum hierbij betrokken? Uit het jaarverslag kan men niet afleiden of de cliënten bevraagd zijn over de dienstverlening. Komt er alsnog een tevredenheidsenquête of een gebruikersbevraging?
Minister Beke heeft het woord.
Eind maart 2022 heeft het Vlaams Centrum voor Adoptie (VCA) het jaarverslag van het Afstammingscentrum ontvangen. Vorige week heeft mijn kabinet samengezeten met het Afstammingscentrum om dat jaarverslag te overlopen en de aandachtspunten en aanbevelingen te bespreken. Op basis van deze evaluatie wordt nu samen met het VCA nagegaan of, en welke acties er, ook op regelgevend vlak, nodig zijn, om de werking van het Afstammingscentrum te versterken.
In mei 2022 start ook de werkgroep ‘nazorg en begeleiding’ die kadert binnen de hervorming van de interlandelijke adoptie. Binnen deze werkgroep zal worden nagegaan hoe het nazorglandschap voor geadopteerden kan worden versterkt, onder meer via integratie van acties binnen bestaande instanties, waaronder het Afstammingscentrum. Het Afstammingscentrum maakt deel uit van deze werkgroep en zal hier dus een actieve rol in vervullen. Het Afstammingscentrum wijst in haar jaarverslag ook op de impact die de verdere invulling van de nazorg en begeleiding voor interlandelijke adoptie kan hebben op haar werking.
In het kader van de hervorming van de interlandelijke adoptie worden er op korte termijn gesprekken gepland met het federale niveau, onder andere met de FOD Buitenlandse Zaken en de Federale Centrale Autoriteit binnen de FOD Justitie. Ook het treffen van een regeling voor draagmoederschap en discreet bevallen is federale materie. Gelet op de belangrijke impact die dergelijke regelgeving heeft op het recht op toegang tot afstammingsinformatie, is het aangewezen om dit vanuit Vlaanderen actief mee op te volgen om na te gaan op welke manier een regeling kan worden uitgewerkt omtrent draagmoederschap en discreet bevallen die maximaal waarborgen biedt aan de betrokkenen. Vlaanderen kan hier enkel suggesties doen en dat zullen we te gepasten tijde ook doen. Het Afstammingscentrum geeft in het jaarverslag aan benieuwd te zijn naar wat er te gebeuren staat rond bijvoorbeeld draagmoederschap en discreet bevallen. De organisatie zal dan ook geïnformeerd en waar nodig geconsulteerd worden als zich hieromtrent nieuwe ontwikkelingen voordoen. Verder spreekt het voor zich dat het Afstammingscentrum zelf, en dit vanuit de eigen opdracht en praktijkervaring, uiteraard een belangrijke rol te spelen heeft in het maatschappelijke debat over deze thema’s.
Het Afstammingscentrum heeft recent, 1 jaar na haar opstart op 1 april 2021, een korte online bevraging uitgestuurd naar alle cliënten die er effectief een lopend dossier hebben en naar de personen die contact opnamen, maar hun vraag niet verder opvolgden. De deadline voor reactie verstreek op 18 april 2022. Het centrum heeft de intentie om jaarlijks een dergelijke bevraging te organiseren.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Bedankt, minister, voor uw antwoorden. Ik ben tevreden te horen dat wij het centrum zeker een blijvende rol zullen laten spelen. Ik denk dat dat belangrijk is. Zij zijn een jaar geleden opgestart, ze hebben een heel duidelijke werking en doelstelling. Ik denk dat we met hun bezorgdheden aan de slag moeten, maar ik ben wel tevreden dat u hun rol erkent, ook wat de federale materie betreft. Want ik denk dat het heel belangrijk is om afstammingsvragen daarrond in de toekomst te vermijden. Ik hoop dat we het centrum vanuit Vlaanderen een uitgebreide en goede toekomst kunnen geven.
De heer De Reuse heeft het woord.
Collega Wouters, die dit voor ons opvolgt, vroeg me om volgende bezorgdheden en vragen over te maken. Inspraak van doelgroepen in samenwerkingsverbanden met hun organisaties is belangrijk voor de geloofwaardigheid en de groei van het Afstammingscentrum. We stellen echter vast dat donorkinderen, de groep voor wie het Afstammingscentrum onder meer werd opgericht, zowel in de stuurgroep als in de dagelijkse werking ontbreken. De vraag is hoe er gecommuniceerd wordt tussen deze groep en het Afstammingscentrum. Hoe komt het dat de groep niet werd opgenomen in de stuurgroep of de dagelijkse werking? Zal die rechtstreekse lijn in de toekomst wel gelegd worden en zal zo blijken dat ze ook met donorkinderen wensen te werken?
Daarnaast vinden we in het jaarrapport het aantal vragen en aanmeldingen terug. Dat zijn er 162. Maar het aantal gerealiseerde matches zijn niet terug te vinden, terwijl dit toch een belangrijke parameter is die het succes van het Afstammingscentrum zou weergeven. De concrete vraag is, hoeveel matches zijn er het afgelopen jaar bewerkstelligd tussen biologische ouders en kind?
