Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het antipestbeleid op scholen en de rol van leerkrachten daarin
Vraag om uitleg over de rol van leerkrachten bij pesten op school
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, jammer genoeg is deze vraag om uitleg vandaag heel toepasselijk, nu in een school in mijn stad, Sint-Truiden, waar ook mijn dochter naar school gaat, een zeer zwaar geval van pesten bekend is geworden. Als moeder raakt dit mij heel erg, zeker als het zo dichtbij is, maar anders natuurlijk ook.
Ik heb hier een krantenartikel over dit geval, waarin de jongen in kwestie zegt: “Het pesten begon al bij de start van het schooljaar. Er waren twee hoofdpesters en een meeloper, en de rest van de klas keek zwijgend toe. Het is begonnen met verwijten. Jij stinkt, beten ze me toe. Dan begonnen ze met pennen en gommen naar me te gooien. Al snel escaleerde dat tot zwaar fysiek geweld. Ze stompten met hun vuisten in mijn maag, sloegen me met elektriciteitskabels en spuwden in mijn gezicht.”
Die jongen moest dat allemaal ondergaan, en alles wat hij zei, maakte het erger. Wat me het meeste raakt in de getuigenis van deze jongen, is dat leerkrachten en directies intussen in het ongewisse bleven over het zware pestgeval dat zich onder hun neus afspeelde.
Minister, het is helemaal niet mijn bedoeling om de desbetreffende leerkrachten terecht te wijzen, integendeel. Ik denk dat die mensen daar zeker en vast van onder de indruk zullen zijn. Het sluit wel naadloos aan bij het onderwerp van deze vraag om uitleg.
Vorig jaar ondervroeg ik u in deze commissie over de aanpak van pesten op school. U antwoordde me toen dat er in de scholen breed moet worden ingezet en u wees op de maatregelen die al werden genomen.
Uit onderzoek waarover de media vorige week berichtten, zou nu blijken dat slechts minder dan de helft van de leerlingen van oordeel is dat hun leerkracht pestgedrag goed aanpakt en dat veel leerkrachten nog steeds niet goed weten hoe ermee om te gaan en, zoals aangehaald in mijn voorbeeld, het misschien ook niet altijd zien.
Pesten is uiteraard een ernstige problematiek, die in uiterste gevallen zelfs kan leiden tot zelfdoding, en leerkrachten moeten sleutelfiguren zijn in de aanpak, aangezien het pesten zich niet zelden op school voordoet.
Volgens Gie Deboutte, voorzitter van het Vlaams netwerk Kies Kleur tegen Pesten, komt de problematiek in de lerarenopleiding ten onrechte amper aan bod. In mijn lerarenopleiding heb ik een uur les gehad over de problematiek door de hier genoemde Gie Deboutte, wat uiteraard heel interessant was, maar natuurlijk niet genoeg.
Leerkrachten zouden vaak een eigen aanpak voorstaan, gebaseerd op eigen ervaringen of het buikgevoel, maar die zou niet steeds de juiste zijn. Dat zou onder meer bewezen worden door de bevraging van de jongeren.
Minister, hoe beoordeelt u dit onderzoek en de resultaten van de enquête onder jongeren? Bent u ook van oordeel dat er nog een tandje bijgestoken zou kunnen worden in het antipestbeleid door een betere opleiding of training van de leerkrachten? Hoe kan dit dan het best worden gerealiseerd? Zult u overleggen met de onderzoekers? Welke initiatieven neemt u in dit verband?
Minister, de opleiding is uiteraard belangrijk, maar natuurlijk wil ik ook wijzen op de aanvangsbegeleiding – daar zou ook aandacht moeten zijn voor het probleem –, en op de rol van de pedagogische begeleidingsdiensten. U bent bezig met het kerntakendebat. Hoe ziet u in het kader van de besparing op de pedagogische begeleidingsdiensten hun rol in de aanpak van het pesten op school?
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Minister, dit probleem is vandaag brandend actueel door het incident in Sint-Truiden dat we in de pers hebben kunnen volgen. De beelden en het verhaal van de jongen in kwestie komen natuurlijk heel hard binnen.
Onlangs werd de studie Teachers4Victims van de KU Leuven uitgevoerd. Daarin geeft 77 procent van de deelnemende jongeren aan dat de leerkracht inderdaad een belangrijke rol kan spelen in pestsituaties. Het is dan ook nodig dat scholen en leerkrachten hiervoor de nodige vaardigheden aangeleerd krijgen, zeker in de lerarenopleiding, maar bij uitbreiding ook in de navorming. De CD&V-fractie vindt het belangrijk dat scholen voldoende worden ondersteund in de ontwikkeling en in het uitvoeren van hun antipestbeleid, waarin ook een krachtig socialemediabeleid met bijzondere aandacht voor cyberpesten vervat moet zitten.
Het blijft een belangrijk topic in het onderwijs. Minister, u hebt dat zelf aangehaald in uw beleids- en begrotingstoelichting. Twee belangrijke elementen daarin zijn, ten eerste, het ondersteunen van scholen bij hun antipestbeleid en, ten tweede, een bijzondere aandacht voor cyberpesten in deze digitale tijden.
De cijfers uit dat onderzoek blijven toch wel heel confronterend. Een op de tien jongeren tussen 11 en 15 jaar geeft aan de laatste maanden meermaals gepest te zijn geweest op school. Een heel grote groep van die leerlingen, driekwart van hen, zegt dat ze dit vertellen aan iemand in hun omgeving. 40 procent van deze groep deelt het pestgedrag niet met hun leerkracht. Er is een enorme winst te boeken door dat gesprek op de een of andere manier open te kunnen voeren. Hoe langer het duurt voor de pestsituatie opgemerkt wordt, hoe langer het blijft aanslepen en hoe groter de mogelijke schade bij het slachtoffer kan zijn.
