Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Dank u wel. Ik denk dat het een problematiek is die de volgende jaren wellicht op de agenda zal komen, of er nu al op staat, maar in de toekomst aan belang zal winnen. We hebben allemaal de coronaperiode meegemaakt, en het blijkt dat het thuiswerk toch wel een zekere stimulans heeft gekregen. Niet alleen overheden, ook bedrijven, werden toen aangezet om een fundamenteel proces op te starten om na te denken hoe hun kantoorruimtes gereorganiseerd kunnen worden. Een voorbeeld daarvan is Telenet, in Mechelen. Zij hebben al aangegeven dat ze wellicht een aantal kantoren kunnen sluiten. Het is dan natuurlijk de vraag, als de oppervlakte van kantoorruimtes teruggedrongen kan worden, wat er met de bestaande kantoren gaat gebeuren. U hebt zelf, creatief als u bent, al gezegd: ‘Waarom kunnen leegstaande kantoorruimtes, zeker in de binnensteden, niet aangewend worden voor heroriëntatie naar woningen of winkels, et cetera?’ U hebt toen ook al in dat interview – een vakantie-interview – gezegd dat lokale besturen daar de nodige creativiteit en flexibiliteit aan de dag kunnen leggen. De huidige bouwmeester heeft gezegd dat het goed is dat lokale besturen creatief met de regels omgaan, maar hij heeft ook gezegd – en terecht, vind ik – dat de Vlaamse wetgeving mee moet evolueren. Lokale besturen kunnen natuurlijk maar creatief zijn binnen het kader van een Vlaamse wetgeving.
Vandaar dat ik een aantal vragen heb, minister, omdat ik denk dat het een terecht probleem is, wanneer enkele kantoorruimtes geheroriënteerd moeten worden. Hoe ziet u dit concreet, minister? Wat bedoelde u met uw idee dat lokale besturen het vergunningsbeleid op een flexibele manier kunnen hanteren om hierop in te spelen?
Ik denk ook dat het absoluut nodig is dat de Vlaamse wetgeving de opportuniteiten moet verhogen door herbestemmingsmogelijkheden te stimuleren. Hoe ziet u de sociale woningbouw als element in deze heroriënteringsoefening?
Ten slotte: niet elk kantoor heeft al de normen van energiezuinigheid. Bij de oriëntatie naar woningen toe is het misschien gemakkelijk – het helpt altijd – als er stimulansen komen, in de vorm van subsidies, om bedrijven of overheden aan te zetten om deze heroriëntering ook concreet te maken.
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Van den Heuvel, uit de manier waarop u de vraag formuleert en de beschouwingen die u erbij maakt, blijkt duidelijk dat we op hetzelfde pad zitten en dezelfde inzichten delen. Mijn ambitie met de interventie is een dubbele. Eerst en vooral is dat lokale besturen wijzen op en laten stilstaan bij de opportuniteiten die zich misschien aandienen in het postcoronatijdperk, en ten tweede ook het debat starten op het Vlaamse niveau, vanuit mijn invalshoek van de lokale besturen. Ik ben niet de minister van Wonen, maar vanuit de lokale besturen heb ik wel een hefboom om een boeiend debat, dat we moeten voeren, op te starten.
Door corona zijn er twee dingen heel duidelijk geworden: gedeeltelijk thuiswerken zal de norm blijven. Ik hoor van heel veel administraties en bedrijven dat ze kunnen krimpen in het aantal vierkante meters en dat ze dat ook van plan zijn. Ze organiseren hun werk dan ook anders. Een tweede vaststelling – jammer genoeg iets dat heel confronterend is – is dat de woningprijzen de laatste jaren fel gestegen zijn, waardoor de woonfactuur heel duur is geworden. We moeten zoeken naar een oplossing, maar er bestaat geen ‘silver bullet’. Daar geloof ik niet in. Ik geloof wel dat er bouwstenen zijn om daaraan te verhelpen en dat dit misschien zo'n bouwsteen is.
Hoewel iedereen ervan overtuigd is dat dit soort oplossingen mogelijk moet zijn, is het in de praktijk niet altijd mogelijk om dit te doen of om dit snel te doen. In een aantal gevallen kunnen deze nieuwe functies bijvoorbeeld niet binnen de bestaande bestemmingen en stedenbouwkundige voorschriften. De opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan is een proces en traject dat enige tijd in beslag neemt. Je hebt toch algauw een doorlooptijd van twee jaar. Het is dus niet eenvoudig om dat te doen.
Zoals u weet, vormt op de meeste plaatsen het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen nog steeds de basis voor het ruimtelijk beleid. De opstelling van dat plan gebeurde uiteraard op basis van de inzichten en uitdagingen op dat moment. Dat resulteerde soms in de opname van passages in de bindende bepalingen die we vandaag vooral, ook in dit perspectief, als remmend beschouwen. Ook de omvorming van kantoren naar wooneenheden wordt in sommige bindende bepalingen uitgesloten of de facto onmogelijk gemaakt.
