Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Vraag om uitleg over de bescherming van frietkoten als monument
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, tijdens de Week van de Friet zagen we u frieten bakken in Frituur Filip op de Groentenmarkt in Gent. Die frituur bevindt zich in een van de pensenkramen in het Groot Vleeshuis. De reden voor uw bezoek was de aankondiging van de primeur dat u werk wilt maken van het beschermen van bepaalde Vlaamse frietkoten als monument. U zal, naar eigen zeggen, op zoek gaan naar de hoogstaande erfgoedparels tussen de frietkoten, want de typische frietkoten gaan jammer genoeg steeds vaker verloren.
U wil de beschermingswaardige frietkoten in Vlaanderen in kaart brengen. Door uw voornemen om zuinig om te springen met beschermingen, zullen de lokale besturen een grote rol spelen in het lokaliseren van de meest merkwaardige frietkoten.
In Gent hebben we – of beter hadden we – zo wel enkele frituren. Ongeveer een week voor uw aankondiging heeft het stadsbestuur in Gent twee legendarische frietkoten laten verwijderen op de Vrijdagmarkt en het Fratersplein. De standgelden konden door de eigenaars gewoonweg niet meer betaald worden, mede door de aanslepende coronapandemie. We spreken hier dan ook over standgelden van 15.000 en 48.000 euro per jaar, hallucinante bedragen als je het mij vraagt. Een kanttekening daarbij is dat de eigenaars zelf zoveel geboden hadden voor de bewuste standplaatsen, maar ze hadden ook geen andere keuze door de wurggreep waarin het stadsbestuur hen hield. Deze hoge standgelden waren het gevolg van het opzeggen door het Gentse stadsbestuur in 2016 van de contracten van zestien frietkoten. Het stadsbestuur liet nadien de standplaatsen per opbod veilen, wat dergelijke hallucinante hoge standgelden met zich meebracht. Op de Vrijdagmarkt werd het standgeld zo plots drie keer hoger dan voorheen.
Aan welke criteria zullen de frietkoten moeten voldoen om kans te maken op een bescherming als monument? Welke instructies zullen de gemeenten krijgen om te bepalen of een frietkot als merkwaardige en hoogstaande erfgoedparel kan worden beschouwd? Hoeveel frietkoten wil u op deze manier beschermen als monument en welk budget zult u hiervoor vrijmaken? Hoe zal de bescherming van deze frietkoten gewaarborgd worden? Zullen standgelden, zoals die in Gent, ook een rol spelen in het bepalen van de subsidie?
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Toen ik de aankondiging in de krant las, verslikte ik mij toch een beetje in mijn koffie. Iedereen houdt natuurlijk van frietjes – ik ook, liever meer vet dan suiker – maar het kwam bij mij heel populair over en toch ook een beetje eigenaardig om frietkoten te beschermen als monument, temeer omdat ze in Vlaanderen vaak op een parking staan, niet van heel goede kwaliteit zijn en meestal voorzien zijn van grote afzuiginstallaties en allerhande constructies boven op hun dak. Minister, mijn vraag is of het dan eerder over de frietcultuur gaat, over het immateriële dat u wilt beschermen of dat u werkelijk de fysieke gebouwen, die meestal verplaatsbaar zijn, daadwerkelijk wilt beschermen.
De beleidsnota Onroerend Erfgoed 2019-2024 bevat de ambitie om af te stappen van een ad-hocbeschermingsbeleid. In de plaats moeten nieuwe beschermingen gekaderd worden in een breder thematisch geheel en passen binnen het referentiekader van het gehele Vlaamse grondgebied. Dat is op zich niet verkeerd. Voormalig minister Van Mechelen is destijds gestart met die thematische beschermingen omdat zo bepaalde culturen of een bepaalde historiek in kaart kunnen worden gebracht, er aandacht voor kan worden gevraagd en een draagvlak bij de bevolking. Dat heeft soms ook tot moeilijkheden geleid, bijvoorbeeld voor bunkers in de havens en dergelijke. Dat brengt soms andere problemen met zich mee als bedrijven willen uitbreiden en zo meer.
