Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, eind vorig jaar werden de nieuwe eindtermen voor de tweede en derde graad secundair onderwijs goedgekeurd. Terzelfdertijd werd een onafhankelijke praktijkcommissie opgericht om tegemoet te komen aan de zorgen rond de omvang en de mate waarin de voorliggende eindtermen voldoende ruimte laten voor het eigen pedagogisch project.
In een mededeling aan de Vlaamse Regering van 2 juli 2021 konden we het plan van aanpak, het tijdspad en de samenstelling van deze praktijkcommissie lezen. Een tussentijds verslag met rapportering van de werkzaamheden en een tussentijdse evaluatie van de werking van de praktijkcommissie met eventuele bijsturingen is voorzien in maart 2022.
Eind juni 2022 moeten alle werkzaamheden afgerond zijn en volgt het opleveren van een eindrapport met eindconclusie aan de Vlaamse Regering en nadien aan het Vlaams Parlement met desgevallend concrete voorstellen tot bijsturingen aan de specifieke eindtermen. Halfweg oktober rapporteerde de praktijkcommissie al een eerste keer aan de Vlaamse Regering over haar werkzaamheden van juli tot en met september 2021.
In een mededeling aan de Vlaamse Regering lezen we dan onder meer het volgende – ik citeer: “Er vond reeds overleg plaats tussen de voorzitters van de praktijkcommissie en de voorzitter van de commissie van academici. Daarbij werd van gedachten gewisseld over een aantal ideeën ter inspiratie van het ontwikkelen van een methodologie voor het evalueren van de haalbaarheid van de specifieke eindtermen. De twee commissies zullen regelmatig uitwisselen over de gezamenlijke bril op de specifieke eindtermen, de randvoorwaarden voor succesvolle implementatie en het afwegingskader. De commissies zullen deze oefening begin december 2021 afronden. De input vanuit de commissie van academici kan dan inspiratie bieden om te komen tot een gedragen en effectieve werkmethode om de omvang en haalbaarheid van de specifieke eindtermen af te toetsen met de onderwijspraktijk.”
Minister, zijn de commissies erin geslaagd om, zoals voorzien, tegen begin december een voorstel van methodologie uit te werken? Zo ja, hoe ziet deze methodiek eruit en wat houdt ze precies in? Laat deze methodiek het volgens u ook toe dat de praktijkcommissie zal kunnen oordelen of de voorliggende eindtermen voldoende ruimte laten voor het eigen pedagogisch project en voor een kwalitatieve invulling van de praktijkcomponent of de artistieke component?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb aan de commissie van academici onder leiding van emeritus professor doctor Ludo Melis gevraagd een concrete methodologie uit te werken. Ze hebben verschillende pistes naar voren geschoven en zich gebaseerd op de werkwijze in het hoger onderwijs, een methodiek die men in het verleden heeft ontwikkeld, trouwens samen met en door professor Melis.
De praktijkcommissie van haar kant heeft de onderzoeksvragen verder verfijnd. Momenteel zitten beide commissies samen om die werkwijze en methodologie op elkaar af te stemmen. Ze hebben zich laten informeren door alle betrokken onderwijsactoren zoals de onderwijsinspectie, de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor), de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), alle onderwijsverstrekkers, de Vlaamse Scholierenkoepel (VSK), het STEM-platform (Science, Technology, Engineering and Mathematics) enzovoort. Die werkzaamheden zijn al afgewerkt.
De praktijkcommissie werkt volgens een strakke planning, waarbij we het nodige respect hebben voor een realistische timing. Ik duw daar niet te zwaar op, want het is belangrijk dat ze in volle onafhankelijkheid kunnen werken. Het zijn leden van de praktijkcommissie die zich vrijwillig engageren. Bovendien wordt de praktijkcommissie voorgezeten door twee schooldirecteurs, en het hoeft niet gezegd dat ze in deze corona- en examentijden nog wel wat andere werkzaamheden hebben.