Het is dus belangrijk dat leerkrachten weten hoe ze een pestsituatie kunnen opmerken en aanpakken en dat er ook een veilige omgeving op school wordt gecreëerd voor leerlingen om hierover te praten. Dat lijkt misschien heel simpel, maar het is een enorm belangrijk item. Elke school wordt hiermee geconfronteerd, het is dan ook urgent dat er vanuit de overheid voldoende ondersteuning wordt geboden om met deze situaties om te gaan.
Minister, kunt u een stand van zaken bezorgen over de ontwikkeling van dit antipestbeleid waarnaar u verwijst in het regeerakkoord? Hoe worden de scholen hierin concreet ondersteund?
Leerkrachten zijn een sleutelfiguur in de aanpak van een pestsituatie. Hoe worden onze leerkrachten momenteel ondersteund? Welke toolbox krijgen ze hiervoor aangereikt?
In welke mate wordt er binnen dit alles de nodige aandacht geschonken aan cyberpesten en aan pesten op sociale media?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, dank voor jullie vraagstelling. Toen we deze vraag op 8 december indienden, waren we nog niet op de hoogte van de dramatische pestgebeurtenissen in Sint-Truiden. Maar laat ons eerlijk zijn, collega's, elke dag opnieuw worden er in Vlaanderen ergens kinderen gepest, blijvend gepest, fysiek gepest, gechanteerd, gekleineerd. En niet alleen op school, maar ook op de sociale media gaat het door: thuis, ‘s nachts, tijdens het weekend, op vakantie en noem maar op.
Collega Beckers verwees daarnet naar haar lerarenopleiding, ik wil dat gerust ook doen. In mijn lerarenopleiding hebben wij een aantal zaken geleerd over pesten en hoe dat aan te pakken. Ik som ze even op: ... (Stilte).
Uw internetverbinding is niet onderbroken. Tot daar de opsomming: nada, nul.
Maar hoe moet je als ouder omgaan met die digitale media en het digitaal pesten? Ik heb het dan over de twee richtingen. Ten eerste, als je kind slachtoffer is. Wanneer je kind bijvoorbeeld telkens opnieuw uit het WhatsAppgroepje van de klas wordt gegooid, dan is dat een vorm van pesten. Er wordt een parallel circuit gemaakt waarin er de hele tijd wordt gereageerd op iemand die daar niet in zit. Hoe ga je daar als ouder mee om, zowel wanneer je kind daaraan meedoet en er zelfs trekker in is als wanneer het daar geen trekker in is?
Er werd daarnet verwezen naar Gie Deboutte. Ik ga daar straks nog even op in. Het onderzoek van Isabel ten Bokkel en haar collega’s van de KU Leuven vind ik ook wel interessant, in een aantal richtingen.
Een op de tien van die 11- tot 15-jarigen geeft aan de voorbije maanden meermaals – meermaals, collega’s – gepest te zijn op school. Een op de tien, dat is veel. Dat cijfer is belangrijk, omdat dat natuurlijk veel meer inhoudt. Er wordt soms gezegd dat pesten je sterk maakt. Bij een aantal leerlingen misschien wel, bij een aantal is dat de aanleiding om zelf te gaan pesten. Maar bij een aantal anderen is dat een reden dat het zelfvertrouwen naar nul zakt, dat ze minder gemotiveerd zijn, slechtere punten halen – wat dan opnieuw een impact heeft op onze onderwijskwaliteitsdoelstellingen – en angstiger zijn enzovoort. Voor de N-VA-fractie is het dan ook heel duidelijk: pesten kan niet. Níét.
Ik wil hier dan ook een belangrijke oproep lanceren. Soms wordt er gezegd dat diegene die pest, misschien wel redenen heeft om te pesten. Laat ons daarin duidelijk zijn: neen. Het kan zijn dat je zelf met allerlei issues zit, maar pesten is niet de juiste manier om dat te laten zien.
We stellen inderdaad vast – de cijfers zijn daarnet genoemd – dat slechts 40 procent van de leerlingen erover durft te praten met een leerkracht. Dat gaat over vertrouwen. Dat gaat over de vraag: zal die leerkracht mij als slachtoffer erkennen? Zal die leerkracht, als ik niet de pester ben, maar deel uitmaak van de kring daarrond, zeggen dat ik niet mag overdragen? Want als dat antwoord komt, wordt er natuurlijk niet meer gemeld.
Maar de leerkracht moet natuurlijk weten hoe die daarin moet handelen. Ik verwijs naar de no-blamefilosofie. Op een bepaald moment weten de leerkrachten niet meer wat ze mogen zeggen. Mogen ze zeggen dat pesten niet mag, dat pesten niet goed is? Ze moeten rekening houden met alles. Collega's, ik zal heel duidelijk zijn. De leerkrachten moeten het signaal geven dat het slachtoffer gelijk heeft. Het slachtoffer moet steun krijgen en de pesters moeten tegenstand krijgen. Die duidelijke lijn moeten we allemaal samen trekken. Een leerkracht kan dat niet alleen.
En het gaat niet alleen over hoe je moet omgaan met pesten. Collega's, vanuit onze fractie wil ik benadrukken dat het ook gaat over: hoe voorkom je pesten? Want wanneer wordt er gepest? Veelal is dat wanneer er structuur ontbreekt, wanneer de mogelijkheid, de gelegenheid daartoe is. Ik wijk even af van mijn ingediende vraag. Op huidige ontwerpen van schoolgebouwen zie ik allerlei hoeken en kanten enzovoort. Dat ziet er architecturaal allemaal heel leuk uit. Maar met één of twee mensen op de speelplaats overzie je die dode hoeken niet. En die zijn voor pesters nu net heel interessant. Maar er zijn ook de medeleerlingen. Ik verwijs naar Conflixers van de Vlaamse Scholierenkoepel. Dat is uiteraard om die andere leerlingen mee te krijgen. Want dat zijn ook allemaal ogen en oren: ‘Wij willen dit niet.’