Zoals u weet, zijn verschillende lokale besturen – zoals Geel, Zwijndrecht en Tielt-Winge, om er maar enkele te noemen – ondertussen aan de slag voor de opmaak van een beleidsplan Ruimte waardoor dit soort achterhaalde visie kan worden weggewerkt in hun ruimtelijk beleid. Dat initiatief voor de opmaak van een beleidsplan Ruimte kan door elk lokaal bestuur op elk moment worden genomen. Ze hoeven niet te wachten op het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, omdat de nieuwe beleidsplanning net gericht is op een participatief traject met burgers en overheden. Er is geen uiterste datum voor zo’n beleidsplan Ruimte op lokaal bestuursniveau. Elk lokaal bestuur kan kiezen wanneer het eraan begint en welke thema’s er onderdeel van worden.
De nieuwe beleidsplanning Ruimte kan naast een strategische visie ook de beleidskaders maken die een actualisatie van visie aan nieuwe maatschappelijke evoluties veel vlotter kan vastknopen. Bijvoorbeeld om de beleidskaders aan te passen, volstaat een openbaar onderzoek, wat uiteraard zorgt voor de nodige flexibiliteit. Je kunt je perfect voorstellen dat een bestuur elke legislatuur het lokale ruimtelijke beleid wil actualiseren en in overeenstemming wil brengen met bijvoorbeeld het bestuursakkoord of specifieke lokale uitdagingen.
Heb ik reeds contact gehad met mijn collega-ministers? In het regeerakkoord is een evaluatie van de bestemmingscategorieën en een vereenvoudiging van de bestemmingen en de eraan gekoppelde voorschriften ingeschreven. Dat is een belangrijke passage die ons zou kunnen helpen bij het aanpakken van dit probleem. Het initiatief hiervoor ligt bij collega Demir, bevoegd voor de omgeving, die veel bevoegdheden heeft en op heel veel terreinen actief is en een hele legislatuur de tijd heeft om dit te realiseren.
Binnen het traject van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen zal de Vlaamse Regering aan dit soort uitdagingen ook aandacht kunnen besteden, onder andere via de uitwerking van de eigen beleidskaders. Het is opnieuw minister Demir die hier de agenda beheert.
Zie ik hierin ook een mogelijkheid om sociale woningbouw te stimuleren? Uiteraard. Wooneenheden hebben het best een goede sociale mix. Ook sociale wooneenheden maken deel uit van een dergelijke mix. Daar waar er wat grotere woonprojecten worden gerealiseerd, zie je die mix vaak, zowel in landelijke gemeenten als in een stedelijke context.
Bovendien worden ook sociale huisvestingsmaatschappijen geconfronteerd met schaarse en duurdere bouwgronden, en is verdichting dus ook voor hen een opportuniteit. We zien trouwens al op verschillende plaatsen creatieve ideeën ontstaan om tijdelijk of definitief wooneenheden in kantoren maar ook in andere leegstaande gebouwen te creëren. Onlangs kwamen uit Brussel – dat is al net buiten ons gewest – een aantal voorbeelden in beeld.
U vraagt tot slot hoe ik ervoor wil zorgen dat, ondanks de hoge investeringsprijs om de gebouwen woonklaar te maken, het voornamelijk betaalbare woongelegenheden worden. Zoals u weet, kan de overheid hier een rol in spelen, maar kan en wil ze de marktwerking zelf niet beïnvloeden. De mogelijke omvorming van een gebouw kan het best worden meegenomen bij het initiële ontwerp van een gebouw. Dat is natuurlijk de volgende fase. Als we bouwen, moeten we daar rekening mee houden. In het verleden is immers te vaak uitgegaan van een vaststaande monofunctionele inrichting. Wie vandaag praat met de bouwmeester, met architecten of urbanisten, hoort heel vaak dat dit de evolutie van morgen of zelfs vandaag is. Er moet worden gebouwd vanuit het inzicht dat een gebouw geen veertig jaar lang dezelfde functie zal hebben. We moeten in de toekomst veel meer uitgaan van de nood aan multifunctionaliteit, flexibiliteit en adaptiviteit. Dat betekent dat de inrichting veel makkelijker moet kunnen worden aangepast aan nieuwe maatschappelijke uitdagingen. Multifunctionaliteit by design moet de basis worden.