Op basis van deze vergelijkende studie zou vervolgens enkel nog het meest representatieve onroerend erfgoed worden beschermd. Deze doelstelling werd recent nog kracht bijgezet door een onderzoeksrapport van het agentschap Onroerend Erfgoed getiteld ‘Beschermd bouwkundig erfgoed in Vlaanderen’. In dat rapport worden thematische onderzoekspakketten afgebakend – coherente groepen van onroerende goederen met gemeenschappelijke kenmerken die als groep geëvalueerd kunnen worden – en de onderzoekspakketten aangeduid die het meest dringend geëvalueerd moeten worden. De evaluatie van een onderzoekspakket houdt in dat er zowel nieuwe beschermingen kunnen komen om hiaten op te vullen, als dat er bestaande beschermingen opgeheven kunnen worden omdat ze onvoldoende erfgoedwaarde hebben.
Minister, hoeveel frietkoten wenst u te beschermen? Wat is uw aanpak? Zult u ze eerst inventariseren of zullen de lokale overheden aangeven dat ze wel een bijzonder frietkotje hebben? Ik moet zeggen dat frietkotjes meestal niet zo bijzonder zijn. Ik vind dat je eerder mooie oude badkarren of badhuisjes aan zee hebt. Een frietkot staat meestal op een essentiële locatie waar veel volk is, maar ik heb eigenlijk nog nooit – maar misschien kom ik op verkeerde plaatsen – frietkoten gezien waarvan de houten constructies van dien aard zijn om ze te beschermen. Ik denk dat het ook wel wat problemen kan geven, want als je ze beschermt, moet je ze op een bepaald moment ook volledig vernieuwen. Hoe ziet u dat? Is het de bedoeling om alle frietkoten te inventariseren om daaruit de meest waardevolle exemplaren te kiezen, in lijn met het voornemen uit de beleidsnota?
Wat is de impact van deze beslissing op uw onderzoeksagenda? Zullen andere beschermingen en evaluatietrajecten hierdoor vertraging oplopen?
Frietkoten werden in het onderzoeksrapport van de administratie niet aangeduid als een prioritair thema. Waarom wenst u hier dan toch zo snel mogelijk werk van te maken? Van alle problemen met wat er vandaag beschermd is, zijn frietkoten werkelijk het eerste probleem dat we moeten aanpakken?
Een bescherming als monument heeft een verregaande impact op de bewegingsvrijheid van de eigenaar van het onroerend erfgoed. Vindt u de plichten op het vlak van instandhouding en onderhoud niet te streng voor frietkoten? Zullen naast de lokale besturen ook de eigenaars inspraak krijgen?
Wat als men die bescherming niet ziet zitten? Ik lees over het voorbeeld in Gent, ik was daar niet van op de hoogte. In Brugge zijn er ook twee frietkoten die vlak voor een monument, het Belfort, staan. De prijzen van 2016 zijn verhoogd, maar dat kwam door de invoering van de nieuwe wet. De mensen moesten bieden op een plaats, niet op de hokjes want die zijn meestal maar 10.000 of 20.000 euro waard. Het zal natuurlijk een impact hebben als men dit op essentiële plaatsen doet.
Er zijn dus vele vragen bij uw berichtgeving, maar als u het uitlegt, zal ik er mij misschien beter in kunnen vinden.
Minister Diependaele heeft het woord.
Collega's, ik dank jullie voor jullie vragen.
Voor beschermingen zijn de bepalingen van de onroerenderfgoedregelgeving richtinggevend. Bij elke bescherming worden dezelfde afwegingen gemaakt.
Om in aanmerking te komen voor bescherming, moet een locatie in eerste instantie ‘erfgoedwaarde’ hebben. ‘Erfgoedwaarde’ is gedefinieerd in het Onroerenderfgoeddecreet. Het gaat onder meer over deze zaken: architecturale, artistieke, culturele, esthetische, historische, industrieel-archeologische, en volkskundige waarde.
Daarnaast worden locaties afgetoetst aan vijf criteria: herkenbaarheid, ensemblewaarde, representativiteit, zeldzaamheid en contextwaarde. Ook de bouwfysische staat speelt mee.
Tot slot moet ook duidelijk zijn dat de draagwijdte van het Onroerenderfgoeddecreet zich tot onroerend erfgoed beperkt, dus de frietkoten moeten ook ‘onroerend’ zijn. Verplaatsbare frietkoten komen dus niet in aanmerking voor bescherming.
De afweging of iets beschermingswaardig is, gebeurt op Vlaams niveau. Dat sluit inbreng van derden uiteraard niet uit. Mijn administratie initieert de beschermingsprocedures en volgt ze op. In 2022 zal ze voor het thema ‘frietkoten’ een plan van aanpak voorleggen. Daarin komt ook de rol van lokale besturen aan bod.