En wij verwachten vaak van leerkrachten dat ze die rol opnemen. En het komt er nog maar eens bij. Collega Beckers heeft het al gezegd: dit is geen vraag om de leerkrachten ervan te beschuldigen dat ze niets hebben gedaan. Want als dat bijvoorbeeld digitaal thuis verder gaat, dan zijn die leerkrachten er niet meer bij. Maar ze zijn wel de eerste actor, de eerste sleutelfiguur om het op te merken en om duidelijk te zijn, om weerstand te bieden tegen de pesters – want meestal zijn het de mondige leerlingen –, om dat aan te pakken in de klas en in de school. Ondanks al deze verwachtingen is het voor leerkrachten niet altijd evident om daartegen op te treden. Dat is absoluut niet evident. En gezien de beperkte focus in de lerarenopleiding en de pedagogische begeleiding zeggen leerkrachten soms: ‘Dat er nog eens bij, dat gaat te ver.’
Minister, bent u op de hoogte van het onderzoek van mevrouw ten Bokkel en haar collega’s? Hoe staat u daartegenover?
Acht u het nodig om binnen de lerarenopleiding meer aandacht te besteden aan de aanpak van pestgedrag en hoe je hier als leerkracht op kunt reageren? Ik denk dat we ook ruimer moeten kijken: gestructureerd lesgeven en het in handen houden van de boel, kan preventief werken en een garantie bieden tegen pesten.
Scholen vroegen in het onderzoek soms specifiek naar handvatten om met pestsituaties om te gaan. Welke zijn die handvatten? Want blijkbaar vinden scholen die niet meteen, ondanks het feit dat we al heel wat hebben. Welke handvatten zijn er voor de begeleiding van de betrokken leerlingen, zowel de pester als diegene die gepest wordt?
Ziet u nog andere beleidsmogelijkheden of ingangspoorten om het pestgedrag aan te kaarten en aan te pakken?
Minister Weyts heeft het woord.
Collega’s, ik begin met de vragen rond het onderzoek. We kennen het onderzoek en we hebben ervoor gezorgd dat er vrij snel contact tot stand kwam tussen mijn administratie en de betrokken onderzoekers.
De resultaten werden voorgesteld op het overlegplatform Welbevinden en Preventie van pesten op school van de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor). We hebben dus zo'n overlegplatform, waarin ook mijn administratie en de lerarenopleidingen vertegenwoordigd zijn.
Via het kenniscentrum Digisprong hebben we ook nog eens contact gehad met de onderzoekers in functie van het cyberpesten, dat serieus opgang maakt. De studie Teachers4Victims levert ons belangrijke inzichten op omdat er naast het voorkomen van pesten ook aan de leerlingen zelf wordt gevraagd hoe leerkrachten op school pesten kunnen voorkomen en verminderen. Uit dat onderzoek blijkt dat leerlingen pas naar een leerkracht toe zullen stappen als ze weten dat dat ook daadwerkelijk een verschil zal maken. Het is dus niet alleen van belang dat er wordt ingezet op een veilig klasklimaat waar leerlingen naar de leerkracht durven te stappen, maar dat er ook echt een doeltreffende reactie is van een leerkracht en dat die reactie ook voldoende zichtbaar is voor de leerlingen.
Waar we tot nu toe beleidsmatig vooral hebben ingezet op preventie van pesten, moeten we nu misschien nog meer aan de slag gaan met een adequaat en kordaat reactiebeleid, dat wordt gezien en gevoeld door de leerlingen – en niet alleen diegenen die ter zake het slachtoffer zijn. We zien in de praktijk dat het nog te vaak durft fout te lopen bij de aanpak van concrete pestsituaties. Dat is zeker zo bij complexere en moeilijkere cases of relatief nieuwe fenomenen zoals cyberpesten.
Hoe ziet ons beleid er momenteel uit? Welke extra initiatieven hebben we genomen en welke staan op stapel?
Wat betreft het beleid rond de bescherming van integriteit – en het beleid rond de preventie en aanpak van pesten is daarvan een onderdeel – zetten we in op een aantal elementen. Ten eerste zetten we in op een sterk beleid rond leerlingenbegeleiding, met aandacht voor het psychosociale welzijn van alle leerlingen. Het decreet op de leerlingenbegeleiding legt dat ook op aan de school. Ten tweede, in de nieuwe eindtermen worden ook gezondheid en wat we met een duur woord ‘sociaal-relationele competenties’ noemen expliciet naar voren geschoven via de sleutelcompetenties waarrond de eindtermen zijn opgebouwd. In het kader van pesten zijn ook de sleutelcompetenties rond burgerschap en mediawijsheid en, zeker op het vlak van cyberpesten, de digitale competenties van belang. Ten derde is er het toezichts- en kwaliteitskader van de onderwijsinspectie. De onderwijsinspectie kijkt niet alleen naar het behalen van de eindtermen, maar ook expliciet naar het beleid op het vlak van het welbevinden van leerlingen op school en de kwaliteit van het beleid op leerlingenbegeleiding. Dat wordt nu standaard meegenomen in de doorlichting.
Via die kaders zijn scholen verplicht in te zetten op de preventie en de aanpak van pesten. Laten we hen daarmee aan hun lot over? Neen. Er zijn ook concrete initiatieven ter ondersteuning van de scholen in dat beleid en in die grote doelstellingen die ik heb opgesomd. Ten eerste, scholen en centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s) kunnen terecht bij de contactpersonen integriteit van de CLB-netten van de onderwijskoepels en het gemeenschapsonderwijs met ondersteunings- en beleidsvragen rond pesten en andere vormen van grensoverschrijdend gedrag. Ten tweede, we zetten in op het informeren en sensibiliseren van scholen via Klasse en specifiek in het kader van de Week tegen Pesten.