Ze moeten in maart tussentijds rapporteren aan de Vlaamse Regering. Dat is ook het moment waarop de werking van de praktijkcommissie tussentijds wordt geëvalueerd en eventueel kan worden bijgestuurd. Midden volgend jaar zal de praktijkcommissie een eindrapport opleveren aan de Vlaamse Regering. Daarna zal vanzelfsprekend ook het Vlaams Parlement daar inzage in krijgen, want uiteindelijk gaat het over de concrete implementatie van de eindtermen die u vrij breed hebt goedgekeurd.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
De eindtermen, daar ligt het werkveld duidelijk wakker van. Het onderwijsveld vraagt daar ook duidelijkheid over, want de eindtermen zijn nu eenmaal het fundament van ons onderwijs. Volgend jaar starten we met het tweede jaar van de tweede graad en daarna wordt er gewerkt aan de eindtermen van de derde graad.
Minister, u geeft aan dat er midden maart een rapport komt met een tussentijdse evaluatie. Daaruit leid ik af dat er nog heel wat werk op de plank ligt. Ik vraag me af of we die timing wel zullen halen. Zal de praktijkcommissie de verwachte resultaten behalen, waarmee we voldoende ruimte kunnen bieden voor de invulling van een eigen pedagogisch project, waarbij ook de artistieke en de praktijkcomponent ruimte krijgen?
Ook voor het basisonderwijs moeten er eindtermen worden ontwikkeld. Uit het proces van het secundair onderwijs hebben we al geleerd dat het goed is dat er een overkoepelende ontwikkelcommissie wordt georganiseerd, zodat kan worden nagedacht over de minimumdoelen die onze eindtermen zijn. Zij vormen op die manier een belangrijke basis voor ons onderwijs.
Minister, kan de nieuwe methodiek voldoende nuttig zijn om beleidsvoorbereidend werk te doen voor de eindtermen basisonderwijs? Halen we die timing nog? Het veld vraagt echt wel duidelijkheid.
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, bij de bespreking van de eindtermen heb ik al aangegeven dat die praktijkcommissie langer moet kunnen werken. Nu staat er: eindrapport met eindconclusie in juni volgend jaar, terwijl de derde graad nog moet beginnen. Het is een praktijkcommissie, dus moet het aan de praktijk worden getoetst hoe de eindtermen worden uitgerold. Er lijken nog minstens twee jaar nodig te zijn om dat voort te zetten. Het moet er toch in zitten dat men dat volgend jaar niet gaat stopzetten.
De heer Daniëls heeft het woord.
Die praktijkcommissie is een belangrijk gegeven en een bekommernis die we allemaal al hebben geuit, en die op het snijvlak zit van twee belangrijke zaken. Aan de ene kant willen we de onderwijskwaliteit opkrikken en willen we de doelen concreter formuleren. Dat blijft vooropstaan. Aan de andere kant hebben we in de eerste plaats onze leerlingen bso, kso, tso, waar ook een praktijkluik aan zit waarvoor voldoende tijd moet zijn in het curriculum. Dat snijvlak zal worden bekeken door mensen in de praktijkcommissie. Dat was de instap van de praktijkcommissie en dat is een goede zaak.
Collega's, als politiek moeten we ons op alle niveaus terughoudend opstellen. Als wij vragen of er nog wel plaats gaat zijn voor dit en voor dat, moeten we opletten dat we die praktijkcommissie met die signalen niet in de ene of de andere richting duwen. De mensen die daarin zitten, moeten we die autonomie geven. Minister, dat hebt u ook al geantwoord op een schriftelijke vraag van een collega, dat we die autonomie daar moeten laten spelen. We moeten aan de slag gaan met het rapport dat de commissie oplevert, in combinatie met de doelen die we hebben gesteld.