Het zijn twee belangrijke punten in mijn onroerenderfgoedbeleid. Onroerend erfgoed maakt deel uit van ons dagelijks leven en is ook herkenbaar en tastbaar voor veel Vlamingen en de talrijke bezoekers. De frietcultuur is in de eerste plaats een integraal deel van onze immateriële eetcultuur, maar ook het onroerende aspect, de typische Vlaamse frietkoten, mag niet verloren gaan.
Dan het belang van de lokale besturen en de betrokkenheid van lokale erfgoedorganisaties. In de visienota heb ik het belang benadrukt om Intergemeentelijke Onroerend Erfgoeddiensten (IOED) en de Onroerenderfgoedgemeenten (OEG) te betrekken bij nieuwe beschermingen. Het is dan ook mijn intentie om de lokale beschermingswaardige frietkoten te laten oplijsten met de hulp van de mensen die er het dichtst bij staan.
Het beschermingsbeleid gaat niet uit van quota, wel van kwaliteit. Ik wil dit benadrukken, want het is een ommezwaai. Ik kan dus onmogelijk vooraf bepalen hoeveel frietkoten uiteindelijk beschermd zullen worden.
Voor een beschermd monument geldt een actieve en passieve instandhoudingsplicht. Zowel elke burger als de eigenaar en uitbater zijn gebonden het erfgoed in stand te houden, en het niet te beschadigen.
Met beschermen hangt geen budgettaire operatie samen. Er is natuurlijk wel een financieel aanbod, opnieuw met de onroerenderfgoedregelgeving als kader, en dat heeft uiteraard een focus op het in stand houden van erfgoed, en niet zozeer op de functie die het heeft. In die zin zal voor beschermde frietkoten een beroep kunnen worden gedaan op erfgoedpremies, die moeten toelaten de locatie bouwfysisch te onderhouden en desgevallend te restaureren.
Het financieren van de uitbating van frietkoten valt buiten mijn bevoegdheid.
Zoals net aangehaald, zal mijn administratie volgend jaar een plan van aanpak voorleggen. Uiteraard kan de behandeling van dit beschermingsthema niet ten koste gaan van het lopende evaluatietraject, waarover ik het daarnet in mijn antwoord op de vragen om uitleg van collega’s Brusselmans en Rzoska uitvoerig heb gehad.
Dit gezegd zijnde, is het thema wel erg actueel, en het is niet ongebruikelijk dat we daar als onroerenderfgoedsector op inspelen. De frietkotcultuur is sinds 2014 opgenomen in de Inventaris Vlaanderen van het Immaterieel Cultureel Erfgoed en er wordt geijverd voor een erkenning als immaterieel werelderfgoed. De inventaris van het Immaterieel Cultureel Erfgoed biedt alvast een aantal boeiende aanknopingspunten voor ons onroerenderfgoedinitiatief. Zo biedt hij een eerste inzicht in partners die we in de discussie moeten betrekken. En overleg is ook hier weer aan de orde.
Frietkoten zijn immers inderdaad, zoals mevrouw Van Volcem aanhaalt, functionele gebouwen en ze maken deel uit van het openbaar domein, met eigen regels en geplogenheden. Zoals veel zogenaamd ‘straatmeubilair’ zijn ze vaak gemakkelijk te verwijderen, maar daar zitten meestal genuanceerde discussies achter. We moeten zien hoe we daar als onroerenderfgoedsector op een juiste manier op inspelen. Ik ken trouwens geen onroerend erfgoed dat niet ooit een pure functionele rol had. Ik denk dat het allemaal die rol heeft gehad, en het is hier niet anders.
Mevrouw Blancquaert haalde de kwestie van de frietkoten op de Gentse Vrijdagmarkt en het Fratersplein aan. Die werden verwijderd in het kader van een discussie over standgeld. In Brussel wordt dan weer een beleid gevoerd om frietkoten te verfraaien. Het eerste vernieuwde frietkot op het Brusselse Taboraplein haalde onlangs nog het nieuws. Het kan ook niet de bedoeling zijn om door frietkoten te beschermen, de uitbating als frietkot in het gedrang te brengen.