Drie, we proberen ook concrete handvatten aan te bieden waar scholen in de klas mee aan de slag kunnen gaan. Zo kunnen scholen bijvoorbeeld terecht bij Mediawijs voor vorming, materiaal en informatie rond mediageletterdheid en cyberpesten.
Vier, we zetten in op het ontsluiten van vorming en lesmateriaal. We ondersteunen hierbij verschillende organisaties die aanvullende vorming aanbieden rond cyberpesten. Dat zijn dan vormingsavonden voor scholen en ouders rond veilig ICT-gebruik, inclusief cyberpesten, de mediacoachopleiding van Mediawijs rond online risico’s of de Clicksafe-opleiding, die leerkrachten wapent om rond online risicogedrag van leerlingen te werken.
Een volledig overzicht en beschrijving kunnen jullie vinden als jullie naar de aparte portaalpagina rond grensoverschrijdend gedrag surfen van het Departement Onderwijs en Vorming.
Recent hebben we daarbovenop nog enkele initiatieven genomen. Ik noem er vier.
Eén, samen met Mediawijs ontwikkelden we een vormingstraject voor eerstelijnswerkers – zorgleerkrachten, leerlingenbegeleiders en CLB-medewerkers – rond cyberpesten. Daarnaast is Mediawijs op onze vraag momenteel bezig met de ontwikkeling van een beleidstool die gericht is op het vormgeven van een socialemediabeleid, met expliciete aandacht voor een adequaat reactiebeleid. Die studie komt echt als geroepen. Met behulp van deze tool wordt er een beleidsplan opgesteld, zodat scholen en leerkrachten adequaat kunnen reageren in geval van verschillende situaties van cyberpesten.
Drie, ook een goede communicatie is van belang in een goed reactiebeleid. Het moet zowel voor leerlingen als ouders duidelijk zijn wat de reactie van de school is en welke stappen worden ondernomen. In de nieuwe beheersovereenkomst van de ouderkoepels hebben we pesten opgenomen als beleidsthema. Samen met het Vlaams Netwerk Kies Kleur tegen Pesten zullen wij iets uitwerken rond communicatie tussen ouders en school wanneer er sprake is van pesten.
Ten vierde is binnen mijn administratie het kenniscentrum Digisprong opgericht. Daarbinnen erkennen we het probleem van cyberpesten ook. We hebben vier speerpunten en in twee daarvan komt cyberpesten naar voren. Momenteel wordt er gewerkt aan een nieuw ICT-beleidsplan met een beleidsplanner voor scholen. Centraal staat een beleidsplanner waarin scholen volgens het vier-in-balansmodel zelf de inhoud kiezen waarmee ze aan de slag gaan. Hiervoor reikt Digisprong fiches aan waarin nuttige links, initiatieven en partners in een oogopslag te zien zijn. Cyberpesten zal een eigen fiche krijgen.
Ten slotte wat de lerarenopleiding betreft: de kritiek is terecht dat er voor pesten amper aandacht was in de lerarenopleiding. In de schoot van de werkgroep welbevinden en preventie van pesten van de Vlor hebben we ervoor gezorgd dat er een traject wordt gelopen rond de vraag hoe aandacht voor welbevinden een structurele plek kan krijgen in het curriculum van de lerarenopleiding. Dit resulteerde in een inspiratietekst met advies en een overzicht van de kennis en competenties die nodig zijn om pesten te herkennen en aan te pakken. Ook dat komt als geroepen. De bevindingen moeten we integreren in het advies, dat heel specifiek gericht is op de lerarenopleiding. Wat moet je weten om pesten te herkennen en aan te pakken? Ook op dat vlak hebben we dus stappen gezet.
Ik wil ook nog iets meegeven van cijfermateriaal, uit de studie van 2017-2018. Elk geval van pesten is er een te veel, maar als ik de data bekijk, dan zien we wel dat onze inspanningen, de verschillende initiatieven die we hebben genomen rond pesten – trouwens ook samen met de Vlaamse Scholierenkoepel (VSK), die met hun Conflixers medescholieren als laagdrempelig aanspreekpunt naar voren schoven –, geleid hebben tot een significante daling. 16,5 procent van de leerlingen die de vragenlijst correct hadden ingevuld, gaf aan de afgelopen twee maanden met pesten te maken te hebben gehad. In 2014 was dat nog meer dan 19 procent. Onze volgende bevraging zal volgend jaar zijn – we werken met intervallen van zo’n vier jaar. Ik hoop dat we dan een positieve evolutie zien. Het blijft natuurlijk een constant aandachtspunt. Ook tijdens de lerarenopleiding moet daar nog meer aandacht voor zijn, voor het herkennen van pestgedrag en voor het adequaat reageren daarop.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoorden.
Er is terecht veel aandacht gegaan naar cyberpesten. Dat is iets wat nooit stopt. Hebt u daarover al met uw federale collega’s kunnen samenzitten, over hoe dat effectief aangepakt kan worden?
Uiteraard moeten bepaalde zaken, zoals het voorbeeld dat ik net aanhaalde, zowel online als offline strafrechtelijk vervolgd kunnen worden, los van de schoolcontext. Dingen die zo ver gaan, moeten ook strafrechtelijk vervolgd worden. Maar ik wilde ook nog zeggen dat ook scholen volgens mij de mogelijkheid hebben om de dingen die in cyberspace gebeuren, als je ze al kunt bewijzen, te gaan bestraffen. Als er een vechtpartij is na schooltijd, dan kan de school toch ook sancties nemen. Het is dus niet omdat het niet echt op school gebeurt, maar in cyberspace, dat er niet kan worden gehandeld door de scholen zelf.