Die eindtermen worden nu verder uitgerold, dat klopt. Het Grondwettelijk Hof heeft ze niet geschorst. Ik vind dat een goede zaak, omdat het zo in elk geval duidelijk is voor de leerkrachten en scholen dat we daar verder aan kunnen werken. Ik hoop dat we daar ook samen verder aan kunnen blijven werken.
Minister Weyts heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid: er is geen onduidelijkheid over de eindtermen. Die eindtermen zijn van kracht sinds september van dit jaar, punt. Wat momenteel bezig is, wat de taakstelling van de praktijkcommissie is, is nagaan in welke mate het werk dat men heeft geleverd, de ontwikkeling van die eindtermen in die zogenaamde ontwikkelcommissies – misschien eerder in een theoretische setting – correspondeert met de praktijk. Worden er bijvoorbeeld problemen vastgesteld op het vlak van haalbaarheid en de concrete uitrol van die eindtermen in de tweede graad, dan kan men op grond daarvan voorstellen doen om bij te sturen waar nodig. Ik herhaal: de praktijkcommissie werkt onafhankelijk. Ik zal er niet al te zwaar op drukken, ook niet wat betreft de methodologie die ter zake wordt gehanteerd.
Is de timing realistisch? De timing is voor mij ondergeschikt aan het resultaat. Ook daar wil ik niet al te zwaar op drukken. Het zal alleszins scherp worden, dat besef ik ten volle. Maar misschien is het voor de tweede graad wel haalbaar. En moet dat even langer duren, dat is wat mij betreft nu niet bepaald een geloofspunt. Ook daar wil ik soepel in zijn.
Maar, zoals er ook op wordt gewezen, zijn de lessen die worden geleerd natuurlijk ook van belang voor de ontwikkeling van eindtermen waar dan ook. Want ik wil wel dat de aanpassing van die eindtermen – en heel correct geformuleerd als minimumdoelen – wel een dynamischer gegeven wordt, zodat we niet tientallen jaren moeten wachten vooraleer we een volgende stap kunnen zetten met betrekking tot de actualisatie daarvan. Er is een bepaalde spanningsopbouw en een finalemoment, waardoor je in de praktijk ook veel meer gewicht toekent aan die hele discussie, met alle polariserende discussies van dien. Dat zou ik echt willen vermijden. Ook zou ik ertoe willen komen dat we op een meer regelmatige basis zorgen voor een actualisering van die eindtermen, van die minimumdoelen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Sta mij toe om te duiden waarom ik deze vraag stel, namelijk omdat er nu eenmaal heel veel vragen komen vanuit het veld. Mensen, zowel directeurs als leerkrachten en ouders, stellen mij de vraag hoe het nu precies zit. Ook veel leerkrachten die zich hadden aangemeld om mee te werken in die praktijkcommissie stellen zich de vraag wanneer ze daar nu eigenlijk iets van zullen horen. Ik vond het dan ook goed om, naar aanleiding van de mededeling aan de Vlaamse Regering, dit toch nog even duidelijk te maken. Ik zie het als een kans om het veld op deze manier te duiden wat de stand van zaken is.
Het is goed dat we lessen leren en dat we aan de slag kunnen met wat de praktijkcommissie ons zal brengen. Net als u vind ik dat we dit op een onafhankelijke manier moeten laten gebeuren en dat we hen die autonomie moeten geven. Vanuit CD&V hadden we eigenlijk heel veel geloof in die praktijkcommissie. We willen haar aan het werk zetten om het net mogelijk te maken dat de eindtermen geen beslag leggen op het eigen pedagogische project en dat we op die manier ook altijd in alle omstandigheden de praktijkcomponent en de artistieke component een kwalitatieve invulling kunnen geven.
Ik kijk in elk geval, wellicht samen met heel wat andere mensen, uit naar de uitkomst van het werk van die praktijkcommissie. Ik hoop, minister, dat er daarover transparant wordt gecommuniceerd, zodat we het veld de nodige rust en de nodige leidraden kunnen geven om zich voor te bereiden op wat er in de toekomst op hen kan afkomen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.