In het kader van het vermelde plan van aanpak zal dus genuanceerd worden bekeken hoe de bijdrage van de onroerenderfgoedsector aan het vrijwaren van de frietcultuur best wordt georganiseerd.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, heel erg bedankt voor uw antwoord dat uitgebreid is, zoals we gewoon zijn.
Zoals u weet, zijn wij allesbehalve fan van quota maar wel van kwaliteit. Wat dat betreft, kan ik het enkel maar eens zijn met uw visie.
U spreekt ook over een plan van aanpak dat volgend jaar naar voren zou worden gebracht. Kunt u hierover meer uitleg geven? Is het in het voorjaar of in het najaar? Een specifiekere datum zou wel aangenaam zijn.
U sprak ook opnieuw over de rol van de lokale besturen. Hoe ver staat u momenteel met eventuele gesprekken, eventueel in samenspraak met uw collega minister Somers? Als we kijken naar het debacle van immens hoge standgelden, lijkt het me toch de moeite waard om dit te bespreken en op te nemen in het plan van aanpak.
Collega Van Volcem, ik ben het ook niet helemaal eens met uw tussenkomst. Ik vind dat dergelijke frietkoten wel behoren tot onze Vlaamse cultuur. Collega's, laat ons eerlijk zijn: een pak friet van een frituur halen, doet men meestal al op vrijdag. Het behoort toch tot een van onze Vlaamse tradities. Ik vind het een beetje jammer dat u alles bijna zou wegzetten als zijn het allemaal krotten in plaats van koten. Ik ga binnenkort een weekendje naar Brugge. Ik zal daar de plaatselijke frituren inspecteren. Collega Van Volcem, ik nodig u van harte uit in Gent, want er zijn hier wel degelijk enkele verborgen pareltjes die toch wel in aanmerking zouden komen voor dit plan.
Ik heb verder geen bijkomende vragen. Als u nog eens naar Gent komt om frieten te bakken, laat het gerust weten. We kunnen er misschien een uitstap met de commissie van maken.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, dat Vlaamse frietjes tot onze cultuur behoren en de beste van de wereld zijn, ga ik niet betwisten. Ik denk dat elke Vlaming toch één of twee keer per week frietjes op zijn bord heeft of één keer per week frietjes in het frietkot haalt omdat het beter smaakt uit een puntzakje.
Mij gaat het erover dat er toch moeilijkheden kunnen rijzen. Als je beschermt op het openbaar domein en het frietkot is van de eigenaar, dan kan men in moeilijke situaties terechtkomen, zeker als men de standplaats om de zoveel jaren in de markt moet zetten en er een opbod volgt. Men kan in een juridisch kluwen terechtkomen, minister. Ik denk dat men frietkoten die tijdelijk worden vergund op het openbaar domein, niet kan beschermen. Misschien kan dat wel op private plaatsen waar er waarschijnlijk ook mooie frietkoten zijn. Op het openbaar domein moet bescherming toch minstens in overleg gebeuren en de juridische consequenties moeten worden onderzocht. Door de tijdelijkheid waarmee die frietkoten daar staan en de bescherming als monument, kan je ze volgens mij niet meer verplaatsen. Ik wou hier graag duidelijkheid over. Ik denk niet dat je via bescherming op het openbaar domein de facto kunt privatiseren.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, het klopt dat ik als minister van Cultuur in 2014 de frietcultuur als immaterieel cultureel erfgoed heb kunnen laten erkennen. Dat was een belangrijke stap en ook een voorwaarde om er verder mee te gaan. Waar ik me wel wat zorgen over maak, is dat u zei dat wanneer frietkoten verplaatsbaar zijn, u ze niet kunt erkennen als onroerend erfgoed. Ik denk dat het klopt wat u zegt, maar een van de typische eigenschappen van een frietkot is natuurlijk dat het verplaatsbaar is. Als ik het goed begrijp, komen ze dus allemaal niet in aanmerking. Het moeten dan eigenlijk frietkoten zijn die uitgebaat worden in een gebouw, als ik het goed begrepen heb. Het zou natuurlijk wel jammer zijn dat het beperkt wordt tot die enge categorie, terwijl het typisch Vlaams is dat frietkoten op een plein staan. Ik denk inderdaad aan de Vrijdagmarkt in Gent. Dat is een typisch voorbeeld waar heel wat toeristen en studenten naartoe komen. Dat is natuurlijk wel een beperking. Ik vind het een heel goede piste dat u daar verder mee gaat. Ik heb de aanzet gegeven met de erkenning in 2014. U zet nu de stap richting onroerend goed en erkenning, maar ik denk dat daar toch wel een zwak punt zit. Ik zie niet goed welke frietkoten niet verplaatsbaar zijn. Ik heb er niet onmiddellijk in mijn hoofd, maar misschien zijn er wel een aantal. Ik had graag wat verduidelijking daarrond.