U verwees naar de Vlaamse Scholierenkoepel. Ik heb van hen – en de andere collega’s ook, denk ik – een e-mail ontvangen naar aanleiding van deze vraag. Wat VSK ook vraagt, minister, is een verplicht antipestbeleid op school en een centraal kenniscentrum. Ik heb daar de vorige keer ook naar gevraagd, minister, want ook de kinderrechtencommissaris heeft al gevraagd naar zo’n centraal kenniscentrum tegen pesten. Hoever staat het daarmee?
U hebt al verwezen naar die zogenaamde Conflixers. Ik denk dat dat zeker iets is wat jongeren kan helpen, die peers of gelijken, die soms ook mondiger zijn dan de gepeste zelf. Is er al onderzoek gedaan naar de effectiviteit van dit systeem? Ik wil nog altijd benadrukken dat het de volwassenen zijn – leerkrachten en ouders – die zich hiertegen moeten uitspreken.
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. We zijn het er allemaal over eens dat pesten of cyberpesten not done is en dat je daarmee grote schade berokkent aan de leerlingen in kwestie, wat hun schoolloopbaan maar ook hun mentaal welbevinden kan bemoeilijken. Ook bij cyberpesten zijn er resultaten van studies, van professor Vandebosch, die zeggen dat een op de tien jongeren aangeeft de laatste zes maanden het slachtoffer geweest te zijn van cyberpesten. Het is inderdaad belangrijk. Het is een systeem met verschillende partijen: de leerling, de pester, de klas, de school, de ouders. Het is echt wel een grote problematiek, die we zeker moeten aanpakken en die we de nodige aandacht moeten geven. Je merkt in heel veel getuigenissen dat het belangrijk is voor die slachtoffers dat ze hun hart kunnen luchten en dat ze zien dat anderen hen kunnen steunen. Daarom moeten we onze jongeren weerbaarder maken om hen daarmee te leren omgaan.
Dan maak ik graag het bruggetje naar het advies van VSK over de Conflixers. Op het lokaal niveau kennen we het gelijkaardige traject Schakeljongeren, waarbij je met het centrum voor alcohol- en andere drugproblemen (CAD) een vormingsaanbod verzorgt voor leerlingen, bijvoorbeeld rond verslaving. In Beringen doen we dat al lange tijd en daar halen we heel goede resultaten uit. Conflixers is iets gelijkaardigs. Binnen de peers maak je jongeren weerbaar om ze daarmee te leren omgaan. Ik denk dat dat zeker een interessante piste is, naast de dingen die u al vernoemd hebt, zoals inzetten op deze problematiek binnen de lerarenopleiding. Ik denk dat iedereen in deze commissie het erover eens is dat we dit niet kunnen dulden in onze samenleving.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord en, collega’s, voor de bijkomende aanbevelingen.
Dit thema is te belangrijk om te laten passeren, zowel langs de kant van de slachtoffers als op het vlak van de sfeer op school. U mag niet vergeten dat pesten ook een effect heeft op andere leerlingen. Dat creëert angst en heeft een effect op het school- en lesvolgklimaat. Dat heeft een heel grote impact.
U verwees daarnet naar de ouderkoepels, om ouders hierbij te betrekken. Ik denk ook dat we de ouders echt moeten meenemen, omdat pesten doorgaat na schooltijd. Het is niet langer louter een taak van de school. Dat zit zowel langs de kant van de slachtoffers, om dat als ouders boven water te krijgen, maar ook langs de kant van de pesters. Dat is voor mij toch een belangrijk gegeven dat u aanhaalde.
Wat die lerarenopleiding betreft, moet men vooral moet kijken naar de pedagogische aanpak van leerkrachten, want die heeft effecten op potentieel pestgedrag. Een klas waar een leerkracht goed gestructureerd werkt, waar een leerkracht de boel goed in de hand heeft, daar is het gewoon moeilijk om te pesten, omdat je daar als leerling niet door raakt.
U hebt daarnet ook verwezen naar de eindtermen. Dan gaat het over de andere leerlingen. Ik denk dat we die op dat vlak moeten meenemen.
Maar ik kom nog even terug op de KiVa-school van Gie Deboutte. Ik vind dat eigenlijk wel een heel interessante aanpak, minister. Ik lees even voor. Het gaat over een rol van alle leerlingen in een groepsgerichte aanpak bij het stoppen van pesten. Dankzij dit antipestprogramma genieten slachtoffers steun en begrip – een heel belangrijke – en ondervinden pesters meer tegenstand, wat hen doet inbinden.
Op die combinatie moeten we inzetten: niet alleen op de leerkracht, maar op de totaliteit. Hetzelfde geldt voor die filmpjes van die gasten in Sint-Truiden. Dat wordt gedeeld, heel veel mensen hebben daar kennis van, maar dat komt eigenlijk pas nu boven. In die sfeer moet dat veel sneller naar boven komen. Het moet direct duidelijk zijn: dit moet stoppen, hier is geen andere optie.
Ten tweede wil ik de scholen ook oproepen. Er is een orde- en tuchtbeleid in scholen. Ik zie heel veel scholen die terughoudend zijn om dat te activeren. Ik denk dat leerlingen die erover gaan, dat gigantisch signaal moeten krijgen. Dat is ook belangrijk voor de slachtoffers en ook voor de leerkrachten die ingrijpen. Als je ingrijpt en het is er inderdaad over, kun je als school op pad gaan. Maar als het zich blijft herhalen en het fysiek wordt en bijna echt crimineel gedrag is, moet het orde- en tuchtbeleid ook worden ingeschakeld. Dat kunnen we ook aan scholen meegeven, dat men daar niet te terughoudend in moet zijn als het werkelijk de spuigaten uitloopt.