Het Afstammingscentrum heeft tot slot slechts beperkte mogelijkheden, zoals reeds aangehaald in het rapport. Donorkinderen en geadopteerden hebben meer kans om verwanten te vinden via de internationale databanken die miljoenen DNA-profielen bevatten. Bovendien zijn er heel wat belangengroepen die zich met dat DNA-onderzoek bezighouden en die zelfs direct samenwerken met de landen van herkomst. De testen die hiervoor gebruikt worden, zijn dezelfde als die die het Afstammingscentrum gebruikt, maar ze zijn eenvoudiger te bestellen en uit te voeren en ook goedkoper. Zou het niet gemakkelijker en eventueel kostenbesparend zijn, minister, om deze belangengroepen te ondersteunen in hun werking daarrond?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, het is een thema dat mij heel nauw aan het hart ligt en het resultaat is van de hoorzittingen die we vorige legislatuur hebben georganiseerd rond de gedwongen adopties. Het Afstammingscentrum is nu een jaar aan het werk en we lezen in het jaarverslag heel wat bekommernissen, onder meer de beperking tot de eerste graad. Het zijn bekommernissen die wij absoluut delen. Ik hoop dat we binnen afzienbare tijd daarin een aantal stappen kunnen zetten. Maar goed, op een bepaald moment zijn er keuzes gemaakt om toch al met het Afstammingscentrum van start te kunnen gaan. Dit gebeurde wel vanuit de ambitie om het continu te evalueren en nadien mogelijk verdere stappen te zetten. Over de metissen bijvoorbeeld, minister, kreeg u onlangs nog een verzoekschrift en het staat morgen op de agenda van de plenaire vergadering. Voor hen is een match die maar kan worden gezocht tot de eerste graad, geen oplossing. Vanuit onze fractie is er absoluut de vraag en de ambitie om in de toekomst verdere stappen te kunnen zetten in de werking.
U hebt gelijk, collega De Reuse, dat we de grote internationale DNA-databanken hebben, waartoe men zich heel makkelijk kan richten en waar het goedkoper is. Dat is ook iets waarrond we moeten werken. Want waar wij via het huidige Afstammingscentrum voor zorgen, is psychologische begeleiding. Dat ontbreekt bij de internationale DNA-databanken, terwijl ze heel belangrijk is. Dan wil ik ook nog iets opmerken bij de vraag die u stelt naar cijfers. We moeten niet alleen kijken naar hoeveel matches er binnen het Afstammingscentrum gerealiseerd zijn, maar ook naar hoeveel mensen de weg naar het centrum gevonden hebben, hoeveel mensen we hebben kunnen begeleiden en voor hoeveel we hun vraag hebben kunnen oplossen. Dat kan een ingewikkelde vraag zijn, naar een match, maar soms is het gewoon een vraag naar informatie of begeleiding.
Meneer Vaneeckhout heeft het woord.
Bedankt, minister en collega, om dit te agenderen. Ik denk dat er inderdaad heel belangrijk werk verzet is en dat het na een jaar tijd is om te kijken of zowel decretaal als op andere gebieden alles voorzien is om de doelstelling die we als wetgever hadden, waar te maken. Toch komen er nog een aantal interessante aanbevelingen naar boven, waarvan ik blij ben dat u ervoor openstaat.
Ik had nog twee eerder technische vragen. Hebt u al een tijdspad, want ik denk dat er ook een aantal decretale wijzigingen moeten komen? Weet u wanneer dit afgewerkt zou zijn, zodanig dat ermee wordt verdergegaan? In het kader van de hoorzittingen rond interlandelijke adoptie werd de suggestie gedaan om de rol rond psychologische begeleiding te versterken. Dat valt voor mij gedeeltelijk samen met de middelenkwestie voor het Afstammingscentrum. In welke mate plant u op korte termijn extra investeringen zodat het centrum voldoende psychologische begeleiding kan voorzien voor mensen die op zoek gaan naar hun biologische ouders? Dit kan immers niet met de huidige middelen van het centrum waargemaakt worden.
Minister Beke heeft het woord.
Collega De Reuse, er is volgens mij geen specifieke reden om donorkinderen niet te betrekken. Integendeel, als zij zich tot het centrum wenden, dan zullen zij volgens mij ook bevraagd worden. Wat de testkits betreft zijn er inderdaad verschillende mogelijkheden. Het centrum hecht veel belang aan kwaliteit. Ook de samenwerking met de KU Leuven kadert daarin. Het centrum heeft echter ook al aangegeven om dat verder te willen onderzoeken.
Collega Schryvers, wat die metissen betreft, die kunnen op dit ogenblik inderdaad niet goed geholpen worden. Daar is een decretaal initiatief voor nodig. Ik hoop dat we snel een consensus kunnen vinden om daar werk van te maken. Wat een aantal andere elementen van het tijdspad betreft – misschien alludeerde u daar ook op, collega Vaneeckhout –, hebben we aan het VCA gevraagd om hierrond samen met het Afstammingscentrum in de loop van mei een analyse te maken, zodat we daarrond verder kunnen werken. Er start ook een werkgroep ‘nazorg en begeleiding’ op, collega Vaneeckhout. Ik vermoed dat die op een gegeven ogenblik ook nog met aanbevelingen of voorstellen zal komen.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Ik denk, minister, dat u vanuit het parlement de steun hebt om het centrum zo goed en zo breed mogelijk verder uit te bouwen, en het de nodige steun te geven. Ik hoop dat we verder decretaal werk kunnen afleveren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.