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik zal beginnen met de laatste vraag want die is terecht omdat iedereen bij een frietkot echt een kot voor ogen heeft. Maar dat is niet per se zo. Ik ben geen man van veel talenten of vaardigheden maar als er een ding is dat ik kan, dan is dat frietkoten onthouden overal waar ik ze tegenkom. Er werd daarnet gesproken over een keer friet per week. Soit. Men moet zich niet altijd voorstellen dat het een kot is.
Mevrouw Van Volcem, als het standgeld is voor een plaats die wordt verhuurd, dan gaat het per definitie over een verplaatsbaar frietkot, ergo komt het niet in aanmerking voor bescherming. Dat is hier irrelevant.
Het is lastig om uitspraken te doen over voorbeelden, omdat er dan een verwachting wordt gecreëerd dat dat zou gaan worden beschermd. Ik geef maar zaken mee die we gaan onderzoeken. Ik zit hier te kijken op een gebouw, een frietkot in Assenede, dat echt wel een zeer typisch uiterlijk heeft. We hebben ook de vraag gekregen van eentje in Oostende dat ons spontaan is toegezonden. Ik weet niet hoe het er juist uitziet. Ik herinner me uit mijn studententijd dat er een heel typisch frietkot was op de Oude Markt in Leuven maar ik weet niet of het er vandaag nog is. Dat was bekend bij de studentenpopulatie tot en met. Het gaat over dergelijke zaken. Mevrouw Blancquaert, er is ook de pensenkraam tegen het Vleeshuis waar we geweest zijn. Er is niet alleen het feit dat het een frietkot is maar ook de locatie op zich is al de moeite waard. We gaan het dus verder bekijken. Het is zelfs al beschermd. Het staat tegen het Vleeshuis en heel die omgeving daar is beschermd. Het zal nu ook worden beschermd als frietkot, wat nog iets meer is dan alleen maar als pensenkraam.
De timing is een begrijpelijke vraag maar ik heb er nu nog geen zicht op. We moeten dat nog bekijken. We zijn nu een traject gestart. Alle stappen worden gezet. Ik heb aangegeven in onze communicatie dat we met heel veel dingen bezig zijn binnen het agentschap. Zeker de screening van ons monumentenbestand vraagt behoorlijk wat tijd en werk. We kunnen dat maar mondjesmaat meenemen. Ik ga zeker geen belofte doen dat het op heel korte termijn zal zijn, want het zal niet zo zijn.
U vraagt om het standgeld mee te nemen. Stel u voor dat u in het bestuur zat in Gent. Dan zou die vraag nooit gesteld worden want ik denk dat een lokaal bestuur absoluut vindt dat dat standgeld zijn bevoegdheid is en dat iemand anders zich daar niet mee te bemoeien heeft. Ik denk dat ze gelijk hebben ook. Dat zal ik niet kunnen doen, vrees ik.
Mevrouw Blanquaert heeft het woord.
Minister, dank u wel. Als oppositielid in Gent kan ik uiteraard maar proberen wat betreft de standgelden. U kunt me dat niet kwalijk nemen. Ik heb er alle begrip voor dat het plan van aanpak niet voor meteen zal zijn. We kijken er vol spanning naar uit. Minister, ik weet niet hoe vaak in de week u frietjes eet, maar blijkbaar dan toch meer dan twee keer in de week. Dat weten we dan ook weer. Heel erg bedankt voor uw antwoorden.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw uitleg. Het is verhelderend dat u tijdelijke constructies niet als monument zult beschermen op het openbaar domein. We hebben in Brugge destijds de tijdelijke constructie van Toyo Ito gehad, wat heel veel voeten in de aarde heeft gehad. Ik zou niet willen dat op onze Brugse Markt twee tijdelijke frietkoten staan en dat we dan door de bescherming ervan problemen zouden krijgen of dat ze niet meer onderhouden zouden worden omdat er een juridisch kluwen ontstaat. Maar u hebt dat verduidelijkt en ik dank u daarvoor.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.