De heer Danen heeft het woord.
Enkele weken geleden was er een kinderrechtendag in het parlement. Wat me daar vooral getroffen heeft, in negatieve zin, is dat aan de scholieren de vraag werd gesteld of er op hun school veel gepest werd. Ze waren het allemaal eens met die stelling. Of er goed werd op ingegrepen vanuit de school, daarmee waren ze het allemaal oneens. Eigenlijk zei iedereen – het was maar een groepje van twintig scholieren, maar toch – dat pesten op hun school een probleem was, maar dat ze tegelijk vonden dat er te weinig aan gedaan werd. Ik vind dat erg problematisch. Dat is natuurlijk maar een steekproefje. Maar als ik de verdere onderzoeken op dat vlak bekijk, stel ik toch vast dat het probleem veel groter is dan we misschien durven denken.
Ik wil even de adviezen van de Vlaamse Scholierenkoepel koppelen aan wat de heer Daniëls net zei. Hij had het over een orde- en tuchtbeleid op school. Vanuit onze fractie zijn we misschien iets minder geneigd om daar hard op in te zetten. Wij denken dat zo’n orde- en tuchtbeleid wel ingebed kan worden in een antipestbeleid. Dat is ook de vraag die de Scholierenkoepel stelt. De studie heeft aan de Scholierenkoepel gevraagd: ‘Wat kan ik doen?’ Zij hebben gezegd dat ze een aantal dingen voorstellen. Ze stellen onder andere voor dat scholen een antipestbeleid voeren en dat u hen daartoe moet verplichten. Ik weet dat u niet graag verplicht, maar ik zeg maar wat zij naar voren geschoven hebben.
Daarnaast is er ook het kenniscentrum. U hebt gesproken over een aantal kenniscentra rond cyberpesten. Ik denk dat pesten ruimer gaat dan cyberpesten alleen. Zij vragen ook dat elk antipestbeleid past binnen een breder welbevindenbeleid, ook uitlegt hoe de school samen met leerlingen een visie op pesten heeft uitgewerkt, aangeeft waar leerlingen terechtkunnen met hun problemen, duidelijk maakt wat scholen doen wanneer er toch gepest wordt en aantoont hoe de school nagaat hoe het beleid echt werkt. Ik denk dat dat een cultuur is die in scholen op een positieve manier moet binnensluipen. Dat moet geen thesis of een boekwerk van honderden pagina’s zijn. Ik denk dat je op vijf, zes of zeven pagina’s ook al heel goed kunt omschrijven wat je aan pesten kunt doen en zo kunt zorgen voor een preventief klimaat waar pesten geen kans krijgt.
Mijn vraag is concreet: volgt u de vraag van de Vlaamse Scholierenkoepel om scholen te verplichten om een antipestbeleid op te stellen?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dit zijn zeer interessante vragen. Ik heb ooit, lang geleden ondertussen, mijn thesis gemaakt en het uitgangspunt was: wat zijn de verwachtingen van de leerlingen ten aanzien van hun leerkracht? Wat moet een leerkracht allemaal kunnen? Wat verwachten leerlingen van hun leerkracht, en wel heel specifiek naar het opvangen van hun welbevinden? Ik had dan een aantal aanbevelingen ten aanzien van de lerarenopleiding. Ondertussen, collega’s, moeten we verder kijken dan die lerarenopleiding alleen. Dan leg ik graag de link met het verbindend schoolklimaat. We kunnen wel aangeven wat er allemaal in de lerarenopleiding gegeven zou kunnen worden, maar mij lijkt het vooral belangrijk om bijvoorbeeld tijdens de aanvangsbegeleiding die nu wordt opgezet voor beginnende leerkrachten en waar ook uren voor vrijgemaakt worden, met dat verbindend schoolklimaat, de participatie naar leerlingen toe en alle zaken die hier al vermeld zijn, net die beginnende leerkrachten sterker te maken.
Want hoe kun je als student in de lerarenopleiding bijvoorbeeld het luikje binnen het beroepsprofiel ‘lid van een team’ verwerven? Hoe kun je die competenties verwerven? Ik denk dat dat zeker ook meer aandacht moet krijgen bij die aanvangsbegeleiding.
Minister, ik stel mij de vraag hoe we dat nog kunnen versterken. Ik denk dat het geen nut heeft om zaken van hogerhand op te leggen, maar dat we net op zoek moeten gaan hoe scholen dat verbindend schoolklimaat kunnen versterken en dat alle aanbevelingen die hier gebeuren, net meer vanuit de lokale context vorm kunnen krijgen. Eén zaak die mij belangrijk lijkt, is inzetten op de begeleiding van leerkrachten. Dan is de vraag of de aanvangsbegeleiding daar ook meer aandacht kan krijgen.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Mijn tussenkomst sluit redelijk aan bij wat collega Vandromme zei. Ik denk dat we hier inderdaad een verbindende tussenkomst hebben, dat we er allemaal van overtuigd zijn, zowel de minister als elk lid van de commissie, hoe belangrijk dat thema is en dat het op alle vlakken aangepakt moet worden. Ik vind het dus belangrijk dat het thema op de agenda komt. Ik sluit mij aan bij collega Vandromme en wil ook melden dat we niet te veel zaken van bovenaf moeten opdringen. Ik kan als voormalig schooldirecteur echt wel onderstrepen dat er in de laatste jaren al heel wat stappen vooruit gezet zijn in de scholen, ook op het niveau van scholengroepen, om pestproblematieken aan te pakken. Toen ik vroeger als leerkracht begon – dat is jammer genoeg al lang geleden – was dat een item dat nooit aan bod kwam. Er werd toen ook gepest en daar werd niet over gesproken, niet in het pedagogisch project van de school en ook niet in de personeelsvergaderingen. Wat dat betreft is er al een enorme evolutie doorgemaakt. Scholen – ik spreek dan vooral over basisscholen – zijn daar echt heel hard mee bezig, en veel bewuster dan vroeger. Dat is een eerste vaststelling die ik wil doen.