De eerste concrete realisaties daarvan zijn ondertussen aangekondigd. Bijvoorbeeld in Mechelen wordt aan het Keerdok, in de nabijheid van het Rode Kruisplein, een bijna klimaatneutrale parkeertoren gebouwd. Die is zo geconcipieerd dat naargelang de noden een omvorming naar kantoren of wooneenheden gemakkelijk kan. Die toren met 650 parkeerplaatsen is gebouwd vanuit het inzicht dat we in 2040 minder parkeerplaatsen nodig zullen hebben. De verschillende verdiepingen zijn veel hoger dan in een normaal parkeergebouw. Ze zijn zo hoog dat ze eigenlijk op maat zijn van kantoren of woongebouwen. Met andere woorden: wanneer we ooit minder parkeerplaatsen nodig zullen hebben, kan die toren heel eenvoudig worden omgebouwd tot kantoren, woongebouwen, school. Het is op die manier dat we in de toekomst zullen moeten bouwen. We zien dat opdrachtgevers en ontwerpers zich hier steeds meer bewust van worden en de methodiek oppikken.
Bovendien kan via herinvulling van leegstaande gebouwen de druk op de lokale koop- of huurmarkt verlicht worden, wat algemeen bijdraagt tot lagere koop- of huurprijzen op lokaal vlak.
Er zijn dus een aantal sporen. Dit is de start van het debat, maar ik denk dat we daar moeten proberen om de energie die lokaal bestaat, te mobiliseren. De ene gemeente kan de andere stad aansteken en omgekeerd. Op Vlaams niveau hebben we een aantal kaders die we al in werking kunnen stellen, die we al kunnen gebruiken. Daarnaast zitten er nog een aantal in het regeerakkoord die, wanneer ze worden uitgevoerd, de mogelijkheden nog vergroten en versterken.
Mijnheer Van den Heuvel, hebt u in Puurs-Sint-Amands ook zulke mooie projecten?
Wij hebben daar heel wat mooie projecten, voorzitter. Het voordeel van een fusie is dat die nieuwe dynamiek geeft aan de gemeente. Ik kan het u aanraden. (Opmerkingen van de voorzitter)
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik denk dat iedereen inderdaad wel beseft dat daar een mooie uitdaging ligt. Het is inderdaad zo dat die kantoormarkt wellicht zal inkrimpen en dat daar op een creatieve manier een nieuwe invulling aan moet worden gegeven. Toekomstige gebouwen zoals het voorbeeld dat u hebt gegeven, moeten op een multifunctionele manier worden gebouwd. Dat is heel vooruitziend, zeker wanneer het over parkeertorens gaat, want de verwachting is inderdaad dat de volgende decennia het aantal wagens op de Vlaamse wegen kan worden verminderd wanneer de volgende generaties meer gebruik zullen maken van deelsystemen. Dat is de uitdaging, maar het is wel goed dat we alert blijven en dat de Vlaamse overheid probeert om daar een voorsprong te nemen door de nodige instrumenten en tools aan te bieden aan de lokale besturen.
Ik denk dat pilootprojecten hier wel leuk zouden zijn. Wanneer men iets wil vernieuwen, via beleid of nieuwe inzichten, is het goed dat vanuit de overheid met pilootprojecten wordt gewerkt en dat men die kan stimuleren, bijvoorbeeld door middel van subsidies. Wanneer die vernieuwde tendensen dan een beetje ingeburgerd zijn, moet men natuurlijk ook de moed hebben om die subsidies af te bouwen.
Maar ik denk dat dit een mooi voorbeeld kan zijn waar de Vlaamse overheid de lokale besturen kan triggeren en stimuleren door bijvoorbeeld een wedstrijd of een aantal pilootprojecten extra onder de aandacht te brengen via een oproep. Zij moet daar natuurlijk dan ook de nodige middelen tegenover stellen zodat die lokale besturen daar financieel op korte termijn – op lange termijn zal dit wel zelfbedruipend zijn – een aantal voordelen uit kunnen halen. Dit is een uitdaging die zich de volgende jaren in verschillende steden en verstedelijkte kernen zal voordoen. Vandaar een warme oproep om binnen de Vlaamse Regering na te denken over pilootprojecten om op die manier deze nieuwe tendensen te stimuleren
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Van den Heuvel, ik vind dat een heel goede suggestie, waar ik zeker rekening mee zal houden. Ik zal dit bekijken binnen de schoot van de regering. Daar zijn verschillende ministers bij betrokken: minister Diependaele, minister Demir, minister Crevits en ikzelf. We zullen nagaan of we inderdaad niet wat verder op die piste van proeftuinen, projectondersteuning enzovoort kunnen gaan om daar een extra dynamiek aan te geven.
Die uitdaging komt aan: er zal leegstand zijn en niet iedereen zal onmiddellijk weten wat daarmee aan te vangen. Als we dan zien dat er een grote woningnood is en dat de woningprijzen stijgen, dan is dit geen wondermiddel – daar zijn we beiden van overtuigd – maar misschien wel een van de pistes die wat uitdieping verdienen. Ik dank u voor uw goede suggestie.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Ik stel voor dat ik in januari of februari een opvolgvraag stel. Dan weten we wat de overtuigingskracht van minister Somers … (onverstaanbaar) …
Ik stel voor dat u dat op de agenda plaatst, want ik zal dat niet doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.