De minister kan er een coördinerende rol in spelen, maar ik vind het ook belangrijk, zoals collega Vandromme zegt, dat het van de basis uit moet komen. Het belang van die projecten moet komen van de scholen, de scholengroepen en de schoolgemeenschappen. Zij moeten daar trajecten voor opzetten. Ik wil daar ook de lokale besturen aan linken. Ik merk bijvoorbeeld in mijn gemeente dat ook de lokale besturen daar een ongelooflijk belangrijke rol in kunnen spelen. Ik heb het niet alleen over de stads- en de gemeentescholen, voor alle duidelijkheid. Wij hebben geen stads- en gemeentelijk onderwijs, wij hebben katholiek en gemeenschapsonderwijs. Toch kunnen ook lokale besturen daar een belangrijke rol in spelen. Ik denk dat de pesterijen niet alleen binnen de schoolmuren gebeuren, maar ook nog voortgezet worden in de gemeenschap zelf van een stad of gemeente. Dat probleem moet dus veel ruimer gezien worden dan binnen de schoolmuren zelf. Daar moet er ook gekeken worden hoe er trajecten – dat moet niet altijd financieel gerelateerd zijn – opgezet kunnen worden die de scholen overstijgen, maar waarmee lokale besturen, sociale diensten en noem maar op, de nodige samenwerkingen kunnen doen. Er is dus nog heel wat werk aan de winkel. Er kunnen nog heel wat positieve initiatieven genomen worden. Ik vind het wel belangrijk dat het vanuit de basis gebeurt en dat wij vanuit het parlement daar een meer coördinerende rol in kunnen spelen.
Ik heb niet alle tussenkomsten tot in detail gehoord, maar het is wel een problematiek die onze fractie heel nauw aan het hart ligt, maar ook mij als voormalig leerkracht en schooldirecteur en ook als burgemeester van mijn gemeente. Ik ben blij dat er bij de eerste tussenkomst gezegd werd dat we de leerkracht en de directie niet moeten viseren – het was collega Beckers die dat zei. Het is ook niet altijd gemakkelijk om dat te detecteren, niet als leerkracht, maar ook niet als schooldirecteur. Maar als je er dan mee geconfronteerd wordt en er zich drama’s kunnen afspelen, is het erg belangrijk dat je daar proactief op kunt ageren en reageren en dat je daar met diverse actoren mee aan de slag kunt gaan.
Het is een thema dat actueel zal blijven. Het is heel jammer dat het met een dergelijke problematiek naar voren komt. Maar ik ben er wel van overtuigd – en ik wil positief afsluiten – dat er vanuit het kabinet Onderwijs, maar ook op vele andere niveaus – de koepels, het gemeenschapsonderwijs, noem maar op – al heel wat inspanningen gedaan worden om de pestproblematieken aan te pakken in de scholen en dat er wel al mooie en grote stappen vooruit zijn gezet. Het is een thema dat ik verder met zeer veel aandacht zal blijven volgen. Want uiteindelijk is elk pestgeval er een te veel, in om het even welke school, maar ook buiten de scholen.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk dat we het grosso modo wel allemaal eens zijn, maar ik heb nog enkele puntjes.
Wat betreft de verplichting voor scholen om een antipestbeleid te voeren: dat is de facto natuurlijk ook een verplichting in het kader van het decreet op de leerlingenbegeleiding. Ook de onderwijsinspectie bekijkt in het kader van de gewone doorlichting in welke mate de school een beleid voert in functie van het psychosociaal welzijn van leerlingen.
Ten tweede: Conflixers of Netflixers? Ik zat er niet helemaal ver naast. Ik zal u zeggen waarom de verwarring er was. Het project van de Conflixers, dat tot stand gekomen is met de Vlaamse Scholierenkoepel, werkt goed. Daarbij vormen de Conflixers desgevallend eigenlijk ook een ideale tussenstap richting leerkracht of professionele hulpverlener. Het is de bedoeling dat de Conflixer probeert ofwel zelf een en ander te regelen, ofwel in tweede orde anderen erbij te roepen wanneer ze menen het probleem niet alleen aan te kunnen. Maar ik was een beetje in verwarring omdat er nu ook een film gemaakt is door Jan Verheyen, specifiek over de problematiek rond dat pesten, een project dat we ook ondersteunen. Dat is Bittersweet Sixteen. Die gaat in première, ook met de uitnodiging aan enkele scholen om aanwezig te zijn, ergens deze maand. Het zal in de tweede helft van deze maand zijn. Hierbij proberen we opnieuw op een laagdrempelige manier de problematiek ter sprake te brengen.
Ik heb een heel ruime opsomming gegeven van verschillende initiatieven, ook integratie in de lerarenopleiding. Maar het is belangrijk dat het taboe doorbroken wordt. Vandaag was er ook een heel dappere getuigenis van het slachtoffer zelf. Ik denk niet dat dat vijf of tien jaar geleden mogelijk geweest zou zijn, dat slachtoffers van pesten daadwerkelijk met een getuigenis naar voren komen. Daar kunnen we wel mee aan de slag. We proberen mensen over de streep te trekken om gewoon het probleem alvast te melden. Daarmee houden we ook een spiegel voor aan degenen die zich bezondigen aan pestgedrag. Ook dat is een heel ruim palet aan kinderen en jongeren die zich soms wel eens onbewust bezondigen aan pestgedrag.
Ik ben ook binnen Sport bezig met een initiatief. Recent nog hebben we daaromtrent een leuk boekje ter beschikking gesteld van de sportclubs, waarin we ook focussen op dat pestgedrag en het vooral jongeren proberen duidelijk te maken. Als het gaat over pesten in sportclubs, of over grensoverschrijdend gedrag – maar heel ruim bekeken – in het kader van sportclubs, blijkt zich dat vooral te situeren in hoofde van de ploeggenoten, en niet altijd te kwader trouw. Kinderen of jongeren denken gewoon dat ze een beetje plagen of spelen, niet beseffend dat dat wel heel anders overkomt bij of geïnterpreteerd wordt door andere jongeren, die dat echt ervaren als pestgedrag. Het is dus heel belangrijk dat we kinderen en jongeren een beetje de spiegel voorhouden en hen confronteren met de mogelijke gevolgen van hun eigen gedrag. Wat zij soms aanzien als plagen, kan in sommige extreme gevallen zelfs uitdraaien op fysiek pestgedrag.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, ik ben het zeker met u eens. Ik vrees dat we weinig naar onze commissie kijkende scholieren hebben, maar ik wil het volgende toch nog eens benadrukken. Uiteraard is pesten verkeerd en het is nooit de schuld van het slachtoffer. Maar ik zou toch de stille omstaanders willen oproepen – voor volwassenen geldt hetzelfde – om te melden of om tussen te komen of wat dan ook. Iedereen in onze samenleving heeft op dat vlak zijn verantwoordelijkheid en we mogen dat absoluut niet tolereren.
Ik ben het ermee eens: de getuigenis van die jongen is in dat opzicht een goede eerste stap in het bespreekbaar maken. Jammer genoeg moet er zo'n extreem voorval gebeuren, maar het zal de discussie in de klassen ook wel aanwakkeren. Zo komt er iets goeds uit een heel slechte situatie.
Het is misschien wel goed dat het centraal kenniscentrum pesten in de besparingslogica op de pedagogische begeleidingsdiensten die kennis centraliseert. Dat kan nuttig zijn. Een verplicht antipestbeleid is natuurlijk niet in tegenspraak met het inzetten op aanvangsbegeleiding. Mevrouw Vandromme, ik steun u daar heel hard in. De aanvangsbegeleiding is heel belangrijk, want als je ergens als nieuwe leerkracht begint op een school en er is zo'n antipestbeleid, en er zit op Smartschool een document van vijftien bladzijden, dan is de kans klein dat je dat gaat bekijken. Ik wil dan ook oproepen om daar toch werk van te maken en daar heel veel aandacht voor te hebben in de aanvangsbegeleiding.
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Minister, ik zie heel veel heil in het verhaal van de Conflixers. Het is iets wat bestaat, we moeten er niet veel energie meer in stoppen, we kunnen er dadelijk mee aan de slag. We moeten dat project misschien nog eens promoten in het onderwijsveld zodat ze worden herinnerd aan dat traject.
Elke situatie waarin wordt gepest, is er een te veel. Daar zijn we het over eens. We moeten elk gesprek blijven voeren, ook met onze jongeren, bijvoorbeeld met de Scholierenkoepel. In plaats van alles op A4'tjes en in dossiers te stoppen, moeten we een antipestbeleid uitdragen op school. Daarvoor hebben we alle betrokkenen nodig, alle leerlingen, leerkrachten, directie, maar ook breder. Pesten stopt niet op school, dat hebben we al gezegd. Laten we dat opentrekken naar bijvoorbeeld lokale besturen. Het is iets waar we als samenleving een duidelijk signaal in kunnen geven dat dit niet zal worden geduld. Alle betrokken instanties zouden daar al te graag aan willen meewerken.
De heer Daniels heeft het woord.
Voor de N-VA-fractie is het heel duidelijk: neen aan pesten. Dat hoort in de breedte absoluut bij de leerkrachten, maar het is ook ingebed in een school en in een schoolsfeer. Daardoor weten leerlingen waaraan en waaraf. Waar kunnen ze zich melden en bij wie kunnen ze terecht? Ook ouders moeten we betrekken in het volledige traject preventie, gestructureerd goed onderwijs, weten waaraan en waaraf, leerlingen die zich veilig voelen, ondersteuning van leerkrachten die weten waar ze terechtkunnen. Dat gaat zowel over beginnende als over oudere leerkrachten.
Ze maken foto's in Snapchat, die verdwijnen. Ik kan me inbeelden dat sommige leerkrachten niet precies weten hoe dat werkt. Ook op WhatsApp zijn verdwijnfoto's mogelijk. Die aanpak heeft ook een sluitstuk in tucht en orde. Als je dat niet toepast en je laat begaan, dan lukt het niet. Collega's, dit is iets ruimer, maar wil ik toch ook nog aankaarten. Ik denk onder andere aan filmpjes, maar ook aan besloten Facebookpagina's enzovoort. Het is als school soms verdomd moeilijk om aan sociale media, zoals de Facebooks van deze wereld, te vragen om daarin in te grijpen. Zelfs ons rechtssysteem geraakt daar moeilijk aan om zulke zaken te blokkeren, waardoor die foto's of filmpjes soms blijven rouleren.
Minister, inspireren, op de agenda houden, we moeten dit doorleven in de scholen. Wat u daarnet hebt gezegd, is juist: de evolutie inzake pesten is breed maatschappelijk, maar ook in de media aan het veranderen. Ook het onderscheid tussen plagen en pesten is iets waar scholen, ook kleuterscholen al aandacht voor hebben.
Een zeer krachtig neen tegen pesten, meld pesten, als slachtoffer maar ook als omstaander, dat is het absolute uitgangspunt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.